direct naar inhoud van 7.8 Natuur
Plan: Bedrijventerrein Nieuw Reijerwaard
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9928.DOSx2011x0000029IP-VA01

7.8 Natuur

Beleidskader

Soortenbescherming

Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van plant- en diersoorten. Tegelijkertijd vormt deze wet de implementatie van Europese en internationale verplichtingen. De wet vervangt diverse wetten die voorheen betrekking hadden op de bescherming van dier- en plantsoorten en vormt samen met de Natuurbeschermingswet 1998 het belangrijkste juridische kader voor de bescherming van de natuur. Uitgangspunt van de Flora- en faunawet is het 'nee, tenzij'-principe.

De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende voorwaarden verbonden. Wel geldt dat in alle gevallen de zorgplicht voor de instandhouding en bescherming van natuurwaarden in acht moet worden genomen. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan beschermde soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken.

Bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Gebiedsbescherming

De gebiedsbescherming is geïmplementeerd in de Natuurbeschermingsweg 1998 en omvat de Natura 2000-gebieden. In de Natura 2000-gebieden zijn de beschermde natuurmonumenten alsmede de gebieden met de status Vogel- en/of de Habitatrichtlijn-gebied opgenomen. Globaal kan gesteld worden dat de gebiedsbescherming gericht is op de bescherming van de waarden waarvoor een gebied is aangewezen. Deze bescherming is gebiedspecifiek, maar kent wel de zogenaamde externe werking. Dat wil zeggen dat ook handelingen buiten het beschermde gebied niet mogen leiden tot verlies aan kwaliteit in het beschermde gebied.

Onderzoek

In het kader van onderhavig inpassingsplan is ecologisch onderzoek uitgevoerd, waarbij aandacht is besteed aan zowel de soorten- als de gebiedsbescherming.

Flora- en faunawet

Door de werkzaamheden in het plangebied zijn negatieve effecten op een aantal algemene, beschermde soorten te verwachten. Door een zorgvuldige werkwijze en het nemen van mitigerende maatregelen (onder andere juiste periode van uitvoering) kan schade worden voorkómen en blijven negatieve effecten beperkt. Voor de effecten op de algemene voorkomende, maar beschermde, soorten is geen ontheffing nodig. Voor de algemene soorten geldt een vrijstelling. In het kader van de natuurtoets is voor vogels en vleermuizen nader onderzoek uitgevoerd.

  • Vleermuizen

Uit de natuurtoets en nader veldonderzoek in 2012 zijn de effecten op vleermuizen onderzocht. Er zijn geen vaste rust- of verblijfsplaatsen van vleermuizen aangetroffen. Langs de Krommeweg en Hoogzandweg zijn vliegroutes aanwezig. Ook is langs de Krommeweg een fourageergebied aanwezig. Deze routes en het fourageergebied blijven met de ontwikkeling van Nieuw Reijerwaard behouden.

In de volgende planfasen wordt nadrukkelijk gekeken om de vliegroutes langs de Krommeweg ter plaatse van de Verbindingsweg te behouden, danwel te mitigeren. Uitgangspunt is dat eventuele negatieve effecten op vleermuizen worden voorkomen door het nemen van mitigerende maatregelen. Op deze manier worden geen verbodsbepalingen overtreden.

  • Vogels

Uit de natuurtoets blijkt dat het plangebied geschikt is als leefgebied en/of broedbiotoop (vaste verblijfplaats) van een aantal vogelsoorten. Er worden ten gevolge van de ontwikkeling geen verbodsbepalingen overtreden in het kader van de Flora- en faunawet.

De windturbines zijn niet gesitueerd in of grenzend aan een belangrijk weidevogelgebied, noch in de directe omgeving van een broedvogelkolonie. Verstoring van betekenis voor broedvogels is daarom niet aan de orde. Dit betekent dat de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar komt. Doordat het plangebied of de ruimere omgeving ervan niet als rustgebied wordt gebruikt voor ganzen en eenden, en de vliegroutes tussen natuurgebieden en ander ganzenfoerageergebieden niet over het plangebied komen, is er geen sprake van een barrière in de vliegroute tussen het foerageergebied en slaapgebied. Gezien het gering aantal vliegbewegingen is de kans op aanvaringsslachtoffers zeer gering. Bovendien is in alle richtingen voldoende achtergrondverlichting aanwezig van het omliggende stedelijke gebied, kassencomplexen en het verkeersknooppunt Ridderkerk, waardoor de windturbines ook in het donker goed zichtbaar zijn. De gunstige staat van instandhouding van vogels komt hierdoor ook niet in gevaar.

Naar aanleiding van het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage zijn de vliegroutes van purperreigers nader bekeken. De dichtsbijzijnde route betreft die over De Noord. Er zijn geen vliegroutes over, of in de directe omgeving van, Nieuw Reijerwaard. Hiermee treden geen effecten op trekkende purperreigers op.

Gebiedsbescherming

Door het bedrijventerrein kunnen (externe) effecten optreden op Natura 2000-gebieden. Volgens de effectenindicator (EL&I, 2008) zijn dat onder andere oppervlakteverlies, versnippering, verontreiniging, verdroging, verstoring door geluid, licht en dergelijke en mechanische effecten. Al deze effecten treden niet op vanwege de afstand tussen het bedrijventerrein en de Natura 2000-gebieden.

Effecten die nog wel op grotere afstand invloed kunnen hebben op Natura 2000-gebieden zijn stikstofdepositie en effecten van de windmolens op trekbewegingen van vogels. Deze mogelijke effecten zijn in een passende beoordeling onderzocht voor de gebieden binnen de invloedssfeer. Deze passende beoordeling is als bijlage bijgevoegd bij het MER. Dit betreft de Natura 2000-gebieden Boezems Kinderdijk, Donkse Laagten, Oude Maas, Oudeland van Strijen, Biesbosch en Hollands Diep en het Beschermd Natuurmonument Huys ten Donck.

In de passende beoordeling wordt geconcludeerd dat het voornemen niet leidt tot aantasting van natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden of Beschermde Natuurmonumenten. Er treden geen significante effecten op Natura 2000-gebieden op (tabel 4).

Natura 2000 gebied   status   Toelichting   Beoordeling  
Biesbosch   HR en VR   Geen gevoelige habitattypen binnen het invloedsgebied
Geen vliegroute  
Geen negatief effect  
Donkse Laagten   VR   Geen gevoelig leefgebied van soorten
Geen negatief effect op vliegroutes vogels  
Geen negatief effect  
Oude Maas   HR   geen gevoelige habitattypen en geen gevoelig leefgebied van soorten
niet aangewezen voor vogels  
Geen negatief effect  
Boezems Kinderdijk   VR
BN  
Geen gevoelig leefgebied van soorten
Geen negatief effect op vliegroutes vogels  
Geen negatief effect  
Oudeland van Strijen   VR   Niet aangewezen voor habitattypen en geen gevoelig leefgebied van soorten
Geen negatief effect op vliegroutes vogels  
Geen negatief effect  
Hollands Diep   HR en VR   Toename stikstofdepositie leidt niet tot overschrijding KDW, er is nog veel ruimte tussen achtergrondwaarde en KDW
Geen negatief effect op vliegroutes vogels  
Geen negatief effect  
Huys ten Donck   BN   De natuurwaarden waarvoor het Beschermde Natuurmonument (buiten de Natura 2000-gebieden) is aangewezen, zijn niet stikstofgevoelig   Geen negatief effect  

Tabel 4: conclusie passende beoordeling Nieuw Reijerwaard

Conclusie

De uitkomsten van het onderzoek staan de realisatie van het bedrijventerrein Nieuw Reijerwaard niet in de weg. De commissie voor de milieueffectrapportage deelt de conclusies dat significante effecten op Natura 2000-gebieden kunnen worden uitgesloten.