direct naar inhoud van Artikel 9 Leiding
Plan: Gouweknoop, grondgebied Waddinxveen
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9928.DOSx2010x0013026IP-VA02

Artikel 9 Leiding

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Hoofdbestemming

De voor "Leiding" aangewezen gronden zijn primair bestemd voor een (ondergrondse) hogedruk aardgastransportleiding (12", 40 bar) met de daarbij behorende bouwwerken.

9.1.2 Medebestemming

Voor zover ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 9.1.1 tevens de bestemming "Waarde" is gegeven, zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden en is het bepaalde in artikel 10 van toepassing.

9.2 Bouwregels

Op de in lid 9.1.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in lid 9.1.1bedoelde bestemming worden gebouwd.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 9.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de in lid 9.1.2 bedoelde (secundaire) bestemmingen, waarbij het bepaalde in de bouwregels van de onderscheiden bestemmingen van overeenkomstige toepassing is.

Deze bouwwerken mogen slechts worden opgericht voor zover de leidingbelangen zulks gedogen. Een omgevingsvergunning voor het afwijken kan slechts worden verleend indien binnen de in lid 9.1.1bedoelde bestemming geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen zullen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij de leidingbeheerder.

Op de voorbereiding van een omgevingsvergunning voor afwijken is de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is het bepaalde in artikel 13 (Algemene Bouwregels) van toepassing.

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1 Verbodsregels

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de navolgende andere werken en/ of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het bodemverlagen of afgraven van gronden;
  • c. het aanleggen van boomgaarden;
  • d. het bebossen van gronden;
  • e. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voor zover geen bouwwerken zijnde);
  • g. het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers;
  • h. het indrijven van voorwerpen in de bodem.

9.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 9.5.1 is niet van toepassing op normale onderhoudswerkzaamheden aan de gronden waarbij geen schade kan worden toegebracht aan de leidingen en geen afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid.

9.5.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.5.1 is slechts toelaatbaar indien door die andere werken en/ of werkzaamheden geen schade kan worden toegebracht aan de leidingen en een afweging van de in het geding zijnde belangen, tot uitkomst heeft, dat een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in redelijkheid niet kan worden geweigerd.

Bij de het verlenen van de vergunning zullen de afwegingsaspecten als bedoeld in lid 17.2 van artikel 17 (Toetsingskader ontwikkelingen) in de belangenafweging worden betrokken.

9.5.4 Adviezen

Alvorens te beslissen over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.5.1 wordt door burgemeester en wethouders over de leidingbelangen schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

9.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd de in lid 9.1.1 bedoelde bestemmingsvlakken aan te passen, toe te voegen of te verwijderen met inachtneming van het onderstaande:

De wijziging kan alleen worden toegepast:

  • a. voor verwijdering: als de leiding definitief buiten gebruik is gesteld en/of is verwijderd;
  • b. voor aanpassing: als de leiding niet is verwijderd en indien aanpassing in verband met de herinrichting van het gebied gewenst of noodzakelijk is, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
    • 2. de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico binnen de belemmeringenstrook van de desbetreffende leiding ligt;
  • c. voor het toevoegen van nieuwe leidingen:
    • 1. de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico binnen de belemmeringenstrook van de desbetreffende leiding ligt;
    • 2. de veiligheid van de andere aanwezige leidingen niet wordt geschaad;
  • d. het groepsrisico is verantwoord;

Alvorens toepassing te geven aan deze regels dienen burgemeester en wethouders vooraf schriftelijk advies in te winnen bij de leidingbeheerder.

Indien burgemeester en wethouders toepassing wensen te geven aan deze bepaling dient de procedure te worden gevolgd als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening.