reactieve aanwijzing
Op 18 juli 2013 heeft u het bestemmingsplan ‘Nieuw Mathenesse’ (gewijzigd) vastgesteld. Overeenkomstig artikel 3.8, lid 4 van de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) hebben wij kennigsgenomen van het raadsbesluit.

Na bestudering van uw besluit vinden wij het noodzakelijk om, overeenkomstig artikel 3.8, lid 6 van de Wro, een aanwijzing te geven, ertoe strekkende dat onderdelen van artikel 1 ‘Begrippen’, artikel 3 ‘Bedrijventerrein - 1’ en artikel 4 ‘Bedrijventerrein - 2 ’ ten aanzien van detailhandel geen onderdeel blijven uitmaken van het bestemmingsplan zoals het door u is vastgesteld.

Wij hebben hierbij het volgende overwogen.

Provinciaal beoordelingskader
Wij baseren onze reactieve aanwijzing op de Actualisering 2012 van de provinciale Structuurvisie (PSV) en de Verordening Ruimte Zuid Holland (VR) die op 30 januari 2013 door Provinciale Staten zijn vastgesteld. In deze actualisering zit een herijking van het provinciale beleid voor detailhandel.

Het detailhandelsbeleid van de provincie heeft als doelstelling de detailhandelsstructuur te versterken en de dynamiek in de sector te bevorderen. Uitgangspunt is dat nieuwe detailhandel gevestigd moet worden in bestaande winkelgebieden in de centra van steden en dorpen en wijken of nieuwe wijkgebonden winkelcentra (artikel 9 lid 1 VR).

Uitzonderingen zijn alleen mogelijk voor enkele branches die niet of niet goed inpasbaar zijn in de winkelcentra en niet essentieel zijn voor de kwaliteit van deze centra (artikel 9 lid 2 VR). Grootschalige meubelbedrijven (inclusief ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m² en detailhandel in: keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en jacuzzi’s zijn uitsluitend mogelijk op locaties die op kaart 7 van de VR zijn aangewezen als opvanglocatie voor perifere detailhandel.

Een bestemmingsplan dat een ontwikkeling van perifere detailhandel groter dan 1.000 m² bruto vloeroppervlak mogelijk maakt, voor tuincentra en bouwmarkten, moet vergezeld gaan van een distributieplanologisch onderzoek (DPO). Uit dat onderzoek moet blijken dat er geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur. Tevens is advies nodig van het Regionaal Economisch Overleg (REO) (artikel 9 lid 5 VR).

Voor bestaande bouw- en gebruiksrechten in bestemmingsplannen waar geen gebruik van is gemaakt, kent de VR een afwijkingsmogelijkheid in artikel 21 lid 3. Daarbij geldt de voorwaarde dat deze alleen kan worden toegepast indien het belang bij strikte handhaving van de VR niet in verhouding staat tot het belang bij het behoud van het bouw- of gebruiksrecht.

De locaties in het plangebied zijn niet op de kaart van de VR aangewezen als locaties voor perifere detailhandel. Daarom is in het plangebied uitsluitend detailhandel toelaatbaar zoals opgenomen in de VR artikel 9 lid 2 onder a (ongelimiteerd), b en c waarvoor dan wel lid 5
- distributieplanologisch onderzoek (DPO) en advies van het REO geldt -. Woninginrichting e.d. is op deze locatie niet toegestaan (artikel 9 lid 2 onder d VR). In onze zienswijze is daarom verzocht de regels uit het bestemmingsplan ten aanzien van detailhandel conform de VR aan te passen.

Reactie gemeente op zienswijze
U heeft onze zienswijze van 26 april 2013 ongegrond verklaard en het plan op de verzochte punten niet aangepast. In de reactie op onze zienswijze geeft u hierop de volgende aanvullende motivering:
“Op grond van de verordening Ruimte geldt dat een bestemmingsplan geen bestemmingen aanwijst welke nieuwe detailhandel mogelijk maken. Het bestemmingsplan biedt een regeling voor bestaande volumineuze detailhandel, maar laat geen nieuwe volumineuze (perifere) detailhandel toe. Nu het bestemmingsplan niet voorziet in nieuwe detailhandel is het bepaalde in artikel 9 van de verordening niet van toepassing op dit bestemmingsplan. Wij zien derhalve geen aanleiding of noodzaak artikel 1.52 op dit onderdeel in overeenstemming te brengen met de provinciale verordening. Omdat de Verordening Ruimte alleen ziet op nieuwe situaties, zien wij evenmin aanleiding de bestaande volumineuze detailhandel te voorzien van een brancheaanduiding.“ 
U ziet geen ruimtelijke argumenten die het toepassen van een dergelijke branchering, uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, rechtvaardigt.

Reactieve aanwijzing
U wijst er naar aanleiding van onze zienswijze terecht op dat er in een plangebied een aantal bestaande detailhandelsbedrijven is gevestigd. Bestaande feitelijke legale situaties kunnen een maatbestemming krijgen die is afgestemd op de feitelijke situatie en die zo nodig kan worden verruimd naar andere toegestane perifere branches op grond van de VR.

Volgens uw opgaaf zijn ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel volumineus’ in het plangebied twee autodealers en drie meubelbedrijven gevestigd. Op basis daarvan constateren wij dat deze aanduiding geen expliciete maatbestemming is en in combinatie met de begripsbepaling artikel 1.52 ‘volumineuze detailhandel’ de mogelijkheden voor detailhandel ruimer zijn dan de feitelijke situatie.

Ten aanzien van een aantal branches vinden wij de verruiming van de begripsbepaling aanvaardbaar, te weten auto’s, kampeermiddelen en boten. Deze branches zijn op perifere locaties op grond van de VR rechtstreeks toegelaten omdat deze branches niet of niet goed inpasbaar zijn in de winkelcentra en niet essentieel zijn voor de kwaliteit van deze centra (artikel 9 lid 2 onder a VR). Hier kunnen wij dan ook mee instemmen.

Voor zover u de begripsbepaling verruimt met keukens, sanitair, bouwmaterialen, tuinartikelen en woninginrichtingen kunnen wij daar niet mee instemmen.

Ten behoeve van grootschalige meubelbedrijven en andere detailhandelsbedrijven rond het thema wonen (keukens, vloerbedekking, parket, zonwering en jacuzzi’s) zijn opvanglocaties aangewezen die zijn aangeduid op de bij de VR behorende kaart 7 (artikel 9 lid 2 onder d VR). De locaties in het plangebied zijn niet als opvanglocaties op deze kaart opgenomen.
Ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel volumineus’ worden keukens, sanitair en woninginrichtingen, op alle locaties met deze aanduiding mogelijk gemaakt, ook waar deze thans feitelijk niet aanwezig zijn. Hier kunnen wij niet mee instemmen.

Voor zover u de begripsbepaling verruimt met tuinartikelen en bouwmaterialen geldt dat deze branches nu niet aanwezig zijn in het plangebied. Een DPO en REO-advies ontbreken voor nieuwe ontwikkelingen van tuincentra en bouwmarkten groter dan 1.000 m² bruto vloeroppervlak. In artikel 9, lid 5 van de VR is een regeling opgenomen over distributieplanologisch onderzoek en REO-advies bij nieuwe ontwikkelingen met perifere detailhandel (waaronder tuincentra en de omzetting naar nieuwe bouwmarkten) met een oppervlakte van meer dan 1.000 m². Wij zijn van mening dat het distributieplanologisch onderzoek en het advies van het REO, als bedoeld in artikel 9, lid 5 van de VR, ook wanneer het gaat om mogelijke toekomstige vestigingen, reeds bij het vaststellen van het bestemmingsplan bekend moeten zijn, opdat wij, vanwege het provinciale belang bij het detailhandelsbeleid, er reeds bij de beoordeling van dit plan een oordeel over kunnen vellen. Wij stemmen dan ook niet in met een verruiming van de begripsbepalingen met tuinartikelen en bouwmaterialen.

Verder hanteert u de begrippen ‘zoals’ en ‘ed.’ in de begripsbepaling. Daar kunnen wij ook niet mee instemmen. Door deze toevoegingen in de begripsbepaling van het bestemmingsplan, is de lijst met toegelaten branches op perifere locaties geen limitatieve opsomming meer. Bij de vaststelling van de VR is expliciet gekozen voor een limitatieve opsomming van toegestane branches in de periferie. De overige branches kunnen ingepast worden in de bestaande centra.

In overleg heeft u verwezen naar bestaande rechten uit het vigerend bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan was een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen om onder voorwaarden een perifeer detailhandelsbedrijf mogelijk te kunnen maken. Hierin was voor bouwmarkten en grootschalige meubelbedrijven (incl. Woninginrichting/stoffering) de voorwaarde opgenomen dat een verklaring van geen bezwaar van ons moest zijn ontvangen. Deze laatste eis is bij overgang van de WRO naar de Wro per 1 juli 2008 komen te vervallen.

Er is geen sprake van rechtstreeks uit het plan voortvloeiende bouwmogelijkheden, maar vermeende rechten op basis van een vrijstellingsmogelijkheid. Vanwege de huidige druk op het functioneren van de bestaande binnensteden en andere aankoopplaatsen, is toevoeging van extra winkelaanbod in de woninginrichting, keukens en sanitair ondanks het vermeend bestaand recht hier niet aanvaardbaar. Ruimtelijke overwegingen daarbij zijn onder meer gelegen in de ruimtelijke kwaliteit, bereikbaarheid van de voorzieningen en de leegstand en leefbaarheid van de bestaande centra.

In artikel 3.1.p en artikel 4.1.l is een regeling opgenomen voor ondergeschikte detailhandel. De VR maakt op grond van artikel 9 lid 2 onder f uitsluitend beperkte verkoop van consumentartikelen bij sport-, culturele-, medische-, onderwijs, recreatie- en vrijetijdsartikelen mogelijk, niet bij bedrijfsfuncties. Of beperkt tot een bruto vloeroppervlak van 200 m² voor kleinschalige detailhandel, zoals buurt- en gemakswinkels. Ondergeschikte detailhandel die functioneel verbonden is aan de bedrijfsfunctie is op grond van de VR niet toegestaan.

Nadere motivering toepassing van de reactieve aanwijzing
Ten aanzien van de in artikel 3.8, lid 6 Wro, opgenomen voorwaarde dat moet worden aangegeven welke feiten, omstandigheden en overwegingen ertoe hebben geleid dat het betrokken belang niet met inzet van andere bevoegdheden is te beschermen, het volgende. De extra motiveringsplicht is wettelijk vereist om te voorkomen dat provincies en/of het Rijk het betreffende instrument zouden gebruiken om achteraf - passief - in te grijpen terwijl vooraf – op actieve wijze – met andere wettelijke bevoegdheden hetzelfde doel had kunnen worden bereikt.
Door het indienen van een zienswijze bent u tijdig gewezen op de strijdigheden in het plan met het provinciale beleid. Om deze redenen is een reactieve aanwijzing in dit geval het meest geëigende instrument om strijdigheid met het provinciaal belang te voorkomen.

Conclusies
Gezien het voorgaande besluiten wij, overeenkomstig artikel 3.8, lid 6, van de Wro, een aanwijzing te geven, ertoe strekkende dat:
  • De termen ‘keukens’, ‘sanitair’, ‘bouwmaterialen’, ‘tuinartikelen’, ‘woninginrichtingen’, ‘zoals’’, en ‘e.d.’ uit artikel 1.52 ‘volumineuze detailhandel’ en
  • Artikel 3.1.p en artikel 4.1.l ‘ondergeschikte detailhandel’;
geen onderdeel blijven uitmaken van het bestemmingsplan ‘Nieuw Mathenesse’ zoals door u vastgesteld op 18 juli 2013.