direct naar inhoud van 4.2 Bodem en water
Plan: Maatregelen Kierbesluit en Deltanatuur Bernisse
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9928.DOSx2009x0001785IP-OW01

4.2 Bodem en water

Zoetwaterkanaal
Het kanaal krijgt over de gehele lengte een diepte van circa 2,65 m beneden NAP, met uitzondering van Hellevoetsluis, waar het een diepte van 3,20 m beneden NAP krijgt. Het kanaal snijdt daarmee hoofdzakelijk door zand- en kleilagen, maar ook voor een deel van de dieper gelegen veenlagen.

Zoetwater wordt ingenomen bij de Bernisse, met een capaciteit van 1.124 l/s. Het tracé volgt afwisselend bestaande watergangen die worden verbreed en nieuw te graven watergangen. Op verschillende punten stroomt water af naar de polder via automatische stuwen.

De watergangen worden waar mogelijk eenzijdig verbreed en verdiept tot 1 m waterdiepte. Langs de primaire kering van de Bernisse tot de Ruigendijk wordt waar mogelijk de oude dijksloot gedempt en het zoetwater kanaal ernaast aangelegd.

Het waterpeil in het zoetwaterkanaal wordt 10 cm boven het hoogste optredende polderpeil ontworpen voor het tracé tussen de Krommedijk en gemaal Oudenhoorn. In het tracé tussen gemaal Oudenhoorn en Plattendijk betreft dit 20 cm. De huidige polderpeilen blijven ongewijzigd. In de uitstromende hoofdwatergangen langs het tracé worden automatische stuwen opgenomen als peilscheiding.

Het kanaal krijgt een "technisch" talud met een helling van 1:3. Het talud zal geen ecologische functie gaan krijgen.

Deltanatuur
De inrichting van het plangebied is afgestemd op de getijdynamiek volgens het Kierbesluit. Met een doorstroomopening aan zowel de oostkant van het plangebied als ten zuiden van het plangebied en ruim gedimensioneerde kreken kunnen globaal de volgende nat/droog percentages worden bereikt:

  • 55 % van het gebied wordt intergetijdengebied;
  • 80% van het gebied is nat bij een gemiddeld hoogwater van NAP +0,65 m;
  • 25 % van het gebied is nat bij een gemiddelde laagwaterstand van NAP +0.25m.

De kreken zorgen voor een continue in- en uitstroom van het water. Er is bewust gekozen voor doodlopende, geleidelijk ondieper wordende kreken. Daarmee wordt de dynamiek van opkomend en zakkend water goed zichtbaar aan het eind van de kreken. Voor de ligging van de kreken wordt een aanzet gegeven door het geulenpatroon uit te graven.

afbeelding "i_NL.IMRO.9928.DOSx2009x0001785IP-OW01_0005.jpg"
Afbeelding 4.1: Inrichtingsschets Deltanatuur

Ook worden verlagingen en openingen in bestaande dijken en kaden gemaakt om de stroming van het water in de beginfase richting te geven. Na verloop van tijd zal het water en daarbij de kreekvorming zijn natuurlijke gang door het gebied gaan vinden.

Rondom de boerderij en de woningen wordt een nieuwe waterkering aangelegd. De kering is geprojecteerd ruim achter de nieuwbouwwoningen langs en moet het omsloten gebied beschermen tegen overstroming.