Plan: | Bedrijventerrein Nieuw Reijerwaard |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | inpassingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.9928.DOSx2011x0000029IP-OW01 |
Structuurvisie Zuid-Holland
De Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' bevat de provinciale hoofdopgaven tot 2020 met de bijbehorende uitvoeringsstrategie en geeft een doorkijk naar 2040. In de Structuurvisie beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. Inmiddels is de Structuurvisie enkele keren herzien.
Op de kaart bij de Structuurvisie (zie figuur 3) is het plangebied aangeduid als 'bedrijventerrein'. De regels die daarvoor gelden zijn opgenomen onder het kopje 'Verordening ruimte'.
In de Structuurvisie is Nieuw Reijerwaard - samen met de Westelijke Dordtse Oever - als alternatief voor het voormalige transformatiegebied bovenregionaal bedrijventerrein Hoeksche Waard aangeduid. Ook het Rijk steunt deze ontwikkeling en heeft financiële middelen toegezegd. De provincie zet in op de realisatie van de bestemmingswijziging voor deze terreinen. De locaties bieden ruimte voor bovenregionale bedrijvigheid voor de komende jaren. Met het bestemmen van zowel de Westelijke Dordtse Oever als Nieuw Reijerwaard tot bedrijventerrein vervalt de zoeklocatie bedrijventerrein in de Hoeksche Waard. Om de ruimte voor bedrijventerreinen optimaal beschikbaar te houden, zijn bedrijfswoningen uitgesloten.
Figuur 3: Uitsnede Structuurvisie Zuid-Holland met ligging plangebied
Nota Wervelender
Op 26 januari 2011 hebben Provinciale Staten de Nota Wervelender vastgesteld. In de plaatsingsvisie van de Nota Wervelender, opgenomen in de provinciale Structuurvisie, staat waar de provincie plaatsing van windturbines gewenst vindt en waar niet. Naast technische haalbaarheid is het landschap uitgangspunt voor plaatsingsgebieden. Langs grote wegen, kanalen en spoorwegen en in industriële gebieden is de landschappelijke inpasbaarheid groot. De lijnopstelling van windturbines sluit aan bij bebouwingscontouren en economische dynamiek.
In de plaatsingsvisie staat een aantal grootschalige locaties, zoals het Rotterdamse havengebied en de randzone van Goeree-Overflakkee. Verdeeld over de provincie zijn er kleinere locaties, waarvan sommige nog in studie zijn. Het karakter van het landschap noodzaakt om sommige gebieden te vrijwaren, bijvoorbeeld nationale landschappen als het Groene Hart en de topgebieden cultureel erfgoed. Natuurwaarde is ook een criterium en op grond hiervan zijn de Natura 2000-gebieden en de contouren van de Ecologische Hoofdstructuur benoemd. In al deze gebieden willen Gedeputeerde Staten windenergie niet toestaan.
Op basis van de plaatsingsvisie heeft een integrale afweging van de locaties plaatsgevonden. Studielocaties zijn die locaties waar nog nader onderzoek nodig is. Gewenste locaties zijn in principe (milieu)technisch en ruimtelijk haalbaar en vanuit het standpunt van de provincie gewenst, maar moeten nog worden onderschreven door de betreffende gemeente.
Het gebied in de oksel van de A15 en A16 is in de Nota Wervelender aangewezen als studiegebied voor de plaatsing van windmolens (zie nummer 44 in figuur 4). Dit gebied maakt onderdeel uit van het plangebied.
Op grootschalige bedrijventerreinen is de inpasbaarheid van windturbines volgens de nota Wervelender groot. Met de wijziging van de bestemming in bedrijventerrein, passen zodoende ook windturbines volgens de visie binnen het plangebied.
Figuur 4: uitsnede kaart plaatsingsvisie windenergie (bron: Nota Wervelender)
Verordening Ruimte
In de Verordening Ruimte zijn regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. Uiteraard gelden deze regels ook voor inpassingsplannen. De Verordening heeft betrekking op een beperkt aantal onderwerpen. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen dient daarom ook rekening te worden gehouden met ander provinciaal beleid. Het gaat daarbij vooral om het integrale ruimtelijke beleid dat is opgenomen in de provinciale structuurvisie en het bijbehorende uitvoeringsplan. Bovendien moet worden voldaan aan de overige wet- en regelgeving, bijvoorbeeld het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, de Wet geluidhinder en de Natuurbeschermingswet.
In de verordening zijn twaalf kaarten opgenomen met daarin de volgende aspecten.
Voor onderhavig inpassingsplan zijn vooral de regels omtrent 'bedrijventerreinen' van toepassing. De regels hiervoor uit de Verordening luiden:
SER-ladder voor nieuwe bedrijven- en zeehaventerreinen
Voor een aantrekkelijk en concurrerend vestigingsmilieu is de beschikbaarheid van een op de vraag afgestemd areaal bedrijventerreinen een belangrijke randvoorwaarde. Behoud van (binnenstedelijke) bedrijvigheid staat voorop, al dan niet gelegen op bedrijventerreinen. De afstemming tussen vraag en aanbod vindt plaats door intensiveren, innoveren en herstructureren van bestaande en geplande bedrijventerreinen.
In het kabinetsbesluit van 25 maart 2008 waarmee het kabinet heeft gekozen voor de ontwikkeling van de alternatieve locaties Hoeksche Waard (Nieuw Reijerwaard en Westelijke Dordtse Oever), is aangegeven dat de SER-ladder is toegepast. Dit is gebaseerd op onderzoek dat is gedaan door het Centraal Plan Bureau (CPB) in samenwerking met het (destijds) Ruimtelijk Plan Bureau (RPB): "Een ruimtelijke verkenning naar alternatieven voor de Hoeksche Waard" (2007). Daarin is de volgende passage opgenomen: "Alleen een beleidscenario dat uitgaat van een ingrijpende herstructurering (herprofilering), kan een serieus alternatief vormen voor het terrein in de Hoeksche Waard. De kosten van deze beleidsvariant zijn zeer hoog. Bovendien moet de ruimtewinst genuanceerd worden: niet alle nieuwe ruimte zal geschikt zijn voor droge logistiek en het zal moeilijk zijn deze ingrijpende herstructureringsoperatie vóór 2020 te realiseren. Verder overlapt deze ruimte waarschijnlijk voor het grootste deel met het aanbod dat impliciet al in de behoefteramingen is verwerkt. Tenslotte is er soms maatschappelijke (en politieke) weerstand tegen een logistieke functie op een herstructureringslocatie, omdat een terrein dat met veel geld is opgeknapt, gebruikt wordt voor 'dozen en gestapelde containers'. Herstructurering is daarom waarschijnlijk geen serieus alternatief voor de Hoeksche Waard."
Uitsluiten bedrijfswoningen
Om de ruimte voor bedrijventerreinen optimaal beschikbaar te houden, zijn bedrijfswoningen uitgesloten. Er is geen noodzaak meer voor bedrijfswoningen door de moderne communicatie- en beveiligingsmiddelen.
Hoogst mogelijke milieucategorie
Bestemmingsplannen/inpassingsplannen voor gronden die zijn gelegen op bedrijventerreinen moeten bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten passend bij de omgeving van het bedrijventerrein mogelijk maken, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen die mogelijk zijn op grond van een onherroepelijk bestemmingsplan/inpassingsplan of de provinciale structuurvisie.
Afwijkingsmogelijkheid na regionale afstemming
Afwijking van de eis dat in een inpassingsplan voor een bedrijventerrein de hoogste mogelijke milieucategorie moet worden toegelaten, is mogelijk indien in regionaal verband afspraken zijn gemaakt over het voorzien in voldoende ruimte voor bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie die mogelijk zou zijn op het bedrijventerrein.
In onderhavig inpassingsplan is aangesloten bij de uitgangspunten uit de Verordening ruimte. Zo worden geen bedrijfswoningen toegestaan en wordt het principe van inwaarts zoneren toegepast. Nieuw Reijerwaard is bestemd voor met name agrologistieke (havenondersteunende) bedrijvigheid. De Westelijke Dordtse Oever is meer bedoeld voor havengerelateerde bedrijvigheid in de zwaardere milieucategorieën (geluidzoneringsplichtige bedrijven).
Figuur 5: uitsnede Verordening ruimte, kaart 'Bedrijventerreinen'
Per 29 februari 2012 is de Verordening ruimte aangepast. Voor nieuwe ontwikkelingen is lid 7 aan artikel 2 toegevoegd. Hierin is de verplichting opgenomen dat in het kader van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen een beeldkwaliteitparagraaf opgesteld dient te worden in de toelichting van het ruimtelijk plan. In § 5.2 wordt naast het stedenbouwkundig plan ingegaan op de beeldkwaliteit.
Gebiedsvisie Deltapoort
Op 2 februari 2012 is de gebiedsvisie Deltapoort vastgesteld door de stuurgroep Deltapoort. Rijk, provincie, gemeenten en waterschap hebben hiermee hun visie op de gewenste ontwikkeling tot 2025 gegeven. De visie is het resultaat van een gebiedsgerichte benadering die recht doet aan de diversiteit in het gebied en duidelijkheid biedt over de te volgen nieuwe koers.
Centraal staat de doelstelling om samen te werken aan de kwaliteitsverbetering en de concurrentiepositie van het gebied tussen Rotterdam en Dordrecht. Met deze visie wordt gevolg gegeven aan de opdracht van het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel om de ruimtelijke kwaliteit en het vestigingsklimaat te verbeteren.
Het gebied heeft, door ondermeer versnippering en verrommeling, de afgelopen decennia aan kwaliteit ingeboet. Ongecoördineerde ruimtelijke ontwikkeling uit het verleden is daar voor een belangrijk deel debet aan. De visie onderschrijft het belang dat stad en land in Deltapoort fysiek, economisch en sociaal beter met elkaar worden verbonden. Het streefbeeld voor Deltapoort in 2025 is dat dit gebied aantrekkelijker is geworden om te wonen, te werken en te ontspannen. Onderdeel van de nieuwe koers is ondermeer de ambitie voor het ontwikkelen van het routenetwerksysteem. Waarbij een toegankelijk landschap, dat veelal in particulier bezit is, ontsloten wordt door een uitgebreid en divers routesysteem.
Ruimtelijke ontwikkelingen in de onderscheiden themagebieden vragen om een zorgvuldige inpassing afgestemd op de benoemde kernkwaliteiten. De sfeer het karakter de fysieke mogelijkheden en de ontwikkelpotentie verschillen per themagebied.
Bij de ontwikkeling van nieuwe activiteiten verdient met name de kwaliteit van de (landschappelijke) inpassing van projecten meer aandacht.
Voor het gebied Nieuw-Reijerwaard is de ambitie vanuit Deltapoort om te sturen op kwalitatieve ontwikkeling van de randen, de ontsluiting via de IJsselmondse knoop en de goede aansluiting met de A15/A16 met bijzondere aandacht voor de langzaamverkeerroutes. De nadruk ligt op het tegengaan van versnippering en het creëren van een groene overgang en aansluiting met de bebouwing langs de Rijksstraatweg. Bovendien wordt is het de ambitie om de mogelijkheid te bieden om glastuinbouw te vestigen bovenop de bedrijven.
Figuur 6: uitsnede gebiedsvisiekaart Deltapoort
Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020
Het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020, kortweg RR2020, bestrijkt het grondgebied van alle bij de stadsregio Rotterdam aangesloten gemeenten en is bestemd voor de periode tot 2020. De kern van het RR2020 zit in de balans tussen verstedelijking en de kwaliteit van de leefomgeving. De regio behoort tot de dichtstbevolkte gebieden van Europa en vormt de leefomgeving van ruim een miljoen mensen. Tegelijk is het gebied als deel van de delta een economische motor voor Nederland en kent het ecologische en landschappelijke waarden die de regio zelf overstijgen.
Het plangebied is op de plankaart RR2020 (zie figuur 7) aangeduid als een potentieel zoekgebied voor nieuwe bedrijvigheid. Binnen het plangebied worden - naast gespecialiseerde glastuinbouwbedrijven - mogelijkheden geboden voor andersoortige bedrijven. Deze bedrijventerreinontwikkeling dient aangestuurd te worden op basis van een samenhangend ontwikkelingsconcept voor alle bedrijventerreinen in het gebied van Ridderster. Het RR2020 maakt de ontwikkeling van agrologistieke bedrijvigheid mogelijk, die regionaal is afgestemd en vastgelegd in de Bestuursovereenkomst.
Figuur 7: uitsnede plankaart Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020
Regionale Netwerkanalyse Zuidvleugel en Samenwerkingsagenda
De Netwerkanalyse Zuidvleugel geeft een regionale uitwerking aan de afspraak in het Nationaal Mobiliteitsberaad om, als uitvloeisel van de Nota Mobiliteit en de provinciale, regionale en gemeentelijke mobiliteitsplannen, voor de 11 stedelijke netwerken gezamenlijk een netwerkanalyse op te stellen. In de netwerkanalyse geven de samenwerkende overheden (rijk en regionale partners) aan hoe zij het regionale bereikbaarheidsvraagstuk in relatie tot de ruimtelijke en economische ontwikkelingen willen aanpakken. Het doel van de analyse is te komen tot een maatregelenpakket en prioritering gericht op de verbetering van de regionale bereikbaarheid waar alle partijen hun bijdrage aan leveren.
Opgave voor de Zuidvleugel
De economische groei en de internationale concurrentiepositie van de Zuidvleugel staan onder druk. De aantrekkelijkheid van de Zuidvleugel voor internationaal opererende bedrijven hangt onder andere af van de mate waarin deze toegang hebben tot internationale (transport)netwerken en van de mate waarin deze bedrijven gebruik kunnen maken van agglomeratievoordelen. Dat stelt tevens hoge eisen aan de beschikbaarheid en de bereikbaarheid van de arbeidsmarkt. De opgave voor de Zuidvleugel is om potenties te benutten en uit te gaan van de sterktes van het gebied en tegelijkertijd de problemen aan te pakken. De toenemende verstedelijking en bedrijvigheid leveren immers niet alleen voordelen op, maar resulteren ook in verkeers- en vervoersknelpunten. Deze knelpunten moeten in samenhang met ruimtelijk-economische ontwikkelingen worden bekeken, zodat een integrale afweging mogelijk is.
De ontwikkeling van de mobiliteit en de belasting van de beschikbare infrastructuur zijn dusdanig dat alle beschikbare oplossingsstrategieën moeten worden ingezet om de vitale functies van de Zuidvleugel bereikbaar en de economische concurrentiepositie op peil te houden. In het kader van de ontwikkeling van Nieuw Reijerwaard is onderzoek uitgevoerd naar de aansluiting van het bedrijventerrein op de omliggende infrastructuur. De uitkomsten van dit onderzoek zijn beschreven in hoofdstuk 5.
Masterplan Rotterdam Vooruit (MIRT-verkenning Regio Rotterdam en Haven)
In de MIRT-verkenning 'Regio Rotterdam en haven: duurzaam bereikbaar', kortweg Rotterdam Vooruit, wordt gestreefd naar een duurzame bereikbaarheid van de regio Rotterdam. MIRT staat voor Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport.
Het doel van de MIRT-verkenning Rotterdam Vooruit is onder andere te komen tot een gedragen beeld van de problematiek, de belangrijkste opgaven en de oplossingsrichtingen voor de bereikbaarheid van de Rotterdamse regio in de periode tot 2040 met multimodaliteit (auto, OV en fiets), integraliteit, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit als uitgangspunt. Bij de verkeerskundige onderbouwing in het kader van de ontwikkeling van Nieuw Reijerwaard heeft deze doelstelling centraal gestaan. In hoofdstuk 5 is beschreven welke verkeerstechnische maatregelen worden genomen om het bedrijventerrein op de omliggende infrastructuur aan te sluiten. Daarbij wordt tevens bekeken in hoeverre knelpunten in de bestaande bereikbaarheidsproblematiek kunnen worden opgelost.
Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2002 - 2020
In het Provinciaal Verkeer- en Vervoer Plan (PVVP) van 21 januari 2004 beschrijft de provincie Zuid-Holland hoe zij de komende jaren haar beleid op het terrein van verkeer en vervoer vorm wil gaan geven. Daarbij komen onderwerpen aan de orde als bereikbaarheid, leefbaarheid en verkeersveiligheid.
De provincie kiest voor een beleid van beheerste groei van de mobiliteit. Daarbij moeten tegelijkertijd de individuele wensen en eisen die reizigers en het bedrijfsleven aan de kwaliteit van hun mobiliteit stellen niet uit het oog worden verloren. Om de bereikbaarheid en de kwaliteit van de leefomgeving in stand te houden is ten eerste een kwaliteitssprong van het openbaar vervoer op alle niveaus vereist.
Vervolgens dient een vermindering van congestie en een verbetering van de bereikbaarheid plaats te vinden. Om die reden worden kwaliteitseisen gesteld aan de trajectsnelheden van de verschillende typen wegverbindingen.
Tot slot wordt gestreefd naar een toename van het fietsgebruik. Daartoe zal een volwaardig fijnmazig netwerk van zowel verkeersveilige, sociaal veilige, als comfortabele verbindingen moeten worden gerealiseerd.
De groei van de mobiliteit mag niet ten koste gaan van de kwaliteit van de leefomgeving. Eén van de ambities van de provincie is dan ook het duurzaam verbeteren van de omgevingskwaliteit in Zuid-Holland door het oplossen van de belangrijkste knelpunten in de omgevingskwaliteit (te hoge uitstoot van vervuilende stoffen, geluidsoverlast en ruimtelijke versnippering) en het voorkomen van nieuwe knelpunten.