direct naar inhoud van 7.8 Waterhuishouding
Plan: Bedrijventerrein Nieuw Reijerwaard
Status: voorontwerp
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9928.DOSx2011x0000029IP-VO01

7.8 Waterhuishouding

Beleidskader

Kaderrichtlijn Water

De kaderrichtlijn Water is een Europese richtlijn die tot doel heeft de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater te waarborgen en te verbeteren. Hiertoe hebben de waterbeheerders oppervlaktewaterlichamen moeten classificeren. Aan de classificatie hangt een maatregelenpakket om de kwaliteit te verbeteren.

Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Deze bestaat uit een samentrekking van de Wet op de waterhuishouding, Wet verontreiniging oppervlaktewateren, Wet verontreiniging zeewater, Grondwaterwet, Wet droogmakerijen en indijkingen, Wet op de waterkering, Wet beheer rijkswaterstaatswerken (natte deel), Waterstaatswet (natte deel) en de Regeling waterbodems uit de Wet bodembescherming. Alle wateraspecten waarvoor een vergunning nodig is kunnen in één watervergunning worden meegenomen.

Nationaal Bestuursakkoord Water

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen.

In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het proces van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit instrument is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat om waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat het bevoegd gezag en het waterschap samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen (bijvoorbeeld wateroverlast of verdroging) in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. In dit kader is het Waterschap Hollandse Delta in een vroeg stadium bij de planvorming betrokken. De watertoets is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) verankerd en is hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten.

Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015

Het Provinciaal Waterplan bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor 2010-2015. Het vervangt het provinciaal waterbeleid zoals dat is vastgelegd in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006). Dit nieuwe plan vervangt het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dus ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. Verder voldoet het plan aan de eisen van de nieuwe Waterwet. De provincie vertaalt in dit plan het beleid uit het nationaal waterplan en het huidige Europese beleid naar provinciale kaders en doelstellingen voor de periode 2010-2015. Conform de herziene sturingsvisie water gaat het met name om de wat vraag. De waterschappen beantwoorden in hun waterbeheerplannen vervolgens vooral de hoe vraag. De vier kernopgaven zijn:

  • 1. Waarborgen waterveiligheid
  • 2. Realiseren mooi en schoon water
  • 3. Ontwikkelen duurzame (zoet)watervoorziening
  • 4. Realiseren robuust & veerkrachtig watersysteem

Keur

Om haar taken goed uit te kunnen voeren hebben hoogheemraadschappen en waterschappen een aantal regels opgesteld. Deze regels staan onder andere in de Keur.

De Keur bestaat in essentie uit verboden en geboden. Op alle verboden en geboden kan onder bepaalde voorwaarden door het dagelijks bestuur ontheffing (vergunning) worden verleend. Dit is de toestemming om een bepaalde activiteit of ingreep uit te voeren ondanks een algemeen 'verbod'. Het kan ook gaan om een (gedeeltelijke) ontheffing op een 'gebod', zoals de onderhoudsplicht. De keur staat naast het inpassingsplan.

Onderzoek

In het kader van onderhavig inpassingsplan is invulling gegeven aan de proces van de watertoets. In bijlage 8 is een toelichting op de watertoets opgenomen.

Toekomstige waterhuishouding

Waterstructuur

Voor het versneld afvoeren van hemelwater als gevolg van aanbrengen van verhard oppervlak dient gecompenseerd te worden door de aanleg van waterberging. Gezien kleiige ondergrond is infiltratie van (hemel)water geen optie. De benodigde waterberging zal dan ook grotendeels plaatsvinden middels open water en bijbehorende groene overgangszones. Hierbij valt te denken aan berging in natuurvriendelijke oevers maar ook op natuurlijke overstromingsvlaktes, die het grootste deel van het jaar droog zijn.

De insteek voor het toekomstige watersysteem is een compacte waterstructuur te realiseren bestaande uit een aantal brede watergangen/brede waterzones (zie onderstaande figuur). Als basisstructuur geldt handhaving van de watergangen aan de randen van het plangebied en zorg dragen voor een gehele omranding van water van het plangebied voor de gewenste robuuste structuur die zorg draagt voor voldoende afvoercapaciteit naar de zones met grote waterpartijen, doorspoelbaar en goed bereikbaar voor varend onderhoud is. Hiervoor wordt een brede nieuwe watergang evenwijdig aan de Rijksstraatweg aangelegd in de Groene Wig en worden de watergangen langs de Krommeweg verbreed.

Langs de verbindingsweg wordt een brede diagonale watergang aangelegd (Blauwe wig) in aansluiting op de bestaande watergang. Aan de Rijksstraatweg worden naast de watergang overstromingsvlaktes ingericht (Groene wig). De aanvoer van water vanuit de Boezem voor de doorspoeling van het systeem zal plaatsvinden via de Blaakwetering in het zuiden van het plangebied (zie figuur 32).

Verder dient het toekomstig watersysteem zoveel mogelijk eenzijdig natuurvriendelijke oevers te bevatten en dienen de watergangen voldoende waterdiepte, rekening houdend met de aanwezige veenlagen, te bevatten. De bestaande waterstructuur aan de randen wordt ook versterkt. Daarnaast dient ruimte gereserveerd te worden voor het benodigde onderhoud. Op deze wijze kan een duurzaam en ecologisch gezond watersysteem gerealiseerd worden dat bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.9928.DOSx2011x0000029IP-VO01_0035.jpg"

Figuur 32: Indicatie stedenbouwkundig ontwerp en toekomstige waterstructuur

Toekomstig waterpeil en drooglegging

Voor het toekomstige waterpeil worden de twee peilgebieden 26A en 26 B samengevoegd met het huidige gehanteerde zomerpeil van NAP -2,4 meter. Het waterschap heeft als aanvullende wens dat peilgebieden 26A en 26B aangesloten worden bij peilgebied 27A, omdat op deze manier één groot robuust peilgebied ontstaat en een relatief grote onderbemaling wordt opgeheven. Als gevolg van deze wens zal het waterpeil met maximaal 20 centimeter stijgen. Bij de verdere uitwerking van het plan worden de mogelijkheden en gevolgen van het samenvoegen van de peilgebieden meegenomen. Hierbij wordt onder andere het functioneren van de bestaande overstorten, de drooglegging voor bestaande structuren en de benodigde ophoging in relatie tot de grondbalans in ogenschouw genomen.

Voor het stedelijk gebied (in kleiige ondergrond) is het gebruikelijk uit te gaan van een drooglegging van 1,0 meter. Dit betekent dat het verschil tussen het hoogst te hanteren waterpeil en het maaiveld 1,0 meter bedraagt. Hiervoor dient in de toekomstige situatie mogelijkerwijs lokaal het maaiveld in zeer geringe mate opgehoogd te worden uitgaand van het zomerpeil van NAP -2,4 meter. Bij de verdere uitwerking van het plan (in het waterhuishoudingsplan) wordt bepaald waar en of het plangebied opgehoogd dient te worden. Dit hangt sterk af van de keuze voor het toekomstig waterpeil in het plangebied en de aanwezigheid van veen in de bodem van het plangebied.

Waterbergingsopgave

In de beleidsregels van het waterschap wordt voor de ontwikkeling van ruimtelijke plannen als richtlijn gesteld dat 10% van het bruto oppervlak van het plangebied voor water (op zomerpeil) moet worden gereserveerd. Hierbij dient de compenserende waterberging in het peilvak te worden gerealiseerd waar de toename van het verhard oppervlak wordt aangelegd. In overleg met de waterbeheerder kan afgeweken worden van dit standaard uitgangspunt onder voorwaarde dat specifieke berekeningen worden verricht.

Voor het inpassingsplan is de bergingsopgave van het plan berekend door middel van een spreadsheetberekening. Waterschap Hollandse Delta is akkoord met het hanteren van deze spreadsheetmethode voor het inpassingsplan. Bij deze berekeningen is het leidend uitgangspunt een maximale peilstijging van 0,25 meter bij een neerslagsituatie (+10%) van eens in de twee jaar in verband met negatieve overstorten voor de bestaande gemengde riooloverstorten. Indien aan dit uitgangspunt wordt voldaan, wordt eveneens voldaan aan de benodigde drooglegging van een neerslagsituatie van eens in de 10 jaar en treedt geen inundatie op bij een neerslagsituatie (+10%) van eens in de 100 jaar rekening (NBW-norm).

Met behulp van de spreadsheetberekening is berekend dat voor het stedenbouwkundig ontwerp van het bedrijventerrein Nieuw Reijerwaard (01-02-2012) circa 11 ha. tot 11,5 ha. open water op zomer benodigd is ter compensatie van het verhard oppervlak. Deze waterberging moet binnen de nieuwe waterstructuur van het bedrijventerrein gerealiseerd worden. Het voorliggende stedenbouwkundig ontwerp en beschikbare ruimte voor het watersysteem en de groene zones waarin water geborgen kan worden voldoet hieraan. Met de mogelijkheid om in de Groene wig langs de Rijksstraatweg meer oppervlaktewater te realiseren is flexibele ruimte binnen de stedenbouwkundige opzet beschikbaar om in alle gevallen te kunnen voldoen aan de waterbergingsvraag.

De toename van de verharding voor de ontsluiting van het plangebied (verkeersplein en aanliggende wegen/fietspaden) is deels gelegen in een ander peilvak aan de westzijde van de Rijksstraatweg. De compenserende waterberging dient dan ook in dit andere peilvak gerealiseerd te worden. De aanleg van de nieuwe ontsluitingsweg en het verkeersplan heeft slechts een beperkte toename van de verharding tot gevolg van 1.000 m2, ten behoeve van dit extra verhard oppervlak dient extra oppervlaktewater gerealiseerd te worden. De exacte locatie hiervan dient nog nader gelokaliseerd te worden, echter gezien de geringe opgave zijn hier meerdere mogelijkheden voor. Hierbij kan gedacht worden in directe aansluiting van het bestaande watersysteem middels aanleg van natuurvriendelijke oevers of op een locatie extra wateroppervlak te realiseren zoals in het turboverkeersplein.

Bij de verdere uitwerkingen van het watersysteem, na de fase van het opstellen van het inpassingsplan, wordt het toekomstig watersysteem getoetst met een modelberekening in Sobek. Dit wordt vastgelegd in een waterhuishoudingsplan evenals andere nadere uitwerking, met als laatste fase het aanvragen van een watervergunning.

Riolering

In het plan vindt zo min mogelijk afvoer plaats van schoon hemelwater naar de RWZI door het streven naar zo volledig mogelijk afkoppelen van het verhard oppervlak, rekening houdend met de toekomstige waterkwaliteit. Op het toekomstige bedrijventerrein zal veel opslagbedrijvigheid met bijbehorende verkeersstromen plaatsvinden. Het wegennet zal relatief druk worden met vrachtverkeer. Daarnaast bestaat een groot deel van de verhardingen uit overslagterminals voor vrachtwagens. Gezien deze bedrijvigheid is het dan ook wenselijk in verband met de waterkwaliteit een verbeterd gescheiden rioolsysteem (VGS) aan te leggen voor de afvoer van de wegen en de verhardingen. Het water van daken kan rechtstreeks afwateren op watergangen dan wel op een gescheiden rioolsysteem (GS) indien geen uitlogende materialen en weekmakers gebruikt worden.

Waterkering

Voor de ontsluiting van het plan wordt de regionale waterkering langs de Rijksstraatweg gekruist. Aan het kruisen van waterkeringen zijn voorwaarden verbonden. De kruising van de waterkering wordt zodanig vormgegeven dat de kerende functie in stand wordt gehouden en voldoende betrouwbaar is. Deze kerende functie wordt gewaarborgd door tijdens de technische uitwerking van het ontwerp te voldoen aan de Leidraad Kunstwerken van waterschap Hollandse Delta. Dit betekent dat voor de kering rekening moet worden gehouden dat minimaal dezelfde kerende hoogte wordt gehandhaafd als in de huidige situatie aanwezig is. De voorlopige normhoogte is NAP +1,50 meter in overeenstemming met de huidige hoogte van de weg dat wil zeggen asfalthoogte.

Conclusie

Op basis van de definitieve stedenbouwkundige invulling van het plangebied wordt nader invulling gegeven aan het proces van de watertoets, waarbij waterschap Hollandse Delta om advies wordt gevraagd.