direct naar inhoud van Artikel 9 Natuur - voorlopige bestemming
Plan: Zuidwestelijke Randweg-N207
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9928.DOSx2009x0000121IP-VA01

Artikel 9 Natuur - voorlopige bestemming

9.1 Bestemmingsomschrijving voorlopige bestemming

De als Natuur met een voorlopige bestemming aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. werkterrein.
9.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de voorlopige bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Gedurende de bouw van de weg en de bijbehorende kunstwerken mogen de gronden worden gebruikt als bouw- en werkterrein en ten behoeve van de opslag van machines, materieel, opslag van grond, zand, bouwmaterialen en overige goederen.

9.4 Geldigheidstermijn voorlopige bestemming

De termijn waarvoor de voorlopige bestemming geldt, is 5 jaar gerekend vanaf de dag van inwerkingtreding van het inpassingsplan.

9.5 Bestemmingsomschrijving definitieve bestemming

De als Natuur met een voorlopige bestemming aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, beheer, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikte:

  • c. nutsvoorzieningen.
9.6 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de definitieve bestemming in lid 9.5, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken mag niet meer bedragen dan 1,5 meter;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken mag niet meer dan 50 m² bedragen.
9.7 Aanlegvergunning
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
    • 2. het veranderen en dempen van waterlopen;
    • 3. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 50 m²;
    • 4. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van recreatief en educatief medegebruik;
    • 5. het aanleggen van leidingen.
  • b. Het in 9.7 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud en/of normale exploitatie betreffen, die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of die worden uitgevoerd krachtens een vastgesteld beheersplan.
  • c. De in 9.7 genoemde aanlegvergunning kan worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden en de vergunning uit oogpunt van een goede waterhuishouding aanvaardbaar is.