direct naar inhoud van 7.7 Externe veiligheid
Plan: Bedrijventerrein Nieuw Reijerwaard
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9928.DOSx2011x0000029IP-VA01

7.7 Externe veiligheid

Beleidskader

Het wettelijk kader voor externe veiligheid wordt gevormd door diverse besluiten en circulaires:

  • Inrichtingen (bedrijven): Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • Transportroutes: circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, op termijn te vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev);
  • Buisleidingen: Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Deze wettelijke kaders gaan uit van een minimum veiligheidsniveau voor locaties via het plaatsgebonden risico (PR) en het beperken van het theoretisch aantal slachtoffers in geval van een incident via het groepsrisico (GR).

Het provinciale externeveiligheidsbeleid is opgenomen in het Beleidsplan externe veiligheid en het Uitvoeringsprogramma externe veiligheid (2010). De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) heeft daarnaast, in samenspraak met de DCMR Milieudienst Rijnmond, een scenarioanalyse inclusief gemeentelijke afwegingskaders opgesteld voor de gemeente Ridderkerk.

Plaatsgebonden risico en groepsrisico

Het externeveiligheidsbeleid bestaat uit twee onderdelen: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het beleid omtrent het plaatsgebonden risico bestaat uit harde afstandseisen tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het groepsrisico is een maat die aangeeft hoe groot de kans is op een ongeval met gevaarlijke stoffen met een bepaalde groep slachtoffers. Hoe hoger het groepsrisico, hoe groter deze kans.

Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven in de vorm van contouren rond een risicobron. Het groepsrisico wordt weergegeven in een grafiek: de fN-curve. Deze curve geeft aan hoe groot de kans is op een ongeval met een bepaald aantal slachtoffers.

Binnen de plaatsgebondenrisicocontouren bestaat een bepaald jaarlijks risico om te komen te overlijden als gevolg van een calamiteit, uitgaande van een persoon die continu en onbeschermd op die locatie verblijft. Binnen deze contouren kunnen harde bouwbeperkingen gelden. Deze beperkingen kunnen per risicobron en per object verschillen.

De hoogte van het groepsrisico wordt niet alleen bepaald door de aard van de risicobron, maar ook door het aantal aanwezige personen binnen het invloedsgebied daarvan. Bij veel ruimtelijke besluiten moet de hoogte van dit groepsrisico verantwoord worden. Dit noemt men de verantwoordingsplicht van het groepsrisico.

Verantwoordingsplicht

Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre externe veiligheidsrisico's in het projectgebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (veelal de gemeente). Door de verantwoordingsplicht worden overheden gedwongen het externe veiligheidsaspect mee te laten wegen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen.

In de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (Ministeries van VROM en Binnenlandse Zaken, november 2007) zijn deze onderdelen nader uitgewerkt en toegelicht.

Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.

Onderzoek

Onderhavig inpassingsplan biedt ruimte aan de realisatie van bedrijventerrein Nieuw Reijerwaard. Vanwege de aanwezigheid van diverse risicovolle activiteiten is externe veiligheid hierbij een relevant onderwerp. De omvang van het risico wordt gevormd door de risicobron, de mogelijke effecten bij een ongeval en het aantal personen in de omgeving van de risicobron.

Risicobronnen en risicobeoordeling

Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat voor de ontwikkeling van Nieuw Reijerwaard de rijkswegen A15 en A16 en twee van de drie aanwezige hogedrukaardgastransportleidingen de grootste gevolgen voor de externe veiligheid van het gebied hebben. In mindere mate zijn een ammoniakkoelinstallatie (H.M. de Jong Koel- en Vrieshuis B.V.), een lpg-tankstation (Shell Tankstation Dierensteinweg B.V.) en een propaantank (MTS Boer-Den Hoedt) relevant.

Voor het plaatsgebonden risico zijn de 10-6-contouren (de 'veiligheidszone') van 80 meter vanuit de A15, 66 meter vanuit de A16 en de verbindingsbogen tussen de A15 en de A16, en 25 meter vanaf de propaantank van MTS Boer-Den Hoedt (50 meter indien sprake is van verminderd zelfredzame personen of grote groepen personen) relevant. Rond de aardgastransportleidingen is geen 10-6-contour gelegen.

Op het bedrijventerrein is de vestiging van inrichtingen die vallen onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) uitgesloten, met uitzondering van ammoniakkoelinstallaties, aangezien deze van belang (kunnen) zijn voor de doelgroep. In de omgeving van de windturbines is vanuit externe veiligheidsoverwegingen voorzien in een zone opgenomen waar het bevoegd gezag nadere eisen kan stellen met betrekking tot de aanwezigheid van geen ammoniakkoelinstallaties.

Verantwoording van het groepsrisico

Het groepsrisico is relevant voor de beide snelwegen en de hogedrukaardgastransportleidingen. Voor beide risicobronnen volgt uit de kwantitatieve risicoanalyse dat het groepsrisico weliswaar toeneemt, maar niet de oriëntatiewaarde overschrijdt. Vanwege de toename dient het bevoegd gezag verantwoording af te leggen over de omvang van het groepsrisico. De elementen die ten grondslag liggen aan die afweging hebben primair betrekking op de onderwerpen bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Tevens is advies gevraagd aan en gekregen van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, welke als bijlage bij het onderzoek naar externe veiligheid is gevoegd.

Kort samengevat zijn de volgende overwegingen relevant:

  • Het groepsrisico van de rijkswegen A15 en A16 en de hogedrukaardgastransportleidingen neemt toe als gevolg van de ontwikkeling, maar blijft onder de oriëntatiewaarde. Deze toename is een gevolg van een toename van de personendichtheid, waarbij voor de QRA een worstcaseaanname van 80 personen per hectare is gedaan.
  • De bereikbaarheid van het plangebied is in de huidige situatie voldoende. In het plan wordt ervoor gezorgd dat hierin voor hulpdiensten geen verandering optreedt. In het plan wordt tevens een noodontsluiting mogelijk gemaakt bij het hotel.
  • Vluchtwegen zijn eveneens voldoende: afhankelijk van de risicobron kan naar diverse richtingen worden gevlucht. Toekomstige gebouwen dienen als schuillocatie gebruikt te kunnen worden (dit dient te worden besproken met initiatiefnemers). Het Waarschuwings- en Alarmeringssysteem WAS) is niet dekkend, maar dit is niet verplicht voor een bedrijventerrein en bovendien wordt de noodzaak beperkt door nieuwe communicatiemiddelen en door de beperkte tijd tussen incident en alarmering.
  • Bluswatervoorziening is niet voldoende in relatie tot de mogelijke scenario's. Dit aspect wordt in samenspraak met de VRR uitgewerkt.
  • In overleg met de Gasunie worden bronmaatregelen besproken. In dit stadium zijn die echter nog niet aan de orde. Bouwkundige maatregelen kunnen effectief zijn, maar kunnen pas worden toegepast indien zich een ontwikkelaar of bedrijf aandient. Deze maatregelen kunnen niet in het kader van dit ruimtelijk besluit worden geëist.

Windturbines

Het inpassingsplan biedt ruimte aan windturbines. Deze kunnen een risico opleveren voor de omgeving indien een onderdeel van de turbine afbreekt. Dit kan tot directe effecten en domino-effecten leiden. In onderstaande tabel 3 is een overzicht van relevante risicoafstanden opgenomen. Voor de beoordeling van de veiligheidsconsequenties is uitgegaan van een individueel vermogen van circa 3 MW. Een nadere toelichting is opgenomen in genoemde rapportage.

Beoordelingspunt   Afstand [m]   Aspect   Opmerking  
Kwetsbare objecten   150   Externe veiligheid   Plaatsgebonden risico 10-6 per jaar.  
Beperkt kwetsbare objecten   50   Externe veiligheid   Plaatsgebonden risico 10-5 per jaar. Geen bedrijven binnen deze contour toegestaan.  
Bevi-inrichtingen   180   Domino-effecten   Binnen deze afstand zijn domino-effecten niet uit te sluiten.  
Hogedrukaardgas-transportleidingen   117   Externe veiligheid   Plaatsgebonden risico 10-6 per jaar.  
Rijkswegen (A15, A16)   50   Verkeersveiligheid   Beleidsregel Rijkswaterstaat.  

Tabel3: Afstanden tussen windturbines en objecten voor een windturbine van 3 MW met een masthoogte van 100 meter en een rotordiameter van 100 meter.

Met bovengenoemde afstanden is rekening gehouden bij de inrichting van het plangebied; zo is binnen 50 meter van een windturbine geen bebouwing toegestaan.

Om domino-effecten uit te sluiten wordt aangesloten bij de algehele beperking dat de plaatsgebondenrisicocontour (10-6 per jaar) niet buiten de perceelsgrens mag vallen, aangevuld met de mogelijkheid voor het bevoegd gezag om nadere eisen te stellen bij het verlenen van een nadere eis dat de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een ammoniakkoelinstallatie binnen 180 meter van de windturbine voor goedkeuring wordt voorgelegd aan het bevoegd gezag (overigens kan eveneens besloten worden tot gebruik van een alternatief koelmiddel met kleinere effecten). Daarbij dient een onderzoek naar de gevolgen voor het groepsrisico te worden overlegd, inclusief een beschouwing van de gevolgen voor domino-effecten als gevolg van de aanwezigheid van de windturbines.

Conclusie

De meest relevante risicobronnen zijn de rijkswegen A15 en A16 en de hogedrukaardgastransportleidingen. Het plan maakt geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk binnen de veiligheidszone van de rijkswegen en de aardgasleidingen hebben geen plaatsgebondenrisicocontour van 10-6 per jaar of meer. Tevens is rekening gehouden met de veiligheidscontouren rondom de geplande windturbines. In het inpassingsplan worden geen nieuwe risicovolle bedrijven toegestaan, met uitzondering van (ammoniak)koelinstallaties.

Het groepsrisico als gevolg van de ontwikkeling neemt toe, maar overschrijdt nergens de oriëntatiewaarde. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Voor deze ontwikkeling is een onderzoek externe veiligheid uitgevoerd, waarin tevens de elementen voor de uitwerking van de verantwoording van het groepsrisico zijn opgenomen. De meest relevante maatregel betreft het uitsluiten van Bevi-inrichtingen, met uitzondering van ammoniakkoelinstallaties, en het beperken van de plaatsgebondenrisicocontour van 10-6 per jaar tot de perceelsgrens of aangrenzende groen- en verkeersbestemmingen voor die koelinstallaties.

Uit het gevoerde onderzoek naar de externe veiligheid blijkt dat de ontwikkeling van Nieuw Reijerwaard mogelijk is op het gebied van de externe veiligheid. Enig restrisico wordt geaccepteerd.