1 Decentralisatie en deregulering RO-taken
1.1 Inleiding Met de komst van het kabinet Rutte is er een nieuwe bestuurlijke verhouding ontstaan tussen rijk en provincie in de ruimtelijke ordening. Dit houdt in dat het rijk taken decentraliseert (doorschuift naar een lager bestuursniveau) of dereguleert (afschaft). Het regeerakkoord geeft aan dat de provincies zich richten op hun kerntaken, die liggen op het gebied van ruimte, economie en natuur. Het rijk werkt deze afspraken uit in de rijksstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze SVIR heeft bij ter visie gaan van dit ontwerp de status van kabinetsbesluit. Decentralisatie is voor Zuid-Holland met name aan de orde bij de ILG (EHS en RodS). Afspraken hoe en met hoeveel geld de provincies deze taak overnemen zijn niet voor het ter visie gaan van dit ontwerp afgerond. Die onderwerpen (EHS en RodS) zijn dan ook geen onderdeel van deze herziening. Deze onderwerpen en enkele die daar direct mee samenhangen, worden opgenomen in de beleidsagenda: de zaken waarover het beleid nog uitgewerkt moet worden voordat het in de structuurvisie kan worden verwerkt. De decentralisatie van het rijksbeleid voor ruimtelijke ordening en wonen, legt de verantwoordelijkheid voor een integraal beleid nu bij de provincie vanuit twee sturingsbeginselen: ‘je gaat er over of niet’ en ‘decentraal wat kan, centraal wat moet'. De ‘dubbels’ in rijks- en provinciaal beleid worden er door het kabinet uit gehaald. In het coalitieakkoord “Zuid-Holland verbindt en geeft ruimte” is aangegeven dat de provinciale structuurvisie de basis blijft van het ruimtelijk beleid. Deregulering vindt plaats vanuit de gedachte ‘je gaat erover of je gaat er niet over’. De sturingsfilosofie in de provinciale structuurvisie wordt op dit punt aangescherpt. Gedeputeerde Staten besturen vanuit vertrouwen. Ruimte geven en verbinden is hierbij het uitgangspunt. Deregulering Hieronder is beschreven welke beleidsonderdelen het rijk dereguleert en op welke wijze de provincie hiervoor (reeds) eigen beleid heeft, danwel ontwikkelt. De onderstaande onderwerpen hebben met elkaar gemeen dat ze niet leiden tot wezenlijke beleidsinhoudelijke aanpassing in de PSV. Programmering op verstedelijking Het rijk ziet programmering van verstedelijking als taak voor provincies. Deze taak zagen wij reeds als onze verantwoordelijkheid. Zie verder bij het onderwerp Wonen (hoofdstuk 7) van deze herziening hoe de provincie haar rol hierin oppakt. Sturen op ruimtelijke kwaliteit Het rijk laat de sturing op ruimtelijke kwaliteit, zoals geïnitieerd door het vorige kabinet, volledig los. Hiermee vervalt het beleid dat als basis diende voor het stimuleringsprogramma Mooi Nederland en daarmee ook voor snelwegpanorama’s. Het beleid voor (snel)wegpanorama’s is onderdeel van provinciaal beleid. De provincie had dit zelfs al uitgebreid met beleid voor spoorwegpanorama’s. Daarnaast heeft de provincie een kwaliteitskader waarmee zij stuurt op ruimtelijke kwaliteit. Zie verder het onderdeel Ruimtelijke Kwaliteit (hoofdstuk 2) in deze herziening. Rijksbufferzones Het rijk laat het beleid voor rijksbufferzones los. Dit zijn de zones tussen stedelijke gebieden die gevrijwaard moeten blijven voor bebouwing. In Zuid-Holland vallen de rijksbufferzones volledig samen met de provinciale landschappen. Het restrictieve beleid voor verstedelijking in de rijksbufferzones en het beleid gericht op verdere verbetering van de relatie stad-land voor de in- en omwonenden van rijksbufferzones komt volledig overeen met het beleid voor provinciale landschappen. Aanpassingen in tekst en kaarten van de verordening en structuurvisie betreffen het schrappen van kaart 4 en kaart 4a uit de verordening en in de tekst van de structuurvisie voor enkele onderdelen van het bufferzonebeleid het vervangen van het begrip rijksbufferzones door provinciale landschappen. Nationale landschappen / migratiesaldo 0 Het rijk laat naar verwachting het beleid voor nationale landschappen los. De wezenlijke elementen van het beleid zoals het behoud en versterking van de kernkwaliteiten en migratiesaldo-nul worden door de provincie gecontinueerd. Deze elementen van het ruimtelijk beleid voor de nationale landschappen worden zelfs vertaald naar een stimulerend beleid voor ruimtelijke kwaliteit voor het hele buitengebied De nationale landschappen het Groene Hart en Hoeksche Waard worden als begrip gehandhaafd. Voor het Groene Hart geldt nog specifiek dat voor de buitenwereld het gebied nu een begrip geworden is. De basis voor het provinciale ruimtelijke beleid voor het Groene Hart is door de drie Groene Hartprovincies gezamenlijk opgesteld en vastgelegd in de Voorloper Groene Hart. Ten aanzien van migratiesaldo 0 vervalt eveneens het rijkskader. Ook dit is provinciaal beleid dat wordt voortgezet. Zie hiervoor verder onderwerp Wonen (hoofdstuk 7). Olympische Hoofdstructuur Het NOC*NSF heeft in mei 2009 het Olympisch Plan 2028 (OP28) vastgesteld. Het doel van het OP28 is het realiseren van een sportland op Olympisch niveau (tot 2016). Binnen vijf jaar daarna moet duidelijk worden of Nederland in staat is tot een kansrijke kandidaatstelling voor de Olympische en Paralympische Spelen in 2028. Een van de onderdelen van het Olympisch Plan is de Olympische Hoofdstructuur. In de ontwerp Rijksstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de stand van zaken van de Olympische Hoofdstructuur (OHS) opgenomen. De OHS zal leiden tot integrale gebiedsprogramma’s. De OHS zal gedetailleerder worden uitgewerkt in de periode tot 2016. In die programma's gaat het over bestaande en nieuwe accommodaties, benodigde infrastructuur etc. over heel Nederland. Provincies participeren in de ontwikkeling van de Olympische Hoofdstructuur en de vertaling hiervan naar omgevingsbeleid. Dit onderwerp wordt meegenomen in de beleidsagenda 1.2 Wijzigingen structuurvisie Kleine tekstaanpassingen door de gehele tekst van de structuurvisie als gevolg van de hierboven beschreven aanpassingen. In de PSV wordt op bepaalde plaatsen verwezen naar de Nota Ruimte, de AMvB, Randstad 2040 of Randstad Urgent. Deze beleidskaders worden binnenkort vervangen door de SVIR en het nog hierbij te ontwikkeling uitvoeringsprogramma. De verwijzingen naar de oude beleidskaders worden geschrapt. 1.3 Wijziging verordening De deregulering van nationale landschappen en rijksbufferzones betekent een aanpassing in de artikelen 2, 3, 4, 15 (lid 3 en lid 4) en 17 met bijbehorende kaarten. Artikel 6 komt te vervallen. Verder wordt de koppeling tussen nationale landschappen en migratiesaldo nul overgebracht naar een nieuw lid in artikel 2 voor het hele buitengebied buiten het stedelijk netwerk. Wijziging verordening in verband met ontwerp AMvB Ruimte Bij het vaststellen van de verordening is zoveel mogelijk rekening gehouden met het inmiddels ingetrokken ontwerp van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (ook wel genoemd: AMvB Ruimte). Onlangs heeft het rijk het ontwerp van een nieuwe AMvB Ruimte gepresenteerd. De aanpassingstermijn voor bestemmingsplannen is daarin teruggebracht van vijf jaar naar drie jaar. Artikel 17 lid 1 van de verordening is hiermee in overeenstemming gebracht door sub e. te schrappen, zodat de bestuurlijke en administratieve lasten voor de gemeente zo beperkt mogelijk blijven. De toelichting van de verordening is eveneens aangepast. Verwijzingen naar de ingetrokken AMvB Ruimte zijn komen te vervallen. Tevens is voor de duidelijkheid de term “datum van inwerkingtreding van deze verordening” vervangen door “20 juli 2010”. 1.4 Kaartwijziging(en) Kaarten 4 en 4a van de verordening worden (nationale landschappen en rijksbufferzones respectievelijk provinciale landschappen) geschrapt. Kaart 4.7.1b bestuurlijke en ruimtelijke eenheden wordt vereenvoudigd. 1.5 Beleidsagenda Als het Bro is vastgesteld moet onderzocht worden of de diverse toepassingen van de SER-ladder in de Verordening niet gecombineerd kunnen worden, als zij überhaupt nog noodzakelijk zijn. Wellicht is opname in de Bro al voldoende, de provincie kan daar wel desgewenst nog een eigen accent aan toevoegen. Provincies participeren in de ontwikkeling van de Olympische Hoofdstructuur en de vertaling hiervan naar omgevingsbeleid. Dit onderwerp wordt meegenomen in de beleidsagenda. |