1.1 Aanleiding De provincie Zuid-Holland heeft ervoor gekozen één integrale ruimtelijke structuurvisie voor haar hele grondgebied op te stellen. De invoering op 1 juli 2008 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) was een goede aanleiding voor aanpassing van haar ruimtelijk beleid. Meer dan ooit daagt deze wet overheden uit gezamenlijk en actief de ruimtelijke ontwikkeling van ons land ter hand te nemen. 1.2 Doel In een provincie met 3,5 miljoen mensen en belangrijke economische clusters is de ruimte schaars. Zuid-Holland is een intensief gebruikt gebied met een strategische ligging op het kruispunt van internationale verbindingen. De lage ligging van Zuid-Holland en de ligging aan zee hebben invloed op de mogelijkheden om de beschikbare ruimte te benutten. Een gevarieerd landschap van delta, kust, rivieren en veenweiden in directe nabijheid van steden vormt een uniek decor. Dit biedt de provincie kansen om haar internationale concurrentiepositie uit te bouwen. De mens is daarin de bepalende factor. Zuid-Holland wil de inwoners nu en in de toekomst een goede en veilige woon-, werk- en leefomgeving bieden. Leefbaarheid, vitaliteit en diversiteit staan centraal om de dynamiek, creativiteit en innovatiekracht van de mensen in Zuid-Holland verder te laten bloeien. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door het realiseren van een samenhangend stedelijk netwerk, groenstructuur en landelijk gebied. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor landbouw, natuur en water zijn daarin kenmerkende kwaliteiten. De provincie werkt daarvoor samen met gemeenten en andere partijen. Ze doet dit vanuit een proactieve houding. De provincie stuurt op kwaliteit en functies. Dat kan zijn door te ordenen, programma’s en projecten te ontwikkelen, onderzoek uit te voeren of te agenderen. Kaarten zijn een ruimtelijke weergave van doelstellingen en ambities. Meer dan voorheen stuurt de provincie op hoofdlijnen en zet zij in op vroegtijdige samenwerking. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: 'Lokaal wat kan, provinciaal wat moet'. De provincie geeft het lokale bestuur ruimte bij de ruimtelijke inrichting en stelt daarvoor kaders. Hierbij zijn sturen op efficiënt ruimtegebruik, verbeteren van de verbindingen en samenhang tussen de gebieden naast versterken van de ruimtelijke kwaliteiten de uitgangspunten. Vandaar de subtitel “Ontwikkelen met schaarse ruimte”. Dit vraagt om duidelijke keuzes. Deze zijn in de structuurvisie gemaakt op basis van de provinciale belangen. Deze actualisering van de structuurvisie en de Verordening Ruimte vervangt de Actualisering 2011 provinciale structuurvisie en Verordening Ruimte van 29 februari 2012. 1.3 Samenhang met andere plannen De structuurvisie staat niet op zichzelf maar heeft een samenhang met sectorale plannen in de provincie en met andere plannen. 1.3.1 Zuidvleugel, Voorloper Groene Hart en Zuidwestelijke Delta Zuid-Holland werkt aan haar ruimtelijk beleid vanuit een aantal taken en opdrachten die het rijk aan de provincie oplegt of waar afspraken over zijn, zoals de realisering van de Ecologische Hoofdstructuur. Op regionaal niveau heeft de provincie samen met de stedelijke regio’s gewerkt aan visievorming en zijn afspraken gemaakt over de Zuidvleugel en het Groene Hart. In het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel is de verstedelijkingsstrategie voor de Zuidvleugel uitgewerkt. Een daaraan gekoppelde groenstrategie is in ontwikkeling. Deze bestuurlijke afspraken zijn belangrijke bouwstenen voor de structuurvisie van Zuid-Holland. De drie Groene Hartprovincies Utrecht, Noord- en Zuid-Holland hebben de Voorloper Groene Hart opgesteld en vastgesteld als belangrijke gezamenlijke bouwsteen voor de provinciale structuurvisies, met daarin interprovinciale beleidslijnen voor een gemeenschappelijk Groene Hartbeleid. Tot slot zijn overige bestuurlijke afspraken, die invloed hebben op de ruimtelijke inrichting van Zuid-Holland in de structuurvisie en verordening, meegenomen. Voorbeelden hiervan zijn het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) of het samenwerkingsverband Zuidwestelijke delta voor het zuidelijk deel van de provincie. 1.3.2 Samenhang met Provinciaal Waterplan en planMER Ruimte, water en klimaat vragen om samenhang in beleid. Daarom zijn de Provinciale Structuurvisie en het Provinciaal Waterplan in samenhang opgesteld. De ruimtelijke aspecten in het Provinciaal Waterplan hebben conform de Waterwet en de Wro de status van een provinciale structuurvisie. Verder zijn provinciale wateropgaven op het gebied van kaderstelling, toezicht en regie in het Provinciaal Waterplan en in de Provinciale Waterverordening uitgewerkt. De aanbevelingen van de Deltacommissie en de overige opgaven uit het Nationaal Waterplan zijn ook verwerkt, evenals de eisen die gelden in relatie tot de Europese Kaderrichtlijn Water. Zie hiervoor met name figuur 5.2 (‘ligging en status van KRW-oppervlaktewaterlichamen’) en figuur 5.4 (‘huidige ecologische toestand’) van het Provinciaal Waterplan. De inzichten in de gevolgen van de klimaatverandering noodzaken overheden wereldwijd tot beleidsaanpassingen die met behulp van het afgeronde Actieprogramma Klimaat en Ruimte in het ruimtelijk en waterbeleid zijn verwerkt. Het tegelijk met het ontwerp van de structuurvisie opgestelde planMER heeft direct invloed gehad op afwegingen die binnen het beleidsproces hebben plaatsgevonden voor de volgende belangrijke duurzame onderwerpen:
Figuur 1.4 Samenhang met andere plannen en leeswijzer 1.4 Leeswijzer
De structuurvisie bevat zes hoofdstukken. De belangrijkste uitgangspunten en opgaven staan in hoofdstuk 2. Deze zijn gebaseerd op maatschappelijke ontwikkelingen en de bestuurlijke context. Hoofdstuk 3 beschrijft de ambities voor de lange termijn (2040). Hoofdstuk 4 bevat hoofdopgaven en de ambities tot 2020 met daaraan gekoppeld de provinciale belangen. Hoofdstuk 5 gaat in op de uitvoeringsstrategie en de belangrijkste instrumenten daarbij. Deze uitvoeringsstrategie bevat de sturingsfilosofie en de manier waarop de provincie de beleidskeuzes gaat realiseren. Ook de functiekaart en de kwaliteitskaart maken deel uit van de structuurvisie. Zij visualiseren de gewenste functies en ruimtelijke kwaliteit tot 2020. De bijlagen in hoofdstuk 6 geven een verdieping op de in de visie aangesneden onderwerpen en maken daar ook onderdeel van uit. Bij deze structuurvisie horen meerdere documenten. Belangrijk zijn de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. De verordening is gelijktijdig met de structuurvisie opgesteld en wordt ook gelijktijdig vastgesteld. De uitvoeringsagenda werkt de uitvoeringsstrategie verder uit in ruimtelijke projecten, programma’s en geeft een beeld van de financiering. De beleids- en onderzoeksagenda zijn een belangrijk onderdeel van de uitvoeringsagenda. De provincie actualiseert deze jaarlijks. |