direct naar inhoud van Artikel 6 Leiding - Gas
Plan: RijnlandRoute
Status: voorontwerp
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9928.DOSx2010x0022528IP-VO01

Artikel 6 Leiding - Gas

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg en instandhouding, het gebruik en het onderhoud van een gasleiding.

6.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming begrepen gronden zijn geen bouwwerken toegestaan, anders dan ten behoeve van het bepaalde in 6.1, behoudens bestaande bouwwerken.

6.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2 voor het toestaan van bouwwerken, in overeenstemming met de bouwregels van de andere, voor die gronden aangewezen bestemmingen.
  • b. De bouwwerken als bedoeld onder a. zijn slechts toelaatbaar indien door die bouwwerken dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de in 6.1 genoemde doeleinden ontstaat.
  • c. Alvorens af te wijken vraagt het bevoegd gezag advies aan de beheerder van de gasleiding.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming zijn geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan, behoudens bestaande objecten.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in 6.4 voor het toestaan van een beperkt kwetsbaar object, mits de noodzaak van de aanwezigheid van een beperkt kwetsbaar object binnen de contour van het plaatsgebonden risico gemotiveerd kan worden, alsmede een verantwoording wordt gegeven van het groepsrisico.

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de in deze bestemming bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. grondwerkzaamheden, waartoe ook wordt gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, aanleggen van een drainage, ontginnen en het ophogen van gronden;
    • 2. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 3. werkzaamheden met als gevolg verlaging van de grondwaterstand;
    • 4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
    • 5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven dan wel indrijven van voorwerpen.
  • b. Het onder a. vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud en beheer betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd op grond van een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
  • c. Alvorens omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag advies aan de beheerder van de gasleiding.