provincie Zuid-Holland
Reactieve aanwijzing Gemeente Teylingen - Bedrijventerreinen Teylingen
 
 
Op 24 september 2012 heeft u het bestemmingsplan ‘Gemeente Teylingen VBP Bedrijventerreinen Teylingen’ gewijzigd vastgesteld. Overeenkomstig artikel 3.8, lid 4 van de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) ontvingen wij op 24 september 2012, langs elektronische weg het raadsbesluit.

Na bestudering van uw besluit vinden wij het noodzakelijk om, overeenkomstig artikel 3.8, lid 6 van de Wro, een aanwijzing te geven, ertoe strekkende dat Artikel 4 lid 1 sub s van de regels (specifieke vorm van bedrijf – 1 – ondergeschikte detailhandel) en de aanduiding (sb-odh) op de plankaart van het bestemmingsplan geen onderdeel blijven uitmaken van het bestemmingsplan zoals het is vastgesteld.

Wij hebben hierbij het volgende overwogen. Provinciaal beleid is om detailhandel zo veel mogelijk te concentreren in bestaande centra van steden, dorpen en wijken of nieuwe wijkgebonden winkelcentra. Dit is in de Verordening Ruimte opgenomen in artikel 9. In het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Teylingen is voor de locatie O’Neill 400 m2 detailhandel opgenomen. O’Neill is op een bedrijventerrein gevestigd. Het bestemmen van detailhandel op die locatie is direct in strijd met de Verordening Ruimte.
Aangezien het detailhandelsprogramma voor O’Neill pas in de ontwerpfase in het bestemmingsplan is opgenomen is er geen vooroverleg mogelijk geweest. In de zienswijze op het ontwerp bestemmingsplan is wel aangegeven dat artikel 4 van het bestemmingsplan in lijn moet worden gebracht met provinciaal beleid. De gemeente heeft in haar zienswijzebeantwoording echter aangegeven dat de zienswijze buiten de termijn was ingediend en daarmee niet ontvankelijk is. In de elektronische kennisgeving van de ter inzage legging heeft de gemeente echter de termijn verkeerd vermeld. In de ambtelijke gesprekken naar aanleiding van deze zienswijzebeantwoording heeft de gemeente een aantal provinciale belangen toch meegenomen als technische aanpassingen bij de vaststelling van het bestemmingsplan. De gemeente heeft echter expliciet aangegeven de detailhandelsbestemming voor O’Neill wel mee te nemen ondanks de strijdigheid met het provinciaal belang en de Verordening Ruimte.

Nadere toelichting inzet reactieve aanwijzing ex artikel 3.8, lid 6 Wro.
Ten aanzien van de in artikel 3.8, lid 6 opgenomen voorwaarde dat moet worden aangegeven welke feiten, omstandigheden en overwegingen ons hebben belet het betrokken belang met inzet van andere bevoegdheden te beschermen, merken wij het volgende op.
De betreffende extra motiveringsplicht is in de wet opgenomen om te voorkomen dat provincie en/of het Rijk het betreffende instrument zouden gebruiken om achteraf in te grijpen, terwijl al vooraf met andere wettelijke bevoegdheden hetzelfde doel had kunnen worden bereikt.
Bij die andere wettelijke bevoegdheden zijn met name de proactieve aanwijzing, het provinciale inpassingsplan en het inzetten van algemene regels (de provinciale verordening) relevant.

Wij overwegen daartoe het volgende. Het geven van een "proactieve" aanwijzing aan de gemeenteraad als bedoeld in artikel 4.2 lid 1 van de wet ligt naar ons oordeel in dit geval beslist niet voor de hand. De in dat artikel bedoelde aanwijzing - op het negeren waarvan overigens geen sanctie staat - is met name aan de orde als nog geen sprake is van een bestemmingsplan dat in procedure is.
Evenmin achten wij het in de rede liggen dat voor dit onderdeel van het bestemmingsplan een provinciaal inpassingsplan wordt vastgesteld danwel een provinciaal projectbesluit wordt genomen. Die instrumenten zijn wat ons betreft in eerste instantie aan de orde als het gaat om gewenste ontwikkelingen voor een groter gebied. Daarvan is hier geen sprake.
Met betrekking tot het eventueel inzetten van algemene regels in de vorm van een provinciale verordening merken wij het volgende op. De huidige provinciale verordening kent op het punt van detailhandelsbeleid algemene regels waarmee dit onderdeel van het bestemmingsplan in strijd is. Ook in die situatie kan en mag – zo blijkt overigens ook uit jurisprudentie – de reactieve aanwijzing worden ingezet als doelmatigste en snelste middel om een ongewenste ontwikkeling tegen te gaan.

Gezien het voorgaande besluiten wij, overeenkomstig artikel 3.8, lid 6, van de Wro, een aanwijzing te geven, ertoe strekkende dat Artikel 4 lid 1, s van de regels en de aanduiding (sb-odh) op de plankaart van het bestemmingsplan ‘Gemeente Teylingen VBP Bedrijventerreinen Teylingen’ zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Teylingen op 24 september 2012, geen onderdeel blijft uitmaken van het vastgestelde bestemmingsplan.

Wij verzoeken u om ons aanwijzingsbesluit bekend te maken overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.8, lid 3 en lid 6 Wro.

Wij merken nog op dat de aanwijzing in digitale vorm is vastgesteld en beschikbaar is (NL.IMRO.9928.DOSx2012x0009793AW-VA01).

U kunt deze vinden op de http://ruimtelijkeplannen.zuid-holland.nl en www.ruimtelijkeplannen.nl.


Wij verzoeken u om het bovenstaande digitaal aanwijzingsbesluit in de bekendmaking op te nemen.