6 Stedelijk netwerk
6.1 Inleiding
In de huidige PSV is het stedelijk netwerk op hoofdlijnen aangegeven. Om als provincie actuele en bovenregionale beleidskeuzen in het stedelijk gebied te kunnen maken is een concretisering van de visie op het stedelijk netwerk noodzakelijk. Aanleidingen zijn de nieuwe rijksstructuurvisie Infrastructuur en ruimte, de bestuurlijke discussie over de metropoolregio Rotterdam –Den Haag en de Zuidvleugel De noodzaak tot scherpere keuzen bij bezuinigingen en decentralisatieopgaven, maar ook afwegingen in concrete projecten zoals de Nieuwe Westelijke oeververbinding, MIRT verkenningen, StedenbaanPlus en de inbedding van bijvoorbeeld de Woonvisie, de Economische Agenda en een actuele kantorenstrategie in het ruimtelijk beleid spelen hierbij een rol.

Essentieel in het stedelijk netwerk was en blijft de inzet op een koppeling van verstedelijking, economische ontwikkeling en (OV) infrastructuur. In de concretisering wordt het stedelijk netwerk consequenter dan voorheen benaderd vanuit internationaal economisch perspectief (bereikbaarheid en samenhang economische clusters) en vanuit het perspectief van bewoners en gebruikers (bereikbaarheid voorzieningen en werklocaties). Stedelijke centra spelen hierbij een cruciale rol.

De aanpassingen in de Actualisering 2011 richten zich vooral op een duidelijker hiërarchie en betere duiding van de stedelijke centra vanuit een bovenregionaal perspectief. Daarmee wordt beleidsmatig duidelijker welke functies in welk type centrum passen, gegeven de positie van een centrum in het stedelijk netwerk en het OV net. Daarom is sturing, ordening en afstemming van centrum gebonden ruimtelijke functies op bovenregionaal niveau beter mogelijk. Het aangescherpte beleid voor stedelijke centra wordt zowel in tekst als op kaart in de herziening van de PSV verwerkt.
Met de concretisering van het stedelijk netwerk is een betere sturing en afstemming van stedelijke functies op bovenregionaal niveau mogelijk.


6.2 Wijziging structuurvisie
Gehele tekst paragraaf 4.3.1 vervangen door deze nieuwe paragraaf 4.3.1:

4.3.1 Het stedelijk netwerk
Het stedelijk netwerk van Zuid-Holland omvat alle stedelijke en industriële agglomeraties en kernen in de provincie die via een samenhangend hoofdnet van OV-raillijnen en wegen met elkaar verbonden zijn. Door de opschaling van de economie en het dagelijks leven is het stedelijk netwerk inmiddels omvangrijker dan het gebied van de Zuidvleugel. Het stedelijk netwerk van Zuid-Holland is onderdeel van de Randstad. Het wordt gevormd door de agglomeraties en grotere kernen in:
  • de Leidse Regio
  • de zone Leiden - Alphen aan den Rijn
  • de Goudse regio en de Zuidplaspolder
  • de Stadsregio Rotterdam, inclusief de mainport Rotterdam
  • het Stadsgewest Haaglanden
  • de Drechtsteden
  • de Merwedezone
  • de greenport Westland/Oostland
Daarnaast is sprake van enkele middelgrote kernen die geen onderdeel uitmaken van een stedelijke agglomeratie, maar wel aan het OV-railnet zijn gelegen. Het betreft de kernen Leerdam, Bodegraven, Boskoop, Hillegom, Voorhout en Sassenheim. Deze kernen behoren tot het stedelijk netwerk Zuid-Holland..
De verstedelijkingsopgave wordt voor het overgrote deel gebundeld en geconcentreerd in het stedelijk netwerk.

Dit stedelijk netwerk is hiërarchisch en meerkernig. De hiërarchie wordt bepaald door de aanwezige economische clusters en het voorzieningenniveau in steden en centra. In het stedelijk netwerk van Zuid Holland is sprake van een rangorde, bestaande uit twee hoogstedelijke toppen (Rotterdam en Den Haag), twee industriële toppen (de mainport Rotterdam en de greenport Westland/Oostland), twee subtoppen als brandpunt van kennis en innovatie (Leiden en Delft), diverse subcentra en (boven)regionale centra. Toppen en subtoppen vormen gezamenlijk de kern van het internationaal profiel. Rotterdam en Den Haag vormen de economische en stedelijke zwaartepunten. Zij ontwikkelen zich in de context van het ruimere stedelijk netwerk geleidelijk tot een samenhangende metropoolregio.
Voor het behoud van de (internationale) concurrentiepositie is het noodzakelijk de samenhang tussen economische clusters, stedelijke centra onderling en het gehele netwerk te versterken. Dit vraagt om verbetering van de externe bereikbaarheid en de interne samenhang.

De samenhang en bereikbaarheid wordt gedragen door het (inter)nationale en regionale netwerk van spoor-, weg- en waterverbindingen. Binnen dit multimodale netwerk is vooral het openbaar vervoer-railnet de drager voor de verstedelijkingsopgave. Dit betekent een verdergaande concentratie en intensivering van stedelijke functies in de stedelijke centra en rond haltes van StedenbaanPlus. Dat is de combinatie van het nationale railnet en het stedelijk-regionale railnet (RijnGouwelijn, Randstadrail en MerwedeLingelijn). Daarmee is StedenbaanPlus een belangrijke motor voor de ruimtelijke differentiatie in woon-, werk- en voorzieningenmilieus. Stedenbaan vormt hiervan de ruggengraat. Stedenbaan wordt gevormd door de spoorlijnen Leiden-Den Haag-Rotterdam-Dordrecht, Den Haag-Gouda en Rotterdam-Gouda. Concentratie van (boven)regionale voorzieningen en kantoren vindt vooral plaats in de stedelijke centra, nabij belangrijke knooppunten van openbaar vervoer.

paragraaf 4.7 en 4.7.1. de eerste 3 alinea's vervangen door:

4.7 Divers en samenhangend stedelijk netwerk

Zuid-Holland wil verstedelijking en economische ontwikkeling bundelen en concentreren in het stedelijk netwerk. Concentratie van stedelijke functies biedt meer kansen voor een betere samenhang, een grotere arbeidsmarkt en een hoger voorzieningenniveau. Dit biedt agglomeratievoordelen voor inwoners, bedrijven, voorzieningen en detailhandel. Ook geeft het mogelijkheden tot efficiënte benutting van infrastructuur en ontwikkeling van duurzame energiesystemen. Hiermee wordt de concurrentiepositie van het stedelijk netwerk in Zuid-Holland versterkt. Dit draagt bij aan een betere positie van de Randstad als geheel in Europa en de rest van de wereld. Zuid-Holland schept een aantrekkelijke leefomgeving en een aantrekkelijk vestigingsmilieu voor bedrijven. Het contrast tussen stad en land blijft behouden en gebiedskwaliteiten worden versterkt. De provincie speelt in op demografische ontwikkelingen en veranderende maatschappelijke behoeften, die een toenemende vraag naar stedelijke woonmilieus in de toekomst laten zien. Ontwikkeling van nieuwe woon- en werkmilieus in stedelijke gebieden kan gecombineerd worden met het herstructureren en transformeren van bestaande woon- en werkmilieus. Gemengde milieus, broedplaatsen en onderwijsvoorzieningen zorgen voor een betere voedingsbodem voor de kenniseconomie.
Intensief gebruik van het stedelijk gebied leidt tot een reductie van de uitstoot van broeikasgassen en een zuinig gebruik van grondstoffen. Hierdoor draagt intensief stedelijk ruimtegebruik bij aan de duurzaamheid van de samenleving.

Kaart 4.7: Stedelijk netwerk

Tot 2020 staan de volgende provinciale belangen centraal:
  • Versterken van het stedelijk netwerk.
  • Optimaal benutten van bestaande ruimte voor economische clusters.
  • Verbeteren interne en externe bereikbaarheid.
  • Voldoende aanbod van verschillende woonmilieus.
  • Voorzien in een gezonde leefomgeving.

4.7.1 Versterken stedelijk netwerk
Het provinciaal belang richt zich op de ambities:
  • Bundeling van verstedelijking, infrastructuur, voorzieningen en economische activiteiten gericht op concentratie en functieafstemming (knopen- en locatiebeleid).
  • Stedelijke detailhandelstructuur versterken.
  • Culturele en toeristische voorzieningen versterken (stedelijk).
Het stedelijk netwerk van Zuid-Holland omvat alle stedelijke en industriële agglomeraties en kernen in de provincie, die via een samenhangend net van infrastructuur met elkaar verbonden zijn. Het stedelijk netwerk is meerkernig en hiërarchisch opgebouwd. Versterking van het stedelijk netwerk richt zich op een intensieve benutting van ruimte in bestaand bebouwd gebied, het verbeteren van de samenhang tussen wonen, werken en voorzieningen, een optimale bereikbaarheid van de stedelijke centra en de economische clusters, en meer diversiteit in woon- en werkmilieus.
Samengevat richt het provinciaal belang zich op bundeling van verstedelijking, infrastructuur, voorzieningen en economische activiteiten met een accent op concentratie en functieafstemming in centra en clusters.

Bundeling van verstedelijking
Bundeling van verstedelijking is meer dan het concentreren van wonen in steden. Voor de leef-, werk- en woonomgeving in 2020 richt Zuid-Holland zich op een betere relatie tussen infrastructuur en verstedelijking, het onderling beter afstemmen van bovenregionale voorzieningen, economische clusters en intensivering van het stedelijk gebied. Dit geldt vooral in de invloedssfeer van hoogwaardig openbaar vervoer, met een extra accent op de stedelijke centra.

Functieafstemming tussen verstedelijking en infrastructuur
De verstedelijkingsopgave richt zich vooral op het bestaand stads- en dorpsgebied 2010. Gedifferentieerd ruimtegebruik maakt dit gebied aantrekkelijk voor mensen om te wonen en voor bedrijven om zich te vestigen. Dit betekent een verdergaande concentratie en intensivering van stedelijke functies in het invloedsgebied van StedenbaanPlus, het nationale en (boven)regionale OV railnet in Zuid- Holland . Dit invloedsgebied is op kaart weergegeven als stedelijk gebied met hoogwaardig openbaar vervoer en onderscheidt zich daarmee van het 'overig' stedelijk gebied. Wonen, werken en bijbehorende voorzieningen worden bij voorkeur geconcentreerd rond de stations en haltes van StedenbaanPlus. (Boven)regionale voorzieningen en grotere kantoorlocaties worden geconcentreerd in stedelijke centra. Deze benadering beperkt het stedelijk ruimtebeslag, stimuleert de benutting van het openbaar vervoer en vergroot het draagvlak van voorzieningen in het stedelijk gebied.
De intensivering van stedelijke functies mag niet ten koste gaan van de kwaliteit van het binnenstedelijk leef- en vestigingsmilieu. Dat betekent dat intensivering gepaard gaat met verbetering van de milieukwaliteit en dat grotere eenheden stedelijk groen hun groene functie en kwaliteit moeten behouden en in principe niet in aanmerking komen voor verdichting. De grotere eenheden stedelijk groen en de groenblauwe hoofdroutes in de stad worden beschouwd als een onderdeel van de Zuidvleugelgroenstructuur.

Intensief benutten, meervoudig ruimtegebruik, herstructurering en transformatie
Zuid-Holland wil dat voor alle stedelijke ontwikkelingen het principe geldt: eerst intensiveren van bestaand gebruik, vervolgens nagaan of door herstructureren of transformeren de beschikbare ruimte in het bestaand bebouwd gebied beter benut kan worden en pas dan uitbreiden. Dit geldt ook buiten het stedelijk netwerk.
Intensiveren betekent in de praktijk vaak het combineren en mengen van verschillende functies. Dit kan door stapeling of bestaande bebouwing voor meerdere of andere functies geschikt te maken.
Herstructurering en transformatie zijn goede methoden om functies te herschikken in het kader van intensivering van het stedelijk gebied. Bij herstructurering betreft het vooral functiebehoud, transformatie vooral functieverandering (bijvoorbeeld de Binckhorst in Den Haag en Stadshavens Rotterdam).
Via herstructurering en transformatie kan tegelijk ook de milieukwaliteit op een locatie worden verbeterd. Daarbij gaat het om geluidhinder, geurhinder, luchtkwaliteit en onveilige situaties. Een schone en veilige leefomgeving is van belang om het internationale profiel van het stedelijk netwerk te behouden en te ontwikkelen. Naast de intensiveringsopgave dient in en om het stedelijk gebied voldoende ruimte te blijven voor een robuuste groen- en waterstructuur. Dit is van belang voor de leefkwaliteit in de stad en goede verbindingen met het buitengebied.

Centra in het stedelijk netwerk Zuid-Holland
In de centra van het stedelijk netwerk concentreren zich de belangrijkste stedelijke voorzieningen, de (inter)nationaal georiënteerde economische bedrijvigheid en kantorenlocaties. Centra onderscheiden zich naar hun positie in het netwerk, hun aard, omvang en economisch belang. Er is dus sprake van hiërarchie en diversiteit in centra. Stedelijke centra bevatten tevens knooppunten van openbaar vervoer. Ze dienen optimaal bereikbaar te zijn, primair met openbaar vervoer, maar ook met de auto en de fiets. (Boven)regionale voorzieningen, instituten en kantoren dienen zoveel mogelijk geconcentreerd te worden in stedelijke centra, nabij de knooppunten van hoogwaardig openbaar vervoer. Niet alle centra bieden dezelfde ontwikkelingsmogelijkheden. Daarom zijn de volgende centra onderscheiden:
  • Internationaal hoogstedelijk en kenniscentrum (centra van Den Haag en Rotterdam)
    Deze centra omvatten meerdere knooppunten van openbaar vervoer en bieden ruimte voor concentratie van bedrijven, kantoren, kennisbedrijven en -instellingen, universiteiten, voorzieningen en woonmilieus van (inter)nationaal niveau.
  • Bovenregionaal stedelijk centrum (centra van Leiden, Delft, Dordrecht en Gouda)
    Deze centra omvatten minstens één knooppunt van openbaar vervoer en andere hoogwaardige OV haltes en bieden ruimte voor concentratie van bedrijven, kantoren, voorzieningen, kennisbedrijven en -instellingen en woonmilieus van bovenregionaal niveau. De aanwezigheid van een universiteit biedt ruimte voor gerelateerde functies van internationaal niveau..
  • Regionaal centrum
    Deze centra zijn goed bereikbaar met hoogwaardig openbaar vervoer en bieden ruimte voor concentratie van stedelijke voorzieningen en woonmilieus van regionaal niveau, Enkele regionale centra maken geen deel uit van het stedelijk netwerk, maar vervullen een regionale functie voor het omringend landelijk gebied.
Bovengenoemde centra vormen een hiërarchische reeks van complete centra: ze bieden, ieder op hun eigen schaal, een volledig palet aan centrumgebonden voorzieningen en bedrijvigheid .Daarnaast worden, voor Rotterdam en Den Haag stedelijke subcentra onderscheiden. Deze zijn te beschouwen als satellieten van die ‘hoofdcentra’. Zij hebben een palet aan voorzieningen op het niveau van de hoofdcentra, alleen niet het volledige pakket. Voorbeelden zijn Rijswijk en Rotterdam Alexander.
  • Stedelijk subcentrum
    Deze centra omvatten een knooppunt van openbaar vervoer en/of andere hoogwaardige OV haltes en bieden ruimte voor concentratie van stedelijke voorzieningen en soms kantoren van bovenregionaal niveau.

    Kenniscentra kunnen verbonden zijn aan een internationaal hoogstedelijk centrum of een bovenregionaal stedelijk centrum, maar kunnen ook daarbuiten liggen.

  • Kenniscentrum
    Universiteitscomplex en/of bedrijventerrein dat ruimte biedt aan hoogwaardige en kennisgerichte instituten of bedrijven van (inter)nationale betekenis.

    Ten slotte worden nog toeristische centra onderscheiden. Alle hoogstedelijke en stedelijke centra (de centra van Den Haag, Rotterdam, Leiden, Dordrecht en Gouda) functioneren ook als toeristisch centrum. Daarnaast is sprake van specifieke toeristische centra buiten de stedelijke centra. Deze toeristische centra beschikken in het algemeen niet over een volledig pakket aan voorzieningen.

  • Toeristisch centrum
    Complex van toeristische en/of recreatieve betekenis in het stedelijk of landelijk gebied dat ruimte biedt voor toeristische en recreatieve voorzieningen van (inter)nationaal niveau.

Voorzieningen
(Boven)regionale voorzieningen worden bij voorkeur in de stedelijk centra geconcentreerd, nabij hoogwaardig openbaar vervoer. Dit bevordert optimale bereikbaarheid, voldoende draagvlak en biedt mogelijkheden voor synergie. Het gaat immers om functies die veel mensen aantrekken. Bovenregionale centrumvoorzieningen betreffen winkelvoorzieningen, zorgvoorzieningen, onderwijsvoorzieningen, overheidsvoorzieningen, culturele voorzieningen en recreatief-toeristische voorzieningen.

Culturele, recreatieve en toeristische voorzieningen
Zuid-Holland wil de culturele, recreatieve en toeristische kwaliteiten in de provincie versterken. Deze kwaliteiten en bijbehorende voorzieningen beperken zich niet alleen tot de stedelijke centra. In het stedelijk netwerk zijn vooral de centra van de grote steden en de historische stadskernen van groot cultureel, recreatief en toeristisch belang. In deze steden is veelal sprake van een specifiek en breed cultureel en toeristisch profiel, bestaande uit een gaaf en bijzonder historisch karakter, moderne architectuur en/of een divers palet aan culturele en stedelijke voorzieningen. De bescherming en versterking van de culturele en toeristische kwaliteiten komen tot uiting in de centrumaanduidingen, veelal in combinatie met de aanduiding historische kern op de kwaliteitskaart. Een aantal van de historische kernen is in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur aangewezen als beschermd stads- en dorpsgezicht.

Culturele, recreatieve en toeristische voorzieningen beperken zich niet alleen tot de stedelijke centra. Diverse gebieden, kernen en voorzieningen in de provincie hebben een specifiek cultureel en toeristisch/recreatief profiel met een eigen karakter. Zo is de badplaats Noordwijk tevens bekend als internationaal congrescentrum en Zoetermeer als plaats met een ruim aanbod aan vrijetijdsvoorzieningen.

Versterking van dit karakteristieke profiel is van belang voor zowel de aantrekkelijkheid en het vestigingsklimaat van de steden in het stedelijk netwerk als voor de gehele provincie.
Toeristische voorzieningen en attracties van nationaal of internationaal niveau met een meer specifiek karakter zijn aangeduid als toeristisch centrum. Het betreft een aantal belangrijke badplaatsen en attracties langs de kust, zoals Scheveningen, Noordwijk, Katwijk en Hoek van Holland, evenals de Brouwersdam op Goeree-Overflakkee. Deze badplaatsen kunnen zich, ieder op hun eigen wijze, verder ontwikkelen tot toeristische attracties van Europese allure. Daarnaast zijn de internationaal bekende toeristische trekpleisters zoals Keukenhof en werelderfgoed Kinderdijk aangeduid als toeristisch centrum. Verdere toeristische ontwikkeling is mogelijk met inachtneming van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden.

Stedelijke detailhandelsstructuur
De provincie wil de bestaande detailhandelsstructuur versterken, vooral in de stedelijke centra, stadsdeel- en wijkcentra. Nieuwe mogelijkheden voor detailhandel en vrije tijd ziet de provincie ook rond openbaar vervoerknooppunten. Dit betekent beperking van toelaatbare branches op perifere locaties. De provincie zet het huidige detailhandelsbeleid voort, zoals neergelegd in de Provinciale Structuurvisie Detailhandel 2007. Veel van de huidige grootschalige detailhandel is gevestigd op bedrijventerreinen. Vanuit het beleid om dit areaal juist voor reguliere bedrijven te behouden, wordt de uitbreiding van de perifere detailhandel op die locaties terughoudend benaderd (zie ook kaart 7 van de Verordening).

Vervolgens de tekst na kaart 4.7.1b in deze paragraaf 4.7.1 vanaf kopje Intensief benutten, meervoudig…..etc. schrappen.

Paragraaf 4.11: vervangen van legenda-eenheden van functiekaart.


Internationaal hoogstedelijk en kenniscentrum
Door meerdere knooppunten van hoogwaardig openbaar vervoer ontsloten, compleet stedelijk centrumgebied met ruimte voor concentratie van bedrijven, kantoren, kennisbedrijven en -instellingen, universiteiten, voorzieningen en woonmilieus van (inter)nationale betekenis en allure.

Bovenregionaal stedelijk centrum
Door hoogwaardig openbaar vervoer ontsloten, compleet stedelijk centrumgebied met ruimte voor concentratie van bedrijven, kantoren, voorzieningen, kennisbedrijven en -instellingen en woonmilieus van bovenregionale betekenis. Bij aanwezigheid van een universiteit is er ruimte voor gerelateerde functies van internationale betekenis.

Stedelijk subcentrum
Door hoogwaardig openbaar vervoer ontsloten stedelijk centrumgebied met ruimte voor concentratie van voorzieningen en/of kantoren van bovenregionaal niveau

Regionaal centrum
Goed bereikbaar en compleet stedelijk - of dorpscentrumgebied met ruimte voor concentratie van gemengde functies (voorzieningen, werken, wonen) van regionale betekenis.

Door de gehele tekst van de structuurvisie en verordening wordt "Zuidvleugelnet" vervangen door "StedenbaanPlus" Dit geldt ook voor de kaartlegenda's.


6.3 Kaartwijziging(en)
Op de functiekaart wordt de indeling in centra vervangen door de indeling:

  • Internationaal hoogstedelijk en kenniscentrum
  • Bovenregionaal stedelijk en kenniscentrum
  • Bovenregionaal stedelijk centrum
  • Regionaal centrum
  • Stedelijk subcentrum
De volgende centra worden gewijzigd:
  • Den Haag Centraal, Den Haag Hollands Spoor, Den Haag NOI, Den Haag Mariahoeve en Den Haag Vredespaleis worden samengevoegd tot Internationaal hoogstedelijk en kenniscentrum Den Haag
  • Rotterdam Centraal en Rotterdam Erasmus worden samengevoegd tot Internationaal hoogstedelijk en kenniscentrum Rotterdam
  • Delft Centraal en Delft Gist worden samengevoegd tot Bovenregionaal stedelijk en kenniscentrum Delft
  • Leiden Centraal wordt gewijzigd in Bovenregionaal stedelijk en kenniscentrum Leiden
  • Rotterdam Zuidplein en Rotterdam Parkstad worden samengevoegd tot Stedelijk subcentrum Rotterdam Zuid
  • Den Haag Internationale Zone, Den Haag Ypenburg, Rijswijk, Zoetermeer, Bleizo, Schiedam, Rotterdam Alexander, Rotterdam Brainpark/Rivium en Dordrecht Leerpark worden gewijzigd in Stedelijk subcentrum
  • Naaldwijk, Bleiswijk, Rotterdam Schieveen, Vlaardingen Unilever worden geschrapt als kenniscentrum

Zie bijlage 1a wijzigingen functiekaart.
Deze wijziging werkt door op kaart 4.7.3a Netwerk van infrastructuur en centra (zie bijlage 4).