direct naar inhoud van Artikel 9 Waarde - Archeologie
Plan: RijnlandRoute
Status: voorontwerp
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9928.DOSx2010x0022528IP-VO01

Artikel 9 Waarde - Archeologie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

9.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de regel dat bouwwerken, anders dan ten behoeve van uit te voeren archeologisch onderzoek, niet zijn toegestaan.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2 met inachtneming van de volgende regels:

  • a. omgevingsvergunning kan slechts worden verleend voor bouwwerken, in overeenstemming met de bouwregels van de andere, voor die gronden aangewezen bestemmingen;
  • b. de bouwwerken als bedoeld onder a. zijn slechts toelaatbaar indien door die bouwwerken dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de in 9.1 genoemde doeleinden ontstaat;
  • c. het bevoegd gezag kan, ter beoordeling van het bepaalde onder b., de aanvrager van de afwijking verplichten een onderzoeksrapportage te overleggen waarin wordt aangetoond dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de in deze bestemming bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe in elk geval wordt gerekend het afgraven, ontginnen, woelen, mengen en diepploegen alsmede het aanbrengen van drainages of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, indien en voor zover de bedoelde grondwerkzaamheden worden uitgevoerd op een diepte beneden maaiveld vanaf 0,50 meter;
    • 2. het ophogen van gronden met meer dan 0,30 meter;
    • 3. het uitvoeren van werkzaamheden met als gevolg verlaging van de grondwaterstand;
  • b. het onder a. vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud en beheer betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd op grond van een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.