Hoofdstuk 3 Inhoudelijke bepalingen

Artikel 2 bebouwingscontouren

Lid 1 geen verstedelijking buiten de bebouwingscontouren

Bestemmingsplannen voor gronden buiten de bebouwingscontouren (zoals aangegeven op kaart 1) sluiten bestemmingen uit die nieuwvestiging of uitbreiding van stedelijke functies, intensieve recreatieve functies of bebouwing voor extensieve recreatieve functies mogelijk maken.



Lid 2 uitzonderingen

In afwijking van het bepaalde in lid 1 kunnen bestemmingsplannen voor gronden buiten de bebouwingscontouren de volgende ontwikkelingen mogelijk maken:



a) ruimte voor ruimte, toepassing ter plekke

"Ruimte voor ruimte"; de sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, kassen of andere gebouwen en de bouw van één of meer compensatiewoningen ter plekke of in de directe omgeving van de gesloopte bebouwing. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse wordt verbeterd;
  2. voor de sloop van iedere 1.000 m2 gebouwen of iedere 5.000 m2 kassen, mag één compensatiewoning worden gebouwd;
  3. het aantal compensatiewoningen bedraagt maximaal drie;
  4. de nieuwe woningen brengen uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich mee voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven
  5. de te slopen gebouwen of kassen zijn opgericht voor de peildatum van 1 januari 2003 én
  6. de te slopen kassen zijn gelegen buiten de glastuinbouwgebieden zoals aangeduid op kaart 3 behorende bij deze verordening.


b) nieuwe landgoederen

"Nieuwe landgoederen"; de mogelijkheid een landhuis te bouwen en ter compensatie een deels openbaar landgoed (natuur- en/of recreatiegebied) aan te leggen. De realisatie is uitgesloten in bestaande en geplande recreatiegebieden, zoals aangegeven op kaart 2, evenals in de Ecolgische Hoofdstructuur (EHS), zoals aangegeven op kaart 4.Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. het landgoed wordt minimaal 5 hectare groot en is nagenoeg aaneengesloten;
  2. minimaal 90% van het gebied is voor het publiek toegankelijk;
  3. maximaal 10% van het gebied behoort tot het private deel. Deze huiskavel mag voor maximaal 20% worden bebouwd, waarbij één landhuis met maximaal drie wooneenheden is toegestaan én
  4. het onder ii bedoelde gebied wordt niet bebouwd en ingericht met groene en/of blauwe functies die aansluiten bij het bij het gebied passende natuurdoeltype, overeenkomstig het Landelijk Handboek Natuurdoeltypen.


c) vrijkomende agrarische bebouwing

Niet-agrarische functies in vrijkomende agrarische bebouwing, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de nieuwe functie brengt uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich mee voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;
  2. de nieuwe functie heeft niet meer dan een potentieel geringe verkeersaantrekkende werking;
  3. de nieuwe functie wordt gehuisvest in de bestaande bebouwing (uitgezonderd in kassen), met dien verstande dat als sprake is van een zorgfunctie herbouw in ongeveer dezelfde maatvoering is toegestaan én
  4. bedrijfsfuncties worden beperkt tot de categorie 1 en 2, of 3 als de activiteit voor wat betreft aard en schaal is gelijk te stellen aan categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (VNG-lijst).

 



d) noodzakelijke bebouwing

Nieuwe bebouwing voor natuurbeheer, waterbeheer, veiligheid, hulpdiensten, de levering van gas, water of elektriciteit en weggebonden voorzieningen langs rijks- en provinciale wegen (zoals benzinestations en wegrestaurants). Daarbij moet voor het oprichten van nieuwe bebouwing voor hulpdiensten (zoals brandweerkazernes en ambulanceposten) worden aangetoond dat er geen goede alternatieve locatie beschikbaar is binnen de bebouwingscontour.



e) bebouwing op het strand

Nieuwe bebouwing op het strand langs de kust, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de bebouwing ondersteunt het recreatieve karakter van de kust;
  2. de bebouwing is gemakkelijk verwijderbaar;
  3. de bebouwing is gesitueerd bij de op kaart 1 aangeduide strandopgangen met bestaande bebouwing op het strand én
  4. de bebouwing vormt geen belemmering voor het onderhoud, de veiligheid of de versterking van de aanwezige waterkeringen. Hierbij is advies nodig van de beheerder van de waterkering. 


f) kleinschalige bebouwing voor recreatie

Nieuwe kleinschalige bebouwing passend bij en ondersteunend aan de recreatieve functie van het gebied. Bijvoorbeeld bebouwing bij bestaande sportvelden, of een restaurant, een café, een hotel, een manege, een centrum voor natuureducatie of een golfclubgebouw. Recreatiewoningen vallen hier niet onder.



g) recreatiewoningen

Reservering voor in te voegen artikel over de nieuwbouw en de uitbreiding van complexen van recreatiewoningen.



h) glastuinbouwbedrijvengebied

Binnen de begrenzing van het glastuinbouwbedrijvengebied (aangegeven op kaart 3) is de vestiging of uitbreiding mogelijk van bedrijven en andere functies die een directe binding hebben met de glastuinbouw en noodzakelijk zijn voor het functioneren van de glastuinbouw, zoals transportbedrijven, verpakkings- en verwerkingsbedrijven en kennisinstituten. De vestiging is alleen mogelijk als sprake is van intensief ruimtegebruik en het areaal voor de glastuinbouw niet wordt verminderd. Dit kan bijvoorbeeld door de toepassing van dubbel grondgebruik van bedrijven in combinatie met glas.



Lid 3 bestaande stedelijke funcies buiten de bebouwingscontouren

Bestemmingsplannen die betrekking hebben op bestaande stedelijke functies in het gebied buiten de bebouwingscontouren (aangegeven op kaart 1) bevatten bepalingen die voorzien in de volgende zaken:

  1. bestaande niet-agrarische bedrijven, agrarisch aanverwante bedrijven en niet-volwaardige agrarische bedrijven mogen eenmalig worden uitgebreid met ten hoogste 10% van de inhoud; 
  2. de door de gemeente te bepalen maximale omvang van bestaande burgerwoningen en bijbehorende erfbebouwing; 
  3. nieuwe bedrijfswoningen bij niet-agrarische bedrijven, agrarisch aanverwante bedrijven en niet-volwaardige agrarische bedrijven worden uitgesloten; 
  4. bestaande handels- en exportbedrijven in bollen mogen op de bestaande locatie binnen het concentratiegebied van de bollenteelt (zoals aangegeven op kaart 3) slechts uitbreiden als de uitbreiding noodzakelijk en doelmatig is, de landschappelijke kwaliteit niet significant worden aangetast (waaronder zichtlijnen en openheid) en het verlies aan bollengrond wordt gecompenseerd.

 

 



Lid 4 aanpassen bebouwingscontouren door GS ten behoeve van ïn- en uitdeuken"

Gedeputeerde Staten kunnen de bebouwingscontouren, zoals weergegeven op kaart 1, aanpassen wanneer wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. onbenutte ruimte binnen de bestaande contouren wordt ingeruild voor nieuw te bebouwen ruimte buiten de bestaande bebouwingscontour,
  2. het totale oppervlak van het gebied binnen de bebouwingscontour wordt niet vergroot én
  3. belangrijke natuur-, landschaps- en/of cultuurhistorische waarden worden niet aangetast.

 



Lid 5 specifieke uitzondering 600 woningen Duin- en Bollenstreek

Reservering voor in te voegen bepaling over de bouw van 600 woningen in de Duin- en Bollenstreek in het kader van het Pact en Offensief van Teylingen.



Lid 6 specifieke uitzondering landelijk wonen

Reservering voor in te voegen bepaling over de bouw van woningen in het kader van bestaand beleid en bestaande afspraken over llandelijk wonen in de regio Rijnmond (conform RR2020), in het Westland en in de Westlandse Zoom.



Artikel 3 Ontheffingen bebouwingscontour

Lid 1 ontheffing "ruimte voor ruimte", maatwerk en gebiedsgerichte toepassing

Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 2, lid 1 voor maatwerk bij en gebiedsgerichte toepassing van "ruimte voor ruimte". Hiervoor moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de landschappelijke kwaliteit ter plaatse wordt fors verbeterd;
  2. de vervanging van bestaande bebouwing of kassen door nieuwe bebouwing leidt per saldo tot een substantiële vermindering van de bebouwing;
  3. er worden niet meer compensatiewoningen of andere functies toegestaan dan noodzakelijk is om de sloop van de bestaande bebouwing te realiseren;
  4. de nieuwe woningen brengen uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich mee voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;
  5. de te slopen gebouwen of kassen zijn opgericht voor de peildatum van 1 januari 2003;
  6. de te slopen kassen zijn gelegen buiten de glastuinbouwgebieden zoals aangeduid op kaart 3 én
  7. bij gebiedsgerichte toepassing, waarbij op meerdere percelen in een aaneengesloten gebied bebouwing wordt gesloopt, worden de compensatiewoningen bij voorkeur geclusterd gebouwd op percelen die zoveel mogelijk aansluiten op bestaande bebouwingsstructuren.


Lid 2 ontheffing "rood voor groen"

Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 2, lid 1 voor nieuwe bebouwing ten behoeve van "rood voor groen". Hiervoor moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. een substantiële verbetering van in de directe omgeving aanwezige kwaliteiten van natuur, water of landschap of de recreatieve mogelijkheden van die omgeving door investeringen;
  2. sanering van niet-passende functies die afbreuk doen aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied, zoals bedrijfsterreinen of terreinen met opslag in de openlucht;
  3. er worden niet meer woningen of andere functies toegestaan dan noodzakelijk is om te voldoen aan het gestelde onder a en b én
  4. voorzover de locatie is gelegen in een rijksbufferzone, zoals aangeduid op kaart 5, moeten voor het toepassen van "rood voor groen" aanwijzingen te zijn gegeven in de provinciale structuurvisie of in een regionaal afgestemde (inter)gemeentelijke structuurvisie.

 



Lid 3 ontheffing omvangrijke intensieve dagrecreatie

Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 2, lid 1 voor de vestiging of uitbreiding van omvangrijke intensieve overdekte of openlucht dagrecreatie. Hiervoor moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de functie sluit aan bij en is ondersteunend voor het recreatieve karakter van het gebied;
  2. de locatie is goed bereikbaar;
  3. de bebouwing wordt zoveel mogelijk beperkt en ruimtelijk ingepast én
  4. voorzover de locatie is gelegen in een rijksbufferzone, zoals aangeduid op kaart 5, moeten voor het toelaten van de functie aanwijzingen zijn gegeven in de provinciale structuurvisie.


Artikel 4 Agrarische bedrijven

Lid 1 algemene regels agrarische bedrijven

Bestemmingsplannen voor gronden gelegen buiten de bebouwingscontouren (zoals aangegeven op kaart 1) bevatten bepalingen die erin voorzien dat:

  1. agrarische bebouwing wordt geconcentreerd binnen het bouwperceel;
  2. nieuwe bebouwing alleen mogelijk is als deze noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering van volwaardige agrarische bedrijven;
  3. voor een volwaardig agrarisch bedrijf is maximaal één agrarische bedrijfswoning toegestaan, of het aantal dat al vergund is;
  4. nieuwe intensieve veehouderij wordt uitgesloten;
  5. bestaande volwaardige intensieve veehouderijbedrijven mogen uitbreiden in overeenstemming met door de gemeente te bepalen regels;
  6. bestaande intensieve veehouderij als neventak bij agrarische bedrijven mag eenmalig met ten hoogste 10% worden uitgebreid.

 



Lid 2 geen nieuwe glastuinbouw, bollenteelt en boom- en sierteelt buiten de concentratiegebieden

Bestemmingsplannen voor gronden gelegen buiten de concentratiegebieden voor de bollenteelt, glastuinbouw en de boom- en sierteelt (zoals weergegeven op kaart 3) wijzen geen bestemmingen aan die nieuwvestiging van dergelijke bedrijven mogelijk maakt.



Lid 3 bestaande glastuinbouw buiten de concentratiegebieden

Bestemmingsplannen voor gronden gelegen buiten de concentratiegebieden voor de glastuinbouw (zoals weergegeven op kaart 3) bevatten bepalingen die erin voorzien dat alleen bij bestaande volwaardige glastuinbouwbedrijven een oppervlakte van ten hoogste 2 hectare aan kassen per bedrijf mogelijk wordt gemaakt.



Lid 4 bestaande boom- en sierteelt buiten het concentratiegebied

Bestemmingsplannen voor gronden gelegen buiten de concentratiegebieden voor de glastuinbouw (zoals weergegeven op kaart 3) bevatten bepalingen die erin voorzien dat alleen bij bestaande volwaardige glastuinbouwbedrijven een oppervlakte van ten hoogste 2 hectare aan kassen per bedrijf mogelijk wordt gemaakt.



Lid 5 boom- en sierteelt binnen het concentratiegebied

Bestemmingsplannen voor gronden gelegen binnen het concentratiegebied voor de boom- en sierteelt (zoals weergegeven op kaart 3) bevatten bepalingen die erin voorzien dat alleen bij volwaardige boom- en sierteeltbedrijven maximaal 1/3 van het bedrijfsoppervlak mag worden gebruikt voor kassen.



Lid 6 boom- en sierteelt op het PCT-terrein Boskoop

Bestemmingsplannen voor gronden gelegen binnen het op kaart 3 aangeduide boom-en sierteeltgebied PCT-terrein, bevatten bepalingen die erin voorzien dat alleen bij volwaardige boom- en sierteeltbedrijven maximaal 50% van het bedrijfsoppervlak worden gebruikt voor kassen.



Lid 7 bollenteelt binnen het concentratiegebied

Bestemmingsplannen voor gronden gelegen binnen het concentratiegebied voor de bollenteelt (zoals weergegeven op kaart 3) bevatten bepalingen die erin voorzien dat alleen bij volwaardige bollenteeltbedrijven een oppervlakte aan kassen van hoogstens 3.000 m2 per bedrijf mogelijk wordt gemaakt.



Lid 8 nevenactiviteiten

Bestemmingsplannen voor gronden gelegen buiten de bebouwingscontour (zoals aangegeven op kaart 1) kunnen bestemmingen aanwijzen die het mogelijk maken om bij agrarische bedrijven nevenactiviteiten te laten plaatsvinden, bijvoorbeeld zorg, minicampings en overige agro-gerelateerde voorzieningen. Dit onder de volgende voorwaarden:

  1. de activiteit moet plaatsvinden binnen het agrarisch bouwperceel;
  2. de agrarische functie blijft de hoofdfunctie van het bedrijf;
  3. er mogen geen belemmeringen voor de agrarische bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven worden veroorzaakt én
  4. de nevenactiviteit mag de verkeersafwikkeling niet onevenredig belasten.


Artikel 5 Ecologische hoofdstructuur (EHS)

Lid 1

Bestemmingsplannen voor gronden die op kaart 4 zijn aangeduid als bestaande en prioritaire nieuwe natuur of als waternatuurgebied wijzen bestemmingen aan die de natuurfunctie mogelijk maken en beschermen tegen significante aantastingen van de wezenlijke kenmerken en waarden.



Lid 2

Bestemmingsplannen voor gronden die op kaart 4 zijn aangeduid als overige nieuwe natuur, zoekgebied of ecologische verbinding wijzen geen bestemmingen aan die de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant beperken.



Lid 3

Gedeputeerde Staten kunnen op basis van het 'nee, tenzij' principe ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1 en 2 als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. er sprake is van een groot openbaar belang;
  2. er geen reële andere mogelijkheden zijn én
  3. de negatieve effecten zoveel mogelijk worden beperkt en de overblijvende effecten worden gecompenseerd.

Onder 'groot openbaar belang' wordt in ieder geval verstaan de veiligheid, de drinkwatervoorziening, de plaatsing van installaties voor de opwekking van elektriciteit met behulp van windenergie of de plaatsing van installaties voor de winning, opslag of transport van aardgas. 

 



Lid 4

Bij compensatie moeten in ieder geval de volgende voorwaarden in acht worden genomen: 

  1. de compensatie vindt plaats:
  1. aansluitend aan of nabij het aangetaste gebied, waarbij wordt gestreefd naar een situatie waarbij geen sprake is van nettoverlies van areaal, samenhang en kwaliteit van de wezenlijke kenmerken en waarden en waarbij een duurzame situatie moet ontstaan;
  2. door het verzorgen van kwalitatief gelijkwaardige waarden of fysieke compensatie op afstand van het gebied als fysieke compensatie aansluitend aan of nabij het gebied niet mogelijk is, of;
  3. op financiële wijze als zowel fysieke compensatie als compensatie door kwalitatief gelijkwaardige waarden redelijkerwijs onmogelijk is;

 

  1. bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan worden gelijktijdig besluiten genomen over de aard, de wijze en het tijdstip van nadeelsbeperking en over de aard van de locatie van de compensatie. 

 



Lid 5

Per gebied kan een afweging worden gemaakt om een combinatie van activiteiten mogelijk te maken die mede tot doel heeft de kwaliteit of kwantiteit van de ecologische hoofdstructuur per saldo te verbeteren. Een dergelijke gebiedsgerichte benadering is alleen mogelijk als: 

  1. de combinatie van activiteiten binnen één ruimtelijke visie wordt gepresenteerd;
  2. een onderlinge samenhang bestaat tussen de betreffende activiteiten én
  3. een schriftelijke overeenkomst tussen alle betrokkenen over de verwezenlijking van de activiteiten wordt overgelegd.

De gebiedsgerichte benadering is slechts toepasbaar als:

  1. de kwaliteit van de ecologische hoofdstructuur wordt verbeterd, waarbij de oppervlakte van de ecologische hoofdstructuur minimaal gelijkblijft of toeneemt, of
  2. het areaal van de ecologische hoofdstructuur wordt vergroot ter compensatie van het gebied dat door de activiteiten verloren is gegaan en daarmee een beter functionerende ecologische hoofdstructuur ontstaat.


Artikel 6 Nationale landschappen

Lid 1 kernkwaliteiten nationale landschappen

Bestemmingsplannen voor gronden gelegen binnen de begrenzing van de nationale landschappen Groene Hart, Hoeksche Waard en Nieuwe Hollandse Waterlinie en de daarin gelegen snelwegpanorama's Wiericke, Wijk en Wouden en Hoeksche Waard (zoals weergegeven op kaart 5) mogen geen ontwikkelingen mogelijk maken die de kernkwaliteiten van deze gebieden significant aantasten. Deze kernkwaliteiten zijn beschreven in de toelichting van deze verordening. In de toelichting van het bestemmingsplan wordt onderbouwd op welke wijze of met welke maatregelen de kernkwaliteiten kunnen worden behouden of versterkt.



Lid 2 beeldkwaliteitsparagraaf bestemmingsplannen Groene Hart

Bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen buiten of aansluitend aan de bebouwingscontouren (zoals aangegeven op kaart 1) moeten een beeldkwaliteitsparagraaf bevatten als:

  1. de gronden zijn gelegen binnen de begrenzing van het Groene Hart (zoals aangegeven op kaart 5) én
  2. het bestemmingsplan voorziet in nieuwe functies of uitbreiding van bestaande functies met aanzienlijke ruimtelijke effecten.

In de beeldkwaliteitsparagraaf moet - voorzover relevant - tenminste aandacht worden besteed aan de volgende aspecten:

  1.  de belangrijkste kwaliteiten van de landschapstypen en de aardkundige waarden;
  2.  de belangrijkste kwaliteiten van de bestaande dorpsstructuur waaraan wordt gebouwd;
  3.  de openheid van het landschap;
  4.  de historische structuurlijnen en cultuurhistorische objecten;
  5.  de bebouwingskarakteristieken (architectuur, stedenbouw, openbare ruimte) ter plaatse én
  6.  de ordeningsprincipes en de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap.

Daarbij moet de toelichting van het bestemmingsplan tenminste een verantwoording bevatten van de mate waarin de nieuwe functies of de uitbreiding van bestaande functies aansluiten bij de genoemde aspecten en de wijze van inpassing in de wijdere omgeving. Als sprake is van negatieve effecten op de beschreven kwaliteiten, dan moet in het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de maatregelen die worden getroffen om de negatieve effecten op te heffen.
 



Lid 3 migratiesaldo nul nationale landschappen

Bestemmingsplannen die woningbouw mogelijk maken op gronden die zijn gelegen binnen de begrenzing van de nationale landschappen Groene Hart, Hoeksche Waard en Nieuwe Hollandse Waterlinie (weergegeven op kaart 5) moeten in overeenstemming zijn met "migratiesaldo nul". Dit betekent dat het maximale woningbouwprogramma in het nationaal landschap niet meer bedraagt dan het woningbouwprogramma dat nodig is om te kunnen voldoen aan de woningbehoefte. De woningbehoefte wordt berekend op basis van de natuurlijke bevolkingsontwikkeling en het evenwicht tussen het aantal personen dat zich binnen het nationaal landschap vestigt en dat daaruit vertrekt. In de toelichting van het bestemmingsplan moet worden aangegeven hoe het daarin opgenomen woningbouwprogramma zich verhoudt tot "migratiesaldo nul".



Artikel 7 Kantoren

Lid 1 kantorenlocaties

Bestemmingsplannen voor gronden die gelegen zijn buiten de op kaart 6 aangeduide kantorenlocaties en buiten een cirkel van 800 meter rondom de op kaart 6 aangeduide haltes van hoogwaardig openbaar vervoer wijzen geen bestemmingen aan die nieuwe bebouwing voor kantoren mogelijk maken.



Lid 2 uitzonderingen

Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op: 

  1. kleinschalige zelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlak van maximaal 1.000 m2 per vestiging;
  2. kantoren met een lokaal verzorgingsgebied, zoals gemeentehuizen en bankfilialen;
  3. bedrijfsgebonden kantoren met een bruto vloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bruto vloeroppervlak en minder is dan 3.000 m2;
  4. functiegebonden kantoren, zoals (lucht)havengebonden kantoren en veilinggebonden kantoren;
  5. uitbreiding van bestaande kantoren, eenmalig met hoogste 10%.

 



Artikel 8 Bedrijventerreinen

Lid 1 SER-ladder

Bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe bedrijven- en zeehaventerreinen, of de uitbreiding van bestaande bedrijven- en zeehaventerreinen met een oppervlakte van tenminste 1 hectare aan aaneengesloten percelen, moeten in de toelichting een verantwoording bevatten waarbij de behoefte aan nieuw bedrijven- en zeehaventerrein als gevolg van de vervangings- en uitbreidingsvraag wordt onderbouwd. Ook moet worden onderbouwd waarom deze behoefte niet kan worden ondervangen door herstructurering of intensivering van bestaande terreinen.



Lid 2 uitsluiten bedrijfswoningen

Bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen op bedrijventerreinen (zoals aangeduid op kaart 7) wijzen geen bestemmingen aan die nieuwe (bedrijfs)woningen mogelijk maken. Dit uitgezonderd woningen behorende bij woonwerkeenheden op (delen van) bedrijventerreinen waar maximaal milieucategorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (VNG-lijst) is toegestaan en die niet binnen de invloedsfeer liggen van (delen van) bedrijventerreinen waar bedrijven in een hogere milieucategorie zijn toegestaan.



Lid 3 hoogst mogelijke milieucategorie

Bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen op bedrijventerreinen (zoals aangeduid op kaart 7) moeten bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie passend bij de omgeving mogelijk maken.
Als dit vanwege toekomstige ontwikkelingen niet mogelijk blijkt, dan moet de toelichting van het bestemmingsplan een motivering bevatten waarbij in ieder geval worden ingegaan op de relatie tussen de hoogst mogelijke milieucategorie en de lokale omstandigheden.
 



Artikel 9 Detailhandel

Lid 1 geen detailhandel buiten de centra

Bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen buiten de bestaande winkelconcentraties in de centra van steden, dorpen en wijken of nieuwe wijkgebonden winkelcentra, wijzen geen bestemmingen aan die nieuwe detailhandel mogelijk maken of uitbreiding van bestaande detailhandel met meer dan 10%.



Lid 2 uitzonderingen

Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op bestemmingsplannen die de volgende ontwikkelingen mogelijk maken:

  1. perifere detailhandel, mits de gronden op kaart 8 behorende bij deze verordening zijn aangewezen als opvanglocatie voor perifere detailhandel;
  2. de verplaatsing en/of uitbreiding van bedrijven in perifere detailhandel die al elders in de gemeente zijn gevestigd;
  3. nieuwe regionale winkelcentra op de locaties die zijn aangeduid op kaart 8 behorende bij deze verordening;
  4. kleinschalige detailhandel tot een bruto vloeroppervlakte van 200 m2, zoals buurt- en gemakswinkels;
  5. de verkoop van consumentenartikelen bij sport-, culturele, medische, recreatie- en vrije tijdsvoorzieningen (zoals stadions en ijsbanen), mits het assortiment aansluit bij deze voorzieningen;
  6. de aflevering van door consumenten bestelde producten op een bedrijfslocatie waar deze producten worden geassembleerd en/of geproduceerd (zoals PC-configuraties op bestelling) of
  7. uitbreiding van bestaande detailhandel, eenmalig met ten hoogste 10%.


Lid 3 categorieen perifere detailhandel

Onder perifere detailhandel, zoals bedoeld in lid 2, onder a en b, wordt het volgende verstaan:

  1. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  2. detailhandel in zeer volumineuze goederen: zoals auto's, motoren, boten, caravans, keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering, tenten, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen;
  3. tuincentra;
  4. bouwmarkten of grootschalige meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) met een bruto vloeroppervlakte van minimaal 1.000 m2.


Lid 4 nevenassortimenten

Bestemmingsplannen voor gronden die zijn bestemd voor perifere detailhandel, zoals bedoeld in lid 2, onder a en b, stellen regels aan de nevenassortimenten. De oppervlakte van deze winkelvoorzieningen mag voor een deel voor de verkoop van nevenassortiment worden gebruikt. Hiervoor moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. het nevenassortiment past bij het hoofdassortiment;
  2. het nevenassortimentsdeel neemt niet meer ruimte in beslag dan 20% van het netto verkoopvloeroppervlak;
  3. uit distributie-planologisch onderzoek blijkt dat er geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur én
  4. advies is nodig van het Regionaal Economisch Overleg (REO).


Lid 5 ontwikkelingen groter dan 2000 m2 binnen de centra

Bestemmingsplannen die detailhandel mogelijk maken op gronden die zijn gelegen binnen de in lid 1 bedoelde bestaande en nieuwe winkelconcentraties moeten bij detailhandelsontwikkelingen die groter zijn dan 2.000 m2 (bruto vloeroppervlakte) vergezeld gaan van een distributie-planologisch onderzoek. Uit het onderzoek moet blijken dat er geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur. Tevens is advies nodig van het Regionaal Economisch Overleg (REO).



Lid 6 ontwikkelingen groter dan 1000 m2 met perifere detailhandel

Bestemmingsplannen die ontwikkelingen van perifere detailhandel mogelijk maken, zoals bedoeld in lid 2 onder a en b en lid 3 onder b, c en d dienen bij detailhandelsontwikkelingen groter dan 1.000 m2 (bruto vloeroppervlakte) vergezeld te gaan van een distributie-planologisch onderzoek. Uit het onderzoek moet blijken dat er geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur. Tevens is advies nodig van het Regionaal Economisch Overleg (REO).



Artikel 10 Primaire en regionale waterkeringen

Lid 1

Onverminderd het bepaalde in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
worden de primaire en regionale waterkeringen (aangegeven op kaart 9) als zodanig bestemd en worden in de bestemming regels opgenomen voor onbelemmerde werking, instandhouding en onderhoud van die keringen.
 



Lid 2

De bestemming wordt toegekend aan de gronden in de beschermingszones en het profiel van de vrije ruimte van de betreffende keringen, zoals opgenomen in de vastgestelde leggers van de waterschappen.



Lid 3

Andere bestemmingen zijn slechts toelaatbaar voor zover - ook met het oog op de
zeespiegelstijging - er geen sprake is van significante belemmeringen voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de betreffende keringen. Daarbij is advies nodig van de beheerder van de waterkering.
 



Artikel 11 Groepsrisico ext. veiligheid en ruimtelijke doorw. vervoer gevaarlijke stoffen

Groepsrisico externe veiligheid en ruimtelijke doorwerking vervoer van gevaarlijke stoffen



Lid 1 Veiligheidszonering oevers Nieuwe Waterweg en Nieuwe Maas

Bestemmingsplannen voor gronden langs de Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas van raainummer 1034 (Hoek van Holland) tot raainummer 995 (splitsing Nieuwe Maas en Hollandse IJssel) moeten voor het aanwijzen van bestemmingen in overeenstemming zijn met de volgende bepalingen:

  1. als zeeschepen met gevaarlijke stoffen langs de kade varen of aanmeren (gebied tussen raainummer 1034 en raainummer 1004) moet een zone van 40 meter vanaf de kade worden vrijgehouden van nieuwe bebouwing. In het gebied tussen de 40 en 65 meter vanaf de kade is nieuwe bebouwing slechts mogelijk als sprake van een groot maatschappelijk of bedrijfseconomisch belang én is advies nodig van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond.
  2. als alleen binnenvaartschepen met gevaarlijke stoffen langs de kade varen of aanmeren (gebied tussen raainummer 1004 tot raainummer 995) moet een zone van 25 meter worden vrijgehouden van nieuwe bebouwing. In het gebied tussen de 25 en 40 meter vanaf de kade is nieuwe bebouwing slechts mogelijk als sprake van een groot maatschappelijk of bedrijfseconomisch belang én is advies nodig van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond.
  3. In de onder a en b bedoelde bebouwingsvrije zones langs de oever zijn incidenteel nieuwe kleinschalige voorzieningen toelaatbaar ter ondersteuning van het dagrecreatieve karakter van de oever. Bijvoorbeeld restaurants, cafés en kiosken en voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het functioneren van de vaarweg of de haven, zoals radarposten en kranen. Hiervoor moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de bereikbaarheid van de oever voor hulpverleningsdiensten en de mogelijkheden voor optreden van deze diensten mogen niet worden belemmerd;
  2. er zijn voldoende vluchtmogelijkheden (van de risicobron af gericht);
  3. het scheepvaartverkeer wordt niet belemmerd (zichtlijnen, radarwerking etc.) én
  4. advies is nodig van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond en de beheerder van de vaarweg of haven. 
  1. In afwijking van het bepaalde onder a) en b) zijn op het havenindustrieel complex (raainummer 1005 tot 1034, aan de linkeroever) nieuwe bebouwing voor bedrijven toegestaan die vallen onder artikel 2 lid 1 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). Hiervoor moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: 

  1. de bereikbaarheid van de oever voor hulpverleningsdiensten en de mogelijkheden voor optreden van deze diensten mogen niet worden belemmerd;
  2. er zijn voldoende vluchtmogelijkheden (van de risicobron af gericht);
  3. het scheepvaartverkeer wordt niet belemmerd (zichtlijnen, radarwerking etc.) én
  4. advies is nodig van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond en de beheerder van de vaarweg of haven.

    



Lid 2 CHAMP-methodiek

Bestemmingsplannen waarvoor een groepsrisicoafweging moet worden gemaakt moeten vergezeld gaan van een groepsrisicoafweging volgens de CHAMP-methodiek.



Artikel 12 Luchthavens en helikopterlandingsplaatsen

Lid 1 afstand tot woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen

Bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen binnen 500 meter van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen wijzen geen bestemmingen aan die nieuwe luchthavens of helikopterlandingsplaatsen mogelijk maken. Uitgezonderd zijn luchthavens of helikopterlandingsplaatsen die een maatschappelijke functie hebben en woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen die in eigendom zijn van de grondeigenaar van de gronden waarop de luchthaven of helikopterlandingsplaats mogelijk wordt gemaakt. Zij tellen als zodanig niet mee bij het bepalen van de minimaal aan te houden afstand van 500 meter.



Lid 2 afstand tot stiltegebieden

Bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen in of binnen 1000 meter van milieubeschermingsgebieden voor stilte (zoals aangegeven op kaart 10) wijzen geen bestemmingen aan die nieuwe luchthavens of helikopterlandingsplaatsen mogelijk maken. Dit tenzij deze luchthavens of helikopterlandingsplaatsen een maatschappelijke functie hebben of het luchthavens betreft waarop uitsluitend stille luchtsporten worden beoefend, zoals zweefvliegen en ongemotoriseerd schermvliegen.

 



Lid 3 helikopterlandingsplaatsen voor commercieel gebruik

Bestemmingsplannen wijzen geen bestemmingen aan en stellen geen regels die nieuwe helikopterlandingsplaatsen voor commercieel gebruik mogelijk maken.



Lid 4 uitzondering voor de Stadsregio Rotterdam en het Stadsgewest Haaglanden

In afwijking van het derde lid is het mogelijk om in zowel de Stadsregio Rotterdam als het Stadsgewest Haaglanden één helikopterlandingsplaats te bestemmen voor commercieel gebruik zolang er niet reeds een helikopterlandingsplaats voor commercieel gebruik aanwezig is of bestemd is in de Stadsregio of het Stadsgewest.



Artikel 13 Molenbiotoop

Lid 1 molenbiotoop

Bestemmingsplannen voor gronden gelegen binnen de molenbiotoop van traditionele windmolens, zoals aangeduid op kaart 11 , moeten de vrije windvang en het zicht op de molen voldoende garanderen. Daartoe worden in de bestemmingsplannen regels opgenomen die voldoen aan de volgende voorwaarden:

  1. binnen de straal van 100 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht of beplanting aanwezig zijn, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  2. binnen de straal van 100 tot 400 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, moet wat betreft nieuwe bebouwing en beplanting het volgende zijn geregeld:  
  1. Als de molen is gelegen buiten de bebouwingscontour (zoals aangegeven op kaart 1) mag de maximale hoogte niet meer bedragen dan 1/100ste van de afstand tussen bouwwerk en beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek (1 op 100-regel).
  2. Als de molen is gelegen binnen de bebouwingscontour (zoals aangegeven op kaart 1) mag de maximale hoogte van bebouwing en beplanting niet hoger zijn dan 1/30ste van de afstand tussen bouwwerk en beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek (1 op 30-regel).
  3. Als de onder i en ii bedoelde molenbeschermingszone zowel binnen als buiten de bebouwingscontour is gelegen, dan geldt het volgende:
  • Molen binnen de bebouwingscontour:Binnen en tot de bebouwingscontour geldt de 1 op 30-regel. De toegepaste bebouwings- en beplantingshoogte op deze grens wordt buiten de bebouwingscontour horizontaal doorgetrokken tot daar, waar op grond van de berekening voor een molen buiten de bebouwingscontour een grotere hoogte kan worden toegestaan (1 op 100-regel, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek).
  • Molen buiten de bebouwingscontour:Tot de bebouwingscontour geldt de 1 op 100-regel, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek. De toegestane bebouwings- en beplantingshoogte op deze grens is het vertrekpunt voor de 1 op 30-lijn (vanaf dit punt moet een schuine lijn worden getrokken met een stijging van steeds 1 meter hoogte per 30 meter afstand).

 



Lid 2 uitzondering voor situaties met bestaande beperkingen

In afwijking van het bepaalde in lid 1 onder b is het oprichten van nieuwe bebouwing mogelijk als:

  1. er sprake is van een situatie waarin vrije windvang en het zicht op de molen reeds beperkt zijn door bebouwing, zolang de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt, óf:
  2. zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd.


Lid 3 molens met een bijzondere molenbiotoop

Bestemmingsplannen voor gronden gelegen binnen de molenbiotoop van traditionele windmolens, aanduid op kaart 11 als molens met een bijzondere molenbiotoop, moeten de vrije windvang en het zicht op de molen voldoende garanderen. Daartoe worden in de bestemmingsplannen regels opgenomen die voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de molenbiotoop omvat een cirkel met een straal van 400 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen;
  2. binnen de molenbiotoop gelden door de gemeente te bepalen beperkingen voor de hoogte van nieuwe bebouwing en beplanting, waarbij zowel rekening wordt gehouden met het belang van de molen als de belangen van bestaande functies en bebouwing.


Lid 4 aanpassing kaart door GS

Gedeputeerde Staten kunnen kaart 11 behorende bij deze verordening aanpassen, indien daartoe aanleiding bestaat in verband met veranderingen in de staat of de omgeving van een molen.



Artikel 14 Landgoederenbiotoop

Reservering voor in te voegen artikel over de bescherming van landgoederen en de omgeving daarvan.