direct naar inhoud van 2.3 Provinciaal en regionaal beleid
Plan: Deltanatuur polder Zuidoord Bernisse
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9928.DOSx2009x0001785IP-VA01

2.3 Provinciaal en regionaal beleid

Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (2005)
Het RR2020 is vastgesteld als streekplan en als regionaal structuurplan. In het plan is het gewenste toekomstbeeld van de regio opgenomen.

Het samenwerkingsverband Deltanatuur heeft de ambitie om in aanvulling op de EHS vóór 2010 nog eens 2.400 hectare natte natuur extra te realiseren in het mondingsgebied van Rijn en Maas. Een deel hiervan ligt in de regio Rotterdam. Daarnaast liggen er beleidsdoelstellingen voor het herstel van de getijdendynamiek en de zoet-zout-gradiënt door het (gedeeltelijk) openstellen van de Haringvlietsluizen.

afbeelding "i_NL.IMRO.9928.DOSx2009x0001785IP-VA01_0002.jpg"

Afbeelding 2.1: Uitsnede plankaart RR2020

Een nadere uitwerking van het groenblauwe raamwerk vindt plaats in het Regionaal Groen-blauw Structuurplan 2.

Nota Regels voor Ruimte (2007)
De Nota Regels voor Ruimte vormt samen met de streekplannen een belangrijk provinciaal instrument om de provinciale ruimtelijke belangen te beschermen. In de streekplannen zijn de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid en de bijbehorende opgave opgenomen. In de Nota Regels voor Ruimte is verwoord waaraan gemeentelijke en regionale ruimtelijke plannen moeten voldoen om die opgave te kunnen verwezenlijken.

Visie op Zuid-Holland (Ontwerp Provinciale Structuurvisie, 2009)
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 van kracht werd, moeten gemeenten, provincies en rijk hun beleid neerleggen in één of meer structuurvisies. De provincie Zuid-Holland heeft is bezig om één integrale ruimtelijke structuurvisie voor Zuid-Holland op te stellen. Deze structuurvisie wordt naar verwachting medio 2010 vastgesteld.

Ontwerp Waterbeheerplan 2009-2015
Het ontwerp waterbeheerplan 2009-2015 van waterschap Hollandse Delta vormt het beleidskader voor de regionale waterbeheertaak. Vastgesteld is dat de kwetsbaarheid van (delen van) gebieden voor overstromingen, kwel, overlast, droogte of verzilting en de daarmee gepaard gaande risico's verschillen van gebied tot gebied en een genuanceerde benadering vragen. De Zuidwestelijke Delta is als aandachtsgebied benoemd op basis van onder andere de aspecten waterkwaliteit en aanvoer zoetwater, verzilting en de vergrote zouttong.

Regionaal Groenblauw Structuurplan 2 (2005)
Het Regionaal Groenblauw Structuurplan (RGSP2) geeft een overzicht van de opgaven die vanuit landschap/cultuurhistorie, water, natuur, recreatie en de grondgebonden landbouw op het gebied afkomen en vertaalt deze naar een samenhangende visie op de groenblauwe structuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.9928.DOSx2009x0001785IP-VA01_0003.jpg"

Afbeelding 2.2: Visie Groenblauwe structuur

Langs en in het Haringvliet liggen bijzondere buitendijkse zandplaten en oevermoerassen, bijvoorbeeld bij de Spuimond. Door de afsluiting van het Haringvliet is de natuurlijk getijdendynamiek en de zoet-zout-gradiënt echter verstoord. In het kader van het project Deltanatuur worden langs de Spuimonding natte natuurgebieden aangelegd. Met de groenblauwe structuur wordt ingezet op de ontwikkeling van een samenhangend ecologisch netwerk.

Mogelijkheden voor versterking van de delta liggen er langs het Haringvliet en het Spui. Samen met natuurontwikkeling in de Spuimond en Tiengemeten kan hier een samenhangend systeem ontstaan in aansluiting op de Biesbosch. Binnendijks kan het aanwezige patroon van kreken worden uitgebouwd tot een samenhangend ecologisch netwerk, dat ook voor de recreatie en waterberging betekenis kan hebben.

Inrichtingsplan Spuimonding-West (2007)
De buitendijkse gebieden aan de west- en oostzijde van de Spuimonding zijn grotendeels in gebruik als landbouwgebied. In 2002 is een verkennende studie uitgevoerd naar de ontwikkeling van getijdenatuur in deze buitendijkse gebieden. Hierbij zijn enkele planalternatieven ontwikkeld en beoordeeld. Aan de hand van een afwegingskader heeft de stuurgroep Deltanatuur een voorkeur uitgesproken voor het zogenoemde Krekenalternatief.

De belangrijkse punten van het Krekenalternatief zijn:

  • doorsteken van dijken en uitgraven van kreken;
  • grotere dynamiek in zowel huidige situatie, 'Kier-situatie' en Getemd getij (vergeleken met overstroming);
  • kreken zodanig dimensioneren dat ook bij de 'Kier-situatie' de kreken enige stabiliteit hebben;
  • opslibbing en verlanding bij minder dynamische gebieden;
  • uitgegraven grond beschrikbaar voor aanbrengen van extra reliëf en versterken waterkering;
  • overgang hoger gelegen graslanden, laag gelegen natte (ruige) gorzen en ondiep en diep water;
  • kades mogelijk onderhouden ter herinnering aan inpolderingsgeschiedenis;
  • mogelijkheden beheer met grote grazers;
  • recreatie mogelijk tussen de kreken, eventueel oversteekmogelijkheden.

De uitwerking van het inrichtingsplan is verder in hoofdstuk 4 verwerkt. Voor Spuimonding-Oost is in 2003 een apart inrichtingsplan opgesteld.