1.1 Aanleiding
De provincie Zuid-Holland heeft ervoor gekozen één integrale ruimtelijke structuurvisie voor haar hele grondgebied op te stellen. De invoering op 1 juli 2008 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) was een goede aanleiding voor aanpassing van haar ruimtelijk beleid. Meer dan ooit daagt deze wet overheden uit gezamenlijk en actief de ruimtelijke ontwikkeling van ons land ter hand te nemen.
Deze structuurvisie bevat de ambities van provinciaal belang voor de periode tot 2020 met een doorkijk naar 2040. Ook de aanpak om samen met andere partijen de doelen te bereiken komt aan de orde. Het accent daarbij ligt op sturing vooraf en sturing op kwaliteit.
1.2 Doel
In een provincie met 3,5 miljoen mensen en belangrijke economische clusters is de ruimte schaars. Zuid-Holland is een intensief gebruikt gebied met een strategische ligging op het natuurlijke kruispunt van internationale verbindingen. De lage ligging van Zuid-Holland en de ligging aan zee hebben invloed op de mogelijkheden om de beschikbare ruimte te benutten. Een gevarieerd landschap van delta, kust en rivieren in directe nabijheid van steden vormt een uniek decor. Dit biedt de provincie kansen om haar internationale concurrentiepositie uit te bouwen. De mens is daarin de bepalende factor. Mede daarom wil Zuid-Holland voor de inwoners nu en in de toekomst een goede en veilige woon, - werk- en leefomgeving bieden. Leefbaarheid, vitaliteit en diversiteit staan centraal om de dynamiek, creativiteit en innovatiekracht van de mensen in Zuid-Holland verder te laten bloeien.
De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers.
Dit wil de provincie bereiken door middel van realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.
Dit doel realiseert de provincie door samenwerking met gemeenten en andere partijen vanuit een proactieve houding. De provincie stuurt op kwaliteit en functies door te ordenen, programma’s en projecten te ontwikkelen, onderzoek uit te voeren en te agenderen.
Kaarten zijn een ruimtelijke weergave van doelstellingen en ambities. Meer dan voorheen stuurt de provincie op hoofdlijnen en zet in op versterkte vroegtijdige samenwerking. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: 'Lokaal wat kan, provinciaal wat moet'. De provincie geeft het lokale bestuur ruimte bij de ruimtelijke inrichting en stelt daarvoor kaders. Sturen op efficiënt ruimtegebruik, verbeteren van de verbindingen en samenhang tussen de gebieden en versterken van de ruimtelijke kwaliteiten vormen de uitgangspunten bij het kaderstellen. Daarom is gekozen voor de titel “Ontwikkelen met
schaarse ruimte”. Dit vraagt om duidelijke keuzes. Deze zijn in de structuurvisie gemaakt
op basis van de provinciale belangen.
1.3 Proces
De ontwikkeling van dit ontwerp van de structuurvisie Visie op Zuid-Holland heeft in fasen plaatsgevonden:
- een voorbereidende fase, waarin het bestaande beleid en de bestaande doelen zijn bediscussieerd. Trends en ambities op alle schaalniveaus zijn hierbij betrokken. De uitkomsten van voorbereidende analyses en gesprekken zijn vastgelegd in de Nota Provinciaal Belang1. In deze nota zijn kaders geformuleerd en is de richting voor beleidskeuzes uitgewerkt.
- in de daarop volgende fase zijn (mogelijke) beleidskeuzes geanalyseerd en besproken met de regio. Dit overleg is samengevat in de nota ‘Op weg naar de provinciale structuurvisie voor Zuid-Holland’ (december 2008);
- daarna volgde consultatie van gemeenten en regio op basis van de eerste versie ontwerpstructuurvisie en voorontwerpverordening (mei-juni 2009).
- tot slot zijn keuzes gemaakt en zijn deze ontwerpstructuurvisie en -verordening (september 2009) opgesteld.
Hierna volgt de inspraakperiode (november 2009 tot en met januari 2010) en vaststelling van deze structuurvisie Visie op Zuid-Holland en de provinciale verordening Ruimte (gepland in juni 2010).
Na de inspraakperiode gaat de provincie aan de slag met de ingekomen zienswijzen. Na eventuele aanpassingen bieden Gedeputeerde Staten de visie en de verordening voor vaststelling aan Provinciale Staten aan. Vanaf het moment van vaststelling zijn de structuurvisie en verordening voor het hele gebied van de provincie het geldende ruimtelijk beleid. De structuurvisie vervangt dan het interim-beleid voor de provinciale ruimtelijke ordening. Het interim-beleid was gebaseerd op de Provinciale Ruimtelijke structuurvisie Zuid-Holland 2020 (2004), de streekplannen Zuid-Holland - Zuid (2000), -West (2003), -Oost (2003) en Rijnmond (2005), alle herzieningen en uitwerkingen daarvan, evenals de Nota Regels voor Ruimte (2006). De structuurvisie implementeert de beleidslijnen uit de Voorloper Groene Hart2. Ook afspraken over de Zuidvleugel zijn in het ruimtelijk beleid verankerd. Afstemming zal plaatsvinden met het lopende programma voor de Zuidwestelijke Delta (gebaseerd op het Nationaal Waterplan (NWP, 2009) en het Nationaal Deltaprogramma (NDP), waarin de aanbevelingen van de Commissie Veerman zijn verwerkt).
Het grootste deel van het vigerende beleid past binnen het provinciaal belang zoals geformuleerd in deze structuurvisie. Dit betekent dat het beleid, zoals dat is beschreven in streekplannen, de Provinciale Ruimtelijke structuurvisie en de Nota Regels voor Ruimte, is overgenomen. Wel zijn nieuwe accenten gelegd of is de koers iets gewijzigd op basis van trends, ontwikkelingen en de sturingsfilosofie van de provincie.
De leefomgeving van mensen wordt beïnvloed door de ruimtelijke inrichting. Om vroegtijdig inzicht te krijgen in deze effecten is gelijktijdig aan de ontwikkeling van de structuurvisie een planMER opgesteld. Daarbij zijn duurzaamheidseffecten van het nieuwe beleid beoordeeld en vergeleken met de effecten bij voortzetting van bestaand beleid. Ook bij de planMER staan wonen, leven en werken centraal en is gekozen voor de benadering vanuit de mens (people), duurzaamheid (planet) en economie (profit). In de planMER staan drie vragen centraal:
- wat is het verschil tussen het bestaande en nieuwe beleid;
- wat zijn hiervan de mogelijke effecten voor een duurzame ontwikkeling;
- welke afwegingen hebben in het beleidsproces plaatsgevonden en hoeverre is in deze discussies rekening gehouden met duurzame ontwikkeling.
De belangrijkste conclusies zijn:
- het verschil tussen bestaand beleid en nieuw beleid is wat betreft de bijdrage aan een duurzame ontwikkeling niet groot.
- Globaal scoort het beleidsscenario iets beter dan het trendscenario (geen nieuw beleid).Een strategie om in te zetten op compact stedelijk bouwen voor de komende periode, gecombineerd met een beperkte aanpassing van het watersysteem, lijkt een goede manier om geleidelijk te anticiperen op de toekomstige bevolkingsontwikkeling en de lange termijn effecten van klimaatverandering. Deze strategie is ingebed in het ruimtelijke beleid zoals verwoord in de structuurvisie.
- Voor de ontwikkeling van de EHS is de score van het beleidsscenario “waarschijnlijk negatief”. Het gaat hier om een beoordeling van de kwantitatieve opgaven. Het realiseren van een ruimtelijke structuur voor biodiversiteit scoort positief door de investering in Groene ruggengraat. Daarbij is opgemerkt dat de beoordeling moeilijk is omdat het beleid nog onvoldoende is uitgewerkt.
- De ontwikkeling in de productiviteit van de grondgebonden landbouw scoort in het beleidsscenario ook iets minder gunstig. Dit wordt veroorzaakt dat door het toepassen van de lagenbenadering meer rekening wordt gehouden met bodemdaling en verzilting.
De planMER heeft direct invloed gehad op afwegingen die binnen het beleidsproces hebben plaatsgevonden voor de volgende belangrijke duurzame onderwerpen:
- het versterken van sturen op landschappelijke kwaliteit via regioprofielen, kwaliteitskaart en verordening;
- het consistent toepassen van de lagenbenadering is (via kaartbeelden van het trendscenario) getoetst;
- voor herstructurering van de woningbouw is een onderzoeksvraag geformuleerd en kwantitatieve opgaven zijn in de structuurvisie toegelicht;
- kennis over de landbouw (beleidsontwikkelingen en economische ontwikkelingen) bleek onvoldoende en zal worden uitgewerkt in een landbouwvisie;
- beleid ten aanzien van de kwetsbaarheid van weidevogels is opgenomen.
1 Vastgesteld door Provinciale Staten d.d. 12 november 2008
2 De Voorloper Groene Hart is een gezamenlijk document van de provincies Zuid-Holland, Utrecht en Noord-Holland.
1.4 Samenhang met andere plannen
De structuurvisie staat niet op zichzelf maar heeft een samenhang met sectorale plannen in de provincie en met andere plannen.
1.4.1 Randstad 2040, Zuidvleugel, Voorloper Groene Hart en Zuidwestelijke Delta
Zuid-Holland heeft deelgenomen aan de integrale structuurvisie Randstad 2040 van het Rijk. Vanuit de Nota Ruimte is ingezoomd op de Randstad. Daarnaast is er nog een aantal taken en opdrachten die het Rijk aan de provincie oplegt of waar afspraken over zijn, zoals de realisering van de Ecologische Hoofdstructuur, de uitwerking van de kernkwaliteiten van nationale landschappen en beschermen rijksbuffers.
Op regionaal niveau heeft de provincie samen met de stedelijke regio’s gewerkt aan visievorming en zijn afspraken gemaakt over de Zuidvleugel en het Groene Hart.
In het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel is de verstedelijkingsstrategie voor de Zuidvleugel uitgewerkt. Een daaraan gekoppelde groenstrategie is in ontwikkeling. Deze bestuurlijke zijn belangrijke bouwstenen voor de structuurvisie van Zuid-Holland. De drie Groene Hartprovincies Utrecht, Noord- en Zuid-Holland hebben de Voorloper Groene Hart opgesteld en vastgesteld als belangrijke gezamenlijke bouwsteen voor de provinciale structuurvisies, met daarin interprovinciale beleidslijnen voor een gemeenschappelijk Groene Hartbeleid.
Tot slot zullen komende bestuurlijke afspraken die invloed hebben op de ruimtelijke inrichting van Zuid-Holland in de definitieve structuurvisie en verordening of aanpassingen hiervan worden meegenomen. Voorbeelden hiervan die de komende tijd concreter zullen worden zijn de afspraken met het Rijk over het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) of het samenwerkingsverband Zuidwestelijke Delta voor het zuidelijk deel van de provincie.
1.4.2 Samenhang met Provinciaal Waterplan en Actieprogramma Klimaat en Ruimte
Ruimte, water en klimaat vragen om samenhang in beleid. Daarom zijn de Provinciale structuurvisie, het Provinciaal Waterplan en het Provinciaal Actieprogramma Klimaat en Ruimte in samenhang opgesteld.
De ruimtelijke aspecten in het Provinciaal Waterplan hebben conform de Waterwet en de Wro de status van een provinciale structuurvisie. Verder zijn provinciale wateropgaven op het gebied van kaderstelling, toezicht en regie in het Provinciaal Waterplan en in de provinciale waterverordening uitgewerkt. De aanbevelingen van de Deltacommissie en de overige opgaven uit het Nationaal Waterplan zijn ook verwerkt, evenals de eisen die gelden in relatie tot de Europese Kaderrichtlijn Water.
De inzichten in de gevolgen van de klimaatverandering noodzaken overheden wereldwijd
tot beleidsaanpassingen. Deze staan in het Actieprogramma Klimaat en Ruimte.
1.5 Leeswijzer
De structuurvisie bevat vijf hoofdstukken. De belangrijkste uitgangspunten en opgaven staan in hoofdstuk 2. Deze zijn gebaseerd op maatschappelijke ontwikkelingen en de bestuurlijke context. hoofdstuk 3 beschrijft de ambities voor de lange termijn in twee samenhangende perspectieven voor 2040 in de hoofdopgaven Duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie en Aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel.
In hoofdstuk 4 beschrijft de provincie de ambities tot 2020 met daaraan gekoppeld de provinciale belangen. Zuid-Holland wil de samenhang en diversiteit van het stedelijk en landelijk netwerk versterken. Deze samenhang is uitgewerkt in de hoofdopgaven Samenhangend stedelijk netwerk, Vitaal, divers en aantrekkelijk landschap en Stad en land verbonden. Ook de twee hoofdopgaven voor de lange termijn komen hier aan bod. Hoofdstuk 5 gaat in op de uitvoeringsstrategie en de belangrijkste instrumenten daarbij. Deze uitvoeringsstrategie bevat de sturingsfilosofie en de manier waarop de provincie de beleidskeuzes gaat realiseren. Ook de functiekaart en de kwaliteitskaart maken deel uit van
de structuurvisie. Zij visualiseren de gewenste functies en ruimtelijke kwaliteit tot 2020.
Bij deze structuurvisie horen meerdere documenten. Belangrijk zijn de verordening Ruimte en het uitvoeringsprogramma. De verordening is gelijktijdig met de structuurvisie opgesteld en wordt ook gelijktijdig vastgesteld. Het uitvoeringsprogramma werkt de uitvoeringsstrategie verder uit in ruimtelijke projecten, programma’s en de financiering. De onderzoeksagenda is een belangrijk onderdeel van het uitvoeringsprogramma. De provincie actualiseert dit uitvoeringsprogramma elke twee jaar.
2. Uitgangspunten en opgaven
2.1 Inleiding
In Europa zijn de afgelopen jaren de welvaart en mobiliteit sterk toegenomen en is de bevolkingsgroei gedaald. Dit heeft veranderende sociaal-maatschappelijke behoeften tot gevolg. Mensen hebben een groeiende behoefte aan leefbaarheid, identiteit, herkenbaarheid en keuzemogelijkheden. Regio’s concurreren om het talent van de mens. Bij het aantrekken en behouden van mensen in een regio is de dynamiek van economische, culturele en sociale activiteiten bepalend, samen met innovatiekracht en leefbaarheid. Wereldwijd worden de gevolgen van klimaatverandering en energieschaarste steeds
duidelijker. Maar ook economische verwevenheid is evident. Samenwerking op globale
en lokale schaal wordt daarmee nog belangrijker.
Zuid-Holland staat midden in een globaliserende samenleving en economie en moet daar ook op inspelen. De provincie is met de Randstad onderdeel van het Europa van de grootstedelijke regio’s, sterk verweven met economische centra in de wereld. De verbindingen met de Verenigde Staten en Zuidoost-Azië, maar ook met ‘nieuwe’ spelers als China, Zuid-Amerika en Afrika zijn van groot strategisch belang. Zuid-Holland onderscheidt zich in dit krachtenveld dankzij de volgende kenmerken. De provincie kent een gevarieerd en dynamisch landschap van delta, kust en rivieren én de aanwezigheid van sterke steden met internationale economische clusters. Dit in combinatie met de creativiteit, innovatiekracht en diversiteit van de inwoners maken Zuid-Holland uniek.
Visie op Zuid-Holland reageert en anticipeert op maatschappelijke en bestuurlijke ontwikkelingen. Dit wordt zichtbaar in de opgaven voor de ruimtelijke inrichting, afgeleid uit trends en mogelijke ontwikkelingen. Daarnaast speelt de bestuurlijke omgeving een belangrijke rol. In dit hoofdstuk zijn de relevante trends en ontwikkelingen in Zuid-Holland toegelicht in paragraaf 2.2. Vervolgens wordt de veranderde ruimtelijke context van Zuid-Holland toegelicht in paragraaf 2.3. Het provinciaal belang en de uitgangspunten voor de sturingsfilosofie komen in paragraaf 2.4 aan de orde. Deze drie invalshoeken samen leiden tot de formulering van integrale hoofdopgaven in paragraaf 2.5.
2.2 Trends en ontwikkelingen
2.2.1 Klimaatverandering
Het klimaat verandert door natuurlijke factoren en sinds het midden van de 20e eeuw vooral door de menselijke invloed (versterking van het broeikaseffect). Het klimaatsysteem kent een ‘beperkte voorspelbaarheid’, er is altijd kans op onverwachte gebeurtenissen. Dat het klimaat verandert, is zeker, het exacte tempo en de wijze waarop zijn moeilijk voorspelbaar. Om grip te krijgen op de onzekerheden zijn er vier KNMI06-scenario’s, die hoekpunten vormen van een speelveld waarbinnen het toekomstige klimaat zich ontwikkelt. Alle scenario’s zijn even waarschijnlijk, er moet dan ook rekening worden gehouden met een bandbreedte.
De vier scenario’s verschillen in de verwachte wereldtemperatuur in 2050 (+1 of +2 graden) en het wel (+ scenario’s) of niet wijzigen van de dominante windrichting (figuur 2.1). De scenario’s verschillen in de mate waarin de mondiale temperatuur stijgt en de mate waarin de luchtstromingspatronen boven Nederland veranderen. De W en W+-scenario’s kenmerken zich door een sterke toename van de wereldgemiddelde temperatuur, terwijl die in de G en G+-scenario’s gematigd is. Bij de G+ en W+ scenario’s zorgt een verandering in de luchtstroming boven de Atlantische oceaan en West-Europa voor extra warme en natte winters, terwijl de zomers extra warm en droog zijn. Bij de G en W- scenario’s is de
invloed van veranderingen in de luchtstroming klein. Alle scenario’s gaan uit van een stijging van de gemiddelde temperatuur en een toenemende kans op extreme temperaturen, een stijging van de zeespiegel (35-85 cm in 2100), een toename van de gemiddelde winterneerslag en een toenemende kans op extreme neerslag, met name in de kustzone. Alleen in de plusscenario’s is sprake van een sterke afname van de gemiddelde zomerneerslag en een sterke toename van de potentiële verdamping.
De klimaatverandering heeft grote gevolgen voor het watersysteem. Zeespiegelstijging en hogere rivierafvoeren in de winter zetten de waterveiligheid in het benedenrivierengebied onder druk. Zomerdroogte zorgt voor lage rivierafvoeren met negatieve gevolgen voor de zoetwatervoorziening (externe verzilting) en scheepvaart. Droogte leidt tot een versnelde afbraak van veen en heeft in combinatie met hogere temperaturen een negatief effect op de waterkwaliteit. Extreme neerslag kan wateroverlast geven in stedelijk en landelijk gebied. Hoge zomertemperaturen geven een risico voor de volksgezondheid. De behoefte aan koeling neemt toe.
Figuur 2.2.1: Grafische weergave Klimaatscenario's (bron KNMI)
Warmer en stabieler zomerweer heeft ook positieve kanten. In de zomer profiteren de kust en groene gebieden van meer toerisme. Hogere temperaturen in de winter zorgen ervoor dat de energievraag voor verwarming afneemt.
Droogte en verzilting
Door klimaatverandering neemt de kans op droogte en verzilting toe. Zoetwatertekorten kunnen verergeren en vaker voorkomen. Droogte zorgt voor lage rivierafvoeren, afname van zoet grondwater en tekorten in het oppervlaktewater. Dit heeft negatieve gevolgen voor de zoetwatervoorziening. Droogte leidt ook tot een versnelde afbraak van veen en heeft in combinatie met hogere temperaturen een negatief effect op de waterkwaliteit.
Verzilting kent twee vormen: intern en extern. Interne verzilting is verzilting via het grondwater. Dit wordt veroorzaakt door brak water dat vanuit het grondwater in het oppervlaktewater komt via kwel en wellen. Dit speelt in (diepe) droogmakerijen en in een zone direct langs de kust. Externe verzilting is het binnendringen van zout zeewater bij hoge waterstanden op zee en/of lage rivierwaterstanden. Dit speelt op alle plaatsen waar de zee in open verbinding staat met het binnenwater, zoals de Nieuwe Waterweg. Klimaatverandering versterkt vooral de externe verzilting doordat lage rivierafvoeren vaker voorkomen. Ook de zeespiegelstijging heeft effect. Dit kan een bedreiging vormen voor de inlaatpunten van zoet water.
Droogte en verzilting hangen dus nauw samen met de problematiek van de (zoet)watervoorziening. Zoet water wordt gebruikt om brak water weg te spoelen of bij droogte gewassen, bebouwd gebied en natuurgebieden van geschikt water te voorzien. Hoe warmer het wordt, hoe groter de (zoet)waterbehoefte. Zoet water kan een schaars goed worden, waarvan de beschikbaarheid niet vanzelfsprekend zal zijn.
2.2.2 Toenemende energieschaarste
De welvaartstijging heeft geleid tot een enorme toename in energiegebruik. Met olie en aardgas als belangrijkste energiebronnen is de CO2-uitstoot de laatste decennia fors toegenomen. Deze stijging zet door als verdere maatregelen uitblijven. De eindigheid van fossiele energiebronnen is een economische en maatschappelijke uitdaging om alternatieven te vinden.
Energieschaarste en klimaatverandering vragen om een duurzame economie. Zorgvuldig omgaan met schaarse hulpbronnen staat daarbij centraal. Dit betekent efficiënt gebruik van grondstoffen, zuinig omgaan met energie en investeringen in kennis, onderwijs en technologie. Investeren in infrastructuur is hierbij belangrijk. Ruimte geven aan lokale en regionale energienetwerken en een intensiever gebruik van de ondergrond vormen belangrijke ruimtelijke opgaven.
Zuid-Holland heeft een goede energiepositie door de grote afzetmarkt, de eenvoudige aan- en afvoer van grondstoffen, het groot koelvermogen en de traditioneel sterke ‘energyport’ van Rotterdam. Deze situatie biedt kansen voor investeringen in technologische vernieuwingen en slim ruimtegebruik. Deze positie stimuleert technologische ontwikkelingen op het gebied van energiebesparing, de ontwikkeling van lokale energienetten en gebruik van lokale energiebronnen, bijvoorbeeld aardwarmte, zon en wind. Daarnaast zijn er ook bedreigingen: een te grote afhankelijkheid van energie en, hoewel een aantal energiebronnen veiliger is in gebruik en transport dan fossiele brandstoffen, geldt dit zeker niet voor alle alternatieven.
2.2.3 Globalisering en individualisering, behoefte aan identiteit
Toenemende globalisering van de economie leidt tot structuurveranderingen in de samenleving. De concurrentie om de mens en de ‘creatieve klasse’ gaat gepaard met de vraag naar leefbaarheid. De strategische ligging van Nederland in Europa en de positie van Zuid-Holland in de Randstad bieden grote kansen voor Zuid-Holland om zich te ontwikkelen tot knooppunt in het Europese netwerk van metropoolregio’s. Tegelijkertijd veranderen de sociaal-maatschappelijke behoeften. Welvaart en mobiliteit zijn gestegen en de effecten van individualisering worden zichtbaar. Mensen hebben een groter leefgebied, willen zich graag onderscheiden en hebben behoefte aan individuele ontplooiing. De bereikbaarheid van banen, voorzieningen en recreatie is daarbij een belangrijke graadmeter voor hun keuze van een woonplaats. Gelijktijdig is er behoefte aan identiteit en herkenbaarheid door een omgeving waarmee men zich verbonden weet. Men wil een gevarieerder banenaanbod,
aanwezigheid van een breder scala van sociale en culturele voorzieningen en meer diversiteit van woon- en werkmilieus. Rust en veiligheid in de woonomgeving gaan samen met de wens naar bruisende stedelijke milieus. Deze trends leiden tot meer aandacht voor diversiteit en herkenbaarheid van locaties, zowel stedelijk als landschappelijk. Contrasten tussen regio’s, tussen stad en land en de herkenbaarheid van de dynamische cultuurgeschiedenis worden belangrijker voor de mensen in Zuid-Holland.
Figuur 2.2.3: Metropolen in West-Europa
2.2.4 Demografische ontwikkelingen, wonen en krimp
Zuid-Holland heeft te maken met een veranderende demografische situatie. Dit heeft gevolgen voor economische en sociaal-maatschappelijke behoeften en heeft invloed op de ruimtelijke inrichting van de provincie. De bevolking is in Zuid-Holland sinds 1990 met meer dan 400.000 mensen toegenomen, vooral door natuurlijke groei. Het aantal huishoudens is nog sneller gegroeid. Het aandeel ouderen neemt sterk toe. Door wijzigingen in de bevolkingssamenstelling en toegenomen welvaart zijn de woonvoorkeuren veranderd. Mensen zijn het stedelijk gebied steeds positiever gaan waarderen. Dit komt doordat3:
- er vooral alleenstaanden en allochtone gezinnen bij komen; beide groepen hebben een voorkeur voor stedelijk wonen;
- de woningvoorraad en woonomgeving in steden vaak beter geschikt zijn voor senioren;
- voor tweeverdieners het wonen in/nabij de stad praktischer is;
- er buitenlandse kenniswerkers gekomen zijn, die behoefte hebben aan een completewoonomgeving met werk, (sport)voorzieningen en internationale scholen.
Net als de huidige bewoners van Zuid-Holland willen ook toekomstige bewoners kwaliteit die zich vertaalt in diversiteit en keuzemogelijkheden. In de steden sluit het aanbod niet aan bij de vraag. Dit betreft niet alleen de kenmerken van de woning zelf maar ook die van de woonomgeving. Verwacht wordt dat het kwantitatief woningtekort in de toekomst verder afneemt. Er blijft echter sprake van een kwalitatief woningtekort. Uit onderzoek blijkt dat behoefte bestaat aan meer centrumstedelijk en landelijk wonen in de Zuidvleugel. Meer dan in het verleden is sprake van een ruimtelijke sortering. De stad en directe omgeving worden de favoriete woonplek voor jongeren, senioren, alleenstaanden, tweeverdieners en immigranten. In stadsranden en het landelijk gebied bij steden wonen tweepersoonshuishoudens en gezinnen met een wat hoger inkomen.
Figuur 2.2.4: Bevolkingsgroei 2009-2020
Vanaf 2020 geldt voor grotere delen van het landelijk gebied dat er sprake is van bevolkingsafname. In delen op de eilanden Goeree-Overflakkee en Hoeksche Waard en in (zuidelijke) delen van het Groene Hart daalt de bevolkingsomvang nu al. In de steden neemt de bevolking in de nabije toekomst nog toe. Bevolkingsafname heeft twee oorzaken, die afzonderlijk of gezamenlijk tot deze krimp leiden:
- er overlijden meer mensen dan er geboren worden: de natuurlijke groei is negatief;
- er vertrekken meer mensen dan er zich vestigen: het migratiesaldo is negatief.
Bevolkingsontwikkeling staat daarnaast ook onder de invloed van een tendens tot re-urbanisatie, de trek naar de stad. Dit zal het proces van krimp in het landelijke gebied versterken. Deze bevolkingsontwikkeling heeft gevolgen voor de leefbaarheid op het platteland. Het leidt tot een afnemende vraag naar voorzieningen zoals winkels, scholen, etc. In aantal dorpen zijn de afgelopen jaren voorzieningen, zoals postkantoor, bibliotheken en scholen al verdwenen. Deels heeft dit te maken met deze vraagontwikkeling en deels is het een autonoom proces: de schaalvergroting in de verschillende branches. Omdat we steeds meer met de auto doen, is dat voor de meeste mensen geen probleem. Echter voor ouderen en jongeren die meer van de fiets en het openbaar vervoer afhankelijk zijn, kan dit wel gevolgen hebben. Kinderen moeten langer fietsen naar school en ouderen zonder auto zijn meer tijd kwijt voor het doen van boodschappen of worden van anderen afhankelijk. Door vergrijzing en ontgroening zal ook sfeer in dorpen kunnen veranderen. Het wordt er rustiger wanneer er geen toeristen en recreanten komen. Voor de woningmarkt is niet
alleen de bevolkingsontwikkeling belangrijk maar ook de verandering in de samenstelling van huishoudens. Een afnemende bevolking kan niet één op één worden vertaald naar een afnemende woningvraag. Omdat het aantal personen per huishoudens daalt, kan de vraag naar woningen nog lange tijd stabiel blijven. In de toekomst zal in het ruimtelijk beleid rekening moeten worden gehouden met een meer ontspannen woningmarkt in delen van Zuid-Holland.
Deze trends geven kansen om de herstructurering- en transformatieopgaven in bestaand stedelijk gebied te combineren met woonmilieus die meer zijn afgestemd op de vraag. Dit is een belangrijke opgave voor Zuid-Holland.
3 ABF berekeningen 2009
2.2.5 Economische ontwikkelingen
De economische ontwikkeling in de nabije toekomst heeft te maken met globalisering, vergrijzing, energieschaarste en klimaatverandering. Inspelen op deze uitdagingen vraagt een kennisintensieve, innovatieve en duurzame economie. Globalisering biedt kansen voor de mainport Rotterdam en greenports en leidt tot een verdergaande economische specialisatie in kennisintensieve activiteiten en diensten.
Verschillen tussen vestigingskenmerken van gebieden in Europa worden kleiner. Unieke regionale vestigingscondities, gepaard aan innovatiekracht, kennis en creativiteit, worden doorslaggevend in de internationale concurrentiestrijd. Meer dan voorheen volgen bedrijven de mensen; vroeger was dit meestal andersom. In de toekomst veranderen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. De potentiële beroepsbevolking (alle 15- tot 64- jarigen) in Zuid-Holland gaat over tien jaar afnemen (2020). Tekorten op de arbeidsmarkt kunnen nationaal en internationaal leiden tot meer concurrentie tussen stedelijke regio’s. De concurrentieslag zal worden gewonnen door het geheel aan regionale kwaliteiten: woon- en werkomgeving, leefklimaat, kennisinfrastructuur, bereikbaarheid, voldoende en passende vestigingslocaties voor bedrijven, een open en gastvrije cultuur en een sterke vrijetijdssector.
De economische structuur van Zuid-Holland is in de afgelopen jaren steeds diverser geworden. De belangrijkste pijlers van de Zuid-Hollandse economie zijn de mainport Rotterdam, Den Haag als internationale stad van vrede, recht en veiligheid, de greenports en de kennisports. Tot de mainport Rotterdam behoort het maritieme complex van havenindustriële clusters procesindustrie en petrochemie, en de kennisintensieve clusters van transport en logistiek, water- en deltatechnologie in de regio Rotterdam/Drechtsteden/Delft. Den Haag heeft zich op de kaart gezet als centrum voor openbaar bestuur op nationaal en internationaal niveau. De drie Zuid-Hollandse greenports – de glastuinbouw in het Westland/Oostland, de sierteelt in Boskoop en de bollenteelt in de Bollenstreek – vormen naast de steden een tweede belangrijke pijler. Drie van de vijf nationale greenports liggen in Zuid-Holland en meer dan 50 procent van het areaal glastuinbouw van Nederland ligt in deze provincie. De ontwikkeling van de greenports gaat gepaard met een forse schaalvergroting in de sector.
Steeds belangrijker wordt de pijler kennisport: het geheel van creatieve en regie- en onderzoeksfuncties van de belangrijkste economische clusters. Voor Zuid-Holland gaat het om de talrijke kennis- en onderzoeksinstellingen in de as Leiden-Den Haag-Delft-Rotterdam. Naast technologie vormen de wetenschap en de benutting van wetenschappelijke kennis en creativiteit een belangrijke bron voor innovatief vermogen. Een wetenschapseconomie drijft op contact tussen mensen, met een belangrijke rol voor steden en clusters. Hier concentreert zich kennis, ontwikkeling en innovatie. Op ruimtelijk en logistiek gebied is meer aandacht nodig voor ontmoetingsfuncties en onderlinge samenhang: gemengde milieus, campussen, broedplaatsen en topvoorzieningen zoals nieuwe combinaties van gebouwen, showrooms, conferentieruimtes en hotels. Moderne infrastructuur verbindt de economische onderdelen met elkaar en met de wereldmarkten.
2.3 Veranderende ruimtelijke context in Zuid-Holland
2.3.1 Stedelijk netwerk en mobiliteit
Het stedelijk gebied is de afgelopen 60 jaar ingrijpend veranderd. Een schaalsprong verbindt een serie afzonderlijke stedelijke regio’s tot één samenhangend stedelijk veld. In Zuid-Holland is het gebied tussen de kust en het Groene Hart geëvolueerd van een gebied met steden in een landschap naar een samenhangende stedelijke zone met zware economische infrastructuur. Door de enorme uitbreiding van wijken en bedrijven zijn vooral langs snelwegen nieuwe centra ontstaan en zijn steden naar elkaar toe gegroeid.
Mensen bewegen en reizen dagelijks tussen wonen en werken over een afstand van gemiddeld 30 km. Bevolkingsgroei en economische groei gaan samen met een forse mobiliteitsgroei, zowel zakelijk als in de vrije tijd. In de afgelopen decennia is het aantal kilometer dat iemand per dag reist, sterk toegenomen. Het regionale infrastructuurnetwerk van openbaar vervoer, wegen en waterverbindingen heeft met deze ontwikkelingen geen gelijke tred gehouden. Het wegennet is niet in staat de toename van het personenautoverkeer en het goederenvervoer te verwerken. Dit leidt tot opstoppingen rond de grote steden, op verbindingen tussen de steden en op het onderliggende wegennet. Het waternetwerk biedt overigens nog wel mogelijkheden. Ook de internationale bereikbaarheid, cruciaal voor de economische clusters, is nog niet op orde. Het openbaar vervoernetwerk is op regionale schaal nog niet goed met elkaar verbonden. Ook met de boven- en onderliggende netwerken en de verschillende modaliteiten is de verbinding niet op orde.
Kansen om ruimtelijke ontwikkelingen en verkeer -en vervoersontwikkelingen te koppelen, kunnen nog beter benut worden. De internationale en regionale bereikbaarheid zullen sterk verbeteren door meer afstemming tussen vervoerswaarde van netwerken en functiewaarde van locaties. De ontwikkeling van infrastructuur, woon- en werkmilieus en landschappen zal in de toekomst sterker in samenhang bedacht en uitgevoerd moeten worden.
In het huidige stedelijk gebied sluiten kwantiteit en kwaliteit van de woon- en werkmilieus sluiten niet goed aan bij de marktvraag. De scheiding van functies is ver doorgevoerd. Het aanbod van bijvoorbeeld aantrekkelijke, gemengde milieus, met een goede bereikbaarheid van werk, voorzieningen en recreatie, is nog te klein.
2.3.2 Leefomgeving
Om prettig te wonen zijn onder meer groen in de omgeving en een toegankelijk landschap van belang. Uit onderzoek blijkt dat inwoners van Zuid-Holland weinig groen in hun woonomgeving hebben. Dit tekort is zowel kwantitatief als kwalitatief. Er zijn te weinig gebieden waar mensen voor hun recreatie in de buitenlucht terecht kunnen. Ook het kwalitatieve aanbod aan recreatieve voorzieningen sluit nog niet aan bij de vraag van de toekomst. Vooral in het stedelijk gebied willen mensen naast basiskwaliteit een
breed en divers aanbod aan landschappelijke kwaliteit met drie soorten voorzieningen: cultuur, recreatie en beleving. Deze voorzieningen moeten goed bereikbaar en onderling verbonden zijn.
De milieukwaliteit van de leefomgeving in Zuid-Holland is weliswaar de afgelopen jaren sterk verbeterd, maar voldoet nog steeds niet aan de basiskwaliteit. Concentraties stikstofdioxide en fijnstof zijn, ondanks een forse afname, nog steeds te hoog langs drukke wegen en bij havengebieden. Er is nog te veel geluidsoverlast en geurhinder en de externe veiligheid is nog onvoldoende.
Schaalsprong
De ontwikkeling van verspreid liggende steden
naar een stedelijk netwerk randstad
Figuur 2.3.1: Schaalsprong
2.3.3 Landelijk gebied, natuur, recreatie en water
De landbouw is de drager van het landelijk gebied in de provincie. Schaalvergroting, markten prijsontwikkelingen en veranderingen in productietechnieken hebben invloed op het ruimtegebruik van deze sector. Verder zijn de ontwikkelingen op de grondmarkt en in het waterbeheer van grote invloed op economische ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw. Ook klimaatverandering beïnvloedt deze ontwikkelingsmogelijkheden. Vooral water-, klimaat- en bodemvraagstukken hebben invloed op toekomstig ruimtegebruik in het landelijk gebied. De relaties tussen landbouw, natuur, landschap en de
vrijetijdsector (recreatie en toerisme) veranderen. Het omgaan met verzilting, remmen van bodemdaling, waterkwaliteit en zoetwatertekorten zijn belangrijke opgaven. Ook de demografische veranderingen in delen van het landelijk gebied vragen om nieuwe toekomstperspectieven voor vele dorpen.
De biodiversiteit staat onder druk. Klimaatverandering en veranderingen in het watersysteem hebben invloed op de leefgebieden van soorten. Veranderingen in de landbouwproductie hebben effect op de rol die de landbouw speelt op het gebied van natuur. Via bescherming van gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en verdere realisering van de Ecologische Hoofdstructuur wil Zuid-Holland deze trend ombuigen. Er zijn al gunstige resultaten te zien in de grotere projecten nieuwe natuur. Naast bescherming zijn er ook verbeteringen nodig, zoals maatregelen tegen verdroging in de duinen en het veenweidegebied en overige maatregelen om de water- en milieukwaliteit te verbeteren. Deze maatregelen moeten leiden tot een gezonde basiskwaliteit van het buitengebied.
2.3.4 Ondergrond
Economische groei, stijgende mobiliteit, welvaart en de groei van het aantal huishoudens zorgen voor een grote druk op de beschikbare ruimte. Voor het dichtbevolkte Zuid-Holland is dit een belangrijk onderwerp. Steeds meer wordt gekozen voor ondergronds ruimtegebruik. Hieronder valt ondergronds bouwen, geothermie, warmte- en koudeopslag en CO2-opslag. Ondergrondse functies kunnen elkaar in de weg gaan zitten. Daarnaast heeft het gebruik van de ondergrond effecten op de kwaliteit van het bodem- en watersysteem. Deze ontwikkelingen vragen om nieuw dan wel aangepast ruimtelijk beleid.
2.4 Provinciaal belang
De provinciale belangen van Zuid-Holland spelen in op de trends en ontwikkelingen. De provincie geeft daarmee vervolgens sturing aan de ruimtelijke inrichting en ontwikkeling van de provincie. Het provinciaal belang is gebaseerd op verschillende invalshoeken:
- nieuwe ruimtelijke vraagstukken die voortkomen uit trends en ontwikkelingen (paragraaf 2.2);
- het ruimtelijk beleid en de ruimtelijke context in Zuid-Holland (paragraaf 2.3);
- de wettelijke context die aangeeft wat de provinciale wettelijke verantwoordelijkheid is;
- de bestuurlijke context - sturingsfilosofie.
Wettelijke context
Met de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de rol van de provincie aanzienlijk veranderd. Zij is niet langer toezichthouder bij ruimtelijke ordeningsprojecten, maar speelt een veel actievere rol. De provincie kan zelf projecten ontwikkelen en uitvoeren. Rode lijn van de wet is dat elke overheidslaag de instrumenten krijgt om het eigen ruimtelijk beleid te verwezenlijken. De Wro zorgt voor een duidelijke afbakening van de bevoegdheden van verschillende overheden. Uitgangspunt in de Wro is: ‘Decentraal wat kan, centraal wat moet’. Overheden moeten voor nieuwe ontwikkelingen duidelijk hun doelstellingen formuleren en aangeven hoe zij deze willen bereiken.
Bestuurlijke context - sturingsfilosofie
Relevant voor het provinciaal belang en de inzet van instrumenten is het bestuurlijke uitgangspunt ‘Lokaal wat kan, provinciaal wat moet’. Dit betekent dat de provincie alleen vraagstukken oppakt waar zij een toegevoegde waarde heeft. Dit betreft vraagstukken op regionale schaal (provincie). Hiervoor ontwikkelt de provincie beleid. De ruimtelijke samenhang tussen provinciale vraagstukken staat hierin centraal.
Gemeenten krijgen vrijheid om binnen de gestelde kaders de ruimte voor burgers en bedrijven optimaal in te richten. De ambitie van de provincie is om het aantal regels en procedures te verminderen. ‘Lokaal wat kan, provinciaal wat moet’ is ook uitgangspunt voor de Provinciale Verordening Ruimte. Daarin staan dus alleen die zaken die provinciaal móeten. Voor uitvoering van de structuurvisie heeft de provincie vier rollen, namelijk ordenen, ontwikkelen, onderzoeken en agenderen. Deze rollen zijn uitgewerkt in de uitvoeringsstrategie (hoofdstuk 5).
2.5 Integrale ruimtelijke opgaven
Voor een goede ruimtelijke ordening is een integrale benadering nodig om een afweging tussen functies en belangen te maken. Deze integrale benadering ligt in het verlengde van het huidige ruimtelijk beleid, maar speelt ook in op actualiteit en maatschappelijke trends en ontwikkelingen. Daarom is het provinciaal belang geordend volgens vijf integrale en ruimtelijk relevante hoofdopgaven:
- aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
- duurzame en klimaatbestendige Deltaprovincie;
- divers en samenhangend stedelijk netwerk;
- vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
- stad en land verbonden.
Hoofdopgaven één en twee plaatsen de provincie in de context van globalisering, klimaatverandering en energieschaarste. Zij zijn overkoepelend en richtinggevend voor de andere drie hoofdopgaven, die zich richten op de specifieke ruimtelijke structuur van Zuid-Holland. Zuid-Holland kent een grootstedelijk netwerk met de Zuidvleugel als deel van de Randstad, temidden van afwisselende landschappen langs de Noordzeekust, de Delta en het Groene Hart. Deze belangen worden in de volgende hoofdstukken verder uitgewerkt.
3.1 Inleiding
De ruimtelijke inrichting van Zuid-Holland zal onder invloed van de ontwikkelingen, beschreven in het voorgaande hoofdstuk, de komende decennia veranderen. Bij de uitwerking van de visie op de ruimtelijke ontwikkeling staan twee langetermijndoelen centraal: duurzaamheid, gepaard met klimaatbestendigheid (3.3), en versterking van de internationale concurrentiepositie van de Randstad (3.4).
Voor welvaart en welzijn is afstemming tussen de ondergrond, de netwerken en verstedelijking (de lagen uit de lagenbenadering) belangrijk. Bij het inrichten van het stedelijk en landschappelijk netwerk (infrastructuur en occupatie) wordt rekening gehouden met de mogelijkheden die ondergrond, bodem en water op de lange termijn bieden. Dit betekent dat naast de ambitie ’versterken van het concurrerende en aantrekkelijke profiel van Zuid-Holland’ rekening moet worden gehouden met de mogelijk effecten van klimaatverandering en de randvoorwaarden voor een duurzame provincie op lange
termijn. Beide thema’s komen in dit hoofdstuk aan de orde. Hiermee is het fundament voor de visie 2020 compleet.
3.2 Zuid-Holland in 2040
Zuid-Holland beschikt in 2040 over een breed en onderscheidend profiel op het gebied van de kwaliteit van de samenleving, economie, cultuur, toerisme en leefomgeving. In samenhang met de Randstad is Zuid-Holland uitstekend ingebed in nationale, Europese en wereldwijde netwerken. De metropoolregio Rotterdam-Den Haag is de leidende kracht in de zuidelijke Randstad. De sterke en onderscheidende economie is het fundament om de concurrentiepositie van Zuid-Holland in Randstadperspectief te behouden en te versterken. Samenwerking en ruimtelijk-economische relaties met Brabant, de Delta met Antwerpen en de Vlaamse Ruit en de Rijn-Ruhrregio Duitsland zijn uitgebreid. Dit verbetert de positie van Zuid-Holland in de wereldwijde economie. Ontwikkeling en uitwisseling van kennis gebeurt in regionale samenwerking tussen de economie- en kennisclusters van steden, mainports en greenports
In Zuid-Holland is het prettig wonen. Het woningaanbod is divers en de steden en de dorpen kenmerken zich door goed onderhouden openbare ruimte. Een veilig en uitgebreid openbaarvervoersysteem zorgt voor een goede bereikbaarheid van het voorzieningenaanbod
De provincie heeft in samenwerking met velen de regionale netwerken van infrastructuur en landschap verbeterd. Ontwikkeling en uitwisseling van kennis gebeurt in regionale samenwerking tussen de economie- en kennisclusters van steden, mainports en greenports. De metropoolregio Rotterdam-Den Haag is de leidende kracht in de zuidelijke Randstad. De samenwerking tussen de steden werkt over bestuurlijke grenzen heen. De samenhang van de topclusters en de basis van goede woon-, werk- en recreatiemogelijkheden wordt door deze netwerken in de dagelijkse realiteit van de gebruikers verbeterd. De mens is immers de bepalende factor.
De provincie heeft in samenwerking met vele partijen enorme verbeteringen in de samenhang, herkenbaarheid en diversiteit van de verschillende Zuid-Hollandse gebieden bereikt. Een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk, goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn kenmerkende kwaliteiten voor de provincie. Klimaatbestendigheid, veiligheid, duurzaamheid en biodiversiteit worden nationaal en op Europees niveau aangepakt. Zuid-Holland is ingebed in een Europees netwerk van natuur en water. Zuid-Holland is een deltaprovincie en staat internationaal bekend om zijn innovatiekennis op het gebied van water, duurzaamheid, milieu en energie.
Figuur 3.2: Langetermijnambities (naar bron: Randstad 2040, inbreng van de Zuidvleugel)
Een sterke internationale concurrentiepositie vraagt om benutten en verbeteren van de strategische ligging in internationale netwerken en om versterking en verbreding van de huidige toppen van de economie. Rotterdam, Den Haag en de greenports zijn deze toppen van de Zuid-Hollandse economie. Deze toppen staan niet op zichzelf maar worden gevoed door de andere economische clusters, zoals het maritieme cluster en life & healthsciences. De kracht van de economie van Zuid-Holland zit in 2040 voor een groot deel in de samenhang. Samenhang tussen economische activiteiten onderling (ketens), samenhang tussen stedelijke gebieden (agglomeratievoordelen) en samenhang tussen verschillende typen ruimtegebruik (ruimtelijke kwaliteit). De ontwikkeling van infrastructuur is gericht op de gewenste kwaliteiten van gebieden en omgekeerd kan infrastructuur kwaliteiten toevoegen aan gebieden. Hierbij is Zuid-Holland een onderdeel van een groter gebied: de luchthaven Schiphol en het zakelijk centrum met het zwaartepunt rond de Zuidas. De haven van Rotterdam is verbonden met Antwerpen en Amsterdam en vormt een knooppunt in een Europees en mondiaal netwerk4.
4 OESO review Randstad. Januari 2007.
3.3 Concurrerend en aantrekkelijk internationaal profiel
De condities voor een aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel in 2040 worden nu gelegd. Deze hebben betrekking op samenwerking, innovatie, een goede bereikbaarheid en een aantrekkelijke leefomgeving.
Figuur 3.3: Aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel 2040
3.3.1 De regio Rotterdam-Den Haag in samenwerking met andere stedelijke centra
Mogelijkheden regio
In de regio is het prettig wonen en leven. Dit wordt versterkt door de groene dooradering van de steden en de nabijheid van aantrekkelijke landschappen, die nergens ver weg zijn. Zuid-Holland maakt onderdeel uit van een internationaal concurrerende, innovatieve en duurzame topregio binnen Europa. In 2040 leunt de regionaal samenwerkende economie op pijlers die elkaar overlappen en versterken: de mainport Rotterdam met havenindustrieel en maritiem complex, greenports, kennisport en Den Haag internationale stad van vrede, recht en veiligheid. Rotterdam en Den Haag groeien in samenwerking verder door als aantrekkelijke internationale toplocaties.
Kwaliteit steden
In de globale economie speelt Rotterdam als kruispunt van goederenstromen een belangrijke rol. Rotterdam vormt samen met andere havens het grootste logistieke en industriële knooppunt van Europa. Den Haag vervult een belangrijke rol in de wereld op bestuurlijk niveau als internationale stad van vrede, recht en veiligheid. Als vestigingsplaats van ministeries en de regering speelt Den Haag een belangrijke rol in het nationale bestuur. In en rondom Rotterdam en Den Haag zijn diverse bedrijven en organisaties met een internationaal karakter gehuisvest. Delft en Leiden ontwikkelen zich tot centra voor innovatie en onderzoek voor economische clusters met potentie en Dordrecht en omgeving tot vestigingsplaats voor maritieme clusters.
Ruimte voor kennisinstituten
Zuid-Holland wil een aantrekkelijke vestigingsplaats zijn voor kenniswerkers. Naast de stedelijke kwaliteit draagt de sociale infrastructuur hieraan bij. Inspirerende ontmoetingsplaatsen zoals innovatiecampussen rond de universiteiten bieden hoogwaardige werkgelegenheid. Een uitstekende fysieke en informatieve infrastructuur is een randvoorwaarde voor deze ontwikkeling. Het gaat hierbij om de interne en externe bereikbaarheid, om kwantitatief en kwalitatief voldoende vestigingslocaties voor bedrijven en om telecommunicatie en breedband.
Nieuwe ontwikkelingen
Economische ontwikkeling is in 2040 verstevigd door een brug te slaan tussen economie en duurzaamheid. Het (economisch) handelen is gericht op efficiënt gebruik van grondstoffen, op zuiniger omgang met energie en biodiversiteit en op het intensiveren van investeringen in kennis, onderwijs en technologie. Duurzame ontwikkeling biedt nadrukkelijk kansen voor de Zuid-Hollandse kennisinstellingen en het bedrijfsleven om innovaties te ontwikkelen.
3.3.2 Greenports vernieuwen
De greenports moeten in 2040 duurzame, landschappelijk goed ingepaste ruimtelijke clusters zijn. Productie, logistiek, kennis, handel en innovatie versterken elkaar onderling5. In 2040 ligt het accent op specifieke hoogwaardige productie, met een centrale plaats voor logistiek, handel, kennis en innovatie. Vraag en aanbod van zoetwater zijn dan in balans. De greenport Westland/Oostland (glastuinbouw) is in 2040 volledig ingepast in het stedelijk netwerk. Dit uit zich in de inrichting van de logistieke infrastructuur en de inrichting van de energie-infrastructuur. De greenports Boskoop en Bollenstreek maken in 2040 als specifieke werklandschappen integraal onderdeel uit van de landschappelijke eenheden waarbinnen zij zijn gelegen.
Het behoud van de positie van Zuid-Holland in het netwerk van internationale centra vraagt naast een kwantitatieve benadering6 ook om een kwalitatieve benadering. Economische vooruitgang wordt mede bepaald door de toename van toegevoegde waarde in de breedste zin van het woord. Ook voor de glastuinbouw geldt dat kritisch wordt gekeken naar het bestaande areaal, voordat nieuwe locaties planologisch mogelijk worden. Hiermee wordt in de geest van de SER-ladder gehandeld. Naast productie, die altijd nodig blijft in een economie, ligt de nadruk steeds meer op ontwikkeling en toepassing van kennis en op dienstverlening. Ruimtelijk staat, naast intensivering en herstructurering van het bestaande areaal, de goede ordening van de samenhang tussen de verschillende clusters centraal.
5 Actieprogramma Greenports, 2008
6 Doelstelling in de periode tot2011 is voor de greenport een netto teeltareaal van 5.800 ha.
3.3.3 Bereikbaarheid
Een hoogwaardige externe en interne bereikbaarheid is essentieel voor een goede concurrentiepositie. In 2040 heeft Zuid-Holland een uitstekend infrastructureel netwerk dat verschillende modaliteiten met elkaar verbindt. Het stedelijk netwerk heeft een samenhangend openbaar vervoersysteem dat uitstekend aansluit op onder- en bovenliggende netwerken van wegen en water. Het verbindt belangrijke woon- werk- en recreatielocaties met elkaar. Het systeem is in staat om grote aantallen mensen te verplaatsen en een snelle verbinding te vormen met andere stedelijke gebieden. Dit stedelijk netwerk is aangesloten op internationale netwerken (Schiphol Airport, Rotterdam Airport, Hogesnelheidslijn).
Naast het openbaar vervoersysteem is een goed functionerend wegen- en waternet beschikbaar. Deze netwerken functioneren samen als regionale infrastructuur en zijn de ruggengraat voor ruimtelijke ontwikkelingen. Via het hoofdwegennet zijn andere delen van de Randstad en de rest van Nederland goed ontsloten. De A4 Zuid vormt de verbinding van de Zuidvleugel met de Noordvleugel en het zuiden (Antwerpen, Parijs).
Ook voor het goederenvervoer beschikt de provincie in 2040 over een uitstekend netwerk. Rotterdam beschikt over goede achterlandverbindingen via water, weg en spoor. Om het vervoer van goederen te garanderen, zijn aanvullingen op het wegen- en spoorwegennet gerealiseerd (A4 Zuid en RoBel). Ook zijn waterwegen beter benut. Het vervoer van gevaarlijke stoffen vindt buiten dichtbevolkte gebieden plaats.
3.3.4 Aantrekkelijk woon- een leefklimaat
Zuid-Holland heeft in 2040 een aantrekkelijk leef- en vestigingsklimaat. Mensen willen graag in Zuid-Holland wonen. Hierdoor blijft het arbeidspotentieel op peil. Stedelijke centra zoals Leiden, Gouda, Delft, Dordrecht, Gorinchem en Alphen aan de Rijn hebben een eigen aantrekkelijk aanbod van woonmilieus. Zij beschikken over een gedifferentieerd aanbod van voorzieningen waar nuttige en recreatieve tijdsbesteding kan worden gecombineerd. Er is balans tussen hectiek en rust. De parken, kleine groengebieden gecombineerd met andere voorzieningen en de nabijheid van aantrekkelijke landschappen zorgen hiervoor. Een beperkte groep woonconsumenten wil landelijk wonen. De mindere bereikbaarheid van werk, voorzieningen en stedelijke centra nemen zij voor lief.
3.3.5 Landschappen, recreatie en toerisme
Zuid-Holland wil de landschappen tussen de steden van het stedelijk netwerk van Zuid-Holland duurzaam behouden met een op de toekomst toegesneden functie. In 2040 moet dit landschappelijk netwerk met provinciale landschappen volledig duurzaam functioneren.
Het stedelijk netwerk Zuidvleugel is omringd door de landschappen van de kust, de delta en het Groene Hart. Hierin is ruimte voor landbouw, natuur, recreatie, toeristisch verblijf en vermaak. In het stedelijk netwerk zijn diverse historische centra zoals Delft, Gouda, Leiden en Dordrecht. Aan zee vormt de uitgebreide kustzone tussen Scheveningen en Hoek van Holland een belangrijk toeristisch speerpunt voor de provincie, de Randstad en daarbuiten. Scheveningen heeft zich in 2040 verder ontwikkeld als (inter)nationale badplaats. Daarnaast zijn in de kustzone de Brouwersdam met de Kop van Goeree, Katwijk/Noordwijk (met in het achterland de Keukenhof) en de haven van Rotterdam belangrijke toeristische trekpleisters. In het Groene Hart vormen Kinderdijk en de Oude Hollandse Waterlinie cultuurhistorische attracties binnen het Hollands veenweidelandschap. De unieke getijdennatuur van de Biesbosch en de Deltawateren zet ook de Delta op de internationale kaart.
3.4 Duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie
Voor Zuid-Holland betekent duurzaamheid dat er een juiste balans is tussen profit, people en planet. Bij de inrichting van het stedelijk en landschappelijk netwerk moeten we rekening houden met de mogelijkheden die ondergrond, bodem en water op lange termijn bieden en eventueel optredende onontkoombare processen in het water, de bodem en atmosfeer waardoor later grootschalige investeringen nodig zijn. Ordening en afstemming tussen functies beïnvloeden de omvang en aard van deze processen. Klimaatbestendigheid heeft tot 2040 vooral betrekking op waterveiligheid, droogte en verzilting. De provincie is door haar ligging aan zee en aan grote rivieren kwetsbaar voor overstromingen, ook al is de kans erop klein. Een overstroming kan grote gevolgen hebben vanwege de hoge
bevolkingsdichtheid en grote economische waarde van gebieden in Zuid-Holland.
Figuur 3.4 Duurzame en klimaatbestendige Delta 2040
Een functie of gebied is klimaatbestendig als het weerstand heeft en/of veerkrachtig genoeg is om de effecten van klimaatverandering op te vangen.
3.4.1 Duurzaamheid
Een duurzame deltaprovincie betekent goed beheer van bodem, water en natuur. Nu al rekening houden met mogelijke veranderingen in het water- en bodemsysteem voorkomt dat later grootschalige investeringen nodig zijn. Dit betekent ook dat de basiskwaliteiten van de leefomgeving verbeteren. Daarbij zijn intensiever, efficiënter ruimtegebruik, clustering, optimale milieuzonering en ontsluiting belangrijke aspecten in de ruimtelijke ordening. Hiervoor is nodig:
- een goed locatiebeleid met afgestemd gebruik van ondergrond en bovengrondse functies;
- goede afstemming van functies, waardoor minder verplaatsing en minder energie nodig is.
Lagenbenadering
Een duurzame deltaprovincie betekent dat bij feitelijke keuzes en ontwikkelingen een integrale afweging wordt gemaakt tussen sociaal-culturele, economische en ecologische aspecten. Dit voorkomt zoveel mogelijk dat negatieve effecten van het handelen in het hier en nu verplaatsen naar elders en naar toekomstige generaties. Nu al rekening houden met de lagenbenadering maakt een duurzame ruimtelijke inrichting concreet. We onderscheiden drie lagen:
- de ondergrond: samenhangend ruimtelijk systeem van bodem, water en natuur;
- netwerken van infrastructuur;
- occupatielaag: verstedelijking, landbouw, recreatie, archeologie en andere functies.
Natuurontwikkeling
In 2040 is de natuur duurzaam ingericht. Het systeem heeft dankzij samenhang en omvang de ecologische veerkracht en het herstelvermogen die nodig zijn. Er is rekening gehouden met veranderingen in het watersysteem en de klimaatverandering.
Duurzame energie
In 2040 moet de energievoorziening in Zuid-Holland voor een groot deel duurzaam zijn. Het gaat hier om windenergie, geothermie (aardwarmte), getijdenenergie en warmte- en koudeopslag. Het aandeel van warmte en elektriciteit uit zonne-energie, gecombineerd met ‘nulenergie’-gebouwen, is in 2040 sterk toegenomen. Zonnepanelen bepalen de verschijningsvorm van de daken steeds meer. Het aandeel windenergie is door het realiseren van een aantal grote parken toegenomen. Nieuwe technologie maakt het mogelijk dat de gebouwde omgeving veel energiezuiniger is.
Dit betekent voor de ruimtelijke inrichting dat in 2040 het energiegebruik en -aanbod in de provincie goed op elkaar is afgestemd. CO2-, warmte- en koudenetten maken optimaal gebruik van restwarmte uit industrie en glastuinbouw, CO2-overschotten, geothermie, warmte- en koudeopslag en warmte uit biomassa.
Voor Rotterdam heeft het ‘Rotterdam Climate Initiative (RCI)’ een aantal doelen voor duurzame ontwikkeling opgesteld. Het RCI streeft naar een haven- en industriegebied dat schoon en duurzaam is en zich ontwikkelt tot de meest energie-efficiënte haven- en industriecluster
van de wereld7. Voor de glastuinbouw geldt dat deze in 2040 uitsluitend gebruik maakt van duurzame
energiebronnen.
7 www.rotterdamclimateinitiative.nl
Milieukwaliteit
In de steden van Zuid-Holland geldt in 2040 een goede milieukwaliteit dankzij herstructurering van het stedelijk netwerk. De provincie voldoet dan aan de wettelijke normen voor een basiskwaliteit voor gezondheid, milieu en natuur. Hieronder vallen geluid, stank, luchtkwaliteit, externe veiligheid, verontreiniging van oppervlaktewater, bodem en natuurbescherming. Zuid-Holland benut in 2040 de kansen in ruimtelijke planprocessen om boven deze basiskwaliteit uit te stijgen. Hiervoor is het uitplaatsen van bedrijven met risicovolle productie en/of met een hogere milieuhinder categorie (HMC)
naar HMC-terreinen voltooid. Ook bedrijven die gebonden zijn aan risicovolle transporten, zijn hierheen verplaatst. Dit is gekoppeld aan vermindering van de milieuhinder. Openbaar vervoer van personen leidt door de stad, het goederenvervoer loopt buiten de steden om. Dit leidt tot zo min mogelijk negatieve effecten op de leefomgevingkwaliteit.
Externe veiligheid
In Zuid-Holland zijn in 2040 het transport, de opslag en de verwerking van gevaarlijke stoffen zó op elkaar aangesloten dat de kans op een ramp tot een minimum is beperkt. In de buurt van risicovolle activiteiten zijn geen grote groepen mensen meer aanwezig. Transport van gevaarlijke stoffen vindt niet langer plaats door dichtbevolkte binnensteden. Risicovolle bedrijven zijn grotendeels geclusterd in risicoconcentratiegebieden. Deze gebieden zijn ontsloten door een provinciedekkend basisnet externe veiligheid. Daarnaast is waar mogelijk overgegaan op veiligere productieprocessen waar minder
gebruik wordt gemaakt van gevaarlijke stoffen.
3.4.2 Klimaatbestendigheid
Het regionale duurzame watersysteem in Zuid-Holland is en blijft in 2040 volledig op orde. In het landelijk gebied heeft de aanpak van de wateropgave geleid tot extra natuur- en recreatiewaarden. Op dreigende wateroverlast wordt goed geanticipeerd: geselecteerde gebieden zijn ingericht om tijdelijk gecontroleerd te laten overstromen zonder noemenswaardige schadelijke effecten. Het oppervlaktewater is in de hele provincie van goede kwaliteit en daarmee geschikt voor een breed scala aan gebruiksfuncties.
Veiligheid kust- en rivierengebied
In 2040 is de provincie Zuid-Holland tegen overstromingen beveiligd. Dit betekent dat de kustverdediging op orde is. De kustverdediging is afgestemd met overige functies van het kustgebied. Ruimte is gereserveerd voor het versterken van duinen wanneer scenario’s een snellere zeespiegelstijging laten zien. Dit geldt ook voor de waterveiligheid in het achterliggende rivierengebied met regionale keringen.
Zuid-Holland leeft met het water. Adaptatie en mitigatie zijn in 2040 een logisch onderdeel van haar beleid. Adaptatie gaat om het aanpassingsvermogen om slim in te spelen op de dynamiek, mitigatie gaat om vroegtijdig meenemen van kennis over de risico’s van water. Zuid-Holland staat in 2040 als innovatieve deltaprovincie op de kaart dankzij een integrale benadering van ruimte, klimaat en water. Die benadering biedt kennisinstituten en ondernemers de kans om nieuwe kennis in duurzaam waterbeheer, energie en landbouw te ontwikkelen en op de markt te brengen.
Zuidwestelijke Delta
Door verwachte klimaatontwikkelingen en toekomstige ontwikkelingen in de delta, zijn de Zuid-Hollandse eilanden Goeree-Overflakkee en Voorne-Putten in 2040 beter ingespeeld op ziltere omstandigheden.
De Deltawerken hebben veiligheid gebracht maar door het wegvallen van de estuariene dynamiek zijn de natuurlijke processen verstoord. Door de compartimenteringsdijken zijn afgesloten zoete en zoute meren ontstaan waarin het water een lange verblijftijd heeft. In combinatie met hoge nutriënten-gehaltes ontstaan hierdoor problemen met de waterkwaliteit. De oppervlaktewateren in de Zuidwestelijke Delta vragen daarom om een nieuwe aanpak. De oplossing wordt gezien in een meer natuurlijke Delta door het herstellen van de estuariene dynamiek. Deze ontwikkeling is ingezet met het herstel van estuariene dynamiek in het Haringvliet (Kierbesluit Haringvliet) en Volkerak/Zoommeer.
Zoetwatervoorziening
Ook in 2040 is een goede zoetwatervoorziening in Zuid-Holland essentieel voor landbouw, glastuinbouw, industrie en drinkwaterproductie. Deze zoetwaterfuncties zijn 2040 wel zoveel mogelijk ingericht op zelfvoorziening van zoet water. Hierbij is rekening gehouden met de juiste waterkwaliteit op de juiste plaatsen, onder meer voor wat betreft nutriënten en chloride. Vanwege schaarste is de kringloop van het watergebruik voor functies anders ingericht. Via slim waterbeheer en technologische ontwikkelingen is het beschikbare water beter benut en is de afhankelijkheid van zoet water verkleind. Hierdoor stijgt de vraag naar zoet water in 2040 zo min mogelijk door nieuwe of uit te breiden functies. Het grondgebruik is mogelijk aangepast. Ook de ontwikkelingen van de Groene Ruggengraat (natuur,
recreatie, water en extensieve landbouw) zijn in dit nieuwe watersysteem ingepast. De regionale zoetwatervoorziening in Zuid-Holland zal, ook bij toenemende zelfvoorzienendheid, altijd afhankelijk blijven van aanvoer uit het hoofdwatersysteem. De landelijke zoetwaterverdeling van het hoofdwatersysteem is daarom van groot belang voor de regionale zoetwatersituatie in Zuid-Holland en andere regio’s. Op termijn wordt de zoetwaterverdeling heroverwogen naar aanleiding van de voorstellen van de commissie Veerman (uitwerking lange termijn en verwachtte klimaatverandering).
Veengebieden met bodemdaling
In 2040 is de bodemdaling als gevolg van inklinking van het veen door drooglegging en substantieel afgeremd binnen een robuust en klimaatbestendig watersysteem. Ook op lange termijn is het systeem betaalbaar en beheersbaar. Er is rekening gehouden met behoud en ontwikkeling van de landschappelijke kernkwaliteiten.
Watervoorziening en -kwaliteit in greenports en stedelijk gebied
De glastuinbouw in de greenports en de glastuinbouwgebieden glas daarbuiten maken in 2040 gebruik van duurzame waterbronnen om in de waterbehoefte te voorzien. De oplossingen bieden zowel watertekort als -overlast het hoofd. Daarbij zijn de glastuinbouw en de sier- en boomteelt zelfvoorzienend door maximaal gebruik te maken van hemelwater. Ruimtelijk betekent dit ruimte voor wateropvang en ruimtevragende voorzieningen ten behoeve van waterkringloopsluiting. Dit gaat ook op voor de glasconcentraties buiten de greenport Westland/Oostland en in de Bollenstreek en Boskoop. De termijn
van 2040 geldt voor bestaande grondgebonden teelten. Voor bestaande substraatteelten geldt 2027 als termijn. Nieuw te ontwikkelen gebieden met substraatteelt worden per direct getoetst aan het streefbeeld voor 2040. Nieuwe locaties voor boom-/sierteelt worden zoveel mogelijk zo gesitueerd dat de mogelijkheden voor realisering van een duurzame waterhuishouding maximaal zijn.
Voor het stedelijk en landelijk gebied is het watersysteem in 2040 opgebouwd volgens de trits vasthouden, bergen en afvoeren. Bij herstructurering is ruimte gereserveerd voor waterberging, met name in de kustzone. Indien er binnen de stad te weinig ruimte voor wateropvang, -afvoer of -berging is, is gezocht naar een combinatie met groenopgaven direct aan stadsranden.
4.1 Inleiding
In het vorige hoofdstuk heeft de provincie de ambities voor de lange termijn (2040) benoemd: de ontwikkeling van een duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie met een internationaal concurrerend profiel. De visie tot 2020 wordt bepaald door het al bestaande ruimtelijk beleid met deze langetermijnambities te verweven. In dit hoofdstuk werken we de vijf hoofdopgaven, zoals benoemd in hoofdstuk 2.5, uit. De hoofdopgaven zijn:
- aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel
- duurzame en klimaatbestendige Deltaprovincie
- divers en samenhangend stedelijk netwerk
- vitaal, divers en aantrekkelijk landschap
- stad en land verbonden
De laatste drie hoofdopgaven geven richting aan de ruimtelijke hoofdstructuur van Zuid-Holland. Hierin staan het evenwicht en de samenhang tussen het stedelijk netwerk en het landelijk gebied centraal. Ook de hoofdopgaven voor de lange termijn werken, zoals gezegd, door in de ambities voor 2020 . Daarom worden in dit hoofdstuk de vijf hoofdopgaven uitgewerkt in veertien provinciale belangen. Deze belangen zijn voor de provincie Zuid-Holland leidend in het ruimtelijk beleid tot 2020.
4.2 Sturen op functies en kwaliteiten
Tot dusver stond in het ruimtelijk beleid het ordenen van functies centraal. Actuele ontwikkelingen in de maatschappij, de langetermijnambities en de daarop gebaseerde provinciale belangen vragen inmiddels om meer. Naast het bieden van ruimte aan en het ordenen van functies richt de visie 2020 zich nadrukkelijk ook op het beschermen en ontwikkelen van ruimtelijke kwaliteiten. Functie en kwaliteit staan niet los van elkaar. Het is gangbaar om ruimtelijke kwaliteit (inclusief milieukwaliteit) uit te drukken in de begrippen gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde. Vooral bij de gebruikswaarde
liggen functie en kwaliteit sterk in elkaars verlengde.
- gebruikswaarde staat immers voor het doelmatig en veilig gebruik van de ruimte voor verschillende functies. Hier lag van oudsher het accent van de ruimtelijke ordening;
- bij toekomstwaarde gaat het om duurzaamheid, klimaatbestendigheid, biodiversiteit, maar ook om flexibiliteit in de tijd. Dit komt terug in de hoofdopgave Duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie. Door toepassing van de lagenbenadering krijgt toekomstwaarde gestalte in het ruimtelijk beleid;
- belevingswaarde speelt een steeds belangrijker rol in de leefomgeving. Het gaat daarbij om cultureel besef, (ruimtelijke) diversiteit, variatie en betekenis. Ook gaat het om de menselijke maat, aanwezigheid van karakteristieke kenmerken (identiteit), beleefbaarheid van (cultuur)historie, schoonheid en verschillen in (stedelijke) dynamiek en (landelijke) rust. Vooral de belevingswaarde vraagt meer aandacht in het ruimtelijke beleid, uiteraard in samenhang met de gebruikswaarde en de toekomstwaarde.
Ruimtelijke kwaliteit kan alleen gedijen in samenhang met een sociaal-economisch gezond en duurzaam Zuid-Holland. Zo’n Zuid-Holland heeft aantrekkelijke woonmilieus, voldoende werkgelegenheid, voorzieningen en goede milieuomstandigheden. Op die manier is de provincie aantrekkelijk voor inwoners, bedrijven en bezoekers.
De belevingswaarde is niet altijd en overal positief. Verrommeling is inmiddels een bekend begrip geworden. Daarom krijgt het sturen op ruimtelijke kwaliteit een belangrijke plaats in deze visie; hooggewaardeerde kwaliteiten worden beschermd en versterkt, verrommelingwordt bestreden.
De sturing op ruimtelijke kwaliteit richt zich vooral op cultuurhistorische, landschappelijke en stedenbouwkundige kwaliteiten. Zuid-Holland legt de nadruk op een betere samenhang tussen stad en land en op ruimtelijke belevingswaarden als herkenbaarheid, gaafheid, rust en stilte. Zuid-Holland wil actief bijdragen aan het behoud en de versterking hiervan.
Sturen op ruimtelijke kwaliteit is sterk verbonden met de uitwerking op regionaal en gemeentelijk niveau. Daarin werkt Zuid-Holland graag samen met betrokken partijen en overheden. De provincie ziet er daarnaast op toe dat ruimtelijke kwaliteit wordt meegewogen en verbeterd bij ruimtelijke ontwikkelingen. Betrokken partijen houden bij ruimtelijke ingrepen rekening met gebiedskenmerken als de ontwikkelingsgeschiedenis, schaal en maat, ruimtelijke opbouw, karakteristiek en verschijningsvorm en met de inpassing in de wijdere omgeving.
In deze structuurvisie kiest de provincie voor een tweeledige sturing, zowel op ruimtelijke functies als op ruimtelijke kwaliteiten. Dit komt tot uitdrukking in de provinciale belangen. Deze hebben zowel betrekking op functionele als kwalitatieve aspecten. Deze aspecten worden in beeld gebracht op een functiekaart en een kwaliteitskaart. Deze kaarten hebben eenzelfde status en vullen elkaar aan.
De functiekaart
De functiekaart geeft de gewenste en mogelijke ruimtelijke functies weer die in de structuurvisie zijn geordend, begrensd en vastgelegd als ruimtelijk beleid tot 2020. Zo biedt de kaart ruimte aan de diverse belangen in Zuid-Holland. De functiekaart is vergelijkbaar met de voormalige streekplankaarten. Locatie, omvang en begrenzing staan erop. Kortom, wat komt waar. De kaart stuurt in samenhang met de tekst. Daarbij gaat het zowel om ordening als ontwikkeling.
De kwaliteitskaart
Terwijl de functiekaart stuurt op het ‘wat en waar’, stuurt de kwaliteitskaart op het ‘waar en hoe’. Op de kaart zijn zowel de bestaande als de gewenste kwaliteiten benoemd op een globale, regionale schaal. De kwaliteitskaart toont de diversiteit van Zuid-Holland en brengt de ruimtelijke kwaliteiten van provinciaal belang in beeld. De kaart geeft vanuit een kwalitatieve invalshoek richting en randvoorwaarden aan de ordening en ontwikkeling van de ruimte in Zuid-Holland.
Voor het landelijk gebied zijn de ruimtelijke kwaliteiten weergegeven in landschapstypen en de belangrijkste cultuurhistorische kwaliteiten. In de landschapstypen komen alle relevante historische, landschappelijke en visueel-ruimtelijke kwaliteiten bijeen. Ze omvatten de ontstaansgeschiedenis, de ruimtelijke karakteristiek en de verschijningsvorm van een gebied. Zij geven daarmee richting aan toekomstige ontwikkelingen.De landschapstypen samen geven de landschappelijke diversiteit en structuur van Zuid-Holland weer. Bijzondere cultuurhistorische kwaliteiten geven hier een extra dimensie aan en vragen daarom om goede bescherming. Andere toevoegingen op de kwaliteitskaart zijn bijvoorbeeld de stiltegebieden en de panorama’s. Voor het stedelijk gebied richt de kwaliteitskaart zich vooral op kwaliteitsaspecten als functie in stedelijk netwerk, dichtheid, bereikbaarheid, voorzieningenniveau, evenals cultuurhistorische kwaliteiten. Ook krijgt de gewenste samenhang tussen stad en land een plaats, bijvoorbeeld in de vorm van het groenblauwe netwerk.
De legenda van de functie- en kwaliteitskaart is in bijlage 3 toegelicht.
De transformatiegebieden
Op de kaarten zijn gewenste functies en kwaliteiten vastgelegd. Voor een aantal gebieden is deze nog niet duidelijk. Deze zijn via een arcering als transformatiegebied op de functiekaart aangemerkt. De transformatiegebieden liggen in stedelijke gebieden en daarbuiten. Hierna zijn per transformatiegebied de opgaven en de provinciale belangen toegelicht.
Transformatiegebieden in het stedelijk gebied
De locaties in en nabij stedelijk gebied die als transformatiegebied op de functiekaart zijn aangegeven, zullen in de planperiode een andere functie krijgen. Voor binnenstedelijke transformatiegebieden zal het transformeren van woonwijken, bedrijventerreinen en stadscentra gepaard gaan met een meer intensievere benutting van het stedelijk gebied waarbij rekening wordt gehouden met de ligging ten opzichte van het openbaar vervoernetwerk. Aan de rand van de steden gaat het vooral om de het combineren van stedelijke functies met recreatieve en groene functies.
De belangrijkste transformatiegebieden in het stedelijk gebied zijn:
Transformatiegebied in het havengebied Rotterdam
Als de kavels op de Tweede Maasvlakte worden uitgegeven ontstaat ruimte voor een herverkaveling van het haven en industriecomplex. Er vinden verschuivingen van functies plaats binnen Stadshavens. Deze gebieden worden getransformeerd naar beoogde gemengde woonwerkmilieus in delen van het havengebied.
Bij de transformatie is het voor de provincie belangrijk dat de ontwikkeling bijdraagt aan de bundeling van verstedelijking, infrastructuur, voorzieningen en economische activiteiten gericht op concentratie, waarbij rekening wordt gehouden met kwalitatieve vraagontwikkelingen op de regionale woningmarkt en het versterken van de mainportfunctie.
Reijerwaard
In het bestaand provinciaal beleid is het gebied bij het knooppunt Ridderster aangewezen als zoeklocatie voor bovenregionaal havengerelateerd bedrijventerreinen in de Polder Reijerwaard. Ook liggen er claims voor de ontwikkeling van recreatieve en groene verbindingen en zijn er enkele wateropgaven.
Bij de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling is het voor de provincie belangrijk dat er een goede afstemming bestaat tussen aanbod van bedrijventerrein voor havengerelateerde activiteiten en dat de verrommeling in de regio vermindert, waardoor de belevingswaarde verbetert.
Binckhorst
Bedrijventerrein Binckhorst is een gemengd bedrijventerrein, waar enkele watergebonden bedrijven gevestigd zijn. Het gaat in dit kader om het afvaloverslagstation van de AVR en om twee beton- en metselzandcentrales. Er wordt naar gestreefd om deze bedrijven te verplaatsen. De Binckhorst wordt getransformeerd naar stads- en dorpsgebied, waar een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit voorop staat. Het Stadsgewest Haaglanden werkt aan een locatieonderzoek voor de uit de Binckhorst uit te plaatsen milieuhinderlijke en watergebonden bedrijvigheid. Hierbij geldt het provinciaal belang om een op regionaal niveau afgestemde vraag en aanbod aan HMC-terreinen te hebben.
Vlietzone
De Vlietzone heeft een belangrijke positie in de schakeling stad – land, als onderdeel van de corridor Vlietlanden – Midden-Delfland en als uitloop- c.q. groengebied van het stedelijk gebied Haaglanden. De Vlietzone zal zich verder ontwikkelen als onderdeel van het stedelijk gebied van Haaglanden. Hier komt het karakter van Haaglanden tot uiting: een gebied waarin dynamische stedelijke gebieden en rustige woon- en recreatiegebieden op korte afstand van elkaar te vinden zijn.
Het gebied wordt ontwikkeld tot een robuust en aantrekkelijk gebied voor groen, natuur, recreatie en sport, gecombineerd met verstedelijking. Dit in relatie tot verbinding met Midden-Delfland en Vlietlanden (Zweth-Vlietzone). Een en ander zal worden uitgewerkt in een integrale gebiedsvisie, op te stellen door Den Haag in samenwerking met de gemeenten Leidschendam-Voorburg en Rijswijk.
Kijkduin
Ten zuiden van Den Haag wordt met de Westlandse Zoom enerzijds een groen recreatief landschap gerealiseerd als onderdeel in de zone kust - Midden-Delfland en anderzijds een aantrekkelijk landschappelijk woonmilieu gemaakt. Als onderdeel van deze zone kust - Midden-Delfland wordt aansluitend op en in lijn met de Westlandse Zoom een kwaliteitsimpuls gegeven aan de badplaats Kijkduin. Als belangrijke groene schakel in zone kust - Midden-Delfland worden de landschappelijke, ecologische en recreatieve waarden van het gebied versterkt (landschapspark Kijkduin). Er komen goede recreatieve voet- en fietspaden haaks op en parallel aan de kust. Het complementaire karakter van Kijkduin als familiebadplaats ten opzichte van de andere badplaatsen aan de Delflandse Kust wordt versterkt met een bijzonder voorzieningenprogramma dat uitgaat van cultuur, natuur en wellness. In lijn
met de gestelde regionale woningbouwopgave (o.a. Verstedelijkingsstrategie Zuidvleugel) worden in Kijkduin bijzondere woonmilieus in een landschappelijke setting ontwikkeld. Bij gebiedsontwikkelingen is het voor de provincie belangrijk dat rekening wordt gehouden met de ligging van natuurgebieden, wordt ingespeeld op de regionale woningvraagontwikkelingen en de versterking van het landschappelijk netwerk.
Rijswijk-Zuid
Rijswijk-Zuid wordt in de komende twintig jaar getransformeerd naar een gebied voor wonen en werken in een heldere koppeling met de groene structuur, waarbij in duiteindelijke inrichting en toedeling van functies van het gebied rekening moet worden gehouden met de toekomstig benodigde ruimte van DSM. Daarbij is in het verlengde van de behoefteraming in de regio uitgangspunt dat ten minste 15 ha netto bedrijventrein wordt ontwikkeld voor milieuhinderlijke bedrijven tot categorie 3.2.
Merwedezone
In de Merwedezone, gelegen op de grens van het Groene Hart en de Zuidvleugel van de Randstad, de Betuweroute en de A15, vindt komende jaren herstructurering en transformatie plaats (Transformatievisie Merwedezone). Het gezamenlijke toekomstbeeld voor de Merwedezone omvat een waterrijk groengebied ten noorden van de Betuweroute, herstructureren van bedrijventerreinen en intensiveren van bebouwing bij de bestaande en nieuwe haltes van de Merwede-Lingelijn. Er zijn ook gebieden benoemd waar mogelijk na 2015 verstedelijking kan plaatsvinden, als daar tegen die tijd behoefte aan is en er geen ruimte meer is binnen de kernen. Deze zijn als transformatiegebieden op de kaart aangegeven.
Transformatiegebieden Zuidplaspolder
Gouwe Knoop, Waddinxveen-Noordwest en Nieuwerkerk-Noord
De transformatie in het gebied Gouweknoop moet leiden tot een mix van functies. Het betreft in de eerste plaats bedrijvigheid en voorzieningen om het gebied tot een economische knoop te maken. In de tweede plaats zal ook de functie wonen daar aan bod komen. De transformatie in het gebied Waddinxveen-Noordwest is in de eerste plaats gericht op de ontwikkeling tot glastuinbouwbedrijvengebied voor het geval dat er in de Zuidplaspolder onvoldoende ruimte voor deze functie is gerealiseerd. Mocht een dergelijke transformatie niet nodig zijn dan zou een functiewijziging naar wonen ook te overwegen zijn. Dit vooral gezien de ligging van het gebied nabij het Bentwoud. De transformatie op de locatie Nieuwerkerk-Noord betreft een omzetting van een verouderd glastuinbouwgebied naar een woningbouwgebied.
Transformatiegebieden in het landelijk gebied
In het landelijk gebied zijn eveneens gebieden aangeduid waar het ruimtegebruik in de planperiode zeer waarschijnlijk zal worden aangepast. In veel van deze gebieden is sprake van een verrommeld beeld en/of verouderde opstallen (glas).
Bij de transformatie van deze gebieden staan voor de provincie belangen centraal:
- versterken van de greenports: herstructureren en duurzame ontwikkeling van glastuinbouwgebieden, verdergaande concentratie in greenports en glastuinbouwgebieden en behoud van het areaal voor glastuinbouw;
- verbeteren van de belevingswaarde en vermindering verrommeling van het landschap;
- voor de gebieden gelegen in het landschappelijk netwerk geldt daarnaast ook het versterken van de recreatieve functie.
Het gaat om de gebieden Aar- en Amstelzone, Lansingerland, omgeving Roelofsarendsveen en omgeving Pijnacker en Nootdorp.
4.3 De ruimtelijke hoofdstructuur 2020
De ruimtelijke hoofdstructuur van Zuid-Holland wordt gevormd door:
- het stedelijk netwerk in het westen en midden van de provincie;
- het landelijk gebied in het oosten, noorden en zuiden van de provincie;
- het landschappelijk netwerk dat het stedelijk en landelijk gebied verbindt.
Deze ruimtelijke hoofdstructuur van Zuid-Holland laat de geomorfologische onstaansgeschiedenis en economische ontwikkelingsgeschiedenis zien. De steden die zich in de Delta langs rivieren en kust hebben ontwikkeld, zijn uitgegroeid tot een stedelijk netwerk met ruim 6 miljoen inwoners: de Randstad Holland. De zuidelijke helft van de Randstad ligt binnen de grenzen van Zuid-Holland. Globaal is dit het gebied van de Zuidvleugel.
Waar de kustzone en het rivierengebied grotendeels zijn verstedelijkt, zijn het veengebied en de zuidwestelijke delta grotendeels landelijk gebleven. De kustzone combineert een
aantrekkelijk stedelijk gebied met andere functies. Hier is ruimte voor recreatie en natuur. Daarnaast vormt de kust een zone die het achterland beschermt tegen overstromingen.
Via de drie gebiedsgerichte hoofdopgaven krijgen deze eenheden (het stedelijk netwerk, het landelijk gebied en het landschappelijk netwerk) een uitwerking in het ruimtelijk beleid.
Het stedelijk netwerk
Het stedelijk netwerk van Zuid-Holland bestaat uit de samenhangende stedelijke agglomeraties die gekoppeld zijn aan het Zuidvleugelnet. Dit is het netwerk van bovenregionale openbaar vervoerlijnen. Dit stedelijk netwerk is inmiddels omvangrijker dan de Zuidvleugel en wordt gevormd door de volgende gebieden:
- het gebied van de Leidse Regio;
- de zone Leiden - Alphen aan den Rijn;
- de Goudse regio en de Zuidplaspolder;
- de Stadsregio Rotterdam;
- het Stadsgewest Haaglanden;
- de Drechtsteden;
- de Merwedezone;
- de greenport Westland/Oostland.
De verstedelijkingsopgave wordt voor het overgrote deel gebundeld en geconcentreerd in het stedelijk netwerk. Binnen dit netwerk is sprake van een hiërarchie: Rotterdam en Den Haag vormen de economische en stedelijke zwaartepunten. Zij ontwikkelen zich in de context van de Zuidvleugel en de Randstad geleidelijk tot een samenhangende, grootschalige metropoolregio.
De samenhang in het stedelijk netwerk wordt gedragen door het (inter)nationale en regionale netwerk van spoor-, weg- en waterverbindingen. Op regionale schaal zorgt vooral het Zuidvleugelnet voor samenhang. Dit net is een belangrijke drager voor de verstedelijkingsopgave. Het Zuidvleugelnet vormt, met de Stedenbaan als ruggengraat, de belangrijke motor voor de ruimtelijke differentiatie in woon- en werkmilieus.
Ook de greenport Westland/Oostland is een economisch zwaartepunt. Het gebied wordt tot het stedelijk netwerk gerekend qua ruimtelijke inrichting en inbedding in de stedelijke omgeving. Bovendien komen de opgaven voor de glastuinbouw in hoge mate overeen met die voor bedrijventerreinen: herstructurering, verbetering bereikbaarheid en ketenontwikkeling.
Zuid-Holland wil vooral in het bestaande stedelijk gebied vitaliseren en de interne samenhang verbeteren. Zo kan een aantrekkelijk en afwisselend stedelijk netwerk ontstaan dat kan inspelen op eerder beschreven maatschappelijke ontwikkelingen. Inzet is om deze afspraken in Zuidvleugel verband uit te werken. Binnen dit stedelijk netwerk vindt concentratie van stedelijke activiteiten op knooppunten van de verschillende netwerken plaats. De nadruk ligt op differentiatie in typen woon-, werk- en voorzieningenmilieus.
Het landelijk gebied
De ‘flanken’ van de provincie maken deel uit van grote, provincieoverschrijdende landschappen: de kust en de zee in het westen, het Groene Hart aan de oostzijde en de Zuid-Hollandse Delta in het zuiden van de provincie.
In de grote landschappen wordt de nadruk gelegd op klimaatbestendigheid met de belangrijkste dragende functies: landbouw en natuur. De grote landschappen hebben ieder hun eigen ontstaansgeschiedenis en daarmee hun eigen kwaliteiten. Openheid, rust, stilte, duisternis en landschappelijke diversiteit zijn belangrijke kenmerken. Bescherming en ontwikkeling van deze landschappelijke kernkwaliteiten staan centraal.
Een belangrijke ambitie van de provincie in het landelijk gebied is het ontwikkelen van vitale en waardevolle landschappen en deze ook behouden. De leefbaarheid in het landelijk gebied is over het algemeen goed. Voor behoud van de sociale en economische vitaliteit van het landelijk gebied is het behouden van de bestaande hiërarchie van de kernen belangrijk.
Bij toekomstige bevolkingsafname en voortschrijdende schaalvergroting in voorzieningen kunnen in de grotere kernen, de basisvoorzieningen als huisarts, basisonderwijs en buurtwinkel, in stand worden gehouden. De grotere kernen zijn in het landelijk gebied als regionale centra aangeduid.
In delen van het Groene Hart staat de ontwikkeling van landbouw en natuur in het teken van afremmen van bodemdaling en zuinig omgaan met zoet water. In de Zuid-Hollandse Delta gaat het vooral om balans te vinden in een duurzame zoetwatervoorziening en het deels herstellen van de estuariene dynamiek in de Deltawateren.
De greenports Bollenstreek en Boskoop maken deel uit van het landelijk gebied. In functioneel opzicht delen zij een aantal opgaven, die voor bedrijventerreinen en de greenport Westland/Oostland in het stedelijk netwerk gelden. Dit zijn een goede bereikbaarheid en mogelijkheden voor nieuwe productietechnieken te realiseren door een nieuwe ruimtelijke inrichting door herstructurering. Dit alles dient bij te dragen aan verbetering van de landschappelijke kernkwaliteiten.
Het landschappelijk netwerk
Zuid-Holland wil stad en land beter met elkaar verbinden door uit te gaan van het concept 'landschappelijk netwerk Zuid-Holland’. Het gaat hier om een samenhangend stelsel van landschappen, natuur- en recreatiegebieden binnen de stedelijke invloedssfeer, groenblauwe verbindingen en grote stedelijke parken.
Zes waardevolle landschappen in dit landschappelijk netwerk krijgen de status provinciaal landschap. Deze status is bedoeld om de gebieden te beschermen én te ontwikkelen als recreatief aantrekkelijke en economisch duurzame gebieden. De gebieden zijn gekozen omdat de stedelijke druk hier groot is omdat ze ingeklemd zijn tussen stedelijke gebieden. De ligging nabij verstedelijkte gebieden biedt kansen voor verbetering van de recreatiemogelijkheden voor veel inwoners. De provinciale landschappen geven structuur aan het landschappelijk netwerk en ze waarborgen voor een groot deel de balans tussen stad en land.
Ook de grote natuur- en recreatiegebieden nabij de stad maar buiten de provinciale landschappen maken deel uit van het landschappelijk netwerk. Bijvoorbeeld de Westlandse Kust en het gebied van de Balij en het Bieslandse Bos. Het stelsel wordt ten slotte gecompleteerd door een samenhangend netwerk van groenblauwe verbindingen en de grote stedelijke parken.
Kwantitatieve opgaven tot 2020
Een deel van de ruimtelijke opgaven is te vertalen naar kwantitatieve opgaven. Deze opgaven zijn naast de ruimtelijke structuur en sturen op ruimtelijke kwaliteit een belangrijk uitgangspunt voor de visie tot 2020. De volgende tabellen geven het overzicht van de kwantitatieve opgaven voor de verschillende ruimtelijke gebruiksfuncties in Zuid-Holland voor de periode 2010-2020, waarop de visie is gebaseerd. Deze opgaven zijn het resultaat van onderzoek en zij zijn vastgelegd in diverse bestuurlijke afspraken. Via bebouwingscontouren en afspraken zijn kaders geschetst waarbinnen gemeenten de bouwopgaven
realiseren. De cijfers laten zien dat er in de komende tien jaar nog een grote vraag naar ruimte is. Deze verschilt per regio.
Wonen
De woningbouwafspraken in Zuid-Holland zijn binnen de kaders van Zuidvleugel, Groene Hart en Zuid-Hollandse Delta gemaakt. De woningbouwopgave voor het stedelijk netwerk is dan ook overgenomen uit de bestuurlijke afspraken die voor de Zuidvleugel zijn gemaakt. Het nieuwbouwprogramma voor de Zuidvleugel voor de periode 2010-2020 telt 115.000 woningen. Naast de nieuwbouw is een vervanging van 60.000 woningen afgesproken. Een groot deel van het woningbouwprogramma van de Zuidvleugel kan worden gerealiseerd via het concept Stedenbaan en langs het Zuidvleugelnet. Het programma voor de Zuidvleugel en de verdeling over de regio’s is in de volgende tabellen uitgewerkt.
In het gehele Groene Hart gaat het om 35.700 toe te voegen woningen in de periode 2004 tot 2020, dit betekent voor het Zuid-Hollandse deel een toename van de voorraad van 26.600 toe te voegen woningen in de periode 2004-2020. De Groene Hartprovincies monitoren jaarlijks gezamenlijk de woningbouw- en economische ontwikkeling in het gebied. Voor het Groene Hart en de Zuid-Hollandse Delta zijn de woningaantallen gebaseerd op eigen behoefte gebaseerd op migratiesaldo nul. In de Zuid-Hollandse Delta heeft de Hoeksche Waard in de periode 2005-2020 een programma van 3250 woningen (exclusief de 300 extra woningen voor Cromstrijen, door de verplaatsing van TNO naar deze regio. Voor Goeree-Overflakkee geldt een programma van 2100 woningen in deze periode. In totaal komt het nieuwbouwprogramma (productie inclusief sloop) in Zuid-Holland in de periode 2010-2020 daarmee op 190.700 woningen. Dit is niet gelijk aan de optelling van bovengenoemde cijfers van alle regio’s, want de tijdvakken verschillen, het zijn deels netto cijfers (toevoeging) en deels bruto cijfers (productie) en er is overlap tussen Groene Hart en Zuidvleugel (dubbeltellingen).
Werken / Bedrijvigheid
De vraag naar het areaal bedrijventerreinen is gebaseerd op een combinatie van het Transatlantic Market (TM) scenario en het Global Economy (GE) scenario uit de Welvaart en Leefomgevingstudie van de planbureaus. Voor de economische motoren de greenport en de mainport is het GE-scenario uitgangspunt, in het overige gebied het TM-scenario. De uitbreidingsbehoefte is gebaseerd op een inventarisatie van de plannen voor bedrijventerreinen, rekening houdend met compensatie voor te transformeren bedrijventerreinen en mogelijke ruimtewinst bij nieuwe en te herstructureren bedrijventerreinen. Door het toepassen van de SER-ladder zal een deel van de bedrijven gevestigd worden op de bestaande bedrijventerreinen.
Dit geeft voor Zuid-Holland het volgende beeld voor 2008 - 2020:
|
Uitbreidingsbehoefte
|
Autonome vraag |
1.228 ha |
Transformatie* |
320 ha |
Strategische reserve** |
377 ha |
Saldo vraag |
1.925 ha |
Saldo na 10% ruimtewinst |
1.732 ha |
* Transformatie (uitvoeringsprogramma Ruimte voor Economie) 320 ha ** 4 jaar
In het Uitvoeringsprogramma Ruimte voor Economie staat hoe de provincie Zuid-Holland behoefteramingen bedrijventerreinen bepaalt.
Greenports
De behoefteraming voor de glastuinbouw tot 2020 is eveneens gebaseerd op afspraken met de regio, waarbij het beleid van verdergaande concentratie in de greenports als uitgangspunt geldt. In de Zuidplaspolder is rekening gehouden met 200 hectare voor nieuw duurzaam glastuinbouwgebied. Daarnaast is ca 100 ha glastuinbouw als transformatiegebied aangemerkt. Binnen Zuid-Holland wordt gezocht naar een nieuwe glastuinbouwlocatie (2020). Buiten op de functiekaart aangegeven glastuinbouwbedrijvengebied/greenport en de glastuinbouwgebieden, is er een forse saneringsopgave.
8 Dit betreft zowel bollengrond als glas.
Groen
De groenopgave tot 2020 is zowel gebaseerd op bestaande afspraken tot 2013, ILG, als op het besef dat er ook na 2013, vooral in het stedelijke netwerk, nog grote recreatieve tekorten aanwezig zijn. De ruimtebehoefte voor recreatieve functies is gebaseerd op een behoefteonderzoek. Deze ruimte zal de provincie tot 2020 vooral zoeken in de provinciale landschappen en het landschappelijke netwerk. Recreatie en andere ruimtelijke gebruiksfuncties worden gecombineerd.
De uitbreiding van de Ecologische Hoofdstructuur is omvangrijk. Het gaat hier om de ontwikkeling en inrichting van nieuwe natuurgebieden en de combinatie van de functie natuur met andere functies zoals waterberging en landbouw.
Water
De ruimtevraag, nodig voor waterberging, neemt toe. De ruimtelijke reserveringen tot 2015 zijn uitgewerkt in het Provinciaal Waterplan 2015 en zijn ook opgenomen in deze structuurvisie (zie kaart). Deze gebieden liggen vooral in de overgang tussen stedelijk en landelijk gebied.
Figuur 4.3: Ruimtelijke opgave
Infrastructuur tot 2020
Tot 2020 wil de provincie de infrastructuur versterken, bijvoorbeeld het openbaar vervoer. Dit is niet in hectares uit te drukken. Voor de aanleg van nieuwe wegen is een aantal reserveringen opgenomen. Deze staan op de functiekaart en zijn uitgewerkt in de hoofdopgave Divers en samenhangend stedelijk netwerk 2020. In bijlage 2 is het overzicht van het verkeers- en vervoersprogramma opgenomen.
4.4 Aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel
Zuid-Holland wil in 2040 de goede woon-, werk- en leefomgeving voor haar inwoners verder hebben uitgebouwd. Versterken van de economische positie staat daarbij centraal en daarbij spelen de economische topclusters in Zuid-Holland een belangrijke rol:
- Rotterdam Wereldstad-Wereldhaven;
- Den Haag, internationale stad van vrede, recht en veiligheid;
- greenports Westland/Oostland, Boskoop en Bollenstreek.
De versterking van deze clusters heeft effect op de totale economische ontwikkeling van Zuid-Holland. Voor de gehele provincie geldt dat de focus ligt op het behouden, maar vooral ook aantrekken van werkgelegenheid en bedrijvigheid die past bij de verschillende gebieden. Bij kennisontwikkeling en handel liggen de komende jaren de kansen voor Zuid-Holland.
4.4.1 Behouden en aantrekken van bedrijvigheid en werkgelegenheid
Ambities
Binnen het provinciaal belang van “Behouden en aantrekken van bedrijvigheid en werkgelegenheid met accent op kennisontwikkeling en handel” onderscheidt Zuid-Holland de volgende ambities:
- mainport (Rotterdam);
- internationale stad van vrede, recht en veiligheid (Den Haag);
- greenports (Westland/Oostland, Bollenstreek en Boskoop) versterken, herstructureren en duurzame ontwikkeling van glastuinbouwgebieden en verdergaande concentratie in greenports en glastuinbouwgebieden;
- energie, water- en deltatechnologie (Delft en Rotterdam);
- life & health sciences cluster (Leiden en Rotterdam);
- versterken kenniseconomie vanuit universiteiten en kennisinstituten (Leiden, Delft en Rotterdam).
Het provinciaal belang voor het aantrekken van bedrijvigheid en werkgelegenheid is benaderd vanuit de grote economische clusters van Zuid-Holland. Kennisontwikkeling krijgt daarin een steeds belangrijkere rol. De kennisclusters zijn vaak ruimtelijk geconcentreerd. De ontwikkeling van deze clusters staat niet op zichzelf en hangt samen met de economische ontwikkeling van de gehele provincie. Ze zijn afhankelijk van het vermogen van bedrijven en instellingen om te innoveren. Een gevarieerde economische structuur met sterk aan elkaar gerelateerde sectoren bevordert dan ook de concurrentiekracht van Zuid-Holland. Een cultuur van samenwerking, kennisuitwisseling en openheid voor nieuwe ideeën versterkt die kracht.
De mainport Rotterdam - Wereldhaven-Wereldstad Rotterdam
De mainport Rotterdam is een complex van industrie, handel, transport en logistiek, gevestigd op het haven- en industriegebied langs de Nieuwe Waterweg, Oude Maas, Merwede en Dordtsche Kil. De provincie heeft de ambitie om de vestigingsfactoren van bedrijven en organisaties die bijdragen aan de mainportfunctie, verder te ontwikkelen. Binnen de aanduiding ‘Bedrijventerrein Mainport’ moet alle aan de mainport gerelateerde bedrijvigheid een locatie kunnen vinden. Ruimte daarvoor kan nog gewonnen worden door verouderde complexen te herstructureren en verwante activiteiten te clusteren. Nieuwe ruimte voor mainportactiviteiten komt beschikbaar na realisering van de Tweede Maasvlakte.
Het cluster Mainport Rotterdam zelf is groter dan het op de functiekaart als ‘Bedrijventerrein Mainport’ aangegeven gebied. Binnen de aangrenzende stedelijke gebieden in Vlaardingen, Schiedam, Rotterdam, Drechtsteden en de Merwedezone vindental van activiteiten plaats die gerelateerd zijn aan de mainportactiviteiten. Voorbeelden hiervan zijn het maritiem complex in de Drechtsteden-Merwedezone (binnenvaart, baggercluster en deltatechnologie) en het handelscentrum en internationale zakencentrum in Rotterdam.
Het hele gebied van de mainport geldt als gebied voor bedrijven uit de hogere milieuhinder categorie (HMC). Een interne milieuzonering binnen dit gebied moet ruimte bieden aan activiteiten die gerelateerd zijn aan de regie- en creativiteitsfunctie van de mainport, waaronder hoogwaardige kantoren, onderzoeksinstituten, campusvorming.
Den Haag, internationale stad van vrede, recht en veiligheid
Het regeringscentrum Den Haag heeft zich ontwikkeld tot een van de belangrijkste vestigingsplaatsen voor internationale instituten op het gebied van vrede, recht en veiligheid. Deze centrumfunctie wordt gestimuleerd door verdere ontwikkeling van het hoogstedelijk centrum met hoofdkantoren, kennisinstituten, topcultuur, voorzieningen en toerisme. In Den Haag staat de functie woon- en werkstad voor hoogopgeleide werkers voorop. De ligging aan de kust en de nabijheid van Scheveningen en Kijkduin zijn hierbij een belangrijk gegeven. De woonmilieus worden ook op deze specifieke doelgroepen gericht. In dat kader verricht Den Haag studie naar ontwikkelingsmogelijkheden van Kijkduin en de Vlietzone. Voor de Vlietzone gelden specifieke randvoorwaarden vanwege de groene en culturele kwaliteiten (landgoederen) van het gebied. Deze zijn van provinciaal belang. Voor Kijkduin en Scheveningen dient rekening gehouden te worden met de nabijgelegen Natura2000-gebieden. Voor de functie als conferentiestad is een snelle comfortabele aansluiting op het internationale netwerk essentieel. Het gaat daarbij om de verbindingen met de hogesnelheidslijn, Schiphol, Rotterdam Airport enzovoort. De stad werkt met de internationale ring Den Haag ook aan een snelle afwikkeling van het congresverkeer en toeristische verkeer.
Greenports
De ambitie voor de greenports in 2040 heeft effect op de ruimtelijke ontwikkeling van Zuid-Holland tot 2020. De grootste ruimtelijke opgave tot 2020 is verbetering van het bestaande greenportareaal. De samenhang in het ruimtegebruik binnen de greenports staat hierbij centraal. Intensiveren, innoveren en herstructureren staan voorop, pas daarna volgt uitbreiding met eventuele nieuwe locaties.
Greenport Westland/Oostland (onderdeel van stedelijk netwerk)
De greenport Westland/Oostland is onderdeel van het stedelijk netwerk, ook economisch. De glastuinbouw in het Westland/Oostland heeft een stedelijk voorkomen en bestaat uit vier deelgebieden: locaties rond Pijnacker, in de B-Driehoek en de Zuidplaspolder (samen het Oostland) en het Westland. Ook het Veilingcomplex Barendrecht behoort bij de greenport Westland/Oostland. Door herstructurering en intensivering van het bestaande areaal moet dit economische cluster zich verder ontwikkelen. Dit gebeurt met een goede ruimtelijke inpassing via een robuuste groen- en waterstructuur. Binnen de greenport Westland/Oostland is er behalve ruimte voor glasopstanden ook ruimte voor direct aan de greenport verbonden functies. Dit gaat bijvoorbeeld om toeleveringsbedrijven, handelscentra en kennisinstituten Deze moeten zich primair op de in de regio aanwezige bedrijventerreinen vestigen. Daarnaast is in dit gebied bij stapeling met glastuinbouw ook de vestiging van deze bedrijven in het gebied greenport Westland/Oostland mogelijk. Op de kaart is deze greenport aangegeven als: glastuinbouwbedrijvengebied / greenport.
Het kennisnetwerk van de greenport Westland/Oostland verbreedt zich. Van kennis op het gebied van de teelt zelf, gaat het nu om kennis over klimaattechnologie, waterbeheer, materiaalkunde en logistiek. Er zijn nauwe relaties met de universiteiten van Leiden, Rotterdam, Delft en Wageningen (met een dependance in het gebied). Ook de greenports Boskoop en Bollenstreek maken deel uit van dit kennisnetwerk. De Rotterdamse haven is van groot belang voor de handel en logistiek van de greenport Westland-Oostland. De Waalen Eemhaven zijn met Barendrecht (vervoer over spoor, water en weg) steeds belangrijker knooppunten voor groente en fruit. De positie in het stedelijk netwerk van de greenport en daarmee de relatie met de steden is van belang om over voldoende gekwalificeerde arbeidskrachten te beschikken.
Greenport Bollenstreek (landelijk gebied)
Voor de greenport Bollenstreek is het beleid gericht op behoud en versterking van het bollencomplex met een duurzame, ruimtelijke kwaliteit. Dit bollencomplex (teelt en handel) is niet alleen van groot economisch belang, het is ook de drager van de landschappelijke, recreatieve en toeristische functies. Binnen de greenport ligt de toeristische trekker Keukenhof en de Bollenstreek zelf geldt als topgebied cultureel erfgoed. Op de functiekaart is deze greenport aangeduid als: Agrarisch landschap - bollenteelt / greenport.
Om de greenport te laten functioneren is het, naast behoud van bollenteeltareaal, ook van belang om ruimte te bieden aan teelt onder glas en bedrijvigheid die aan de bollenteelt is gebonden. Voor schaalvergroting van bollenbedrijven moet ruimte komen door aan bollenteelt gerelateerde glastuinbouwlocaties te herstructureren, verspreid gelegen glasopstanden te verplaatsen naar glastuinbouwgebieden en leegstaande en vrijkomende bebouwing te saneren. Herinrichting om de productieomstandigheden te verbeteren moet gepaard gaan met verbetering van de landschappelijke kwaliteit binnen het bollenteeltareaal. Samen met clustering van de glasopstanden wordt gewerkt aan de waterhuishouding in de richting van zelfvoorzienendheid van water, zoals beschreven bij greenport Westland/Oostland.
Voor het handelsgedeelte van de greenport is Rijnsburg het centrum. Vanuit Rijnsburg is er een directe oriëntatie op de greenports Aalsmeer en Boskoop en op Schiphol en vanuit de omgeving van Lisse een directe oriëntatie op de Rotterdamse haven. De ontsluiting van de greenport moet erop zijn gebaseerd deze oriëntatie te behouden.
Greenport Boskoop (landelijk gebied)
De greenport Boskoop ligt in het Groene Hart op de overgang van stad en land en heeft een verdicht karakter. Op de functiekaart is deze greenport aangeduid als: Agrarisch landschap - sierteelt / greenport. Het is een uniek landschap van sierteelt en boomteeltbedrijven (sierteelt-veenlandschap) en maakt deel uit van het topgebied cultureel erfgoed Boskoop/Reeuwijk Dorp. Het oorspronkelijke landschap van de veenontginningen wordt hier volledig bepaald door de boom- en heesterkwekerijen. Het teeltgebied kent smalle kavels en relatief veel sloten (veenontginning). Lintbebouwingen zijn integraal onderdeel van
het sier- en boomteeltgebied. Bijzondere elementen in het gebied zijn de houtakkers in het oude deel en de vaarsloten in de Riethoornse Polder. Van belang is ook de landschappelijk markante overgang van sier- en boomteeltgebied naar de droogmakerij Middelburg-Tempelpolder, die bij herstructurering moet worden behouden of versterkt.
Binnen de greenport zijn nieuwe teeltmethoden in ontwikkeling en wordt de handelsfunctie nog sterker. Een deel van de bedrijven gaat over van vollegrondsteelt naar de niet van volle grond afhankelijke (footloose) pot- en containerteelt. De greenport Boskoop heeft in het teeltgebied al geruime tijd te maken met zilte kwel, verzilting van oppervlaktewater en zoetwatertekort. Terwijl er voor sierteelt juist een grote vraag is naar schoon en zoet water. Beide aspecten zijn mede aanleiding voor de herstructurering die in gang moet worden gezet. Nieuw te ontwikkelen sier- en boomteeltlocaties (volle grondteelt en pot- en containerteelt) en bestaande te herstructureren sier- en boomteeltlocaties moeten voldoen aan de randvoorwaarden van het Provinciaal Waterplan. Dit betekent onder meer dat, wanneer voor het waterbeheer ruimtevragende voorzieningen nodig zijn, deze binnen de greenport gerealiseerd moeten worden. Daarnaast gaat het ook om een betere ontsluiting van het gebied; de aanleg van een westelijke randweg is daarbij belangrijk. Met de herstructurering wordt gestreefd naar een aantrekkelijk werklandschap waarbinnen het internationaal belang van deze greenport zich verder duurzaam kan ontwikkelen en verrommeling van het landschap wordt tegengaan. In het oude al karakteristieke
teeltgebied wordt ingezet op de hoogwaardige gespecialiseerde productie.
De greenport Boskoop clustert handel en logistiek steeds meer op het oostelijke deel van de greenport. Het meest intensieve onderdeel van de greenport is de concentratie van kennis, handel en intensieve, niet grondgebonden productie op het pot- en containerteeltterrein (PCT). Onderdeel van de herstructurering kan betekenen dat er, voor behoud van de greenportfunctie, ruimte komt voor de meer intensieve pot- en containerteelt. Dit is mogelijk door het PCT-complex in de planperiode uit te breiden in westelijke richting in de Hazerswoudse droogmakerij. Het PCT-terrein met westelijke uitbreiding is op de functiekaart apart aangegeven9. Voor dit PCT-terrein geldt dat vestiging van glastuinbouw alleen
voor sierteelt-b edrijven mogelijk is; en wel tot 50% van de bedrijfsgrootte.
Daarmee kan tevens inhoud gegeven worden aan de landschappelijke opwaardering van de greenport. Met name door in het oorspronkelijk al karakteristieke landschap het accent meer dan nu te leggen op hoogwaardige en duurzame open grondteelt in een aantrekkelijke omgeving.
Tussen deze greenport ontstaat een steeds hechtere band met de greenports Westland/Oostland en Bollenstreek en Aalsmeer is duidelijk herkenbaar.
Overige glastuinbouwgebieden
In Zuid-Holland zijn nog meer glastuinbouwgebieden. Deze gebieden zijn op kaart aangeduid als: glastuinbouwgebieden en liggen buiten de greenports. De glastuinbouwgebieden zijn uitsluitend bestemd voor de vestiging van gespecialiseerde glastuinbouwbedrijven. Zij zijn deels gerelateerd aan de Bollenstreek (Rijnsburg en omgeving). Op Voorne liggen de glastuinbouwgebieden Tinte en Vierpolders. Het glastuinbouwgebied Vierpolders ligt binnen de gemeente Brielle. Overeenkomstig de streekplanuitwerking Voorne (maart 2007) kan Vierpolders met 25 ha fysiek glas (locatie Land van Piek) worden uitgebreid, in verband met de sanering van verspreid glas elders in de gemeente. Het glastuinbouwgebied Tinte is grotendeels gelegen in de gemeente Westvoorne en voor een klein deel in de gemeente Brielle. Het is geen glasconcentratiegebied, maar een glasintensiveringsgebied. Dit betekent dat uitbreiding van glas alleen mogelijk is, indien daar in gelijke mate sanering van verspreid glas tegenover staat. De gemeente Westvoorne stelt in overleg met de gemeente Brielle en de Stadsregio Rotterdam een gebiedsvisie op met daarin een voorstel voor de maximale hoeveelheid glas.
Het beleid voor de glastuinbouwgebieden is gericht op behoud van dit areaal door herstructurering,
transformatie en innovatie. De provincie richt zich daar op economisch duurzame ontwikkeling, groter productieareaal door betere inrichting, duurzame waterhuishouding, landschappelijke inrichting en energiebeheer.
Verspreid glas
In het landelijk gebied liggen ook veel solitaire glastuinbouwbedrijven. Vaak is het glas op deze bedrijven begonnen als ondersteuning van het verder grondgebonden agrarisch bedrijf en later ontwikkeld tot gespecialiseerd glastuinbouwbedrijf. Het beleid is erop gericht deze verspreid gelegen bedrijven, wanneer dit geen ondersteunend glas betreft, te verplaatsen naar glastuinbouwgebieden of de greenport Westland/Oostland dan wel te saneren. Belangrijke aanleiding voor dit beleid is dat solitaire bedrijven niet de mogelijkheden hebben voor duurzaam energie- en waterbeheer zoals in glastuinbouwgebieden; nog afgezien van de landschappelijke aspecten.
Nieuwe glastuinbouwlocaties
De Zuidplaspolder biedt ruimte voor nieuwe glastuinbouw. In totaal wordt daar 200 hectare nieuw glas ontwikkeld en 80 hectare ontwikkeld als compensatie voor sanering van glas elders in de Zuidplaspolder. Ook in Lansingerland is nog ruimte voor glastuinbouw.
Zuid-Holland onderzoekt de noodzaak en/of mogelijkheid voor een nieuwe glastuinbouwlocatie in de provincie. Inzet is daarbij het behoud van 5800 hectare netto teeltareaal. Bij uitbreiding is een fysieke of andere verbinding nodig met bestaande glastuinbouw, wil Zuid-Holland kunnen profiteren van een uitbreiding. De verbinding met de greenport Westland/Oostland is hierin speerpunt. Het onderzoek richt zich op een grootschalige én
duurzame locatie van netto ongeveer 400 hectare glas. Een nieuwe glastuinbouwlocatie moet voldoen aan de voorwaarden van het ontwerp-Provinciaal Waterplan 2010-2015 en aan de standpuntbepaling van rijk en provincie over het advies van de Deltacommissie. Deze voorwaarden houden onder andere in dat de zoetwatervraag niet verder toeneemt en dat de locatie zelfvoorzienend is in de zoetwaterbehoefte. Zoeklocaties in Zuid-Holland zijn Oostflakkee en Kaag en Braassem (Polder Vierambacht, Veenderpolder) (zie de functiekaart). Ook zal de provincie onderzoeken of een locatie in de Haarlemmermeer hiervoor een optie is, omdat deze goed aansluit op het veilingcomplex in Aalsmeer.
Water-, energie- en deltatechnologie
Zuid-Holland wil de positie van het Nederlandse water- en deltacluster in de wereld versterken. Het cluster is sterk vertegenwoordigd in Zuid-Holland, maar ligt erg verspreid. Het cluster bestaat uit twee deelsectoren: deltatechnologie (waterbeheer, waterbouw) en watertechnologie (drinkwater, proces- en afvalwater). De wereldwijde vraag naar kennis uit het cluster is groot en groeiende, onder meer als gevolg van klimaatverandering. Het cluster bevindt echter zich nog in een ontwikkelfase. Zuid-Holland kan ruimtelijke referentieprojecten ontwikkelen door nieuwe technologieën en kennis toe te passen, zoals de Zandmotor en de verkenning Grevelingen. Het bedrijvenpark Science Port Holland (Rotterdam - Delft) biedt kansen voor de ruimtelijke concentratie van het cluster.
Life & healthsciences
Zuid-Holland wil een aantrekkelijke vestigingsplaats zijn voor organisaties op het terrein van Life & healthsciences, vooral voor Research en Development. In Leiden ligt op het Bio Sciencepark het grootste Life & healthsciencescluster van Nederland. Zuid-Holland moet ruimte blijven bieden voor activiteiten in de gehele keten van het cluster en deze versterken. Daar horen ook verbindingen bij met andere clusters zoals de greenports (groene biotechnologie als de agrofood-activiteiten en witte biotechnologie in Delft, zoals de bereiding van biobrandstoffen).
Er is ook ruimte nodig om de zorgsector in Zuid-Holland te kunnen blijven faciliteren: Door vergrijzing en voortschrijdende technologie ontstaat naast behoefte aan ruimte voor zieken- en verzorgingshuizen ook een toenemende en veranderende zorgvraag. Die vraagt weer om ruimte voor kennisontwikkeling zoals de ‘medical delta’ in Rotterdam bij Dijkzicht. Het gaat om een soort siliconvalley op medisch technologisch gebied. Verder is een goede bereikbaarheid van dergelijke locaties een blijvend aandachtspunt. Naast ruimte voor bedrijvigheid is ook ruimte nodig voor het huisvesten van bijbehorend buitenlands toptalent, waaronder studenten.
Kenniseconomie
Zuid-Holland wil dat onderzoeksinstituten en kennisintensieve bedrijvigheid zich geclusterd kunnen vestigen op daartoe aangewezen bedrijventerreinen en kantoorlocaties. Dit is in het belang van de concurrentiepositie van de Zuidvleugel omdat kennis, innovatie en dienstverlening belangrijke aspecten zijn van het internationale karakter van Zuid-Holland. Een strikt toelatingsbeleid moet de ontwikkeling van deze locaties bevorderen. Een goede bereikbaarheid van deze locaties vanaf belangrijke openbaar vervoerknooppunten en de luchthavens Schiphol en Rotterdam Airport is van essentieel belang.
Voorbeelden zijn Technopolis in Delft, de omgeving van Erasmus Medisch Centrum en Brainpark in Rotterdam, het Biolifesciencepark in Leiden en het Estec-terrein in Noordwijk.
4.5 Duurzame en klimaatbestendige Deltaprovincie
Voor een duurzame en klimaatbestendige ruimtelijke inrichting hanteert Zuid-Holland de lagenbenadering als uitgangspunt voor de Visie 2020. De inrichting van Zuid-Holland wordt op lange termijn duurzamer en klimaatbestendiger. Dit bereikt de provincie door rekening te houden met mogelijke veranderingen in het water- en bodemsysteem en dat mee te nemen bij veranderingen in het gebruik van de ruimte.
Klimaatbestendigheid krijgt tot 2020 gestalte door de nadruk te leggen op waterveiligheid en een robuust watersysteem met duurzame zoetwatervoorziening. Duurzaamheid betekent, behalve dat de provincie de lagenbenadering toepast, ook dat zij werkt aan een groter aandeel van een duurzame vorm van energievoorziening.
4.5.1 Verbeteren van de waterveiligheid
Ambities
Bij het provinciaal belang ’Verbeteren van de waterveiligheid’ horen de ambities10:
- versterken van de primaire keringen langs de kust en langs de rivieren, met behoud van de ruimtelijke kwaliteit;
- versterken van de regionale keringen met behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
- creëren van mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen in buitendijkse gebieden met behoud van veiligheid tegen overstromingen;
- creëren van mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen in kwetsbare binnendijkse gebieden met behoud van veiligheid tegen overstromingen.
Zuid-Holland wil de toekomstige overstromingsrisico’s verkleinen. Sterkere keringen, aanpassingen in ruimtegebruik en omgaan met de overstromingsrisico’s vormen de leidraad voor het provinciale waterveiligheidsbeleid. Versterking van de primaire en regionale waterkeringen, bescherming van kwetsbare (buitendijkse) gebieden en crisisbeheersing / calamiteitenzorg zijn de belangrijkste onderdelen van het provinciale waterveiligheidsbeleid.
Op kaart 9 uit de verordening zijn de primaire en regionale keringen aangegeven. De voor hoogwater meest kwetsbare gebieden zijn de buitendijkse terreinen, de diepgelegen binnendijkse gebieden en gebieden direct langs primaire keringen. Waterveiligheid is een belangrijk aspect bij de ontwikkeling van deze gebieden. Versterking van rivierdijken en regionale keringen gebeurt in samenhang met verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
Kustverdediging
Zuid-Holland ligt in een delta en voor een groot deel onder zeeniveau. De kustversterking verzekert betrouwbaarheid van de kust als zeewering en daarmee de veiligheid van het achterliggend (stedelijk) gebied. De kust is voor de komende vijftig jaar op sterkte gebracht als het werk aan de zwakke schakels is voltooid. Het gaat om de Kop van Goeree (Flaauwe Werk: al afgerond), de Kop van Voorne, de Delflandse Kust van Hoek van Holland tot Kijkduin (o.a. via het pilotproject Zandmotor Delflandse Kust) en de boulevards van Scheveningen, Katwijk en Noordwijk (al afgerond).
Voor de kustveiligheid is het belangrijk om het kustfundament te handhaven en aan het kustfundament geen zand te onttrekken. In het gedeelte van het kustfundament dat binnen stads- en dorpsgebied ligt, mag uitbreiding van stedelijke functies of infrastructuur geen nadelige gevolgen hebben voor de waterstaatkundige veiligheid.
4.5.2 Robuust en veerkrachtig watersysteem
Ambities
Bij het provinciaal belang ‘Robuust en veerkrachtig watersysteem’ horen de ambities11:
- zoetwatervoorziening veilig stellen;
- gebiedsspecifiek omgaan met verzilting;
- innovatief omgaan met waterbeheer en veiligheid;
- voldoende (grond)water voor de bereiding van drinkwater veilig stellen;
- voldoende wateropvang voor de stad realiseren;
- een klimaatbestendige leefomgeving realiseren;
- realiseren en behouden van een goede ecologische toestand van oppervlaktewaterlichamen;
- realiseren en behouden van een goede kwaliteit van grondwaterlichamen;
- realiseren van de vereiste (grond)watercondities voor de Natura 2000-gebieden;
- in de verziltinggevoelige gebieden zijn in principe geen functies of uitbreidingen;
- toegestaan die leiden tot een toename van de vraag naar zoet water, tenzij zoetwatervoorziening en/of zelfvoorzienendheid is geregeld;
- ontwikkelen van duurzame greenports;
- realiseren en behouden van een maatschappelijk haalbaar en betaalbaar beschermingsniveau tegen wateroverlast;
- duurzaam peilbeheer.
11 Deze zijn uitgewerkt in het Provinciaal Waterplan
Afstemmen vraag en aanbod in het watersysteem
Gelet op de onzekerheid van zoetwatervoorziening op de lange termijn, is het van belang dat de vraag naar zoet water in de provincie Zuid-Holland in balans blijft. Vooral bij sterk zoet water vragende functies en gebieden, zoals de greenports, zal de afweging steeds belangrijker worden. Dit zal ook in de landbouw en natuur in het westelijke deel van het Groene Hart en de landbouw in de Zuid-Hollandse Delta gaan spelen.
In de glastuinbouw vindt een zo min mogelijke toename van de zoetwatervraag plaats door nieuwe of uit te breiden functies. Dit wordt bereikt door maximaal gebruik te maken van hemelwater en de waterkringloop/recirculatie te sluiten. Daarmee worden ook de emissies geminimaliseerd. Innovaties in het watersysteem worden gestimuleerd. Het gaat daarbij om oplossingen die zowel watertekort als wateroverlast het hoofd kunnen bieden. Ruimtelijk betekent dit vooral ruimte voor wateropvang. Het gaat dan om een combinatie van wateropvang in bassins (al dan niet onder de kas) en ruimte voor opvang in het watersysteem. Hierbij moet rekening worden gehouden met voorwaarden voor de ondergrond.
Door klimaatverandering kan de wateroverlast toenemen. Ruimte voor wateropvang wordt in en nabij steden gereserveerd. Bij ontwikkelingen in de landbouw en bij natuurontwikkeling moet de duurzaamheid van de zoetwatervoorziening in de afweging
worden meegenomen.
De provincie Zuid-Holland onderscheidt de volgende opgaven:
Groene Hart
In het Groene Hart spelen in de toekomst problemen met de beschikbaarheid van zoet water. Met het oog op een duurzamer bodemwatersysteem wordt in delen van het Groene Hart ingespeeld op het afremmen van de bodemdaling.
Ook is er een wateropgave gekoppeld aan de diepe droogmakerijen:
De Middelburg-Tempelpolder en Polder Nieuwkoop zijn diepe droogmakerijen met een urgente wateropgave. Zij liggen als diepe putten in het landschap en veroorzaken daardoor (brakke) kwel. Dit wordt deels veroorzaakt door wegzijging uit de directe omgeving. In Polder Nieuwkoop kan de aanzuigende werking op de naastgelegen Nieuwkoopsche Plassen mogelijk worden beperkt door peilopzet in combinatie met functieverandering. De provincie moet dit verder onderzoeken op haalbaarheid. De inlaatbehoefte van de Nieuwkoopsche Plassen kan sterk verminderen door het peilregime in de plassen en directe omgeving te flexibiliseren en door het glastuinbouwgebied Noordse Buurt te saneren. In de Middelburg-Tempelpolder zijn minder mogelijkheden om de effecten van de
aanwezige brakke kwel te beperken, onder meer door de aard van de ondergrond. Onderzoek moet uitwijzen of brakke kwel onderdrukt kan worden door het peil op te zetten.
In beide droogmakerijen moet bij eventuele functieverandering de ruimtelijke kwaliteit verbeteren. Waar nodig en mogelijk vindt koppeling plaats met waterberging, natuurontwikkeling, woningbouw en recreatie en toerisme. Daarbij moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van brakke kwel. Op korte termijn sluit de provincie ontwikkelingen uit die toekomstige oplossingen voor de wateropgave ernstig bemoeilijken. Het gaat hierbij vooral om onomkeerbare kapitaalintensieve investeringen zoals nieuwe bebouwing voor agrarische bedrijven.
In de Polder Noordplas werkt de provincie al aan een urgente wateropgave door de invloed van brakke kwel op het boezemsysteem te beperken. De aanleg van het Bentwoud is een functiewijziging die het mogelijk maakt om brakke kwel in de zomer vast te houden.
Zuid-Hollandse Delta
De Deltawerken helpen Zuid-Holland beschermen tegen het water. De compartimentering van de deltawateren door de Deltawerken heeft echter ook negatieve ecologische effectenen veroorzaakt problemen met de water(bodem)kwaliteit. Dit heeft zijn weerslag op de economische waarde en belevingswaarde van het gebied, door bijvoorbeeld blauwalg en verontreinigd sediment. Ook moet rekening worden gehouden met klimaatverandering en zeespiegelrijzing. Hiertoe is in 2003 de Integrale Visie Deltawateren opgesteld. In de Zuid-Hollandse Delta zet Zuid-Holland in op verzilting en herstel van de getijdenwerking.
Om de gesignaleerde problemen op te lossen, wordt via de lagenbenadering ingezet op het herstel van de estuariene dynamiek. Dat wil zeggen: waar mogelijk de getijdenwerking vergroten en geleidelijke overgangen maken tussen zoet en zout en/of nat en droog. Dit herstelproces loopt via verschillende sporen. het herstel van estuariene dynamiek in het Haringvliet (Kierbesluit Haringvliet), de tweede stap het uitvoeren van het Zoetwateradvies (2009) en de mogelijke verzouting van het Volkerak-Zoommeer.
De opgave in de Zuid-Hollandse Delta kan als volgt worden samengevat: in de agenda Kracht van de Delta (2006) is het verbinden van veiligheid, ecologie en economie verder uitgewerkt in drie ambities:
- klimaatbestendig veilig: waarborgen van veiligheid tegen overstromingen ook op de lange termijn (2100);
- ecologisch veerkrachtig: herstellen van een natuurlijk ecologisch systeem en het herstellen van de estuariene dynamiek in de Zuidwestelijke Delta voor de korte termijn (2015), de middellange termijn (2040) en met een doorkijk naar de langere termijn (2100);
- economisch vitaal: benoemen en pakken van kansen voor de ruimtelijk-economische en maatschappelijke ontwikkeling.
De Deltaprovincies (Zuid-Holland, Zeeland en Noord-Brabant) hebben deze ambitie in vier richtingen uitgewerkt:
- een unieke Delta met ecologisch herstel, estuariene dynamiek en versterking van landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
- een veilige Delta die ook op langere termijn op een innovatieve en duurzame manier beschermd is tegen overstromingen;
- een bedrijvige Delta met als speerpunten bedrijvigheid in en rond de havens, optimale scheepvaart, versterking van de ‘water- en landbouw’ en versterking van het aanbod voor recreatie en toerisme;
- een aantrekkelijke Delta om te wonen en te verblijven.
In de periode 2009-2015 bekijkt de provincie wat de gevolgen zijn van een hoger zoutgehalte bij de zoetwaterinnamepunten. Ook de alternatieven voor de beschikbaarheid van zoet water in samenhang met een zout Volkerak/Zoommeer worden onderzocht, evenals de zoetwatervoorziening van Voorne-Putten en Delfland. Dit vergt een integrale gebiedsgerichte benadering, vanuit het perspectief dat dit gebied onderdeel is van de Nederlandse Delta.
Tot 2020 speelt het verziltingvraagstuk vooral op Goeree-Overflakkee. Daarnaast wil de provincie de Zuid-Hollandse Delta veilig en duurzaam maken. Hier ligt een sterke relatie met het programma Zuidwestelijke Delta.
Drinkwaterwinning
Van oudsher wordt er in het duingebied drinkwater gewonnen. Deze functie blijft gehandhaafd. Dit levert beperkingen op voor functies in de omgeving. De drinkwaterwinningsgebieden in de duinen en de daaromheen gelegen grondwaterbeschermingsgebieden zijn opgenomen in de provinciale milieuverordening. Het gaat om de locaties: Kop van Goeree ten noorden van Goedereede, de Delflandse Kust ter hoogte van Monster, de duinen tussen Den Haag en Katwijk en de duinen in het noorden van de Bollenstreek, op de grens met Noord-Holland.
4.5.3 Duurzame energievoorziening
Ambities
Bij het provinciaal belang ’Voorzien in duurzame vormen van energie en benutten van potenties om duurzame energievoorzieningen toe te passen’ horen de volgende ambities:
- locatiebeleid om (aan de vraagzijde) benutting van warmte te realiseren via de aanleg van lokale warmtenetten;
- windparken aanleggen en realiseren van voldoende locaties voor windenergie (nota Wervel);
- andere duurzame vormen van energietoepassingen mogelijk maken (zonne-energie, zoet/zout watercentrale, warmte- en koudeopslag en gebruik van restwarmte).
Zuid-Holland werkt aan een duurzamer energievoorziening in 2020. Windenergie en het beter benutten van restwarmte, warmte- en koudeopslag en geothermie zijn leidend voor de uitwerking van het provinciaal belang.
Windenergie krijgt een belangrijk aandeel als duurzame energiebron, door ontwikkeling van windparken en afzonderlijke locaties. Op de functiekaart zijn alleen nieuwe zoeklocaties aanvullend op de Nota Wervel, aangegeven voor de vestiging van windmolenparken: op de Maasvlakte, in het zeegebied voor de kust daarvan en op Oostflakkee.
De provincie wil de ondergrond ordenen vanwege de toenemende rol van geothermie en warmte- en koudeopslag. In de periode 2010-2020 worden in stedelijke gebieden en in glastuinbouwgebieden binnen het stedelijk netwerk lokale warmtenetten gerealiseerd. Dit gebeurt op basis van restwarmte uit afvalverwerking, elektriciteitscentrales en industrie, geothermie, warmte- en koudeopslag, lokale warmte uit warmtekrachtkoppeling en eventueel ook biomassa en de combinatie hiervan via ‘intelligente’ lokale netten. Tot en na 2020 groeien deze netten samen uit tot grotere netten die daarmee bedrijfszekerder zijn. Het Westland/Oostland kan als energieleverancier fungeren. Het Westland is door het Rijk aangewezen als een vestigingsplaats waar elektriciteitsproductie-eenheden gevestigd zijn en zich kunnen vestigen. Hier kan in de toekomst tenminste 500 mW elektriciteit worden opgewekt. Glastuinbouw is een grote energiegebruiker. Door de ligging nabij de mainport liggen hier veel kansen. Zo kan een energieneutrale greenport ontstaan.
4.6 Divers en samenhangend stedelijk netwerk 2020
De provincie Zuid-Holland wil verstedelijking concentreren in en rond de steden in het stedelijk netwerk. Deze concentratie van stedelijke functies heeft agglomeratievoordelen voor bedrijven, voorzieningen en detailhandel. Ook geeft het mogelijkheden tot ketenvorming, efficiëente benutting van infrastructuur en mogelijkheden voor ontwikkeling van efficiënte duurzame energiesystemen. Hiermee wordt de concurrentiepositie versterkt van het stedelijk netwerk van Zuid-Holland, de Zuidvleugel van de Randstad en daarmee van de Randstad in zijn geheel. Zuid-Holland creeërt een aantrekkelijke leefomgeving en een aantrekkelijk vestigingsmilieu voor bedrijven. Het contrast tussen stad en land blijft behouden en gebiedskwaliteiten kunnen worden versterkt. De provincie reageert op demografische ontwikkelingen en veranderende maatschappelijke behoeften. Volgens de demografische trends zal de vraag naar stedelijke woonmilieus in de toekomst toenemen. Ontwikkeling van nieuwe woon- en werkmilieus in stedelijke gebieden kan gecombineerd worden met het herstructureren en transformeren van bestaande woon- en werkmilieus. Gemengde milieus, broedplaatsen en onderwijsvoorzieningen zorgen voor een betere voedingsbodem voor de kenniseconomie. De sociale cohesie wordt door het tegengaan van segregatie versterkt.
Intensief gebruik van het stedelijk gebied leidt tot een reductie van de uitstoot van broeikasgassen en een zuinig gebruik van grondstoffen. Hierdoor draagt intensief stedelijk ruimtegebruik bij aan de duurzaamheid van de Nederlandse samenleving.
Tot 2020 staan de volgende provinciale belangen centraal:
- versterken van het stedelijk netwerk en versterken van vitaliteit en diversiteit van stedelijke centra;
- optimaal benutten van bestaande ruimte voor economische clusters;
- verbeteren interne en externe bereikbaarheid;
- zorgen voor een kwalitatief en kwantitatief afgestemd aanbod in woonmilieus;
- voorzien in een gezonde leefomgeving
4.6.1 Versterken stedelijk netwerk
Ambities
Versterking van het stedelijk netwerk gaat uit van het intensief benutten van ruimte in bestaand bebouwd gebied door het ruimtegebruik op locaties en infrastructuur beter te benutten. Het provinciaal belang richt zich op de ambities:
- bundeling van verstedelijking, infrastructuur, voorzieningen en economische activiteiten gericht op concentratie en functieafstemming (knopen- en locatiebeleid);
- stedelijke detailhandelstructuur versterken;
- culturele en toeristische voorzieningen versterken (stedelijk).
Bundeling van verstedelijking
Het uitgangspunt voor de leef, werk en woonomgeving in 2020 is bundeling van verstedelijking. Dit is meer dan het concentreren van wonen in steden. Zuid-Holland richt zich op de relatie tussen infrastructuur en verstedelijking, het onderling afstemmen van de verschillende voorzieningen en intensivering van het stedelijk gebied.
Functieafstemming tussen verstedelijking en infrastructuur
De verstedelijkingsopgave richt zich vooral op het bestaand bebouwd gebied. Hier staat gedifferentieerd ruimtegebruik centraal. Dit maakt het stedelijk gebied aantrekkelijk voor mensen om te wonen en voor bedrijven om zich te vestigen. Dit betekent een verdergaande concentratie en intensivering van stedelijke functies in de stedelijke centra en rond haltes van het Zuidvleugelnet (openbaar vervoer). Er is daarbij onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied met hoogwaardig openbaar vervoer en het ‘overig’ stedelijk gebied. Het eerste gebied valt binnen het invloedsgebied van het Zuidvleugelnet. Dit geldt niet alleen voor wonen, werken maar ook voor grootschalige voorzieningen (winkels, sport- en culturele
voorzieningen). Deze benadering beperkt het stedelijk ruimtebeslag, stimuleert de benutting van het openbaar vervoer en vergroot het draagvlak van voorzieningen in het stedelijk gebied.
De intensivering van stedelijke functies mag niet ten koste gaan van de kwaliteit van het binnenstedelijk leef- en vestigingsmilieu. Dat betekent dat intensivering gepaard gaat met verbetering van de milieukwaliteit en dat stedelijke parken niet in aanmerking komen voor verdichting. De grote stedelijke parken en de groenblauwe hoofdroutes in de stad worden in dit verband beschouwd als een onderdeel van het landschappelijk netwerk.
Bebouwingscontouren
Zoals gezegd kiest de provincie ervoor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Op de kaart zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland omgeven door bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en de kernen, rekening houdend met plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd.
Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan, het zogenoemde ‘nee tenzij’-beleid. Uitzonderingen op deze regel zijn situaties waarbij door de bouw van een beperkt aantal woningen of een bedrijfsvestiging, de kwaliteiten in een gebied kunnen worden versterkt.
Bouwen in bestaand bebouwd gebied en op uitleglocaties
Binnen de bebouwingscontouren zijn er gebieden waar nog gebouwd12 kan worden en waar nog geen ontwikkelingsplannen voor zijn. Dit zijn de uitleggebieden. Het overige gebied binnen de contour is aangeduid als bestaand bebouwd gebied (BBG 2010). Dit bevat de al bebouwde gebieden en de nog niet bebouwde gebieden waar al plannen in uitvoering zijn. Stadsparken worden gerekend tot bestaand bebouwd gebied. Conform de bestuurlijke afspraken tussen de Zuidvleugelpartners in het Bestuurlijk
Platform Zuidvleugel, geldt voor het stedelijk netwerk de ambitie dat 80 procent van de nieuwbouw binnen bestaand bebouwd gebied plaatsvindt. Dit is inclusief vervangende nieuwbouw. De overige 20 procent vindt plaats op uitleglocaties, maar binnen de contour.
Voor de kernen, gelegen in het landschappelijk netwerk, de Zuid-Hollandse Delta en het overige deel van het Groene Hart, hanteert de provincie normen van 50% binnen bestaand bebouwd gebied en 50% buiten bestaand bebouwd gebied en binnen de contour. Deze percentages gelden voor de toevoeging aan de woningvoorraad. De provincie ontwikkelt geen plannen die de grote binnenstedelijke groenstructuren aantasten. Gezien de voorziene demografische ontwikkelingen bieden deze bebouwingscontouren voldoende ruimte voor de opvang van stedelijke ontwikkelingen in de planperiode.
12 Onder bouwen wordt verstaan: het oprichten van bedrijfsgebouwen op bedrijventerreinen, voorzieningen en woningen e.d.
Verstedelijkingsafspraken en migratiesaldo nul voor de gebieden buiten het stedelijk netwerk
Rijk, provincie en gemeenten hebben per gebied, afspraken gemaakt over de verstedelijkingsopgaven
voor de Zuidvleugel en het Groene Hart (zie onderstaande figuur). Deze indeling wijkt iets af van de indeling stedelijk netwerk, weergegeven op de functiekaart. Voorne-Putten maakt deel uit van de Zuidvleugel en Gorinchem valt buiten de bestuurlijke afspraken voor de Zuidvleugel en het Groene Hart.
De woningproductie voor de Zuidvleugel voor 2010-2020 bedraagt 175.000 woningen, uitgesplitst
naar regionale opgaven (zie hoofdstuk 2). Dit programma gaat uit van minimaal migratiesaldo nul. Hierdoor vindt verdergaande concentratie van verstedelijking in de Zuidvleugel plaats: voor het gebied buiten de Zuidvleugel wordt in dit scenario uitgegaan van een bovengrens van maximaal migratiesaldo nul. Op deze manier wordt via verstedelijkingsafspraken gestuurd op bundeling in de Zuidvleugel.
Intensief benutten, meervoudig ruimtegebruik, herstructurering en transformatie
Zuid-Holland wil dat voor alle stedelijke ontwikkelingen het principe geldt: eerst intensiveren van bestaand gebruik, vervolgens nagaan of door herstructureren de beschikbare ruimte in het bestaand bebouwd gebied beter benut kan worden en pas dan uitbreiden. Dit geldt ook buiten het stedelijk netwerk.
Intensivereren betekent in de praktijk vaak het combineren van verschillende functies. Dit kan door stapeling of bestaande bebouwing voor meerdere functies geschikt te maken. Voorbeelden zijn de mix van wonen en werken en het combineren van logistieke bedrijven en kassen zoals in de Zuidplaspolder wordt ontwikkeld.
Herstructurering is een goede methode om functies te herschikken in het kader van intensivering van het stedelijk gebied. In sommige gevallen verandert het ruimtegebruik. Wanneer deze veranderingen in het ruimtegebruik nog niet bestuurlijk zijn vastgesteld, is er sprake van een transformatieopgave (zie paragraaf 4.2).
Via herstructurering en transformatie kan tegelijk ook de milieukwaliteit op een locatie worden verbeterd. Dit gaat om geluidhinder, geurhinder, luchtkwaliteit en onveilige situaties. Een schone en veilige leefomgeving is van belang om het internationale profiel van het stedelijk netwerk te behouden en te ontwikkelen. Naast de intensiveringopgave dient in en om het stedelijk gebied voldoende ruimte te blijven voor een robuuste groen- en waterstructuur. Dit is van belang voor de leefkwaliteit in de stad en goede verbindingen met het buitengebied.
Stedelijke detailhandelsstructuur
De provincie wil de bestaande detailhandelsstructuur versterken, vooral in de stedelijke centra, stadsdeel- en wijkcentra. Nieuwe mogelijkheden voor detailhandel en vrije tijd ziet de provincie ook rond openbaar vervoerknooppunten, inclusief de nieuwe Stedenbaanlocaties. Dit betekent beperking van toelaatbare branches op perifere locaties. De provincie zet het huidige detailhandelbeleid voort, zoals neergelegd in de Provinciale structuurvisie Detailhandel 2007. Veel van de huidige grootschalige detailhandel is gevestigd op bedrijventerreinen. Vanuit het beleid om dit areaal juist voor reguliere bedrijven te behouden, wordt de uitbreiding van de perifere detailhandel op die locaties terughoudend
benaderd.
Culturele en toeristische voorzieningen
Zuid-Holland wil culturele en toeristische voorzieningen versterken. De cultuurhistorische waarden zijn van belang voor de belevingswaarde, voor de aantrekkelijkheid van de steden en dorpen en daarmee voor het vestigingsklimaat en voor het toerisme. Bij cultuurhistorische waarden gaat het om de zichtbaarheid van de ontstaansgeschiedenis, het tijdsbeeld in cultureel erfgoed en de herkenbaarheid van steden in architectuur. Diverse kernen zijn in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur aangewezen als beschermd stads- en dorpsgezicht om die waarden te beschermen en waar mogelijk in oude stijl weer aan te brengen.
Toeristische voorzieningen versterken
De aantrekkelijke steden, attracties zoals de Bollenstreek, sportfaciliteiten en de aanwezigheid van brede stranden aan de kust en de daaraan gelegen badplaatsen bieden veel mogelijkheden. De stedelijke centra van Rotterdam en Den Haag, evenals de historische steden in Zuid-Holland, zijn benoemd als toeristische centra. Deze stedelijke centra zijn niet specifiek op de kwaliteitskaart aangegeven omdat ze een breder profiel bezitten.
Toeristische attracties langs de kust zijn Scheveningen, Noordwijk, Katwijk en Hoek van Holland, evenals de Brouwersdam op Goeree. Scheveningen kan uitgroeien tot dé badplaats van Noordwest-Europa. Een badplaats met internationale allure en 365 dagen per jaar aantrekkelijk voor toeristen en bewoners.
4.6.2 Optimaal benutten van bestaande ruimte voor economische clusters
Ambities
Bij het provinciaal belang ‘optimaal benutten van bestaande ruimte voor economische clusters’ horen de ambities:
- evenwichtige afstemming tussen vraag en aanbod van bedrijventerreinen;
- kwaliteit van met name bedrijventerreinen die langs (drukke) infrastructuur van weg, rail en water en in overgangsgebieden tussen stad en open landschap liggen;
- intensiever en efficiënter ruimtegebruik (toepassen SER-ladder voor bedrijventerreinen);
- evenwichtige afstemming tussen vraag en aanbod naar ruimte voor HMC-bedrijven;
- evenwichtige afstemming tussen vraag en aanbod van watergebonden bedrijvigheid;
- ondergronds ruimtegebruik.
In Zuid-Holland moet voldoende aanbod van bedrijventerreinen binnen het stedelijk netwerk beschikbaar zijn. Het aanbod is afgestemd op de behoefte en dient ter versterking van de internationale concurrentiepositie van Zuid-Holland.
Bedrijventerreinen
Voor een aantrekkelijk en concurrerend vestigingsmilieu is de beschikbaarheid van een op de vraag afgestemd areaal bedrijventerreinen een belangrijke randvoorwaarde. Behoud van (binnenstedelijke) bedrijvigheid staat voorop, al dan niet gelegen op bedrijventerreinen. De afstemming tussen vraag en aanbod vindt plaats door intensiveren, innoveren en herstructureren van bestaande en geplande bedrijventerreinen. Pas in laatste instantie komt uitbreiden op eventuele nieuwe locaties aan de orde13. Streefwaarde bij herstructurering is een ruimtewinst van 10 procent. Afspraken over nieuw aan te leggen bedrijventerreinen zijn gemaakt met betrokken partijen. Deze afspraken zijn in een convenant tussen rijk, IPO en VNG vastgelegd.
13 SER-ladder.
Natte bedrijventerreinen
Bepaalde bedrijven zijn voor hun functioneren afhankelijk van de aan- en/of afvoer via het water. Bijvoorbeeld bedrijven met veel bulkgoederen, zoals zand- en grindoverslag, betoncentrales en de scheepsbouw- en reparatie. Daarnaast draagt vervoer over het water bij aan verkeers- en vervoersdoelstellingen en milieudoelstellingen. Minder vrachtvervoer over de weg levert een bijdrage aan het verminderen van de files en de milieubelastende emissies. Het aantal bedrijventerreinen gelegen aan geschikt vaarwater is beperkt en staat onder druk van transformatie naar woningbouw, want de locaties aan het water zijn vaak ook interessant om aan te wonen. Toch is er in Zuid-Holland een vrij constante vraag naar watergebonden bedrijventerreinen, hoewel deze zelden specifiek geduid kan worden. Uit recent onderzoek (BCI, 2009) blijkt dat er voor op- en overslag, (wegen)bouw en de
scheepsbouw en -reparatie de meeste natte bedrijventerreinen nodig zijn, gevolgd door chemische handel en productie, betoncentrale en -handel en transport. Ontwikkelingen van de containerterminals
in Alphen aan den Rijn en Alblasserdam zijn voorbeelden van nieuwe vraag naar natte bedrijventerreinen. Onderzoek bevestigt dat de huidige omvang natte bedrijventerreinen in principe moet worden gehandhaafd.
HMC
Concentratiegebieden voor hogere milieuhindercategoriebedrijven zijn te vinden in de zeehavengebieden in de Rotterdamse regio en de Drechtsteden. Bedrijven in de hogere milieucategorieën vormen een belangrijke schakel in de economische structuur in de provincie Zuid-Holland. De zogenaamde HMC-bedrijven, vanaf categorie 4, kennen veelal een hoge toegevoegde waarde en vormen vaak het middelpunt van andere bedrijvigheid met vele toeleveranciers, inclusief de zakelijke dienstverlening. De ruimte voor bedrijven in de hogere milieucategorieën staat echter onder druk door de milieuzoneringen rond de oprukkende woningbouw. Gezien het belang van de HMC-bedrijven is de (milieu)ruimte voor dit type bedrijven van provinciaal belang. Uitgangspunt voor bestemmingsplannen blijft het mogelijk maken van de hoogst mogelijke categorie op het bedrijventerrein. Risicovolle bedrijven dienen bij verplaatsing en nieuw vestiging, zoveel mogelijk gevestigd worden op de daartoe bestemde terreinen. Deze terreinen liggen aan het provinciedekkend
basisnet externe veiligheid. Hierdoor worden de risico’s die samenhangen met de verwerking
en het transport van gevaarlijke stoffen in de provincie verminderd.
Kantoorlocaties
Zuid-Holland zet in op een sterke, internationaal concurrerende economie en de daarbij behorende positie op de kantorenmarkt. Tevens is afstemming met de infrastructuur van belang om een optimale bereikbaarheid te garanderen. Nieuwe kantoorontwikkeling moet daarvoor zoveel mogelijk plaatsvinden in de (hoog)stedelijke centra en op knooppunten van hoogwaardig openbaar vervoer. Dit gaat om de stations en haltes van het Zuidvleugel openbaar vervoernet. De (hoog)stedelijke centra zijn bij uitstek de vestigingsplaatsen voor de grote en bovenregionaal georiënteerde kantoorlocaties. De regionale centra en een selectie van de overige haltes van het Zuidvleugel openbaar vervoernet komen in aanmerking voor ontwikkeling van middelgrote en kleinere kantoorlocaties. Kantoren moeten in principe gebouwd worden in het gebied binnen de invloedssfeer van het Zuidvleugelnet, afgestemd op stationsprofielen. Genoemde centra zijn op de functiekaart aangegeven.
Ondergronds ruimtegebruik
De provincie zet in op een intensiever gebruik van de ondergrond. De ondergrond vervult voor de maatschappij diverse functies: leverancier van grondstoffen, voedselproducent, buffer voor water en energie (geothermie en warmte- en koudeopslag), ondergronds parkeren, enzovoort. Het ruimtegebruik in de ondergrond moet afgestemd zijn met het bovengrondse ruimtegebruik en rekening houden met de fysieke kenmerken van de ondergrond.
4.6.3 Verbeteren interne en externe bereikbaarheid
Ambities
Bij het provinciaal belang ‘verbeteren interne en externe bereikbaarheid’ horen de ambities:
- (inter)nationale bereikbaarheid verbeteren;
- capaciteit vergroten en/of nieuwe capaciteit openbaar vervoer en weg, waaronder Stedenbaan;
- ontwikkeling en kwaliteitssprong regionaal netwerk;
- samenhang binnen complete infrastructuur netwerk (multimodaliteit en ketenmobiliteit);
- ruimtelijke reserveringen voor (boven)regionale infrastructuur;
- aansluiting tussen hoofd- en onderliggend wegennet verbeteren;
- capaciteit vaarwegen voor goederen optimaliseren.
Voor de concurrentiepositie van de Randstad zijn de interne en externe bereikbaarheid essentieel. Bereikbaarheid vergroot de mogelijkheden voor een wervend internationaal vestigingsmilieu. Personen- en goederenvervoer moet vlot en zonder haperingen plaatsvinden. Tegelijkertijd dient de infrastructuur met het oog op de leefomgevingskwaliteit optimaal te worden ingepast. Bundeling van verstedelijking, functiemenging, herstructurering én een betere afstemming van de woon- en werkmilieus vermindert de
totale mobiliteitsdruk. Het hoofdwegennet, het regionale wegennet en stadshoofdwegennet moeten als één geheel beter functioneren. Ook is het noodzakelijk verschillende netwerken (auto, openbaar vervoer, waterwegen en fiets) te verknopen om vervoer van deur tot deur te verbeteren. Dit is de ketenbenadering die uitgangspunt is voor Zuid-Holland. Maatregelen in de sfeer van ketenmobiliteit14 moeten hieraan bijdragen. Hiervoor bieden nieuwe technologische ontwikkelingen op het gebied van (dynamisch) verkeersmanagement en dynamische openbaar vervoerreisinformatie veel kansen die Zuid-Holland beter wil benutten. Zuid-Holland vindt capaciteitsvergroting van wegen en spoor op verschillende plekken onontkoombaar. Delen van het onderliggend wegennetwerk verdienen een extra kwaliteitsimpuls. Er moet geïnvesteerd worden in hoogwaardig regionaal openbaar vervoer. Vooral daar is een kwaliteitssprong nodig, omdat de ontwikkeling ervan ver is achtergebleven. De capaciteit van
vaarwegen kan beter benut worden. Voor alle weg- en openbaar vervoerprojecten geldt in ieder geval het volgende:
- het verkeers- en transportsysteem moet robuust zijn. Het geheel moet blijven functioneren bij wisselende verkeers- of weersomstandigheden;
- het verkeers- en transportsysteem moet duurzaam zijn. Het moet een goed woon-, werken leefklimaat ondersteunen;
- ketenbenadering is essentieel in het verplaatsing- en transportsysteem. Het geheel van aanwezige voorzieningen moet optimaal gebruikt worden. Investeren in goede overstapmogelijkheden is noodzakelijk.
Het hier beknopt beschreven mobiliteitsbeleid is vastgelegd in het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (PVVP) en de Beleidsnota Vaarwegen en Scheepvaart. Het PVVP is in de structuurvisie als uitgangspunt gehanteerd. Alle in de structuurvisie aangegeven nieuwe verkeers- en vervoersinfrastructuur (zie overzicht in bijlage 2) mogen in bestemmingsplannen ruimtelijk in ieder geval niet onmogelijk worden gemaakt.
14 Ketenmobiliteit = goede overstapmogelijkheden tussen de verschillende vervoersvormen in de reis van deur tot deur.
(Inter)nationaal netwerk - openbaar vervoer
Het nationale spoorwegennet is vooral een rijksaangelegenheid, maar gezien de ruimtelijke effecten ligt hier ook een provinciaal belang. Het gaat dan om de capaciteitsvergroting op de trajecten Den Haag-Rotterdam en Rotterdam-Gouda. Het is noodzakelijk een hoge graad van dienstverlening te garanderen, zowel op (inter)nationaal als op regionaal niveau (Stedenbaan). Bijzonder project in de capaciteitsvergroting is de aanleg van een spoortunnel in Delft.
(Inter)nationale wegverbindingen
De A16 en delen van de A4 naar België/Frankrijk en de A15 naar Duitsland zijn de belangrijkste achterlandverbindingen in Zuid-Holland. De transportstromen concentreren zich op deze assen. Zo nodig moet de omgeving hieraan worden aangepast.
De A4 is de hoofdslagader van de westelijke Randstad. De A4 verbindt het stedelijk netwerk van Zuid-Holland en Schiphol. De ontwikkelingen rond de luchthaven (met name de bedrijvigheid) zijn van nationaal belang en hebben een grote stuwkracht. De A4 moet daarom over de hele lengte het verkeer goed kunnen verwerken. Daarvoor is op korte termijn realisering van capaciteitsvergroting tussen knooppunt Burgerveen en Leiden van groot belang. Ter hoogte van Leiden zal de Rijnlandroute aan de A4 worden aangehaakt. De aanleg van de ontbrekende schakel A4 door Midden-Delfland is een eerste prioriteit. Daarna komt ook realisering van de A4-zuid (Hoogvliet -Klaaswaal) aan de orde. Deze aanleg
moet gepaard gaan met verbreding van de Haringvlietbrug. Met deze maatregelen is de A4 in de eerste plaats een betere verbinding met het zuiden (Antwerpen) en levert de snelweg tegelijk een bijdrage om de capaciteitsproblemen op de A16 bij de tunnel van Dordrecht en de Moerdijkbrug op te lossen. Tot die tijd functioneert de A16 als de belangrijkste internationale verbinding met het zuiden.
Ook de achterlandverbinding A15 is van essentieel belang voor het vrachtvervoer vanuit de mainport Rotterdam. Dit is een goederencorridor. De uitvoering van het project A15 Maasvlakte-Vaanplein (verbreding naar 2x2 en 2x3 rijstroken) is een eerste prioriteit. Andere noodzakelijke verbeteringen in het hoofdwegennet van Zuid-Holland zijn de aanleg van A13-16, capaciteitsverruiming op de A12 (project: A12 vernieuwd op weg) en verbreding van de A27 Hooijpolder-Lunetten, inclusief verbreding van de Merwedebrug bij Gorinchem. Daarnaast wordt de verkeersafwikkeling bij belangrijke aansluitingen verbeterd. Dit gebeurt in het kader van het programma Hoofdwegennet-onderliggend wegennet.
Uit de landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Wegen blijkt dat grote verkeersproblemen ontstaan ter hoogte van Den Haag en op de Ruit van Rotterdam, ondanks verschillende maatregelen. Met het oog hierop zijn brede MIRT15 verkenningen gestart voor Haaglanden, de Rotterdamse Ruit en de corridor Antwerpen-Rotterdam. In deze verkenningen wordt de verkeersproblematiek in nauwe samenhang tot de ruimtelijk- economische ontwikkelingen in beide regio’s onderzocht. Vooruitlopend op de uitkomsten van deze verkenningen, acht de provincie in ieder geval de volgende maatregelen (boven de eerdergenoemde) nodig:
- verruiming van de capaciteit van de A4 in de oostflank van de Haagse Regio, bijvoorbeeld door een parallelstructuur te realiseren;
- capaciteitsverruiming van de A20 Moordrecht-Nieuwerkerk.
Zeker voor de langere termijn na 2020 is er nog een nieuwe oeververbinding ten westen van Rotterdam nodig. Hiervoor moeten de tracés voor de twee alternatieven Blankenburgtunnel en Oranjetunnel in de betrokken bestemmingsplannen vrijgehouden worden. Deze verbinding brengt de greenport Westland/Oostland dichter bij de haven. Zij biedt ook een ontsnappingsroute bij calamiteiten voor Voorne-Putten en Rozenburg en realiseert extra capaciteit voor personenvervoer over de weg in de Stadsregio Rotterdam.
15 MIRT = meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport.
Goederenvervoer
Een goede ontsluiting is belangrijk voor de economie en werkgelegenheid van Zuid-Holland. Voor de mainport en de greenports ligt hierbij nog eens extra de focus op goederenvervoer. Goederenvervoer maakt gebruik van weg-, spoor en vaarverbindingen. De provincie wil meer transport over spoor en water laten plaatsvinden. Overslagterminals zoals bij Alphen aan den Rijn en Alblasserdam en slimme inzet van natte bedrijventerreinen zijn hierbij van essentiële betekenis. Om de risico’s, veroorzaakt door het transport van gevaarlijke stoffen, tot een minimum te beperken, wordt gebruik gemaakt van een provinciedekkend basisnet externe veiligheid.
Bij de Drechtsteden is een spoorcapaciteit- en veiligheidsprobleem met vérstrekkende gevolgen voor woon- en leefomgeving. Bovendien is er een ruimtelijke ordeningsprobleem omdat niet gebouwd kan worden in de spoorzone Dordrecht. Er is een forse toename van goederenvervoer (en ook van gevaarlijke stoffentransport per rail) door Dordrecht. Redenen hiervoor zijn de grote groei van containervervoer vanuit Rotterdam en een verschuiving van transportstromen naar de Betuweroute. Zo vindt het LPG-vervoer van Vlissingen naar Duitsland over de Betuweroute plaats en komt dus eerst door de Drechtsteden.
Een apart goederenspoor is zeer wenselijk. Zo worden achterlandverbindingen vanuit de mainport Rotterdam robuust en korter. Ook hoeft transport van gevaarlijke stoffen dan niet meer door dichtbevolkt stedelijk gebied te gaan. Of dit een ‘bypass Dordrecht’ kan zijn of een goederenspoorlijn over grotere lengte, is nog onderwerp van studie (ondermeer in de MIRT-Verkenning Antwerpen-Rotterdam). In 2020 moet er duidelijkheid zijn over realisering van de goederenspoorlijn Rotterdam-België (RoBel). Tot die tijd moeten in ruimtelijk opzicht de mogelijkheden voor de diverse alternatieven gevrijwaard worden. De Betuweroute moet tegen die tijd optimaal benut worden en aansluiten op een verbinding in noordelijke richting, waardoor transport van gevaarlijke stoffen niet of nauwelijks meer via Gouda en Rotterdam hoeft plaats te vinden. Het optimaal functioneren van het rangeerterrein Kijfhoek is essentieel voor deze achterlandverbinding.
Zuidvleugelnet
Het regionale openbaar vervoernetwerk (Zuidvleugelnet) koppelt de belangrijkste stedelijke centra en economische clusters in Zuid-Holland met het (inter)nationale netwerk. Daarmee is het een cruciale onderlegger in het stedelijke netwerk. Het Stedenbaanconcept vormt de ruggengraat van dit Zuidvleugelnet. Verstedelijking wordt in dit concept gekoppeld aan railvervoer met een dienstregeling waarin treinen in een hoge frequentie rijden. Nieuwe stations worden gerealiseerd bij Sassenheim en Bleizo16. Het station ligt aan de spoorlijn Den Haag-Gouda ter hoogte van de doorgetrokken Zoetermeerse oosttak van Randstadrail. Na realisering van vier sporen kan er bij Schiedam Kethel ook een Stedenbaanstation geopend worden.
Bij de ontwikkeling van het Zuidvleugelnet gaat het concreet om realisering en uitbouw van de lightrailverbindingen RijnGouwelijn Oost en West, Randstadrail en de MerwedeLingelijn.
Binnen het stedelijk netwerk zijn de volgende projecten aan de orde:
- ontwikkeling van het netwerk Randstadrail (tramlijnen 1, 9 en 11);
- aanleg van de bustangent -Kijkduin, -Harnaschpolder, -Den Haag-zuidwest, -Delft, -Pijnacker Zoetermeer;
- doortrekken van Randstadrail (oostelijke richting) bij Zoetermeer;
- aanleg van de hoogwaardig openbaar vervoer-busverbinding Zoetermeer-Rotterdam;
- realisering van een hoogwaardig openbaar vervoerverbinding Rotterdam-Rotterdam Airport-Delft-Den Haag;
- realisering van de Hoekselijn en doortrekken daarvan naar het strand, inclusief de koppeling aan de Rotterdamse metro;
- aanleg van de Ridderkerklijn;
- realisering hoogwaardig openbaar vervoerverbinding van Noordwijk naar Sassenheim.
Het Zuidvleugelnet wordt gecompleteerd door de Zuidtangent in de Haarlemmermeer door te trekken naar het nieuwe station Sassenheim en door een hoogwaardige openbaar vervoerring in de Drechtsteden te realiseren. Verbetering is noodzakelijk van de buscorridor Duin- en Bollenstreek-Schiphol, waaronder de realisering van een hoogwaardig openbaar vervoerverbinding van Noordwijk naar Sassenheim en de buscorridor Alphen-Schiphol.
16 Bleiswijk-Zoetermeer.
Regionale wegverbindingen
Het regionale verkeer blijft zich ontwikkelen. Om het stedelijk netwerk goed te laten functioneren is daarom een kwaliteitssprong in het regionale netwerk vereist. In de As Leiden-Katwijk is de aanleg van de Rijnlandroute cruciaal voor de daar reeds geplande ontwikkelingen. Ook voor de regio en de greenport Bollenstreek is dit essentieel. In samenhang met de Rijnlandroute wil Zuid-Holland dat de A44 een regionale weg wordt.
Met het oog op de ontwikkelingen in de Zuidplaspolder is een geheel nieuwe regionale wegenstructuur ontworpen. De parallelverbinding A12-Moordrechtboog is hierin een essentieel gegeven. Andere onderdelen zijn de omleiding van de N219 bij Zevenhuizen en het verleggen van deze verbinding bij Nieuwerkerk aan den IJssel.
De (regionale) bereikbaarheid van Den Haag wordt versterkt door aanleg van het Trekvliettracé en op termijn door de realisering van een volwaardige ringweg om/door de stad: de Internationale Ring Den Haag. Een betere binnenstedelijke noord-zuidverbinding kan leiden tot verbetering van de bereikbaarheid van Rotterdam over de weg. Het gaat hier om de stadsweg, goed ingepast in het stedelijk weefsel. Ook de nieuwe stedelijke bouwlocatie Stadshavens moet een goede ontsluiting krijgen. Andere verbeteringen in het regionale netwerk zijn het 3x1-project in het Westland, verbreding van de Doenkade (N209) vooruitlopend op de aanleg van de A13-16, aanleg van de Zuidwestelijke Randweg bij Gouda en capaciteitsverruiming van de N207 Alphen-Leimuiden/A4.
Regionaal vaarwegennet
De provincie wil het vervoer over water stimuleren. In het provinciaal Verkeers- en Vervoersplan en de provinciale Nota Vaarwegen17 is dit beleid uitgewerkt. Belangrijke maatregelen met een ruimtelijk effect zijn: aanpassingen aan de Julianasluis bij Gouda, bochtafsnijding van de Schie bij Overschie, een overslagterminal bij Alphen aan den Rijn en een goederenterminal voor de Rotterdamse haven bij Alblasserdam. Het is vooral van belang dat er voldoende ruimte voor vaarwegengebonden bedrijvigheid behouden blijft of wordt ontwikkeld. De provinciale vaarwegen zijn op de functiekaart aangegeven. Het vaarwegennet biedt kansen om de ruimtelijke kwaliteit en toegankelijkheid van gebieden te verhogen. In samenspel met de beleidsontwikkeling voor de recreatieve toervaart en het ontwikkelen van een groenblauw netwerk zal het waternetwerk een meer integrale rol spelen.
17 Beleidsnota Vaarwegen en Scheepvaart 2006.
Luchthaven en helihavens
De luchthaven Rotterdam Airport is van groot belang voor het internationale profiel van Zuid-Holland. Om deze luchthaven goed te laten functioneren is een goede bereikbaarheid van essentieel belang. Naast ontsluiting over de weg (A13, Doenkade en, op termijn, de A13-16) gaat het ook om aansluiting op het Zuidvleugelnet. Behalve een koppeling met Randstadrail moet hiervoor ook een hoogwaardig openbaar vervoerverbinding Rotterdam-Rotterdam Airport-Delft-Den Haag komen. Commerciële helihavens zijn binnen strikte normen toegestaan om de economische positie van Zuid-Holland te versterken en wel op twee locaties, één in Haaglanden en één in Rijnmond.
Ondergrondse infrastructuur
Transport via buisleidingen is een alternatief voor vervoer van bulktransport van (gevaarlijke) vloeistoffen en gassen. In Zuid-Holland zijn twee leidingstroken (Rijnmond-IJmond en Maasvlakte-Voorne-Putten) en een leidingstraat18 (Pernis-Moerdijk) aanwezig waarin al een groot aantal verbindingen zijn gelegen. Deze verbindingen zijn ook opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van het Rijk. Zij zijn daarmee van nationaal en provinciaal belang. Stimulering van het gebruik van deze tracés is van belang. De ruimtelijke ordening heeft te maken met de veiligheidszones rond deze tracés om het gebruik van deze verbindingen niet te beperken. De leidingstroken en -straat maken deel uit van het provinciedekkend basisnet externe veiligheid.
18 Het verschil tussen een leidingstraat en een leidingstrook is dat in de leidingstraat geen andere functies dan buisleidingen mogelijk zijn. Deze strook is specifiek voor de transportfunctie via leidingen aangekocht en wordt als zodanig beheerd. In een leidingstrook zijn boven de leidingen wel functies mogelijk mits deze voldoen aan de randvoorwaarden die vanuit de transportfunctie worden gesteld.
4.6.4 Voldoende aanbod in verschillende woonmilieus
Ambities
Bij het provinciaal belang ‘voldoende aanbod in verschillende woonmilieus’ horen de ambities:
- accent op stedelijke herstructurering en transformatie met oog voor verschillende woonmilieus;
- kansrijke en innovatieve binnenstedelijke verdichting, vooral rond openbaar vervoerknooppunten;
- woningvoorraad op peil houden voor lage inkomens (30 procent sociale woningbouw);
- bij sturing rekening houden met bevolkingskrimp en leefbaarheid kleine kernen;
- opvang van de bevolkingsgroei in Groene Hart en Delta in regionale, goed ontsloten kernen en daartoe aangewezen relatief verstedelijkte zones.
De provincie Zuid-Holland wil in 2020 een betere afstemming tussen vraag en aanbod in woonmilieus. Er is behoefte aan grotere differentiatie. Voor de bepaling van het juiste aanbod zijn verschillende parameters belangrijk, zoals de bereikbaarheid van werk, voorzieningen, recreatie en een verbeterde ruimtelijke inrichting.
De woonmilieubalans 2010-2019 voor Zuid-Holland laat tekorten zien in centrumstedelijke, groenstedelijke en landelijke woonmilieus (zie onderstaande tabel).19 Met name het tekort aan woningen in groenstedelijke woonmilieus is fors. Er zijn overschotten aan geplande woningen buiten het centrum en in dorpse woonmilieus. Deze woonmilieus zijn monofunctioneel en hebben vaak een beperkte voorzieningenstructuur.
|
Vraag |
Aanbod |
Balans |
Centrum stedelijk |
40.300 |
34.400 |
-6.000 |
Buiten centrum |
31.000 |
66.500 |
35.500 |
Groen stedelijk |
71.300 |
32.400 |
-38.900 |
Dorps |
34.900 |
63.300 |
28.400 |
Landelijk |
13.200 |
8.500 |
-4.700 |
Totaal |
190.700 |
205.200 |
14.500 |
Zuid-Holland wil aantrekkelijke woonmilieus bieden en aan de veranderde vraag voldoen. Het stedelijk gebied rond openbaar vervoerknooppunten biedt kansen om een multifunctioneel programma te realiseren. Hier wil de provincie een breed aanbod woonmilieus realiseren. Met name centrumstedelijke woonmilieus passen hier. Het ‘overig’ stedelijk gebied en de uitleglocaties binnen de bebouwingscontour bieden vooral ruimte aan groenstedelijk en landelijk wonen.
Om aan de vraag van woonconsumenten te kunnen doen, is onder voorwaarden ruimte voor landelijk wonen mogelijk. Het gaat om woningbouw met een lage dichtheid per hectare, gekoppeld aan investeringen in het landschap. Belangrijk in Zuid-Holland is het aanbod van voldoende woningen in de sociale sector per regio. Daarom geldt voor de totale productie van woningen per regio een cijfer van
30 procent bouwen in de sociale sector.
18 Bron: ABF Research (2009), provincie Zuid-Holland, Monitorsysteem Woningbouwplannen, opgave regio's.
4.6.5 Voorzien in een gezonde leefomgeving
Ambities
Bij het provinciaal belang ‘Voorzien in een gezonde leefomgeving’ horen de ambities:
- ontvlechting van het vrachtgoederenvervoer in de Drechtsteden door de aanleg van RoBel en A4-Zuid;
- provinciedekkend basisnet externe veiligheid toewijzen en risicovolle bedrijven hieraan koppelen;
- gebiedsgericht differentiëren in milieukwaliteiten;
- risicovolle bedrijven concentreren in gebieden waar een 10-6 veiligheidscontour geldt;
- beschermen stiltegebieden en relatieve rustgebieden.
Leefomgevingkwaliteit neemt af door geluidhinder, geurhinder, overschrijding van de fijnstofnormen en onveilige situaties. Verstedelijking heeft gevolgen voor de sociale en fysieke veiligheid in de provincie. Fysieke veiligheid is een provinciaal belang. De fysieke veiligheid van de inwoners van Zuid-Holland wordt meegenomen in de ruimtelijke inrichting. Het gaat hierbij om het voorkomen van rampen waarbij grote groepen mensen tegelijk worden getroffen. Maatgevend is onder andere het overstromingsrisico en de externe veiligheid. Dit laatste heeft betrekking op ongevallen met gevaarlijke stoffen.
Vanwege het belang van een goede leefomgevingskwaliteit zijn er zones langs belangrijke verstorende bronnen. In Zuid-Holland gaat het om: hogere milieuhinder categorie bedrijven (HMC), Kijfhoek, Rotterdam-The Hague Airport, Schiphol en infrastructuur in het algemeen. Voor luchtkwaliteit, geluidhinder en het plaatsgebonden risico gelden wettelijke rijksnormen. Voor geurhinder, groepsrisico en HMC bestaat aanvullend provinciaal ruimtelijk beleid. Langs de Nieuwe Waterweg en Nieuwe Maas zijn bebouwingsvrije zones langs de oevers op kaarten behorend bij de verordening Ruimte vastgelegd. De Ke-contouren voor Rotterdam Airport zijn in hoofdstuk 5 en als afzonderlijke kaart behorend bij de functiekaart vastgelegd.
4.7 Vitaal, divers en aantrekkelijk landschap
Met de Zuid-Hollandse Delta, de kust en het grootste deel van het Groene Hart liggen omvangrijke delen van de open ruimte van de Randstad binnen de grenzen van onze provincie. Deze landschappen kunnen worden beschouwd als uniek in Europa. Binnen deze landschappen is onderscheid te maken tussen grote open eenheden en de kleinere en veelal ook kleinschalige gebieden onder stedelijke invloed. De grote eenheden worden in dit hoofdstuk behandeld. In grote lijnen gaat het om de Waarden en Venen in het Nationaal Landschap Groene Hart, de kustzone en verder de Zuid-Hollandse eilanden in de Delta.
Vanwege de landschappelijke kwaliteiten van Voorne-Putten, dat bestuurlijk deel uitmaakt van de Zuidvleugel, is ook dit gebied hier beschreven. De gebieden onder stedelijke invloed (provinciale landschappen en groenblauw netwerk) worden behandeld in paragraaf 4.8.
In de grote landschappelijke eenheden zet Zuid-Holland zich in voor behoud van leefbaarheid en economische vitaliteit van het landelijk gebied en realisering van een robuust natuur- en watersysteem. De provincie wil het landschap in Zuid-Holland met alle kernkwaliteiten gebiedsgericht versterken. De kernkwaliteiten in algemene zin zijn diversiteit, openheid, rust en stilte.
De provincie benoemt de volgende provinciale belangen om een vitaal, divers en aantrekkelijk landschap te realiseren:
- ontwikkelen en behouden van vitale en waardevolle landschappen;
- Cultuurhistorische Hoofdstructuur behouden;
- verbetering belevingswaarde en vermindering verrommeling van het landschap;
- realiseren van een complete Ecologische Hoofdstructuur.
4.7.1 Ontwikkelen en behouden van vitale en waardevolle landschappen
Ambities
Bij het provinciaal belang ‘ontwikkelen en behouden van vitale en waardevolle landschappen’ horen de ambities:
- opvang van bevolkingsgroei in regionale, goed ontsloten kernen en relatief verstedelijkte zones;
- balans tussen economische ontwikkelingen in de landbouw en de verduurzaming van deze sector;
- ruimte geven aan economische dragers in deze gebieden die passen bij de kernkwaliteiten;
- behoud kernkwaliteit landelijk gebied, met bijzondere aandacht voor natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
- behoud landbouw als economische kracht en hoeder van het landelijk gebied en stimuleren verbreding van de landbouw;
- gedifferentieerde omgang met landbouw binnen randvoorwaarden van de kernkwaliteiten in relatie tot de bodemdaling en verzilting;
- belangrijke weidevogelgebieden beschermen;
- biodiversiteit van flora en fauna als drager voor een ecologisch duurzaam landschap;
- herstellen van het natuurlijk karakter (veenweidegebied, estuariene dynamiek);
- mogelijkheden zoeken voor kleinschalige en bijzondere woon/werkmilieus.
Ontwikkelen en behouden van vitale landschappen
De vitaliteit van het landelijk gebied wordt beïnvloed door de demografische en economische ontwikkelingen. De ontwikkeling van de bevolkingsgroei in Zuid-Holland laat zien dat het inwonertal van het Groene Hart nauwelijks meer groeit en het groeitempo in de Zuid-Hollandse Delta sterk is gedaald. De economische ontwikkeling wordt sterk beïnvloed door de ontwikkeling van de agrarische sector (greenports en de landbouw) en recreatie.
Wonen en bevolkingsgroei
Vitaliteit van het landelijk gebied betekent onder meer dat de kwaliteit van de gebouwde omgeving (de kernen) in het landelijk gebied goed is en mensen binnen redelijke tijd toegang hebben tot voorzieningen. Daarom is afstemming tussen wonen, werken, voorzieningen en infrastructuur belangrijk. De ontwikkeling van de dorpskernen in het landelijk gebied vindt plaats binnen bebouwingscontouren. Hierdoor blijven wonen en werken geconcentreerd. Voor woningbouw geldt daarbij migratiesaldo nul als bovengrens. De strekking van het migratiesaldo nulbeleid is het geven van een maat voor de verstedelijkingsopgave en de inzet voor het uitvoeringsprogramma. Voor het landelijk
gebied buiten de Zuidvleugel (Goeree-Overflakkee, Hoeksche Waard en het Groene Hart, voor zover gelegen buiten de Leidse regio en buiten Haaglanden) gaat de provincie op regionaal niveau of gebiedsniveau uit van minimaal een 50-50- verhouding (minimaal 50 procent binnen bestaand bebouwd gebied en maximaal 50 procent op uitleglocaties binnen de contour). Kernen in het landelijk gebied mogen uiteraard wel een hoger percentage binnen het bestaand bebouwd gebied bouwen. Sommige kernen hebben binnen de contour geen uitleglocaties. Daar kan dus alleen binnen het bestaand bebouwd gebied worden gebouwd of in andere kernen binnen regionaal verband waar nog wel uitlegruimte beschikbaar is. Omdat Voorne-Putten deel uitmaakt van de Stadsregio Rotterdam valt het eiland ook onder de afspraak met de Zuidvleugelpartners wat betreft de bouwopgaven (80-20%).
Het is in beginsel aan de regio om binnen migratiesaldo nul20 een verdeling van de opgave over de gemeenten te maken. Voor de sociale woningbouw is het uitgangspunt 30 procent van de totale productie per regio. Binnen de regio kan dit variëren afhankelijk van het bestaande voorraad en de vraagontwikkelingen. Monitoring kan uitwijzen dat dit uitgangspunt voor een regio dient te worden aangepast. Dit betreft ook het zorgdragen voor een voldoende gedifferentieerd aanbod van woonmilieus. In bebouwingslinten is alleen incidentele toevoeging van bebouwing mogelijk, onder voorwaarde dat de ruimtelijke kwaliteit wordt versterkt. Voor een beperkt aantal locaties worden nieuwe concepten van
bijzondere vormen van landelijk wonen onderzocht. De afnemende bevolkingsgroei van het Groene Hart en de Zuid-Hollandse Delta is voor Zuid-Holland een belangrijk aandachtspunt. Voor 2020 wil zij een gezamenlijke strategie hiervoor ontwikkelen.
20 De bestuurlijke afspraken zijngebaseerd op dit uitgangspunt
Landbouw
De landbouw is een belangrijke sector in de Zuid-Hollandse economie en is voor grote delen van het Groene Hart en de Zuid-Hollandse Delta de drager van landschappelijke kwaliteit. De relaties tussen landbouw, natuur en landschap veranderen. De meer industriële productiewijzen in de landbouw zijn lastiger te combineren met belangen op het gebied van natuur en landschap. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering stelt nieuwe eisen aan de landbouw. Grootschalige, niet-grondgebonden veehouderij is gebiedsvreemd voor het landelijk gebied in Zuid-Holland. Er worden geen mogelijkheden geboden voor nieuwvestiging van intensieve veehouderij.
De provincie wil ruimte scheppen voor landbouw in gebieden waar zij een duurzaam, economisch rendabel, perspectief heeft. Een groot beroep wordt gedaan op de innovatiekracht van de sector. Dit zal niet in de gehele provincie mogelijk zijn. Er zijn gebieden waar de productieomstandigheden niet concurrerend zijn of worden, of gebieden waar vanuit oogpunt van duurzame ontwikkeling zware restricties noodzakelijk zijn én blijven. Daar waar de toekomst van de landbouw niet rendabel wordt geacht zullen keuzen moeten worden gemaakt. Hierbij zijn verschillende oplossingsrichtingen denkbaar: in deze gebieden kan er enerzijds worden gekozen de landbouw te ondersteunen om maatschappelijke belangen als natuur en landschap in stand te houden, anderzijds kan er worden
gekozen dit maatschappelijk belang op een andere manier te realiseren. Doelmatigheid en kosteneffectiviteit zullen hierbij belangrijke afwegingscriteria zijn.
De uiteenlopende randvoorwaarden per gebied op grond van klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en economie zijn vertaald in vier verschillende categorieën. Die geven aan wat als belangrijke ontwikkelingen wordt gezien in het betreffende gebied. Op wat voor manier de landbouw hierop kan inspelen en op welke manier de provincie dit wil faciliteren (ruimte voor schaalvergroting en of verbreding) wordt nader uitgewerkt in een
aparte Landbouwvisie. Deze landbouwvisie wordt samen met betrokken partijen opgesteld.
Agrarisch landschap - inspelen op de nabijheid van stedelijk gebied
Stimuleren van verbrede landbouw gebeurt vooral in gebieden onder invloed van steden. Dat zijn in hoofdzaak de provinciale landschappen en Voorne-Putten. Naast voedselproductie zal de ondernemer andere diensten kunnen leveren, mede omdat de ruimte voor schaalvergroting in deze gebieden relatief minder is. Een aantal bedrijven is in staat om via schaalvergroting zich verder te ontwikkelen. Kansrijke mogelijkheden voor landbouwbedrijven die niet verder kunnen uitbreiden en/of geconfronteerd worden door ruimtelijke beperkingen, zijn onder meer (verblijfs)recreatie, streekeigen producten, groenblauwe
diensten, educatie en zorg. Ook agrarisch natuur- en landschapbeheer dragen bij aan stedelijke wensen voor een afwisselend en aantrekkelijk landschap .
Agrarisch landschap - inspelen op verzilting
Door de keuze van herstel van estuariene dynamiek en vanwege autonome ontwikkelingen neemt in een aantal gebieden de verzilting toe. Voor deze gebieden is het van belang tijdig te zoeken naar innovatieve oplossingen voor de landbouw in een verziltende omgeving. Deze oplossingen reiken van zoeken naar alternatieve zoetwatervoorziening voor de bestaande teelten tot de landbouw aanpassen aan een verziltende omgeving (bijvoorbeeld door andere gewassen). Mogelijk liggen in dit soort gebieden ontwikkelingskansen voor veeteelt. De mogelijkheid tot schaalvergroting is een belangrijke voorwaarde voor een blijvend economisch perspectief. Ook verblijfsrecreatie als neventak op het landbouwbedrijf biedt perspectief gezien de combinatie van rust, nabijheid van stranden en de Deltawateren.
Agrarisch landschap - inspelen op bodemdaling
De water- en bodemproblematiek in de veenweidegebieden is complex en samenhangend. Knelpunten zijn er binnen de volledige breedte van het waterbeheer: het gaat niet alleen om bodemdaling, maar ook om versnippering van het watersysteem, slechte waterkwaliteit (droge periodes) en wateroverlast (natte periodes). Om bodemdaling af te remmen geldt als vertrekpunt:
‘Substantieel afremmen van de bodemdaling binnen een robuust en klimaatbestendig watersysteem, zodanig dat het op lange termijn goed betaalbaar en beheersbaar is en dat rekening wordt gehouden met behoud en ontwikkeling van de landschappelijke kernkwaliteiten’.
Deze gebieden vallen samen met de prioritaire gebieden uit de Voorloper Groene Hart. Dit zijn (delen van) de Alblasserwaard, Krimpenerwaard, Gouwe Wiericke en de Venen/Nieuwkoop. De melkveehouderij vormt in deze gebieden de kurk waar het beheer van de open grootschalige veenweide op drijft. Aanpak van het afremmen van de bodemdaling vindt plaats via integrale gebiedsprocessen met betrokkenheid en draagvlak van de streek. Door vernatting, mogelijk in combinatie met innovaties als onderwaterdrainage kan gewerkt worden aan het verminderen van bodemdaling. Echter, de kostenstructuur voor het melkveehouderijbedrijf zal hoger zijn dan in productiegebieden met draagkrachtige grond. Structuurverbetering door kavelruil blijft voor deze gebieden een belangrijk
instrument om huiskavels te vergroten.
In de beleidsvisie landbouw zal de provincie aangeven welke rol zij wil spelen en welke ruimte aan de landbouw (bijvoorbeeld schaalvergroting of verbreding) wordt gegeven. Van belang blijft het behouden van het unieke Hollandse landschap van openheid, slagenverkaveling met lange kavels en vele sloten. Beheerdiensten, gericht op weidevogels, botanisch interessante slootkanten en waterberging leveren opbrengsten op. Verbreding van de bedrijfsvoering door (verblijfs)recreatie, streekeigen producten, educatie en zorg kan daar ook aan bijdragen.
In het algemeen geldt dat in de landbouwgebieden met veengronden die kwetsbaar zijn voor oxidatie bij bodembewerking, de mogelijkheid van ruwvoerteelten met bodembewerking uitgesloten wordt (bijvoorbeeld maïsteelt). Dit geldt zowel voor de prioritaire als de niet-prioritaire gebieden. Het scheuren voor graslandverbetering is wel toegestaan. Het tracé van de Groene Ruggengraat sluit zoveel mogelijk op de prioritaire gebieden aan.
(Overig) agrarisch landschap
Een aantal (delen van) landbouwgebieden past niet in de bovengenoemde categorieën. Verbreding ligt niet voor de hand. Bijdragen aan een duurzame voedselproductie wel. Innovatie, schaalvergroting en structuurversterking blijven belangrijk om internationaal te kunnen concurreren. Akkerbouw en melkveehouderij zorgen ook in deze gebieden dat openheid kenmerkend blijft.
Recreatie en toerisme in het landelijk gebied
Recreatie vraagt om een goede ontsluiting en samenhang tussen stad en land. Niet alleen de landschappen in de directe omgeving van de stad (zie paragraaf 4.8) maar ook de landschappen buiten de invloedsfeer van de stad zijn recreatief van groot belang. Deze gebieden hebben een hoge belevingswaarde vanwege de afwisseling van landschap en vegetatie en de mate van rust die ervaren wordt. Een hoogwaardig groenblauw netwerk door het landelijk gebied, waar men kan wandelen, fietsen en varen, zorgt ervoor dat het gebied vanuit de woonomgeving goed ontsloten is en daarmee bruikbaar voor de beleving van het landschap. Hier wordt voorzien in de behoefte aan rust en ruimte.
De provincie zet zich onder andere in om knelpunten in de toegankelijkheid van het gehele landelijk gebied op te lossen, nieuwe recreatieve verbindingen te realiseren en onverharde paden voor wandelaars te behouden. De knelpunten hebben betrekking op barrières door snelwegen, spoorwegen en vaarwegen. Het basistoervaartnet van de Beleidsvisie Recreatietoervaart Nederland wordt in stand
gehouden en waar mogelijk uitgebreid voor een aantrekkelijk netwerk voor de kleine watersport en de recreatietoervaart. Recreatieve voorzieningen in het landelijk gebied kunnen bijdragen aan verbreding van de economie, o.a. in combinatie met de agrarische bedrijfsvoering. De kroonjuwelen cultuurhistorie en de beschermde stads- en dorpgezichten in het landelijk gebied dragen bij aan de recreatieve en toeristische waarde.
Verblijfsrecreatie
Op de functiekaart is een aantal locaties aangeduid als verblijfsrecreatiegebied. Onder deze aanduiding vallen campings en huisjescomplexen. Deze recreatieve voorzieningen zorgen vaak voor een belangrijke economische impuls voor de omgeving in de vorm van werkgelegenheid en bestedingen in de recreatieve en toeristische sfeer. Om deze functie te behouden is permanente bewoning in deze complexen uitgesloten; dit in aansluiting op het rijksbeleid. Daarom zijn deze gebieden, ondanks hun meer dorpsachtige voorkomen, niet voorzien van een bebouwingscontour. Zij worden niet gerekend tot de stedelijke voorzieningen. Dit sluit overigens niet uit dat er binnen bebouwingscontouren dergelijke
voorzieningen kunnen worden ontwikkeld. Uitbreiding van dergelijke bedrijfsmatig geëxploiteerde
complexen is mogelijk onder de strikte voorwaarde dat de kernkwaliteiten in het landelijk gebied niet worden aangetast en er sprake is van een duidelijk voordeel voor de omgeving. Onder dezelfde voorwaarden zijn nieuwe locaties voor verblijfsrecreatie mogelijk waar deze op de functiekaart zijn aangeduid als zoeklocatie verblijfsrecreatie. In de provinciale landschappen ligt het accent op de bruikbaarheid voor de recreërende stedeling. Daarom is hier nieuwe vestiging van verblijfsrecreatie uitgesloten. Deze beleidsinzet is in overeenstemming met de AMvB Ruimte voor de rijksbufferzones (in Zuid-Holland: Midden-Delfland, Den Haag-Leiden-Zoetermeer en IJsselmonde-Oost).
Ontwikkelen en behouden van waardevolle landschappen
Zuid-Holland wil dat de afwisseling in landschappen en de kenmerkende waardevolle landschappen behouden blijven. Op grond van de verschillen in bodem, ontstaansgeschiedenis, het huidige gebruik en de verschijningsvorm is een onderscheid gemaakt. De belangrijkste kwaliteiten van deze landschappen worden hieronder benoemd. Dit zijn de kwaliteiten die terugkomen op de kwaliteitskaart. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kunnen bijvoorbeeld de identiteit van gebieden versterken door oude verkavelingspatronen zichtbaar te maken. Ook betekent dit dat delfstoffenwinning zoals zandwinning alleen mag plaatsvinden wanneer de ontwikkeling en afwerking van de locatie aansluit bij de doeleinden van het gebied. Het betreft de volgende landschappen:
Veenweidelandschap
De veenweiden zijn kenmerkend voor Zuid-Holland. Ze bestaan al duizend jaar en zijn ontstaan op basis van menselijke ingrepen in de veenondergrond en de waterhuishouding. Karakteristiek zijn de verschillende (regelmatige) verkavelingspatronen met smalle kavels en veel sloten met hoog waterpeil en de aanwezigheid van kades, lintdorpen, oude dorpskernen, kronkelende veenriviertjes, openheid, grasland, vee, (weide) vogels, en hier en daar rietlanden en moeras. Het zijn internationaal de best bewaarde cultuurlandschappen die zijn ingericht voor de landbouw.
Veenweide-krekenlandschap
Het veenweide-krekenlandschap bestaat uit veenontginningen (zie boven) met herkenbare kreekruggen en kreekrestanten. Het is een agrarisch cultuurlandschap met diverse verkavelingspatronen
en hooggelegen boezemsysteem. Openheid is een leidende kwaliteit. Het microreliëf maakt het landschap en zijn ontstaansgeschiedenis leesbaar.
Droogmakerijenlandschap
Droogmakerijen zijn ontstaan door (delen van) meren en plassen in het veengebied te bedijken en leeg te malen. Het landschap is visueel open, met een regelmatig, bedacht patroon van weiden en akkers en ligt gemiddeld enkele meters lager dan de omgeving. Elke droogmakerij heeft haar eigen ordening en maat; kavelgrootte en lengte-breedteverhouding zijn uniek. De meeste drooogmakerijen zijn omringd door ringvaarten met boezemkaden.
Plassen- en moerassenlandschap
Dit is een waterrijk, halfbesloten landschap, bestaande uit waterplassen, riet en moeras en cultuurhistorisch waardevolle veenontginningen,. De structuur van de ontginning is vaak nog herkenbaar. Dorpsontwikkeling vindt plaats in langgerekte linten, omsloten door water.
Rivierenlandschap
Het rivierenlandschap omvat binnendijks en buitendijks rivierengebied. Het binnendijks gebied bestaat uit oeverwallen, kommen, grienden en bossen. Kleinschalige ruimten op de oeverwallen en grootschalige ruimten en grondgebruik in de kommen. Buitendijks liggen de rivieren zelf, gekenmerkt door langgerekt en stromend open water, omzoomd met rietgorzen. Hoge dijken en dijkbebouwing begrenzen de rivieren.
Buitendijks natuurlandschap
Dit is een waterrijk, overwegend niet gecultiveerd landschap. Een belangrijke kwaliteit is de ruimte voor natuurlijke processen als de wisselende waterstanden en zout-zoetovergangen. Afhankelijk hiervan zijn de gebieden afwisselend dichtbegroeid en besloten van karakter (grienden en wilgenbos) of schaars begroeid en open van karakter (gorzen, platen en slikken).
Sierteelt-veenlandschap
In het veenweidegebied is een kleinschalig besloten landschap met sier- en boomteelt en vollegrondsteelt ontstaan. Cultuurhistorische waarde in het sier- en boomteeltlandschap zijn naast de de kleinschaligheid, de ontginningslinten en brede sloten. Door intensivering van de sierteelt verandert het gebied: karakteristiek: toename van glastuinbouw en demping van sloten gaat ten koste van de karakteristieke waarden.
Zeekleipolderlandschap
Dit landschap wordt gekenmerkt door een opeenvolgend patroon van (ronde) opwaspolders en (langgerekte) aanwaspolders, met een kleinschalig dijkenpatroon. Kreken en beplante dijken zijn belangrijke structurerende elementen. Er is een grote mate van openheid met contrasten tussen buitendijkse natuur en strak verkavelde agrarische polders met overwegend akkerbouw. Dorpen liggen als compacte kernen in het open landschap, veelal op het kruispunt van een dijk en een kreek. Havenkanalen vormen plaatselijk bijzondere elementen. Een bijzondere vorm binnen het zeekleigebied zijn de veenpolders. Deze hebben een veenkern en zijn de eerste bedijkte polders (opwas). Kenmerkende elementen zijn de havenkanalen.
Veenpolderlandschap
Temidden van de zeekleipolders liggen ingedijkte ‘restanten’ van het oude veenlandschap. Kenmerkend zijn het kleinschalig dijkenpatroon, de relatief onregelmatige verkaveling, openheid, resten van kreken en grasland als agrarisch gebruik.
Park/Recreatielandschap
Landschap is geheel getransformeerd en ingericht ten behoeve van recreatief gebruik
Duinlandschap
Tezamen vormen onderstaande landschappen het karakteristieke kustlandschap van Zuid-Holland: een samenhangende en herkenbare opeenvolging van jonge duinen, besloten binnenduinranden, beboste strandwallen en open strandvlakten, parallel aan de kustlijn. Deze landschapsstructuur wordt in hoge mate versterkt door de omvangrijke landgoederenzone en het bollen- zanderijenlandschap.
Reliëfrijk, overwegend niet gecultiveerd zandlandschap van jonge duinen. Een belangrijke kwaliteit is de ruimte voor natuurlijke processen, zoals verstuiving, vernatting en bosvorming. Overwegend kleinschalig en afwisselend besloten tot halfopen landschap.
Landgoederenlandschap
Afwisselend landschap van langgerekte, oude duinen (strandwallen) en open, venige strandvlakten. Hier is de landschapsgradiënt van duin naar veen nog herkenbaar en ongestoord terug te vinden. Kwaliteiten in dit landschap zijn de aanwezigheid van historische buitenplaatsen en landgoederen, volgroeide bossen en open ruimte van de strandvlakte met deels agrarische functie.
Bollen-zanderijenlandschap
Het bollen-zanderijenlandschap is een uniek landschap in Nederland, ontstaan door het vergraven van de oude duinen en strandwallen en aanleg van een fijnmazig vaartenstelsel ten behoeve van de bollenteelt. Het landschap is overwegend vlak, open tot halfopen. Kenmerkend is de afwisseling van kleurrijke bollenvelden (seizoensgebonden), verspreide bebouwing en begroeiing, vaarten en sloten. Bijzonder zijn de restanten van het landgoederenlandschap en duinlandschap. Mede door intensivering van de bollenteelt dreigen versnippering en verrommeling inmiddels ook kenmerkend te worden.
Schurvelingenlandschap
Een schurveling is een beplante zandwal met een hoogte variërend van 1 tot 3 meter rond om een akker. De zanderige akkers van de binnenduinrand waren niet erg vruchtbaar, maar iets dieper lag vruchtbare klei en grondwater. Ongeveer eind 19e eeuw werd het zand weggehaald en rondom de akker gelegd. Zo ontstonden kleine akkertjes omringd door zandwallen. Kleinschalige bebouwingslinten in een rasterpatroon en elzenhagen completeren dit unieke landschap.
Groene Hart
In het Groene Hart, de kustzone en Zuid-Hollandse Delta is het behoud en ontwikkeling van de onderscheiden waardevolle landschappen gekoppeld aan verschillende opgaven. Deze worden per gebied benoemd. Per (deel)gebied worden de kwaliteiten toegelicht en wordt de samenhang met deze gebiedsopgaven uitgewerkt.
Versterking van de landschappelijke kwaliteit richt zich globaal op de vier kernkwaliteiten die benoemd zijn in de Voorloper Groene Hart: landschappelijke diversiteit, veenweidekarakter (inclusief de strokenverkaveling en lintbebouwing), openheid en rust & stilte. De kernkwaliteiten in de deelgebieden voor het Groene Hart hebben de gezamenlijke Groene Hartgemeenten en -provincies uitgewerkt in de Kwaliteitsatlas Groene Hart. De versterking van het landschap wordt gecombineerd met de ruimtelijke uitwerking van de kernopgaven die zijn vastgelegd in het Provinciaal Waterplan: waarborgen waterveiligheid, realiseren mooi en schoon water, ontwikkelen duurzame (zoet)watervoorziening en realiseren robuust & veerkrachtig watersysteem en de realisering van de Ecologische Hoofdstructuur.
De landbouw, de (melk)veehouderij, is naast de natuur een belangrijke drager van de kernkwaliteiten van een groot deel van het Groene Hart en zal waar mogelijk de ruimte voor ontwikkeling krijgen.
Een vierde aspect is het benutten van de economische waarde van deze kwaliteiten. Dit kan zowel via toerisme en recreatie als via de kwaliteiten van woon- en werkmilieus in dit gebied en het nabijgelegen stedelijk netwerk.
Indeling in deelgebieden
In de Voorloper Groene Hart is onderscheid gemaakt naar metropolitane landschappen en grote landschappelijke eenheden: de Waarden en de Venen. Deze indeling is vergelijkbaar met provinciale landschappen en grote landschappelijke eenheden in deze structuurvisie. In Zuid-Holland gaat het om de provinciale landschappen Hollands Plassengebied, Land van Wijk en Wouden en Bentwoud-Rottemeren. Deze maken onderdeel uit van de hoofdopgave Stad en Land verbonden. Zie daarvoor paragraaf 4.8. De grote landschappelijke eenheden zijn in deze paragraaf beschreven in de gebiedsonderdelen Nieuwkoop de Venen, Gouwe Wiericke, Krimpenerwaard en Alblasserwaard/Vijfheerenlanden. In deze gebiedsindeling worden de belangrijkste opgaven behandeld. Dwars door deze deelgebieden loopt de Groene Ruggengraat.
Nieuwkoop/De Venen
Dit gebied is een staalkaart van de geschiedenis van het Groene Hart. Een combinatie van veenweidelandschap, plassen- en moeraslandschap en droogmakerij, met markante overgangen hiertussen. Er zijn duidelijke contrasten tussen, maar deels ook mengvormen van, landbouw, recreatie/toerisme en natuur. Het gebied straalt rust én dynamiek uit en is waterstaatkundig een ingenieus samenhangend geheel.
Gebiedsopgaven
- in de Venen zijn er in de planperiode diverse ontwikkelingen met ruimtelijke effecten aan de orde zoals herstructurering en transformatie glastuinbouw, nieuwe woningbouw, natuurontwikkeling;
- de noordwestelijke bovenlanden langs de Amstel en het Aarkanaal hebben een verstedelijkt karakter met veel glastuinbouw waarvan een gedeelte aan herstructurering toe is. Deze herstructuring moet aangegrepen worden voor een landschappelijke kwaliteitsslag, mogelijk met een kwaliteitssprong in het woonaanbod. De glastuinbouw is hier georiënteerd op de greenport Aalsmeer;
- aan de noordoostgrens van het deelgebied is een gave overgang tussen droogmakerij en bovenland herkenbaar. Hier geldt een op behoud gerichte aanpak;
- transformatie van de glastuinbouwlocatie Noordse Buurt naar een natuurgebied. Deze locatie heeft veel verouderde glasopstanden. Onderdeel van dit voornemen is ook de bouw van een aantal woningen bij de kernen Nieuwveen, Nieuwkoop en Noorden. Afgezien van de bouwbeperkingen die in dit gebied gelden binnen de 20KE-contour van Schiphol, moeten de bouwplannen getoetst worden op hun landschappelijke kwaliteit en vergezeld gaan van een beeldkwaliteitsplan;
- de Polder Nieuwkoop is een polder met een urgente wateropgave. Daarnaast is dit gebied aangewezen als prioritair gebied afremmen bodemdaling. In het kader van de Voorloper Groene Hart is voorgesteld om via een gebiedsproces op regionale schaal te zoeken naar oplossingen; deze opgaves dienen dan ook zoveel mogelijk samengenomen te worden en op regionale schaal bezien. Het voornemen van de transformatie van de Noordse Buurt kan in dit proces betrokken worden.
Gouwe Wiericke
Gouwe Wiericke bestaat uit veenweidelandschap met een markante droogmakerij (Middelburg-Tempelpolder) en plassen- en moerassenlandschap. Water komt in verschillende vormen en functies voor en vormt een belangrijke kwaliteit en uitgangspunt bij veranderingen (verdedigingswerk, kanaal, rivier, plassen en sloten).
Gebiedsopgaven
- afremmen bodemdaling in samenhang met realisering van de Groene Ruggengraat en de urgente wateropgave van de Middelburg-Tempelpolder. De droogmakerij is nauw gerelateerd aan de waterproblematiek in de daarnaast gelegen greenport Boskoop en kent raakvlakken met de aanpak van de bodemdaling. In het kader van de Voorloper Groene Hart is voorgesteld om in dergelijke gebieden in een gebiedsproces op regionale schaal te zoeken naar oplossingen;
- het gebied vormt het zuidelijke venster van de A12 en het Groene Hart Panorama vanuit de spoorlijn Utrecht-Gouda;
- behouden van de grondgebonden veehouderij als drager van het open weidelandschap door ontwikkeling en de bestaande kwaliteiten van de Reeuwijkse Plassen;
- zonering van het intensieve recreatiegebruik door de ontwikkeling van een recreatietransferium nabij de Reeuwijkse plassen.
Krimpenerwaard
De Krimpenerwaard is een open veenweidelandschap omsloten door rivieren (Lek en Hollandse IJssel). Rust en stilte, openheid, lint- en dijkdorpen en het veenweidekarakter met hoog waterpeil vormen de kernkwaliteiten van deze waard. Typerend voor de Krimpenerwaard is de slagenverkaveling met zeer lange en smalle kavels, afgewisseld door veelal brede sloten.
Gebiedsopgaven
De opgaven die hier een rol spelen, zijn: bodemdaling afremmen, een robuust watersysteem realiseren, Groene Ruggengraat en samenhangend daarmee structuurverbeteringvoor de landbouw realiseren. Er heeft in de Krimpenerwaard een uitgebreid gebiedsproces plaatsgevonden met een herverdeling van functies, waarmee in dit deelgebied de Groene Ruggengraat is begrensd. In het Veenweidepact Krimpenerwaard zijn de hoofdlijnen van de inrichting bepaald.
Alblasserwaard/Vijfheerenlanden
De Alblasserwaard/Vijfheerenlanden is een grootschalig, open veenweidelandschap, omsloten door de grote rivieren Lek en Merwede. De hoofdstructuur van de waarden loopt evenwijdig aan deze rivieren. Rust en stilte, openheid, lint- en dijkdorpen en het veenweidekarakter met hoog waterpeil vormen de kernkwaliteiten van deze waarden.
De Vijfheerenlanden is een overgangszone tussen het veenweidelandschap van de waarden en het rivierenlandschap van Gelderland. Het Merwedekanaal vormt de scheiding tussen Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. De westkant en zuidrand van de Alblasserwaard zijn onderdeel van de Drechtsteden en de Merwedezone en kennen langs de rivieren een sterk verstedelijkt karakter. De bedrijventerreinen langs de rivier zijn veel in gebruik door bedrijven, gerelateerd aan de mainport Rotterdam: baggerbedrijven, offshore, scheepsbouw en dergelijke.
Gebiedsopgaven
- in de Alblasserwaard betreft het: een perspectief bieden voor de landbouw als drager van het veenweidekarakter, bodemdaling afremmen, een robuust watersysteem realiseren en de Groene Ruggengraat aanleggen;
- in de Merwedezone, gelegen op de grens van het Groene Hart en de Zuidvleugel van de Randstad, de Betuweroute en de A15, vindt komende jaren herstructurering en transformatie plaats. Hierover zijn afspraken gemaakt tussen de gemeenten en de provincie, die zijn vastgelegd in de Transformatievisie Merwedezone. De provincie wil in dit gebied stedelijke ontwikkelingen begeleiden en daarbij een goede overgang tussen stad en land realiseren. Het gezamenlijke toekomstbeeld voor de Merwedezone omvat een waterrijk groengebied ten noorden van de Betuweroute, herstructureren van bedrijventerreinen en intensiveren van bebouwing bij de bestaande en nieuwe haltes van de Merwede-Lingelijn. Er zijn ook gebieden benoemd waar mogelijk na 2015 verstedelijking kan plaatsvinden, als daar tegen die tijd behoefte aan is en er geen ruimte meer is binnen de kernen. Deze zijn als transformatiegebieden op de kaart aangegeven. Dit vergt wel nadere onderbouwing en afstemming op regionaal niveau;
- verder is afgesproken dat er in het gebied 40 MW duurzame energie wordt opgewekt. Daarvoor zijn vier zoeklocaties voor windenergie aangewezen op bedrijventerreinen in Alblasserdam, Papendrecht en Gorinchem en langs de Betuweroute in de gemeente Giessenlanden;
- bescherming molencomplex Kinderdijk.
Transformatiezone Oude Rijn
De Oude Rijnzone behoort tot het rivierenlandschap en bestaat uit een oost-west georiënteerde verdichte zone langs de Oude Rijn, de N11 en het spoor, met daaromheen de grote open agrarische landschappen van het Groene Hart. Het noordelijk en zuidelijk deel van het Groene Hart en de provinciale landschappen worden verbonden door de Oude Rijnzone. De Oude Rijn is de voormalige grens van het Romeinse rijk (de Limes) en is dan ook onderdeel van het topgebied cultureel erfgoed vanwege de vele archeologische vindplaatsen. Kenmerkend is het verschil tussen de dynamische zone tussen N11 en Oude Rijn (rivierenlandschap) en het relatief rustige agrarische gebied met eeuwenoude verkaveling. Bijzondere elementen in dit gebied zijn Fort Wierickeschans en daarmee samenhangend
de inundatiezone van de Oude Hollandse Waterlinie, Molenviergang Aarlanderveen en Castella bij Zwammerdam.
Gebiedsopgaven
In de transformatiezone21 van de Oude Rijnzone gaat het om een samenhangende ontwikkeling in werken, wonen, infrastructuur, recreatieve en groenblauwe structuur. Dit alles gericht op duurzame ruimtelijke ontwikkeling van de Oude Rijnzone als onderdeel van het Groene Hart. Voor de transformatiezone gelden de opgaven:
- economische vitaliteit versterken en kwalitatief hoogwaardige woon- en werkmilieus ontwikkelen;
- groenblauwe kwaliteit versterken (natuur, water, landschap, recreatie, cultuurhistorie). Dit gaat om visuele en functionele verbindingen van de Oude Rijnzone met het omliggende Groene Hart, zowel langs de Oude Rijn als in noord-zuidrelaties;
- investeren in infrastructuur en benutten ervan;
- het Groene Hartproject Venster Bodegraven-Woerden uitvoeren. In dit project hoort ook de landschappelijke overgang tussen het venster en de uitbreidingslocatie Bodegraven Oost. Binnen die bebouwingscontour is 50 procent netto ruimte om een natuurlijke overgang te maken.
21 Benaming 'transformatiezone' is uit het Groene Hart, het is geen transformatiegebied als beschreven in paragraaf 4.2.
Zuid-Hollandse Delta
De Zuid-Hollandse Delta met haar specifieke landschap en hoge natuurkwaliteit in combinatie met rust en ruimte is een bijzonder waardevol landelijk gebied binnen Zuid-Holland. De Zuid-Hollandse Delta wordt gevormd door de monding van de grote rivieren en de Zuid-Hollandse eilanden. De ruimtelijke structuur van het gebied wordt vooral bepaald door de deltawateren en de benedenrivieren. Deze wateren zijn van (inter)nationale betekenis voor de functies natuur, recreatie, toerisme, visserij en scheepvaart. Ze behoren samen met de aangrenzende buitendijkse gebieden, slikken en platen vrijwel geheel tot het Natura 2000-netwerk en de Ecologische Hoofdstructuur Een belangrijke opgave in de delta is het herstellen van een natuurlijk ecologisch systeem, het herstellen van de estuariene dynamiek en versterking van landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
Voorne-Putten
Voorne-Putten is een eiland met zowel een stedelijk als een landelijk karakter. Voorne-Putten maakt deel uit van de Zuidvleugel en daarmee van het stedelijk netwerk. Het eiland vormt een combinatie van het zeekleipolderlandschap, veenpolderlandschap, duinlandschap en buitendijks natuurlandschap. Hoewel het gebied een eenheid vormt, is de diversiteit van het eiland kenmerkender dan de samenhang. De grote variatie in landschap en mate van verstedelijking maken de samenhang minder herkenbaar.
Gebiedsopgaven
Verrommeling van het eiland en nivellering van de landschappen liggen op de loer. Een grote opgave is dan ook een helder perspectief scheppen, met een eigen identiteit voor Voorne-Putten. Dit perspectief ligt in een samenhangend, divers, kwalitatief hoogwaardig recreatieaanbod in combinatie met de toeristische kwaliteiten van de historische kernen en de badplaatsen in het natuurgebied van Voornes Duin. Opruimen van verrommeling zoals oude glasopstanden en mogelijkheden zoeken voor landelijk wonen zijn ontwikkelingen die hierbij passen. Uitgangspunten voor planvorming zijn:
- bescherming van Voornes Duin en het landelijk karakter van Voorne-Putten;
- door verdere uitbouw van een fijnmazig groenblauw netwerk de bereikbaarheid vanuit de omgeving verbeteren;
- aanpak verrommeling en verspreid gelegen kassen uit de binnenduinrand tussen Oostvoorne en Rockanje.
Hollandse Biesbosch
De Hollandse Biesbosch vormt de overgang van het stedelijk gebied van de Drechtsteden naar het landelijk gebied van Noord-Brabant. Het gebied vormt een combinatie van buitendijks natuurlandschap, rivierenlandschap en zeekleipolderlandschap. Een groot deel vormt samen met de Brabantse Biesbosch het Nationaal Park de Biesbosch, een van de grootste zoetwatergetijdengebieden van Europa. Kenmerkend is de scherpe grens met het stedelijk gebied. De diversiteit van agrarisch landschap, bos- en recreatielandschap en een gevarieerd en dynamisch natuurlandschap in de nabijheid van de stad vormt een belangrijke kwaliteit.
Gebiedsopgaven
- bescherming en natuurontwikkeling in het Nationaal Park de Biesbosch;
- afwisseling tussen binnen- en buitendijks gebied in stand houden en versterken;
- nieuw recreatie- en natuurlandschap ontwikkelen in het binnendijks gebied via het project de Nieuwe Dordtse Biesbosch;
- de landbouw duurzaam verbreden en het ontginningspatroon van Polder de Biesbosch daarbij in stand houden;
Hoeksche Waard
De Hoeksche Waard is een eiland met een ruimtelijk open, overwegend agrarisch (akkerbouw) landschap. Het gebied bestaat uit zeekleipolderlandschap, veenpolderlandschap en buitendijks natuurlandschap. Delen van de Hoeksche Waard hebben een verschillend karakter en dynamiek. In het zuiden en westen staan rust, ruimte en ervaring van de delta centraal, terwijl het noorden en oosten meer verstedelijkt is en een grotere dynamiek kent.
Gebiedsopgaven
De Hoeksche Waard is een nationaal landschap op basis van het cultuurlandschap met een voornamelijk agrarische functie, gelegen in de delta. De aanwijzing tot nationaal landschap betekent dat behoud en herstel van de kernkwaliteiten van dit landschap, belangrijke beleidspgaven zijn. Het eiland heeft een aantal opgaven, die de kernkwaliteiten kunnen beïnvloeden. Wat betreft de woningbouwontwikkelingen en bedrijventerreinprogrammering zijn afsprak en over de regionale verdeling gemaakt. Ook uitbreidingen van kleine kernen in de meest kwetsbare delen van het nationaal landschap zijn daarbij in beginsel niet uitgesloten. Andere opgaven zijn de bouw van het TNO-complex in de Hogezandse Polder en aanleg van 60 hectare bedrijventerrein voor regionale bedrijvigheid. Op de langere termijn is de aanleg van de A4-zuid en mogelijk een RoBelspoorverbinding aan de orde. De uitbreiding van de recreatieve en toeristische kwaliteiten wordt ondersteund door een aantal recreatieve
steunpunten en verblijfsrecreatie bij de uitbreiding van watersport bij Numansdorp.
Goeree-Overflakkee
Goeree-Overflakkee is het meest zuidelijke eiland van Zuid-Holland en grenst aan de Zeeuwse eilanden. Rust, ruimte en de omlijsting door de grote deltawateren zijn belangrijke kwaliteiten van dit gebied. Het eiland zelf is te verdelen in de twee voormalige eilanden Overflakkee en Goeree met elk zeer specifieke landschapskenmerken. Overflakkee heeft een open, agrarisch karakter, behoort tot het zeekleipolderlandschap en is omringd met buitendijks natuurlandschap. Goeree bestaat vooral uit duinlandschap en schurvelingenlandschap met hoge recreatieve, ecologische en cultuurhistorische
waarde en toeristische voorzieningen.
Gebiedsopgaven
Goeree-Overflakkee werkt samen met de provincie en andere partijen aan een toekomstprofiel in de context van de Zuidwestelijke Delta, waarin duurzaamheid, klimaatbestendigheid en leefbaarheid een grote rol spelen. Concrete vraagstukken betreffen de waterveiligheid en de toekomstige verzilting. Daarnaast staat de sociaaleconomische vitaliteit en de leefbaarheid in de kernen onder druk door o.a. een tendens tot bevolkingskrimp. Een integrale en gezamenlijke aanpak van deze vraagstukken is nodig om een vitale en duurzame toekomst voor Goeree-Overflakkee veilig te stellen. Basis hiervoor zijn de landschappelijke kernkwaliteiten, de cultuurhistorie en de onderscheidende kwaliteiten van de
bestaande bebouwing en dorpen in relatie met het water. De (transformatie)opgaven zijn:
- herstellen van de getijdenwerking in de Deltawateren rond het eiland is in voorbereiding (Kierbesluit Haringvliet en het Zoetwateradvies (2009) ter voorbereiding van het mogelijk weer zout worden van het Volkerak-Zoommeer);
- dit kan gevolgen hebben voor het ruimtegebruik. Onderzocht zal worden hoe hiermee wordt omgegaan. Zo kan het een impuls zijn voor de natuurontwikkeling, vooral in de buitendijkse gebieden. Herstel van de getijdenwerking kan ook een positief effect op de recreatie hebben, doordat de waterkwaliteit van de grote wateren verbetert voor watersport en natuur. Randvoorwaarde is wel dat deze ontwikkeling samen moet gaan met behoud van een duurzame zoetwatervoorzienning voor de zoetwaterafhankelijke functies;
- de verwachte toename van verzilting kan worden aangepakt door een verbetering van het regionale waterbeheer door een gescheiden aan- en afvoersysteem aan te leggen;
- daarnaast kan voor de langere termijn de landbouw o.a. door andere teelten inspelen op de verzilting;
- uitbreiden en versterken aanbod op het gebied van recreatie en toerisme. Dit is een mogelijkheid om de economische vitaliteit op het eiland in stand te houden en toekomstbestendig uit te bouwen;
- versterken van de leefbaarheid en de economische vitaliteit door herstructurering, transformatie en ontwikkeling van woon- en werkmilieus, passend binnen de kernkwaliteiten van het landschap;
- werken aan een toekomstperspectief voor duurzame energievoorziening (wind- en getijde-energie);
- onderzoeken (in de planperiode) van de vestigingsmogelijkheden voor een windmolenpark en voor een glastuinbouwlocatie op Oostflakkee.
Voor Goeree-Overflakkee heeft de provincie samen met de gemeenten de opgaven gedefinieerd waar het eiland voor staat. De opgaven worden vertaald naar zes streefbeelden waaraan een eerste aanzet voor een uitvoeringsprogramma wordt gehangen. Concreet betreft het vooral gebiedsontwikkelingen, zoals bij de havenkanalen van Stellendam, Middelharnis en Ootgensplaat, waarin door een mix aan rode en groene functies en een integrale benadering meerdere problemen kunnen worden aangepakt.
De zes streefbeelden waarom het gaat zijn:
- Goeree-Overflakkee is duurzaam en levert energie;
- Goeree-Overflakkee is klimaatbestendig en werkt mee met water;
- Goeree-Overflakkee voegt innovatief belevingswaarde en sociaal-economisch rendement toe aan nieuwe functies in het landschap;
- Goeree-Overflakkee is trots op haar schoonheid en identiteit;
- Goeree-Overflakkee is een levendige gemeenschap en een vitaal eiland in de Delta;
- Goeree-Overflakkee kiest ervoor om samen met en voor anderen aan haar toekomst te bouwen.
Kust
De kust en de zee vormen een oorspronkelijk, niet geheel door de mens gevormde, natuurlijk landschap dat Nederland rijk is. Het is van grote landschappelijke en ecologische waarde voor Zuid-Holland. De opbouw van de kustzone met strand, duinen, strandwallen en strandvlakten en het verschillend gebruik hiervan heeft geresulteerd in een gevarieerd en aantrekkelijk landschap.
Achter het strand en de duinen liggen diverse landschappen en (bad)plaatsen die profiteren van de ligging aan de kust. Natuur, toerisme en recreatie zijn de belangrijkste functies binnen de kustzone, naast de hoofdfunctie van zeewering. De inzet van de provincie is gericht op integratie, veiligstelling en ontwikkeling van deze functies, in samenhang met de functies in het achterland. Daarnaast verkent de provincie, in navolging van de suggesties van de Deltacommissie, samen met de rijkspartners de haalbaarheid van uitbouw van de kust. Hierbij wordt uitwerking gegeven aan het belang van de kust voor de kwaliteit van de Randstad als woonwerkomgeving en wordt meer ruimte dan nu geboden aan natuur- en recreatiefuncties.
Recreatie en toerisme
De kust biedt grote kansen voor verdere ontwikkeling van recreatie en toerisme. De uiteenlopende kwaliteiten (van hoogstedelijk tot natuurlijk) vragen om een gedifferentieerde benadering. De toeristische centra (Scheveningen, Noordwijk, Katwijk, Hoek van Holland en de Brouwersdam) hebben potenties voor toeristische ontwikkeling, gericht op de internationale markt. In deze centra is de ontwikkeling van zeejachthavens mogelijk, onder voorwaarde van onderlinge afstemming en goede ruimtelijke inpassing, rekening houdend met landschap en natuur. De overige badplaatsen hebben een meer regionale functie.
Duin- en Bollenstreek
De Duin- en Bollenstreek is onderdeel van de kustzone en vormt binnen de Randstad de overgang van de Zuid- naar de Noordvleugel en staat sterk onder stedelijke invloed. Belangrijk element daarin is de greenport Bollenstreek als de belangrijkste economische (en ook toeristische) drager. De Duin- en Bollenstreek bestaat uit twee gescheiden, landschappelijk samenhangende delen: het grootschalige duinlandschap en het bollenzanderijenlandschap. De kwaliteit en herkenbaarheid van het landschap komen steeds verder onder druk door toenemende bedrijfsbebouwing en verstedelijking die de openheid en aantrekkelijkheid van het landschap aantasten.
Gebiedsopgaven
- vooral voor de greenportfunctie zijn er in de planperiode in de Bollenstreek de nodige ontwikkelingen aan de orde;
- de Bollenstreek zal een bijdrage leveren aan de woningbouwopgave van de Noordvleugel conform de Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek. De Stedenbaangedachte, het Offensief van Teylingen zijn naast de visie op verstedelijking belangrijke uitgangspunten;
- de realisering van de Rijnlandroute, de RijnGouwelijn en het Stedenbaanstation Sassenheim zullen de bereikbaarheid van de zuidelijke Bollenstreek verbeteren. Naar aanleiding van de bereikbaarheidsstudie grensstreek Noord-Holland/Zuid-Holland worden twee nieuwe oost-westverbindingen op haalbaarheid onderzocht. Dit zijn een noordelijke ontsluiting greenport ten noorden van Hillegom tussen de N205 en de N206/N206 en een noordelijke randweg Rijnsburg die ook een directe aansluiting kan zijn van de veiling Flora Holland op de A44;
- de Keukenhof, als icoon van de bollenteelt, zal ingrijpend worden verbouwd en gerenoveerd, om de cultuurhistorische en toeristisch recreatieve waarde en de landschaps- en natuurwaarde van de bloemententoonstelling, het landgoed en kasteel de Keukenhof te kunnen behouden voor de toekomst;
- parallel aan de ontwikkeling van de greenport is er een opgave tot algehele verbetering van de landschappelijke kwaliteiten van het gebied.
Delflandse Kust
Gebiedsopgaven
In de kustzone tussen Hoek van Holland en Kijkduin, de Delflandse Kust, komt een aantal opgaven samen. Hierbij zijn niet enkel de zeewaartse ontwikkelingen van belang maar wordt ook de relatie met het achterland uitgewerkt. Het gaat er dan om de volgende zaken te realiseren:
- een veilige, natuurrijke kustzone;
- een goed bereikbare kust met meer ruimte voor recreatie;
- een kust van hoogwaardige kwaliteit, die bijdraagt aan een aantrekkelijk (inter)nationaal vestigingsmilieu.
Allereerst wordt gewerkt aan een breder en robuuster duinlandschap met meer ruimte voor natuur met recreatief medegebruik. Door een groenblauw systeem van routes en gebieden te realiseren in het directe achterland van de Delflandse Kust, worden de mogelijkheden groter voor omwonenden om te genieten van de omgeving. De beperkte toegankelijkheid van de Delflandse Kust vanuit het achterland vraagt om een regionale aanpak van de bereikbaarheid. De provincie wil graag dat de huidige badplaatsen elkaar versterken en aanvullen. Bij een woningbouwopgave in de kernen aan de kust gaat het erom de kwaliteit en daarmee het woon- en werkklimaat van de Zuidvleugel Randstad te versterken en niet primair om een kwantitatieve opgave.
Binnen de planperiode worden de mogelijkheden tot kustversterking door de pilot Zandmotor en de aanzet voor verdere ontwikkeling van de Delflandse kustzone verkend. Deze innovatieve pilot houdt in dat er een grote hoeveelheid extra zand voor de kust in zee wordt gebracht. Door de stroming van water en wind wordt het zand verspreid langs de kust en draagt hiermee bij aan een meer natuurlijke vorm van kustbeheer. Ook zorgt de Zandmotor voor een zeewaartse uitbreiding met enkele tientallen meters van de kustzone tussen Hoek van Holland en Kijkduin. Dat vergroot niet alleen de veiligheid, maar geeft ook
nieuwe ruimte voor natuur en recreatie.
4.7.2 Cultuurhistorische hoofdstructuur behouden
Ambities
De provincie bezit een groot aantal cultuurhistorische en archeologische waarden, die beschreven zijn in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur22. Bij het provinciaal belang ‘behoud van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur’ horen de ambities:
- topgebieden cultureel erfgoed beschermen;
- kroonjuwelen cultureel erfgoed beschermen;
- archeologische waarden beschermen;
- molenbiotopen beschermen.
Cultuurhistorie is een van de dragers van ruimtelijke kwaliteit. De opgave voor het ruimtelijk beleid is om vanuit een integraal perspectief:
- te bevorderen dat cultuurhistorisch waardevolle structuren, complexen, ensembles en elementen behouden blijven;
- te bevorderen dat de cultuurhistorie kan worden beleefd en bijdraagt aan de recreatieftoeristische kwaliteit van het landelijk gebied.
Binnen de provincie ligt hierbij het accent op die gebieden en structuren waar cultuurhistorische waarden in hoge mate voorkomen. Dit betreft de zogeheten topgebieden en kroonjuwelen cultureel erfgoed. Beide zijn weergegeven op de kwaliteitskaart. Deels binnen, maar gedeeltelijk ook buiten de topgebieden bevinden zich waarden of structuren die specifieke bescherming behoeven. Dit betreft archeologische waarden, landgoederen en de waterlinies. Deze waarden zijn aangegeven op kaart 10 van de verordening (molenbiotoop).
22 De Culturrhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS) geeft op kaart een overzicht (op hoofdlijnen) van de cultuurhistorische kenmerken en waarden in Zuid-Holland, vastgesteld door het college van Gedeputeerde Staten. De CHS-kaart is te raadplegen via www.zuid-holland.nl/chs
Topgebieden cultureel erfgoed
In de provincie zijn 16 gebieden benoemd als topgebied cultureel erfgoed. Het gaat om gebieden of structuren met een gave cultuurhistorische samenhang, met betrekking tot archeologie, landschapshistorie en nederzettingen. Dit betreft bijvoorbeeld gebiedsspecifieke ontginningspatronen, bebouwingslinten en afzonderlijke bouwwerken als molens en historische boerderijen.
De bescherming in topgebieden richt zich op de continuïteit van het karakter, door behoud en versterking van de structuur. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, binnen randvoorwaarden vanuit cultuurhistorie. Voor de topgebieden zijn Regioprofielen Cultuurhistorie opgesteld, die concreet de cultuurhistorische waarden beschrijven en kwalitatieve richtlijnen bevatten voor ruimtelijke ontwikkeling en de omgang met deze waarden.
Kroonjuwelen cultureel erfgoed
Binnen de topgebieden is een beperkt aantal gebieden of elementen benoemd met een zeer gave, kwetsbare cultuurhistorische samenhang, die door hun unieke karakter bepalend zijn voor de identiteit van een plek. Voor deze kroonjuwelen is de bescherming gericht op behoud van de uitzonderlijke kwaliteit. Vanwege het unieke karakter kunnen de kroonjuwelen ook een toeristische waarde hebben. Ruimtelijke ontwikkelingen die strijdig zijn met het cultuurhistorisch belang zijn in principe niet mogelijk. Het betreft de volgende gebieden:
- landgoed Keukenhof;
- Aarlanderveen en molenviergang;
- Oude Hollandse Waterlinie; Wierickeschans en Weteringen;
- middengebied Krimpenerwaard; niet-ruilverkavelde veenweide;
- panorama Kinderdijk;
- Nieuwe Hollandse Waterlinie: Diefdijk;
- schurvelingengebied;
- polder de Biesbosch;
- Kagerplassen en omgeving;
- landgoederenzone Wassenaar / Voorschoten / Leidschendam;
- Weipoort;
- Meije;
- kerngebied Midden-Delfland.
Archeologie
Een groot deel van de cultuurhistorische waarden bevindt zich in de bodem en onttrekt zich aan het oog. Archeologische waarden kunnen zowel binnen als buiten bebouwingscontouren worden aangetroffen. Bij elke in deze structuurvisie beschreven hoofdopgave kan het archeologisch erfgoed in het geding zijn. De bekende en potentiële archeologische vindplaatsen zijn benoemd in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur en dienen beschermd te worden. Uitgangspunt van Europees, landelijk en provinciaal beleid is behoud in situ van archeologische waarden; dat wil zeggen dat het archeologisch erfgoed
in principe niet verstoord dient te worden.
Landgoederenzone
Landgoederen vormen een belangrijk onderdeel van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur. Veel van deze landgoederen liggen op de oude strandwallen achter de duinen, zoals de landgoederenzone bij Wassenaar. Landgoederen dragen bij aan de landschappelijke en recreatieve kwaliteit van hun omgeving. Een vrije ligging en zichtassen zijn daarbij belangrijk. Voor bescherming van de relatie tussen het landgoed en de omgeving van het landgoed ontwikkelt Zuid-Holland in samenwerking met andere partijen de landgoedbiotoop. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de kwaliteiten van deze landgoedbiotopen.
Waterlinie en Limes
In het Nationaal Landschap Groene Hart ligt een belangrijk deel van de Oude Hollandse Waterlinie, een verdedigingssysteem uit de 17e en 18 e eeuw, waarmee het lage land bij vijandelijke dreiging onder water gezet kon worden. Van deze Waterlinie zijn nog restanten waarneembaar in de vorm van versterkingen, civieltechnische werken en inundatievelden. Ook resten van andere verdedigingslinies, zoals de Atlantikwall, zijn van cultuurhistorische waarde en zijn opgenomen in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur. De Limes, de oude grens van het Romeinse rijk, houdt zich verborgen in het landschap.
Deze hele zone langs de Oude Rijn is rijk aan archeologische vindplaatsen en ook als zodanig beschreven in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur.
4.7.3 Verbetering belevingswaarde en vermindering verrommeling
Ambities
Bij ‘verbetering belevingswaarde en vermindering verrommeling’ horen de ambities:
- openheid behouden;
- (snel)wegpanorama’s en openbaar vervoerpanorama’s behouden;
- verrommeling actief opruimen en tegengaan, rekening houdend met kernkwaliteiten van landschap, natuur en cultuurhistorie (bijvoorbeeld saneren verspreid glas);
- beschermen van stiltegebieden en relatieve rustgebieden.
Diversiteit
De diversiteit van landschappen in Zuid-Holland, waaronder kust, veen- en deltalandschap is uniek. Binnen deze landschappen is ook weer sprake van diversiteit. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de contrasten tussen droog-nat, hoog-laag, bebouwd-onbebouwd, open-dicht, rust-drukte, groot-klein, en natuur-cultuur. Kleinschalige elementen zoals sloten, boezemwateren, dijken en molens (Nederland-waterland) zorgen eveneens voor diversiteit. Maar ook grootschalige structuren, zoals verdedigingslinies, bebouwingslinten en droogmakerijen dragen hieraan bij. En natuurlijk dragen ook de steden en dorpen er aan bij. Diversiteit speelt dus op verschillende schaalniveaus en kent vele vormen. Landschappelijke diversiteit is een belangrijke belevingswaarde, die mede bepaald wordt door de andere kernkwaliteiten. De verschillende landschappen, met zichtbare contrasten, spreken tot de verbeelding. Bovendien biedt diversiteit de keuze om te recreëren in een rustige of juist een dynamische omgeving.
Openheid
Openheid betekent vooral ’zicht op de horizon’. Hoe open een gebied is of wordt ervaren hangt niet alleen samen met maat en schaal, maar ook met de randen van het gebied. Hoge gebouwen, windmolens, maar ook boselementen kunnen het gevoel van openheid snel aantasten. Openheid is een kwetsbare kernkwaliteit. Openheid is bovendien een schaars goed in het volle Zuid-Holland. Het handhaven van de openheid in grote delen van het Groene Hart en de Delta betekent tevens het respecteren van de cultuurhistorische waarde van die gebieden.
Panorama's
In Zuid-Holland wordt in het landelijk gebied rekening gehouden met landschappelijk beleid tot behoud van doorzichten zoals dat door het Rijk geformuleerd is voor snelwegpanorama’s23 langs de A4: Land van Wijk en Wouden, de A12: Venster Bodegraven-Woerden en A29: Hoeksche Waard. Dit beleid heeft de provincie omarmd en ook toegepast op een aantal bijzondere doorzichten langs het spoor, de openbaar vervoerpanorama’s24. Deze zijn te vinden langs het spoor door Midden-Delfland, door Duin, Horst en Weide, bij Dordrecht Zuid-Moerdijk, tussen Arkel en Leerdam, door de Bollenstreek, langs de lijn Gouda-Woerden, door de Tweemanspolder, Sassenheim-Kaag en Wijk en Wouden. Ontwikkelingen
in deze zones (zie de kwaliteitskaart) zijn alleen mogelijk als zij geen afbreuk doen aan de kwaliteit van openheid en de zichtlijnen vanuit de infrastructuur, naast de kernkwaliteiten en cultuurhistorie in die zones. Panorama’s komen in aanmerking als prioriteitsgebied voor het opruimen van verrommeling, zoals verspreid glas.
23 Rijksstructuurvisievoor de Snelwegomgeving: Zicht op Mooi Nederland, oktober 2008
24 Nadere uitwerking vanuit kaders uit de Nota Provinciaal Belang, vastgesteld door Provinciale Staten november 2008.
Rust en stilte
De kernkwaliteit ‘rust en stilte’ is een belangrijke waarde. Mensen komen naar het gebied om te ‘onthaasten’. Rust en stilte vormen een belangrijke tegenhanger van het leven in de stad. De lage dynamiek in de Delta en het Groene Hart wordt hoog gewaardeerd en is van groot belang voor een goed en gezond woon- en vestigingsklimaat. De aanwezigheid van deze kwaliteiten draagt bij aan de waarde van het gebied voor de recreant en de natuur. Stilte is in Zuid-Holland een relatief begrip. Twee typen gebieden worden onderscheiden: relatieve rustgebieden en stiltegebieden. De relatieve rustgebieden liggen dicht bij de stad. Er is een zekere rust, die vanwege de drukke stad als zodanig wordt ervaren. De stiltegebieden liggen in het landelijk gebied buiten de provinciale landschappen en hebben een lagere geluidbelasting. Beschermen van rust en stilte verloopt via twee sporen: een ruimtelijk spoor: functies weren en een milieuspoor: lawaaiige activiteiten weren die de stilte verstoren.
4.7.4 Realiseren van een complete Ecologische Hoofdstructuur
Ambities
Bij het provinciaal belang ‘realiseren van een complete Ecologische Hoofdstructuur’ horen de ambities:
- voortvarend, compleet en klimaatbestendig ontwikkelen en beschermen van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) hoogwaardige natuurgebieden die samenvallen met het Europese ecologische netwerk (Natura 2000-gebieden);
- nieuwe natuur als grote dragers van de Ecologische Hoofdstructuur, zoals de kust, de Groene Ruggengraat en deltawateren met Biesbosch en Deltanatuur;
- de waterkwaliteit in natuurgebieden verbeteren;
- natuurwaarden buiten de Ecologische Hoofdstructuur veilig stellen, zoals gebieden voor weidevogels en overwinterende ganzen met voortzetting van het agrarisch grondgebruik;
- Ecologische Hoofdstructuur waar mogelijk beter benutten voor recreatie.
De Ecologische Hoofdstructuur is als natuurgebied op de functiekaart weergegeven. Een groot deel van de Zuid-Hollandse Ecologische Hoofdstructuur valt samen met het Europese ecologische netwerk, Natura 2000 dat (vrijwel) in zijn geheel deel uitmaakt van de Zuid-Hollandse Ecologische Hoofdstructuur. De kustzone, de Groene Ruggengraat met daarin bestaande natuurgebieden, en de wateren in de Zuid-Hollandse Delta die zijn verbonden met de grote rivieren, vormen de grote dragers van de Ecologische Hoofdstructuur.
Zuid-Holland wil de bestaande Ecologische Hoofdstructuur beschermen en de ontbrekende delen ervan realiseren. In deze gebieden zijn geen andere ontwikkelingen toegestaan dan die voor de natuurbestemming. Voor andere ingrepen geldt een ‘nee-tenzij’ benadering: ingrepen zijn alleen mogelijk als er geen sprake is van significante aantasting. Uitzondering is een groot openbaar belang, zonder reële andere mogelijkheden, waarbij de negatieve effecten zoveel mogelijk worden beperkt en de overblijvende effecten gecompenseerd. Een deel van de Ecologische Hoofdstructuur bestaat uit blijvende agrarische gebieden zonder verwervingsdoelstelling, bijvoorbeeld akkers en graslanden in het Oude Land van Strijen die vallen binnen het Natura 2000- gebied. Voortzetting van het huidige agrarische grondgebruik blijft daar mogelijk en wordt beschouwd als een onderdeel van de wezenlijke kenmerken en waarden.
Naast bescherming van de bestaande Ecologische Hoofdstructuur, worden in de planperiode de nodige verbeteringsmaatregelen genomen en het ontbrekende deel van de nieuwe Ecologische Hoofdstructuur gerealiseerd.
Groene Ruggengraat
Belangrijkste element voor natuurontwikkeling in het Groene Hart is de Groene Ruggengraat, het Randstad Urgent- en Groene Hart icoonproject. Het gaat om op natte natuur gerichte inrichting die in andere gebiedsfuncties zoals waterhuishouding, landbouw, recreatie en landschap wordt ontwikkeld. Met de aanleg van de Groene Ruggengraat wordt een robuuste ecologische verbindingszone van nationaal belang gerealiseerd van de Zeeuwse Delta tot het Lauwersmeergebied. De Groene Ruggengraat heeft meer dan alleen een ecologische functie. Zij draagt ook bij aan versterking van de landschappelijke diversiteit en cultuurhistorische identiteit, duurzaam waterbeheer en mogelijkheden voor recreatief gebruik. De precieze invulling van de Groene Ruggengraat is afhankelijk van de natuurdoelstellingen, de mogelijkheden van duurzaam waterbeheer (waterkwantiteit en -kwaliteit) en de kernkwaliteiten van het gebied waar de Groene Ruggengraat doorheen loopt. Rust en stilte zijn een belangrijk goed in de Groene Ruggengraat. De realisering van de Groene Ruggengraat moet voor 2018 zijn afgerond en daarmee een belangrijke impuls geven aan de natuurfunctie (Ecologische Hoofdstructuur) en bodemdaling in de natte veengebieden tegengaan.
Weidevogelgebieden en overige natuurwaarden
Ook buiten de bovengenoemde natuur(gebieden) zijn er veel natuurwaarden in het landelijk gebied. Vaak zijn die kleinschaliger of hangen ze samen met een andere functie in het gebied, zoals weidevogels in het weidelandschap. De grondgebonden veehouderij speelt hierbij een belangrijke rol. Deze waarden worden van provinciaal belang geacht. De locaties met weidevogels in het landelijk gebied zijn op de kaart opgenomen. De provincie zet zich er voor in om ook deze waarden te beschermen.
4.8 Stad en land verbonden
Zuid-Holland wil de samenhang tussen stad en land versterken. Op die manier wil Zuid-Holland de leefbaarheid en aantrekkelijkheid vergroten van het stedelijk gebied en het landelijk gebied binnen de stedelijke invloedssfeer. Deze samenhang bepaalt uiteindelijk de kwaliteit van het vestigingsklimaat in de provincie. Ook de tevredenheid van de inwoners over de kwaliteiten van hun woonomgeving is hiervan afhankelijk. Het landschappelijk netwerk is de drager voor deze opgave.
4.8.1 Versterken recreatieve functie en landschappelijk netwerk
Hoofddoel van een samenhangend landschappelijk netwerk is het verbeteren van de relatie stad-land in fysieke en economische zin. Daartoe behoort het verbeteren van de kwaliteit en het vergroten van de toegankelijkheid hiervan. Het landschappelijk netwerk bestaat uit zes provinciale landschappen, binnenstedelijke parkgebieden en groenstructuren en natuuren recreatiegebieden, evenals groenblauwe verbindingen tussen die elementen.
Ambities
Bij het provinciaal belang ‘Versterken recreatieve functie en landschappelijk netwerk’ horen de ambities:
- landschappelijk netwerk ontwikkelen;
- provinciale landschappen ontwikkelen rond de steden / kernkwaliteiten in de provinciale landschappen beschermen en ontwikkelen;
- toegankelijkheid en zichtbaarheid van het landschappelijk gebied verbeteren door het uitwerken van het groenblauwe routenetwerk dat het landschappelijk en stedelijk netwerk verbindt;
- recreatief netwerk (water, wegen, fietspaden) compleet maken;
- culturele en toeristische voorzieningen versterken;
- recreatietekorten sterk verminderen;
- wateropvang in stadsranden als onderdeel van het landschappelijk netwerk;
- landbouw in landschappelijk netwerk behouden en ontwikkelen.
Provinciale landschappen
De zes provinciale landschappen binnen het stedelijk netwerk Zuid-Holland vormen de kern van het landschappelijk netwerk. Provinciale landschappen beschikken over een aantal kenmerken:
- directe nabijheid van steden en onder invloed hiervan;
- gebruik door de stedeling als recreatief gebied;
- ligging in meerdere regio’s en gemeenten;
- verschillende functies, bijvoorbeeld rijksbufferzone, natuur, recreatie en landbouw.
Zuid-Holland heeft de volgende zes provinciale landschappen benoemd:
- Midden-Delfland;
- Land van Wijk en Wouden;
- Duin, Horst en Weide;
- Hollands Plassengebied;
- Bentwoud-Rottemeren;
- IJsselmonde.
De gemeenschappelijkheid van de zes provinciale landschappen ligt in de sterke relatie met de stad. Grote delen van de provinciale landschappen zijn ook cultuurhistorisch van belang. Die delen zijn aangeduid als topgebied cultureel erfgoed. De provinciale landschappen worden gezien als nieuwe bufferzones met regelgeving gericht op behoud en bescherming van de landschappelijke kernkwaliteiten. De rijksbufferzones (Midden-Delfland, Den Haag-Leiden-Zoetermeer en Oost-IJsselmonde) vallen binnen deze provinciale landschappen.
In de begrensde provinciale landschappen ligt een beschermings- en ontwikkelingsopgave. De bescherming geldt voor het waardevolle cultuurhistorische landschap en rust. De ontwikkeling is gericht op een recreatief routenetwerk, natuur en verbrede landbouw, in evenwicht met de beschermingsdoelen.
Zuid-Holland wil de provinciale landschappen inbedden in een robuuste, samenhangende ruimtelijk-economische structuur. Een fijnmazig groenblauw netwerk en verbreding van de landbouw in combinatie met recreatie, natuur en water zijn hiervoor basisingrediënten. Hierdoor neemt de recreatieve bruikbaarheid toe van waardevolle landschappen in de invloedssfeer van het stedelijk netwerk. De zes provinciale landschappen zullen zich ontwikkelen op basis van de gebiedseigen identiteiten. Een aanzienlijke verbetering van toegankelijkheid en ontsluiting van de gebieden is een voorwaarde voor een goede relatie met de omringende steden. Een fijnmazig netwerk van wandel- en fietspaden en vaarroutes moet hieraan bijdragen. Hierdoor neemt de recreatieve bruikbaarheid van deze waardevolle landschappen in de invloedssfeer van het stedelijk netwerk toe. Dan pas zijn de provinciale landschappen een voorziening voor het stedelijk systeem en zullen steden meer verantwoordelijkheid voelen voor de ontwikkeling en het behoud van deze gebieden.
Groenblauwe verbindingen
De verbinding tussen de verschillende groengebieden is essentieel voor het welslagen van het landschappelijk netwerk. Dit gaat om verbindingen tussen de provinciale landschappen, natuur- en recreatiegebieden onderling. In het stedelijk netwerk en daarbuiten vormen de groene en blauwe verbindingen een haarvatensysteem op regionale schaal. Binnenstedelijk groen moet naadloos aansluiten op het buitenstedelijk groen, zodat er aantrekkelijke stad-land verbindingen ontstaan. Zo wordt de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van zowel de steden als het landelijk gebied vergroot. De stadsranden zijn nu vaak verrommeld en weinig uitnodigend. Dit principe geldt ook buiten het landschappelijk netwerk in het landelijk gebied. Nieuwe infrastructuur wordt zo aangelegd dat barrièrewerking in stad-land verbindingen zoveel mogelijk wordt voorkomen.
In de komende jaren zal zo’n vijfduizend hectare extra groen rond de steden worden gerealiseerd met een (intensieve) recreatiefunctie; Recreatie om de Stad (RodS) om een deel van de recreatietekorten op te lossen. De kwaliteitseisen voor RodS-gebieden zijn: een gemiddelde opvangcapaciteit van 20 personen per hectare per dag, volledige openstelling en zonder betaling toegankelijk, en bereikbaar via wandel- en fietspaden vanuit de woonomgeving. Ondanks deze investeringen blijft er een tekort aan groene ruimte om te recreëren. De provinciale inzet zal daarom verder verschuiven van een kwantitatieve
benadering gericht op hectares, naar een kwalitatieve benadering op basis van de recreatieve vraag. Om de recreatietekorten dichtbij huis te verminderen wordt naast de aanleg van nieuwe groen gebieden ingezet op een hogere kwaliteit van bestaande gebieden en een verbeterde ontsluiting van de totale groene ruimte (recreatie- en natuurgebieden en landelijk gebied).
Zuid-Holland zet binnen het groenblauwe raamwerk in op de ontwikkeling van een recreatief netwerk met ondersteunende voorzieningen zoals toeristische opstappunten en recreatieve transferia. Door de verschillende toeristisch-recreatieve elementen met een samenhangende routestructuur te verbinden tot een gevarieerd totaal aanbod zijn de schoonheid en cultuurhistorie van deze gebieden te beleven.
Natuur- en recreatiegebieden en binnenstedelijke parken
Groengebieden buiten de steden zijn in de eerste plaats ingericht voor intensieve openluchtrecreatie en natuur. Hieronder vallen bijvoorbeeld de Delftse Hout, het Bieslandse Bos, de Balij en de Delflandse Kust. Ook de grote parken binnen het stedelijk gebied, zoals het Kralingse Bos in Rotterdam, het Westbroekpark en Zuiderpark in Den Haag en het Beatrixpark in Schiedam maken deel uit van de aaneengesloten structuur van het landschappelijk netwerk.
4.8.2 De provinciale landschappen
Midden-Delfland
Midden-Delfland is een agrarisch cultuurlandschap met hoge recreatieve en ecologische waarde voor potentieel meer dan 2 miljoen mensen in de directe omgeving. Dit gebied vormt als open gebied een sterk contrast met het omliggende stedelijk gebied. Het bestaat uit veenweidelandschap met kreken en in Oude Leede de overgang naar droogmakerij. Het geheel wordt doorsneden door een aantal bebouwingslinten en vaarten maar ook door zware infrastructuur.
Gebiedsopgaven
- openheid en vitaliteit van het agrarisch kerngebied waarborgen;
- aantrekkelijke recreatieve verbindingen naar de (binnen) steden en naar de andere grote landschappen met een kwaliteitsslag van bestaande en eventueel nieuwe recreatie- en natuurgebieden. De toenemende vraag naar recreatieve voorzieningen vergt ook ruimtelijke ingrepen. Bij ontwikkelingen in het landschap zijn het behoud van het waternetwerk en de lintenstructuur richtinggevend bij het realiseren van nieuwe verbindingen naar de binnensteden en naar de andere grote landschappen (Kust, Rottemeren en via de Groenblauwe Slinger naar het Land van Wijk en Wouden);
- de uitwerking van de waterstructuur van Midden-Delfland in samenhang met de klimaatbestendigheid;
- behouden en versterken van de zichtbaarheid en ervaarbaarheid van het gebied in het OV-Panorama langs het spoor;
- grote ingrepen in het landschap van Midden-Delfland zijn de realisering van de A4 Midden-Delfland en verbinding van de A13 met de A16. Binnen het project Integrale Ontwikkeling Delft Schiedam wordt gewerkt aan de inpassing van de verbinding A4 Midden-Delfland. Voor de inpassing van de A13/A16 zijn procesafspraken gemaakt.
Land van Wijk en Wouden
Een grote kwaliteit van het Land van Wijk en Wouden ligt in de tegenstelling tussen dit open landschap en de verstedelijking daaromheen. Typerend is de begrenzing door infrastructuur (A4 en N11). Het noordelijk deel bestaat vooral uit veenpolders en het zuidelijk deel uit droogmakerijen. Hét voorbeeldgebied voor het Groene Hart voor verbreding: grondgebonden melkveehouderij met nevenfuncties voor natuur, landschap, water en recreatie. Als multifunctioneel vrijetijdslandschap voor de Zuidvleugel zijn delen ingericht als toegankelijk waterrijk gebied.
Gebiedsopgaven
- ontwikkeling van nieuwe functies van wonen, werken en recreëren in randzones en linten gekoppeld aan (innovatief) saneren verrommeling en extra groenontwikkeling;
- duurzaam waterbeheer door minimale verdroging van veengebieden en inrichting van waterbergingsgebieden;
- behouden snelwegpanorama A4.
Duin, Horst en Weide
Duin, Horst en Weide is bij uitstek een kustlandschap. Met een unieke en gave opeenvolging van jonge duinen, beboste strandwallen en open strandvlakten, parallel aan de kustlijn is de ontstaansgeschiedenis nog zeer herkenbaar. Deze landschapsstructuur wordt in hoge mate versterkt door de omvangrijke landgoederenzone langs de Vliet, die het gebied aan de oostzijde begrenst. Ondanks de nabijheid van de stad is de invloed van het stedelijk gebied relatief beperkt. De occupatie in de vorm van landgoederen en kernen als Wassenaar en Voorschoten is duidelijk gebonden aan de karakteristieke landschapsopbouw.
Gebiedsopgaven
- bescherming van het duingebied en de landgoederenzone;
- goede inpassing van de bouwlocatie Valkenburg;
- verdere ontwikkeling van een fijnmazig groenblauw netwerk, met als basis de Vliet.
Hollands Plassengebied
Dit gebied kent een sterke stedelijke en recreatieve druk. De gebruikswaarde ligt in het multifunctioneel vrijetijdslandschap voor de Noord- en Zuidvleugel met een sterke gerichtheid op watergerelateerde recreatie. Een belangrijke kwaliteit van dit deelgebied is dan ook de grote hoeveelheid water in de vorm van plassen en vaarten. Het Hollands Plassengebied is een grootschalig (samenhangend) en open cultuurlandschap met landgoederen, waterplassen en cultuurhistorisch waardevolle veenontginningen, met bovenlanden en veenriviertjes en laaggelegen droogmakerijen met ringvaarten, ringdijken en een grote hoeveelheid molens. De Vriesekoopsche Polder, Wassenaarsche Polder en Polder Vierambacht, gescheiden door de hooggelegen Drecht en Leidsche Vaart, vormen samen een grootschalig en open landschap. Het veenweidekarakter kent hier verschillende typen verkaveling: strokenverkaveling en onregelmatige blokverkaveling.
Gebiedsopgaven
Het gaat er in dit gebied om het provinciaal landschap te verstevigen. Daarvoor zijn de opgaven:
- (watergebonden) recreatie uitbreiden;
- landbouw verbreden;
- een kwaliteitsprong in het woonaanbod realiseren. Deze kwaliteitssprong wordt gecombineerd met het saneren van verspreid gelegen en/of oud glas.
Bentwoud-Rottemeren
Het oorspronkelijke droogmakerijenlandschap in het zuidelijke deel van de Rottewig is sterk veranderd met de komst van de verschillende recreatiegebieden.
Gebiedsopgaven
- realiseren van een aantrekkelijke verbinding tussen Bentwoud en de Rottemeren;
- het strategisch groenproject Bentwoud; omvorming van grootschalig, open akkerbouwgebied tot recreatielandschap met bos, water en moeras voor de functies recreatie en natuur.
IJsselmonde
IJsselmonde vormt een relatief kleinschalig en afwisselend veen- en kleipolderlandschap, dat begrensd wordt door stedelijk gebied of rivier. Verstedelijking en zware infrastructuur (A16, A15, Betuweroute, HSL en rangeerterrein Kijfhoek) hebben het landschap beïnvloed en gefragmenteerd. De Oude Maas, omzoomd met getijdengrienden en recreatiegebieden vormt de verbindende schakel tussen oost en west en is daarmee een belangrijke drager van het landschap.
Gebiedsopgaven
In IJsselmonde is een belangrijke opgave de robuuste versterking van de recreatieve en landschappelijke kwaliteit en ontwikkeling tot provinciaal landschap als onderdeel van het landschappelijk netwerk. Dit betekent de ruimtelijke fragmentatie verminderen, infrastructuur beter inpassen en verrommeling aanpakken en saneren. De samenhang tussen de gebiedsprojecten Park Deltapoort en Buytenland is hiervoor een voorwaarde.
5.1 Inleiding
Met de uitvoeringsstrategie geeft de provincie Zuid-Holland aan hoe zij haar provinciale belangen en bijbehorende ambities gaat realiseren. Zo is voor iedereen duidelijk waar de provincie voor staat en hoe zij haar instrumenten gaat inzetten om de provinciale belangen veilig te stellen of te ontwikkelen. De uitwerking van deze belangen en ambities (hoofdstuk 4) vormt, samen met de sturingsfilosofie, de basis van de uitvoeringsstrategie en de provinciale inzet. De Wet ruimtelijke ordening vraagt de provincie om de provinciale belangen in de structuurvisie herkenbaar weer te geven en uit te werken in een
uitvoeringsstrategie.
Deze uitvoeringsstrategie onderscheidt in de uitvoering drie sporen: ordenen, ontwikkelen en onderzoeken/agenderen.
De structuurvisie behandelt de uitvoering op strategisch niveau. In vervolg op deze uitvoeringsstrategie stelt de provincie een uitvoeringsprogramma op. Het programma is naar verwachting medio 2010 gereed en wordt iedere twee jaar geactualiseerd.
Na de inleiding behandelt paragraaf 5.2 de sturingsfilosofie. Hier wordt onder meer ingegaan op de instrumenten die de provincie inzet bij de beleidsuitvoering. Paragraaf 5.3 gaat in op de drie sporen die de provincie onderscheidt in de uitvoering: ordenen, ontwikkelen en onderzoeken/agenderen. Vanaf paragraaf 5.4 wordt aan de hand van de veertien provinciale belangen en daaruit voortkomende ambities aangegeven hoe de provincie, via de drie sporen, deze ambities gaat realiseren.
5.2.1 Uitgangspunten
De schaal van de provincie maken haar bij uitstek geschikt om veel partijen op gemeentelijk en (boven)regionaal niveau te verbinden en samen in actie te komen voor de aanpak van maatschappelijke vraagstukken over verstedelijking, ontwikkeling van het landelijk gebied en overgangen daartussen. Maatschappelijke uitdagingen zijn soms zo complex dat één overheid alleen weinig kans heeft om effectief te zijn. Overheden, bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en inwoners
moeten met elkaar samenwerken. Alle partners hebben eigen specifieke kwaliteiten en verantwoordelijkheden, die bijdragen aan een succesvolle aanpak.
Lokaal wat kan, provinciaal wat moet
Met de Nota Ruimte en de Wet ruimtelijke ordening heeft het Rijk verantwoordelijkheden en bevoegdheden gedecentraliseerd. In dit speelveld neemt de provincie de verantwoordelijkheid voor aansturing op ruimtelijke kwaliteit en samenhang van projecten en programma’s met provinciale betekenis (regisseursrol). De provincie is bestuurlijk verantwoordelijk voor deze uitvoeringsstrategie. De provincie zal echter niet voor alle provinciale belangen in de uitvoeringsstrategie een leidende rol nemen. ‘Lokaal wat kan, provinciaal wat moet’ is voor deze strategie het uitgangspunt. De provincie eigent zich alleen een regisseursrol toe als zij van mening is dat deze rol niet gedelegeerd kan worden naar andere overheden, of als zij een verantwoordelijkheid heeft. Ingrepen en bemoeienis door de provincie beperken zich tot het provinciaal belang. De provincie zal bij ontwikkelingen een regisseursrol nemen bij:
- een ruimtelijke opgave met een provinciaal belang, zoals beschreven in hoofdstuk 4, op provinciale (bovenregionale) schaal, met een duidelijke toegevoegde waarde van de provincie;
- integrale ruimtelijke of sectorale projecten waarvan de politiek bepaald heeft dat de provincie de verantwoordelijkheid moet nemen.
Bovengenoemde criteria zijn als uitgangspunt gehanteerd bij de verdeling van verantwoordelijkheden. Deze criteria sluiten ook aan bij de uitgangspunten in het implementatieprogramma 'Provincie Nieuwe Stijl’. Hierin staat dat de provincie zich richt op provinciale hoofdtaken.
5.2.2 Sturingsfilosofie
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en van maatschappelijke ontwikkelingen is de rol van de provincie in de ruimtelijke ordening aanzienlijk veranderd. Naast een toezichthoudende rol speelt de provincie een meer actievere rol. Zij kan zelf ruimtelijke projecten ontwikkelen en uitvoeren. Het gaat niet alleen meer om toelatingsplanologie, maar vooral om ontwikkelingsplanologie. De provincie stuurt voortaan niet alleen op functie, maar ook op de kwaliteit van het provinciaal gebied. De provincie heeft in de Wro een aantal instrumenten in handen gekregen, waarmee zij gericht kan sturen. Zij geeft vorm aan haar eigen rol en die van de andere partners bij de opgaven die voortkomen uit de structuurvisie. Hieruit volgt de sturingsfilosofie die de provincie hanteert:
- verantwoordelijkheden en bevoegdheden liggen bij het meest geschikte bestuursniveau;
- in beginsel heeft een gemeente beleidsvrijheid om de functie en gebruiksmogelijkheden van gronden te bepalen en juridisch te verankeren;
- de provincie beschikt over bevoegdheden om de gemeentelijke beleidsvrijheid vooraf in te kaderen en indien nodig achteraf in te grijpen in gemeentelijke ruimtelijke besluiten;
- de provincie ontwikkelt beleid op basis van de door haar zelf geformuleerde provinciale belangen en op basis van nationaal - en Europees beleid.
Bij alle ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met:
- bovenlokale afstemming: gemeenten moeten hun plannen binnen de betreffende regio afstemmen. Op deze manier houden gemeenten vrijheid in hun planvorming, maar wordt een overcapaciteit of een te eenzijdige ontwikkeling doordat iedere gemeente naar eigen inzicht ruimtelijke inrichting bedrijft, voorkomen;
- integraliteit: diverse aspecten moeten vroegtijdig bij de planvorming worden betrokken, zoals de watertoets, ecologische toets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 cultuurhistorie, bodemwaarden, externe veiligheid, geluidsaspecten enzovoorts.
Gemeenten en regio's
Elke bestuurslaag is verantwoordelijk voor het formuleren van zijn eigen belangen en het vastleggen daarvan in structuurvisies. De provincie heeft haar provinciaal ruimtelijk beleid vastgelegd in de provinciale structuurvisie en verordening ruimte. Hierin zijn de provinciale belangen (en de Rijksbelangen waar deze een rol is toegedacht in de AMvBruimte) verwoord. Deze belangen vormen voor de provincie het inhoudelijke kader bij de totstandkoming van (inter)gemeentelijke structuurvisies.
De provincie heeft de bereidheid om actief te participeren in het ontwerpproces van (inter)gemeentelijke structuurvisies, zodat daarbij in een vroegtijdig stadium duidelijkheid kan worden geschapen over de toepassing van de inhoudelijke kaders. Daarbij kan de wenselijkheid van aanpassing van het provinciaal beleid aan de orde komen. In dat geval vindt bestuurlijk overleg plaats tussen de gemeente(n) en provincie. Daarbij wordt de aanvaardbaarheid van de aanpassing bezien en getoetst of de afweging op de juiste (inter)gemeentelijke schaal wordt gemaakt. Waar overeenstemming bestaat tussen provincie en gemeenten, worden vervolgens wijzigingsvoorstellen in het provinciale beleid
door GS aan de Staten aangeboden. Dit gebeurt op basis van de door de raad/raden vastgestelde
(inter)gemeentelijke structuurvisie. Een bijzondere vorm van een intergemeentelijke structuurvisie is de regionale structuurvisie. De provincie hecht grote waarde aan de totstandkoming van structuurvisies, waarin gemeenten op de schaal van hun regio’s tezamen hun ruimtelijke afwegingen vastleggen. Dat is meestal de geëigende schaal om dat te doen. Indien in het proces van regionale structuurvorming
aanpassing van het provinciaal beleid aan de orde komt, zullen zonodig ook de Staten hierbij in een vroeg stadium worden betrokken. Het is wenselijk in dergelijke gevallen de inspraakprocedures aan elkaar te koppelen. Uiteindelijk houden beide bestuurslagen (de betrokken gemeenteraden en de Staten) hun eigen verantwoordelijkheid voor de formulering c.q. aanpassing van het eigen beleid.
Stadsregio Rotterdam en Stadsgewest Haaglanden zijn als WGR+ regio vervoersautoriteit voor de regio en hebben de wettelijke verantwoordelijkheid voor het verkeer- en vervoersbeleid en het beleid voor wonen en kantoren.
De waterschappen
Water is dominant aanwezig in Zuid-Holland. Water vraagt niet alleen om ruimte, maar bepaalt daarnaast mede het gebruik van ruimte en kan ook extra kwaliteit geven aan de ruimte. Het levert een bijdrage aan een prettige leefomgeving. Waterschappen zijn als operationele waterbeheerder de aangewezen partner om bij het opstellen van ruimtelijke plannen van alle overheden het waterbelang in zo’n vroeg mogelijk stadium in te brengen. Dit wordt formeel gedaan met behulp van het instrument watertoets. Daarnaast wordt door veel gemeenten – in samenwerking met de waterschappen – een gemeentelijk waterplan opgesteld dat afgestemd is met de regionale ruimtelijke ambities.
Het Rijk
Ruimtelijke ordening is ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het Rijk en de provincie met ieder hun eigen rol. Het Rijk heeft de verantwoordelijkheid de nationale ruimtelijke hoofdstructuur en veiligheid te realiseren, die impact hebben op het provinciale beleid. En het Rijk geeft de provincie verantwoordelijkheden en specifieke uitvoeringstaken, zoals het Investeringsprogramma Landelijk Gebied (ILG).
Aangrenzende provincies
De ontwikkelingen in de provincie Zuid-Holland zijn in toenemende mate vervlochten met die van de aangrenzende provincies. Zo heeft Zuid-Holland samen met Utrecht en Noord-Holland gewerkt aan de Voorloper Groene Hart, is er met Noord-Holland overleg over de ontwikkelingen in de Haarlemmermeer-Bollenstreek en werkt de provincie samen met Zeeland en Noord-Brabant aan de problematiek rond de Delta. Goede afstemming is noodzakelijk als het gaat om nieuwe grootschalige ontwikkelingen.
5.2.4 Instrumenten
Om het provinciale beleid uit te kunnen voeren heeft de provincie verschillende typen instrumenten voorhanden. Er is een onderscheid in wettelijke juridische instrumenten vanuit de Wro en niet-wettelijke instrumenten. Niet-wettelijke instrumenten zijn overleg, bestuurlijke afspraken en convenanten, financiële middelen, variërend tussen subsidiëren en financieren. Wettelijke juridische instrumenten vormen bijvoorbeeld het instrumentarium uit de Wro. Daarnaast kent de provincie nog een aantal klassieke beheerstaken, zoals het beheer van infrastructuur of van vaarwegen. Ook daarmee kan de provincie sturing en uitvoering geven aan provinciale belangen.
Instrumenten in het kader van de Wet ruimtelijke ontwikkeling (Wro)
De Wro geeft de provincie een uitgebreid juridisch instrumentarium. De provincie hanteert hierbij de volgende uitgangspunten:
- accent op samenwerking, overleg en sturing aan de voorkant;
- realisering door overleg en afspraken;
- bij strijdigheid met provinciale belangen zet de provincie de diverse juridische instrumenten van de Wro in.
Bij het juridische instrumentarium wordt onderscheid gemaakt tussen richtinggevende (proactieve) instrumenten en interventie (reactieve) instrumenten. Tot de richtinggevende instrumenten behoren:
- verordening;
- proactief vooroverleg in een zeer vroegtijdig stadium van plan- of projectontwikkeling;
- proactieve aanwijzing;
- inpassingsplan;
- coördinatieregeling.
Tot de interventie-instrumenten behoren:
- bezwaar – zienswijze;
- reactieve aanwijzing;
- beroep;
- inpassingsplan.
In bijlage 1 staat een nadere beschrijving van de toepassing van het instrumentarium. Aanvullend worden ook de Grondexploitatiewet, de Wet voorkeursrecht gemeenten en de Onteigeningswet ingezet. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij de ontwikkeling van de Ecologische Hoofdstructuur.
Inpassingsplan en coordinatieregeling
Een inpassingsplan is een krachtig instrument dat vraagt om een zorgvuldige toepassing. De provincie zal bewust kiezen voor de inzet. In het belang van het realiseren of beschermen van provinciale belangen kan dit instrument worden ingezet.
Bij het opstellen van een inpassingsplan is het uitgangspunt zoveel mogelijk samen te werken met de betrokken gemeente(n). De provincie beslist over de vraag of het instrument wordt toegepast na overleg met de betrokken gemeenten. Gemeenten, die aan het (via een inpassingsplan) te realiseren project willen meewerken, worden in het proces ambtelijk en bestuurlijk betrokken met een zware adviesbevoegdheid (bijvoorbeeld via een stuurgroep). De coördinatieregeling maakt het mogelijk om de uitvoering van het plan te versnellen, door de benodigde vergunningen parallel te schakelen.
Verordening
De provincie gaat terughoudend om met de inzet van een verordening. De verordening wordt ingezet voor ambities die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie een werend of beperkend karakter hebben. Er is sprake van rechtstreekse relatie met bestemmingsplannen: gemeenten moeten bij hun ruimtelijk plannen rekening houden met dit belang. Voor het opstellen van een verordening wordt gekozen als:
- waarborgingsinstrument;
- beschermingsinstrument;
- het Rijk dit door middel van een niet-directe AMvB aan de provincie verplicht.
5.2.5 Monitoren
De uitvoeringsstrategie richt zich op de periode tot 2020. Actuele ontwikkelingen en de voortgang in beleidsuitvoering via projecten en programma’s worden gemonitord en hierover wordt gerapporteerd. Dit is op resultaat en op de inzet van instrumenten. De concrete uitvoering van belangen en bijbehorende doelen (vastgelegd in het uitvoeringsprogramma) kan op basis van deze inzichten worden aangepast en er kunnen andere accenten worden gelegd bij de inzet van instrumenten. Deze aanpassing vindt in principe plaats via de tweejaarlijkse aanpassing van het uitvoeringsprogramma.
5.2.6 Aanpassing van de structuurvisie en verordening
Ruimtelijke ordening is dynamisch. De structuurvisie en verordening geven provinciale kaders voor de ruimtelijke inrichting van Zuid-Holland. Kaders zijn statisch. Om in te kunnen spelen op actuele ontwikkelingen moeten de structuurvisie en verordening periodiek worden aangepast.
De provinciale structuurvisie heeft een planhorizon van 10 jaar. Dit geldt in principe ook voor de verordening. In de praktijk komt het voor dat ruimtelijke ontwikkelingen passen binnen provinciale belangen maar niet binnen ons ruimtelijk kader passen. Het kan ook dat er nieuw sectoraal beleid wordt geformuleerd met gevolgen voor het ruimtelijk beleid. Om hierop te kunnen inspelen is er de mogelijkheid om de structuurvisie en verordening periodiek aan te passen. Uitgangspunten hierbij zijn:
- de inhoudelijke hoofdlijnen van de provinciale structuurvisie blijven overeind;
- flexibiliteit bieden voor aanpassingen van het ruimtelijk beleid, waarbij ingespeeld kan worden op wenselijke ruimtelijke ontwikkelingen, die bijdragen aan de realisering van de provinciale belangen.
Dit resulteert in de volgende aanpassingen:
- een jaarlijkse herziening voor de structuurvisie en de verordening in december, waarbij kleine aanpassingen worden doorgevoerd of onderwerpen die al eerder door Provinciale Staten zijn geaccordeerd. Hierbij zal helder gecommuniceerd moeten worden naar gemeenten en regio’s, wanneer deze ‘veegactie’ plaatsvindt. De gemeenten kunnen dit dan inplannen in hun besluitvormingsprocedures;
- de jaarlijkse herziening dient ook om naar aanleiding van regionale structuurvisies, de structuurvisie en/of de verordening aan te passen. Deze visies gaan pas deel uitmaken van het provinciale beoordelingskader voor gemeentelijke ruimtelijke plannen na verwerking in structuurvisie en/of verordening;
- verder is denkbaar dat de jaarlijkse herziening in het eerste jaar na de vorming van een nieuw college zal worden benut om nieuwe beleidsaccenten te verwerken;
- verwerken van nieuw en/of gewijzigd sectoraal beleid met ruimtelijke consequenties of nieuwe inzichten naar aanleiding van onderzoeksagenda in de structuurvisie of de verordening in het kader van de besluitvomring over dat sectoraal beleid in de Staten.
- nieuwe integrale structuurvisie.
Na 10 jaar is de planperiode afgelopen. Er zal voor het aflopen van deze periode een geheel nieuwe visie opgesteld moeten worden.
5.3 Ordenen, ontwikkelen, onderzoeken en agenderen
Om de provinciale belangen veilig te stellen of te ontwikkelen, zijn in deze uitvoeringsstrategie drie sporen te onderscheiden: ordenen, ontwikkelen en agenderen en onderzoeken. Deze drie sporen zijn met elkaar verbonden.
5.3.1 Ordenen
Ordenen vindt plaats door beleidskaders vooraf duidelijk te formuleren. Hiervoor gelden drie leidende principes, namelijk de lagenbenadering, de bebouwingscontouren en de SER-ladder. Deze principes zijn in regelgeving (verordening) vastgelegd. De kaarten vormen de basis voor proactieve sturing. Zij maken duidelijk welke ambities de provincie heeft in de gezamenlijke aanpak om de ruimtelijke inrichting in de provincie te beïnvloeden. Daarnaast zijn voor specifieke gebieden (transformatiegebieden) gebiedsspecifieke opgaven beschreven. Hierdoor weten de betrokken partijen wat de beleidsruimte is. De uitwerking wordt overgelaten aan de gemeenten en de regio’s.
Lagenbenadering
Volgens de lagenbenadering is de ruimte is opgebouwd uit drie lagen:
- ondergrond (bodem, water en natuur: het zich daarin bevindende leven);
- netwerken (alle vormen van zichtbare en onzichtbare infrastructuur);
- occupatie (ruimtelijke patronen door menselijk gebruik).
Elke laag is van invloed op de ruimtelijke afwegingen en keuzen over de andere lagen. De eerste laag stelt condities aan ontwikkelingen in de tweede en derde laag. Ingrijpen in een laag vindt plaats in goede afstemming met de functies en processen van elke andere laag. De lagenbenadering is deels in wettelijke kaders verankerd. Zo is de ruimtelijke afweging van het natuurbelang in de Natuurbeschermingswet 1998 vastgelegd.
Bebouwingscontouren
Voor een geconcentreerde stads- en dorpsontwikkeling en om groenblauwe functies in het landelijk gebied te beschermen zijn alle kernen in Zuid-Holland omgeven door bebouwingscontouren. Deze contouren geven de grens aan van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken. De contouren zijn strak getrokken om de kernen, rekening houdend met plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd. Gezien de verwachte demografische ontwikkelingen bieden deze bebouwingscontouren voldoende ruimte voor de opvang van stedelijke ontwikkelingen in de periode 2010-2020.
SER-ladder
De SER-ladder hanteert de volgende principes:
- gebruik de ruimte die al beschikbaar is gesteld voor een bepaalde functie of door herstructurering beter beschikbaar te maken is;
- maak optimaal gebruik van de mogelijkheden om door meervoudig ruimtegebruik de ruimteproductiviteit te verhogen;
- als deze stappen onvoldoende resultaat opleveren, is uitbreiding van het ruimtegebruik aan de orde.Een zorgvuldige keuze van de locatie van ‘rode’ functies en investeringen in kwaliteitsverbetering van de omliggende groene ruimte moet verzekeren dat ruimte voor wonen, bedrijventerreinen, glastuinbouw of infrastructuur de kwaliteit van natuur en landschap respecteert en waar mogelijk versterkt.
Op deze leidende principes, op de bovenlokale afstemming, integraliteit en de provinciale belangen ziet de provincie toe en waar nodig zet zij haar instrumenten in om bij te sturen. Zij stuurt de ruimtelijke inrichting via de functiekaart en de kwaliteitskaart. Op de functiekaart zijn de functies weergegeven. Op de kwaliteitskaart worden de kernkwaliteiten benoemd, vastgelegd en meegegeven bij toekomstige ontwikkelingen.
Zuid-Holland zet haar instrumenten niet alleen achteraf in bij strijdigheden met het provinciaal belang. Vooraf en proactief wil de provincie aangeven binnen welke kaders gemeenten de ruimtelijke ntwikkelingen gestalte moeten geven. Zuid-Holland kiest ervoor om in plaats van de verordening, in veel gevallen andere instrumenten in te zetten als het gaat om de provinciale belangen. De provincie zal zoveel mogelijk ambities vooraf regelen via overleg, afspraken of door andere proactieve instrumenten in te zetten. De kaarten vormen de basis voor een proactieve sturing.
Het beleid dat ingezet wordt voor een aantal belangen leent zich ervoor om opgenomen te worden in de verordening, bijvoorbeeld bij beleid dat betrekking heeft op de hele provincie of op meerdere gemeenten. Het gaat dan om heldere beleidsregels met weinig eigen afwegingsruimte voor gemeenten.
In de verordening komen de volgende onderwerpen aan bod:
- bebouwingscontouren;
- ontheffingen bebouwingscontour;
- agrarische bedrijven;
- Ecologische Hoofdstructuur;
- nationale landschappen;
- kantoren;
- bedrijventerreinen;
- detailhandel;
- primaire en regionale waterkeringen;
- groepsrisico externe veiligheid en ruimtelijke doorwerking vervoer van gevaarlijke stoffen;
- luchthavens en helikopterlandingsplaatsen;
- molenbiotoop;
- landgoederenbiotoop.
5.3.2 Ontwikkelen
Verschillende fasen, verschillende rollen
Dit spoor wordt gevolgd wanneer de beleidsopgaven globaal in beeld zijn. De provincie maakt voor belangrijke ruimtelijke ontwikkelingen bestuurlijke afspraken met de partners en in onderling overleg worden rollen en verantwoordelijkheden bepaald. Uitgangspunt is ‘lokaal wat kan’.
Als de provincie een rol heeft, zal die rol per fase in de ontwikkeling verschillen. In de fase van planvorming en visievorming en in de fase van projecten uitvoeringsgereed maken, neemt provincie in veel gevallen het initiatief (regisserende rol). Dit is in elk geval aan de orde bij de zeven Integrale Ruimtelijke Projecten (IRP’s, zie bijlage 4). Deze zijn:
- Zuidplaspolder;
- as Leiden Katwijk;
- kust;
- Project Mainport Rotterdam (PMR);
- Integrale ontwikkeling Delft Schiedam (IODS);
- Oude Rijnzone;
- Hof van Delfland.
In deze gebieden is sprake van integrale gebiedsopgaven van provinciaal belang. Daarnaast is een gebiedsagenda ‘Zuidvleugel’ opgesteld. Deze gebiedsagenda geeft de inhoudelijke samenhang in de investeringen weer. De inhoud is afgestemd op deze structuurvisie en de IRP’s zijn opgenomen in deze gebiedsagenda.
Naarmate een gebiedsontwikkeling verder vordert, verandert de rol van de provincie. In de fase van uitvoering is de provincie vaak één van de betrokken partijen, maar niet per definitie de centrale partij. Geleidelijk komt een zwaardere rol te liggen bij andere publieke organisaties zoals gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en marktpartijen. Participatie en betrokkenheid van de provincie in de fase van uitvoering blijft wel van belang omdat het er dan op aankomt de geambieerde ruimtelijke kwaliteit te realiseren.
De rol van de provincie isl dus nooit eenduidig te beantwoorden. Deze genoemde factoren zijn per ontwikkeling anders. Naast de fase van het project is dit afhankelijk van een aantal factoren zoals:
- de aard van de problematiek;
- de aard van de projecten;
- de samenwerking met andere relevante partijen zoals gemeenten, waterschap, regio, enzovoorts;
- de verhouding met het Rijk.
Financiering
Als de provincie een regisserende rol heeft bij de ontwikkeling van een project of programma, wil dat niet zeggen dat de provincie alleen verantwoordelijk is voor de benodigde middelen en de financiering. Andersom geldt hetzelfde. Als een gemeente een regisserende rol heeft bij de ontwikkeling van een provinciaal belang, kan de provincie ervoor kiezen een gedeelde verantwoordelijkheid te nemen voor de financiering. Voor iedere nieuwe ontwikkeling moeten de financiële en andere middelen in beeld gebracht worden om vervolgens met relevante partijen afspraken te maken over de bijdragen.
5.3.3 Onderzoeken en agenderen
In dit laatste spoor staat het gezamenlijk in beeld brengen centraal. Beschikbare kennis wordt gebruikt om de beleidsopgaven te formuleren en een strategie te bepalen. Er vindt visie ontwikkeling plaats en als kennis niet beschikbaar is, wordt onderzoek verricht.
Redenen om dit spoor te volgen zijn:
- beleidskaders zijn nog niet helder: op basis van provinciale belangen is de provincie in gesprek met betrokken partijen;
- beleid is in ontwikkeling. Dit is beleid dat de provincie in voorbereiding heeft en dat ruimtelijk relevant is;
- opgaven waarover andere partijen een besluit moeten nemen voordat ze uitgevoerd kunnen worden, onzekerheden en onduidelijkheden enzovoorts;
- leemtes in kennis.
De provincie zal niet zelf alle onderwerpen die op de agenda staan ter hand nemen. Veel onderwerpen worden door andere partijen of gezamenlijk onderzocht. In het uitvoeringsprogramma komt een voorstel voor prioritering van de agenda. Deze prioritering hangt uiteraard samen met gestelde prioriteiten in sectoraal beleid, bestaand beleid en ontwikkelopgaven in gebieden.
Agenderen maakt onderwerpen bespreekbaar en brengt ze bij de juiste partijen onder de aandacht.
5.4 Aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel
Het provinciale beleid is erop gericht ook in 2040 een aantrekkelijk, internationaal concurrerend vestigingsmilieu te hebben. Specifiek provinciaal belang voor het concurrerend en internationaal profiel is behouden en aantrekken van bedrijvigheid en werkgelegenheid met het accent op kennisontwikkeling en handel.
5.4.1 Behouden en aantrekken van bedrjivigheid en werkgelegenheid
- mainport (Rotterdam);
- internationale stad van vrede, recht en veiligheid (Den Haag);
- greenports (Westland/Oostland, Bollenstreek en Boskoop) versterken, opgave in concentratie, herstructurering en duurzaamheid;
- energie-, water- en deltatechnologie (Delft en Rotterdam);
- life & healthsciences cluster (Leiden en Rotterdam);
- versterken kenniseconomie vanuit universiteiten en kennisinstituten (Leiden, Delft en Rotterdam).
De provincie werkt op de volgende manieren aan de realisering van dit provinciale belang.
Ordenen
De mainport, de greenports en de kenniscentra zijn belangrijke pijlers in de economie. Om de vestigingsfactoren, agglomeratievoordelen en ketensamenwerking te versterken heeft de provincie deze gebieden op kaart aangegeven. Het verbeteren van de bereikbaarheid (belangrijke vestigingsfactor) en het ordenen van functies staan hierbij centraal.
In het havengebied en de daarbij behorende verkeersroutes is ordening noodzakelijk vanwege milieuhinderlijke activiteiten, de verwerking, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het voorkomt ruimtelijke conflicten tussen economische activiteiten en de kwaliteit van de leefomgeving. Op het op de functiekaart aangeduide bedrijventerrein mainport mogen bedrijven uit de hogere milieuhinder categorie (HMC) zich vestigen. In de verordening zijn regels opgenomen om de ruimtelijke randvoorwaarden voor economische activiteiten veilig te stellen. Langs vaarwegen en wegen die gebruikt worden voor het
transport van gevaarlijke stoffen mag niet worden gebouwd. De provincie streeft naar voldoende ruimte voor watergebonden bedrijvigheid. Het gaat om bepaalde bedrijven die afhankelijk zijn van de aan- en/of afvoer via water. Het aantal bedrijventerreinen gelegen aan geschikt vaarwater is beperkt en staat onder druk van transformatie naar woningbouw. Er is een constante vraag naar natte bedrijventerreinen. De provincie wil voorkomen dat er ruimte voor natte bedrijventerreinen verloren gaat. In bestemmingsplannen mogen geen bestemmingen aangewezen worden die leiden tot ruimteverlies voor natte bedrijventerreinen, tenzij in regionaal verband afspraken gemaakt zijn over de wijze waarop ruimteverlies gecompenseerd wordt door andere natte bedrijventerreinen.
Binnen de greenports is alleen ruimte voor ontwikkelingen die de greenportfunctie versterken. Om de logistieke afhandeling binnen de greenport Westland-Oostland te versterken, worden functies die een directe binding hebben met glastuinbouw in dit gebied toegestaan mits er sprake is van intensief ruimtegebruik en het areaal voor de glastuinbouw niet verminderd. Via gebiedsgerichte toepassing van “ruimte voor ruimte” en compensatieregelingen wordt ingezet op een verdergaande concentratie van glastuinbouw. Om de landschappelijke kwaliteit en de daarmee samenhangende recreatieve waarde van de Bollenstreek te versterken, mogen 600 woningen worden gebouwd mits het verlies aan bollengrond wordt gecompenseerd, er een financiële afdracht plaatsvindt ten bate van deze landschappelijke kwaliteitsverbetering en de kernkwaliteit van het landschap (openheid en zichtlijnen) niet worden aangetast.
In de verordening is in artikel 2 een bepaling opgenomen om extra bebouwingsmogelijkheden mogelijk te maken voor functies die verbonden zijn aan de greenport Westland-Oostland.
Ontwikkelen
De provincie heeft vooral een participerende rol als het gaat om bedrijvigheid en werkgelegenheid behouden en aantrekken. De focus ligt hierbij op kennisontwikkeling en handel.
Mainport
De ambities voor de mainport Rotterdam worden ontwikkeld door de gemeente Rotterdam in samenwerking met het Havenbedrijf Rotterdam. Ruimte daarvoor is te winnen door verouderde complexen te herstructureren en verwante activiteiten te clusteren. Nieuwe ruimte voor mainportactiviteiten komt beschikbaar na realisering van de Tweede Maasvlakte.
Greenports
De greenports moeten zich ontwikkelen tot duurzame, goed ingepaste ruimtelijke clusters waar hoogwaardige productie, logistiek, kennis, handel en innovatie elkaar onderling versterken. Niet alleen de groei van de omvang van activiteiten is van belang. Intensiveren, innoveren en herstructureren van het bestaande glasareaal staat centraal. Pas daarna komt uitbreiding op eventuele nieuwe locaties aan de orde.
In het Actieprogramma greenports zijn concrete acties benoemd die moeten leiden tot een betere ruimtelijke kwaliteit in de provincie en tot een duurzaam en innovatief tuinbouwareaal. Over de oppervlakte die beschikbaar moet zijn voor glastuinbouw hebben Provinciale Staten aangegeven dat er 5800 hectare voor de glastuinbouw gehandhaafd moet blijven. Dit betekent dat naast de ontwikkeling in de Zuidplaspolder een locatie nodig is van circa 400 hectare waar glas ontwikkeld kan worden (zie onderdeel onderzoeken).
Andere onderdelen van het actieprogramma waar via de structuurvisie op wordt gestuurd, zijn saneren van verspreid glas en saneren van papieren glas25. Zuid-Holland wil verspreide vestiging van glas saneren of verplaatsen naar glastuinbouwgebieden, voor zover het geen ondersteunend glas betreft. De provincie levert een gerichte inspanning om de sanering van verspreid glas significant te versnellen. De sanering blijft echter primair een verantwoordelijkheid van gemeenten. Zij maken plannen van aanpak voor de sanering van het in hun gemeente gelegen verspreid glas. Het provinciale subsidie-instrument wordt ingezet als sluitstuk naast toepassing van de Ruimte voor Ruimte regeling. Voor het landelijk
gebied in Zuid-Holland zijn nog verouderde bestemmingsplannen van kracht op basis waarvan vestiging van glastuinbouwbedrijven buiten de glastuinbouwgebieden of greenport Westland/Oostland is toegestaan. Na de vaststelling van de verordening worden deze bestemmingsplannen door de gemeenten aangepast. Bij de uitvoering van het actieprogramma zijn verschillende partijen betrokken waarmee (proces-) afspraken zijn en worden gemaakt. De regie van het project ligt bij de gemeenten. De provincie heeft meer een faciliterende rol. Deze komt vooral tot uiting in procesafspraken maken met alle partijen.
De coördinatie van de ontwikkelingen in de greenports ligt bij de provincie. Zo coördineert de provincie het actieprogramma glas. De provincie brengt de partijen bij elkaar en stimuleert en faciliteert ontwikkelingen uit het actieprogramma. De uitvoering ligt bij de gemeenten zelf. Ditzelfde geldt voor het life & health sciences cluster, voor versterking van de kenniseconomie vanuit universiteiten en kennisinstituten en voor energie- en deltatechnologie.
Binnen de provincie Zuid-Holland zijn projecten en programma’s die een bijdrage leveren aan dit provinciale belang. Het gaat hierbij om:
Integrale Ruimtelijke Projecten
- as Leiden Katwijk (inclusief life & healthsciences - Leiden);
- mainportontwikkeling Rotterdam;
- Zuidplaspolder.
Projecten
- project greenport glas;
- project greenport Boskoop;
- project greenport Bollenstreek;
- scienceport Holland (Delft/Rotterdam-Schieveen).
Programma’s
- actieprogramma glastuinbouw:
- programma verduurzaming energie en glastuinbouw;
- greenports en klimaatverandering;
- naar een kwaliteitsnetwerk goederenvervoer;
- innovatie;
- onderzoek greenport ontwikkelingsbedrijf;
- afstemming van onderwijs met arbeidsmarkt;
- duurzame ontwikkeling en beeldkwaliteit;
- onderzoeken regelarme experimenteerruimten en innovatietoepassing;
- opzet infodesk glastuinbouw;
- programma deltatechnologie.
Financiering
De provincie zet eigen middelen in voor de ontwikkeling van de greenports. Zo levert de provincie een aanzienlijke financiële bijdrage aan de sanering van het verspreid liggende glas. Daarnaast kent de provincie subsidiemogelijkheden voor onder meer afstemming van onderwijs met de arbeidsmarkt, duurzame ontwikkelingen, de opzet van een informatiedesk en overige onderzoeken op het gebied van innovatie.
25 Papieren glas is glas dat niet aanwezig is maar wel in een bestemmingsplan als glas is aangeduid
Onderzoeken
Ruimtelijke weerslag van de regionale research & development (R&D) infrastructuur
Kennisontwikkeling en wetenschap vormen meer en meer de motor voor de economie. In de zone Leiden-Den Haag-Delft-Rotterdam bevindt zich de grootste publieke R&D concentratie van Nederland. Een aantal belangrijke R&D locaties bevindt zich dichtbij universiteiten. Tegelijk is de private R&D infrastructuur relatief onderontwikkeld. Dat roept een aantal onderzoeksvragen op: Wat is de bovenlokale samenhang tussen de huidige R&D locaties? Is er een regionaal innovatiesysteem (kennisas/-corridor)? Wat zijn de ruimtelijke vereisten van de publieke en private R&D infrastructuur in Zuid-Holland? Hoe kunnen we het vestigingsklimaat verbeteren om meer (buitenlandse) R&D bedrijven
aan te trekken?
Nieuw glastuinbouwconcentratie gebied van circa 400 hectare
De provincie streeft ernaar om 5800 hectare fysiek glas in de provincie te handhaven. Op dit moment wordt dit niet gehaald. Er wordt een onderzoek uitgevoerd naar een locatie waar een nieuw glastuinbouwgebied ontwikkeld kan worden van circa 400 hectare. Er worden twee alternatieve locaties onderzocht: Oostflakkee en Kaag en Braassem. Aanvullend wordt gekeken of in Noord-Holland nog eens 250 ha tot 350 ha kan worden gerealiseerd.
Agenderen
Compensatie bollengrond
De ontwikkeling van de greenports wordt als provinciaal belang gezien. Voldoende areaal bollengrond is hiervoor essentieel. Binnen de greenport Bollenstreek is in een bestuurlijke afspraak compensatieverplichting vastgelegd voor het verdwijnen van bollengrond. Dit is een strikte afspraak die er in de huidige praktijk toe leidt dat de regio ervaart dat het gebied ‘op slot’ zit. Vanuit de gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek ligt er een woningbouwopgave op het gebied, maar deze kan pas gerealiseerd worden wanneer de compensatie is geregeld. Ook kleinschalige ontwikkelingen als de Keukenhof lopen hierop vast. De regio verkent met de provincie hoe deze compensatie op een andere wijze ingevuld kan worden.
5.5 Duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie
De provincie is door haar ligging aan zee en aan grote rivieren kwetsbaar voor overstromingen, ook al is de kans daarop klein. Door de hoge bevolkingsdichtheid en de grote economische waarde heeft een overstroming grote gevolgen voor de samenleving. In het ruimtelijk beleid is daarom veel aandacht voor het verbeteren van de waterveiligheid. Daarnaast zijn aanpassingen in het watersysteem en energievoorzieningen nodig op weg naar de een duurzaam en klimaatbestendige ontwikkeling. In deze paragraaf komt de uitvoeringsstrategie voor deze drie onderwerpen aan bod:
- verbeteren waterveiligheid;
- realiseren en in stand houden van een robuust en veerkrachtig watersysteem;
- voorzien in duurzame vormen van energie en benutten van potenties om duurzame energievoorzieningen toe te passen.
5.5.1 Verbeteren waterveiligheid
- primaire keringen langs de kust en langs de rivieren versterken, met behoud van de ruimtelijke kwaliteit;
- regionale keringen versterken, met behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
- mogelijkheden creëren voor ruimtelijke ontwikkelingen in buitendijkse gebieden met behoud van veiligheid tegen overstromingen;
- mogelijkheden creëren voor ruimtelijke ontwikkelingen in kwetsbare binnendijkse gebieden met behoud van veiligheid tegen overstromingen.
De provincie werkt op de volgende manieren aan realisering van deze ambities.
Ordenen
Beleid op het gebied van waterveiligheid is een vooral een taak van het Rijk. Het Rijk heeft een aantal taken op het gebied van ordenen gedelegeerd aan provincies. Deze betreffen de landinwaartse begrenzing van het kustfundament en de aanwijzing van de hoofdfunctie waterkeringen. Deze zijn op de functiekaart en op kaarten behorend bij de verordening aangegeven. Ook de primaire waterkeringen zijn op kaart weergegeven. De randvoorwaarden voor ruimtegebruik en ruimtelijke ontwikkelingen voor het kustfundament, de primaire en de regionale waterkeringen zijn in de verordening vastgelegd. Voor de waterkeringen zijn in artikel 10 randvoorwaarden opgenomen. Deze maken een onbelemmerde werking, instandhouding en onderhoud van de primaire en regionale waterkeringen mogelijk.
De randvoorwaarden die gelden voor het kustfundament zijn in de AMvB Ruimte opgenomen.
Ontwikkelen
De provincie beveiligt zich tegen overstromingen. Dit betekent dat de kustverdediging op orde is en deze kustverdediging is afgestemd met overige functies van het kustgebied. Ruimte is gereserveerd om duinen te versterken als scenario’s een snellere zeespiegelstijging laten zien. Dit geldt ook voor de waterveiligheid in het achterliggende rivierengebied met regionale keringen.
Voor het stedelijk gebied is het watersysteem opgebouwd volgens de trits vasthouden, bergen en afvoeren. Bij de herstructurering is ruimte gereserveerd voor waterberging. Als er binnen de stad te weinig ruimte is voor wateropvang, -afvoer en -berging, is gezocht naar een combinatie met groenopgaven direct aan stadsranden.
Voor verbetering van de waterveiligheid is de provincie niet alleen verantwoordelijk. De uitvoering van het waterbeleid is in beginsel geen taak van de provincie tenzij dit anders is geregeld bij de wet. De provincie is verantwoordelijk voor de vertaling van het nationale beleidskader naar een regionaal beleidskader en richt zich hierbij vooral op strategisch beleid. Het Rijk is verantwoordelijk voor de nationale beleidskaders en de strategische doelen. De provincie houdt bij het opstellen van haar waterplannen rekening met het nationale beleid. De waterschappen zijn de beheerders van de regionale watersystemen en zijn verantwoordelijk voor het operationeel regionaal waterbeheer.
Het Rijk wil dat uiterlijk 2015 klimaatverandering volwaardig en transparant meegewogen wordt bij ruimtelijke afwegingen. Ook de provincie ambieert dit. Verder anticipeert de provincie op het voornemen van de Europese Unie om voor bestaande instrumenten voor klimaatadaptatie meer in te zetten. In de komende jaren concentreert de inzet van de provincie zich op de effecten van klimaatverandering voor het landelijk gebied en het overgangsgebied tussen stad en land. Belangrijke thema’s zijn de transitie-opgaven voor landbouw en natuur, economische vernieuwing realiseren en duurzame eco-systemen ontwikkelen. In Zuid-Holland worden twee transitiegebieden onderscheiden, de Zuidwestelijke Delta en het Groene Hart-Zuidvleugel. (zie ook onderzoeksopgave landbouwvisie).
Binnen Zuid-Holland lopen projecten en programma’s die een bijdrage leveren aan de verbetering van de waterveiligheid. Relevant zijn:
Integrale Ruimtelijke Projecten
- zwakke schakels;
- Delflandse kust;
- zandmotor.
- Zuidplaspolder;
- Hof van Delfland (klimaatverandering).
Projecten
- Randstad Urgentproject 32;
- KNMI scenario 2006;
- ILG-projecten met een wateropgave;
- regionale klimaatscenario’s;
- klimaat in ruimtelijke keuzes;
- waterveiligheid buitendijks;
- Gouwe Wiericke/klimaatbewust.
Programma’s
- acties uit het waterplan Zuid-Holland;
- hoogwaterbeschermingsprogramma Rijk;
- actieprogramma Klimaat en Ruimte;
- actieprogramma Greenports (greenports en klimaatverandering);
- deltaprogramma (waaronder uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta en het deelprogramma Rijnmond/Drechtsteden - commissie Veerman).
Bestuurlijke afspraken
Naast genoemde projecten en programma’s zijn er bestuurlijke afspraken gemaakt om de waterveiligheid te verbeteren:
- NBW actueel;
- Nationaal Bestuursakkoord Waterketen.
Financiering
Om de waterveiligheid te verbeteren kan de provincie subsidie verlenen vanuit de provinciale algemene subsidieverordening. De subsidie kan worden verleend voor onderzoeken die uitgevoerd worden in het belang van de waterveiligheid, maar het kan ook gaan om een financiële bijdrage in de planvorming. Voor de zwakke schakels in de kustverdediging is cofinanciering geregeld.
Onderzoeken
Dijkring 14
Voor de waterveiligheid van de Randstad is het noodzakelijk om de systeemwerking en versterking van dijkring 14 te onderzoeken. Dit betreft onder meer de compartimenterende werking van boezemkaden (initiatiefnemer provincie Noord-Holland). Dit onderzoek sluit aan bij het Randstad Urgentproject 32: compartimentering.
Onderzoek innovatieve keringen
Samen met het ministerie van Verkeer en Waterstaat zal de provincie onderzoek verrichten naar de ontwikkeling van innovatieve keringen, zoals als overstroombare (super)dijken waarbij de kering gecombineerd wordt met inpasbare ruimtelijke functies.
Onderzoek kustversterking
Het is van belang dat de zeekeringen op orde blijven. Hiervoor moeten de benodigde
ruimtelijke reserveringen gemaakt worden. Onderzoek moet uitwijzen welke ruimtelijke reserveringen nodig zijn. Een pilotproject is de zandmotor. De werking en effectiviteit moeten nog onderzocht worden.
Buitendijks bouwen
Het grootste deel van Zuid-Holland wordt beschermd door primaire keringen langs de kust en de grote rivieren. Er zijn ook buitendijkse gebieden die deze bescherming niet hebben, vooral in de Rijnmond - Drechtsteden en op enkele plaatsen langs de kust. Samen met de regionale partners (gemeenten, waterschappen) en het Rijk werkt de provincie aan waterveiligheidsnormen voor buitendijkse terreinen. In eerste instantie gaat het om de buitendijkse gebieden benedenstrooms aan de grote rivieren. Voor de kust wordt in 2012 buitendijks beleid bepaald.
De veiligheidsnormen betreffen ’slachtoffers’ en ’maatschappelijke ontwrichting’ (bijvoorbeeld overlast door een ondergelopen tunnel uitgedrukt in aantal dagen maal aantal getroffenen). Omdat het om een nieuwe soort van normen gaat, die niet vergelijkbaar zijn met die voor de binnendijkse gebieden, heeft de provincie gekozen voor een proefjaar om de normen uit te proberen. Hiervoor is een ’risicomethode buitendijks’ ontwikkeld, die gebruikt kan worden om ruimtelijke plannen te beoordelen op het aspect waterveiligheid. De normen richten zich erop de bouw van (voor overstroming) zeer kwetsbare objecten op locaties met een relatief grote kans op overstroming te voorkomen. In alle andere gevallen (niet-kwetsbare objecten, weinig overstromingsgevaar) bepalen gemeenten zelf wat vanuit het perspectief van waterveiligheid wel en niet buitendijks mag.
Overstromingsrisico’s
In de planperiode wordt een nieuwe normering voor waterkeringen ontwikkeld; deze kan leiden tot normdifferentiatie binnen dijkringen.
Agenderen
KNMI scenario 2012: primaire en regionale waterkeringen
Op basis van het KNMI scenario 2012 kunnen nieuwe opgaven naar voren komen om de waterveiligheid te verbeteren.
5.5.2 Realiseren en in stand houden van een robuust en veerkrachtig watersysteem
- zoetwatervoorziening veilig stellen;
- gebiedsspecifiek omgaan met verzilting;
- innovatief omgaan met waterbeheer en veiligheid;
- voldoende (grond)water voor de bereiding van drinkwater veilig stellen;
- voldoende wateropvang voor de stad realiseren;
- een klimaatbestendige leefomgeving realiseren;
- een goede ecologische toestand van oppervlaktewaterlichamen realiseren en behouden;
- een goede kwaliteit van grondwaterlichamen realiseren en behouden;
- de vereiste (grond)watercondities voor de Natura 2000-gebieden realiseren;
- in de verziltinggevoelige gebieden zijn in principe geen functies of uitbreidingen hiervan toegestaan die leiden tot een toename van de vraag naar zoet water, tenzij zoetwatervoorziening en/of zelfvoorzienendheid is geregeld;
- duurzame greenports ontwikkelen;
- een maatschappelijk haalbaar en betaalbaar beschermingsniveau tegen wateroverlast realiseren en behouden;
- duurzaam peilbeheer.
De provincie werkt op de volgende manieren aan deze ambities.
Ordenen
Bij ruimtelijke ontwikkeling moet rekening worden gehouden met de balans tussen watervraag en aanbod van water. Het gaat hierbij om kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van het watersysteem. Voor het ontwikkelen en beheren van een robuust en veerkrachtig watersysteem zijn de locaties waterberging, grondwaterbeschermingsgebieden, zoetwaterkanalen, agrarisch landschap – inspelen op verzilting, agrarisch landschap – inspelen op bodemdaling en Natura 2000-gebieden weergegeven op de functiekaart26. Op de kwaliteitskaart zijn de veenweidelandschappen, veenpolderlandschap en buitendijks natuurlandschap aangegeven.
Om mooi en schoon water te realiseren en te behouden is een goede ecologische toestand van het oppervlaktewater en een goede kwaliteit van het grondwater vereist en moeten de watercondities voor de Natura 2000-gebieden gerealiseerd worden. Op de functiekaart zijn deze gebieden vastgelegd, via sectorale regelgeving wordt het ruimtegebruik in en nabij deze gebieden geordend.
Om ervoor te zorgen dat er voldoende duurzame zoetwatervoorzieningen voorradig blijven, moeten de greenports zich duurzaam ontwikkelen, gericht op zelfvoorziening voor zoetwater. De greenports en glastuinbouwgebieden zijn op de functiekaart vastgelegd.
Er zijn geen artikelen over het watersysteem opgenomen in de verordening ruimte.
In sectorale verordeningen is regelgeving opgenomen voor gemeenten en waterschappen
met ruimte voor ontwikkeling van deze ambities. Dit zijn de provinciale Milieuverordening,
waarin regelgeving is neergelegd voor de grondwaterbeschermingsgebieden, de verordening
Vaarwegen, waarin regels opgenomen zijn voor de plezier- en beroepsvaart en de verordening Waterbeheer Zuid-Holland, waarin onder meer regels zijn opgenomen over peilbesluiten. Naast verordeningen zijn voorwaarden geformuleerd in wettelijke regelgeving, zoals de Waterwet, Provinciaal Waterplan en het grondwaterplan.
26 Op de functiekaart zijn om kaarttechnische redenen alleen symbolen opgenomen. IN de digitale versie van de functiekaart is de begrenzing van waterbergingslocaties opgenomen.
Ontwikkelen
De uitvoering van het waterbeleid is in beginsel geen taak van de provincie tenzij dit anders is geregeld bij de wet. De provincie is verantwoordelijk voor de vertaling van het nationaal beleidskader naar een regionaal beleidskader. De provincie richt zich vooral op strategisch beleid.
Voor enkele projecten, bijvoorbeeld de aanpak van de zwakke schakels, heeft de provincie een regisseursrol. Het Rijk is verantwoordelijk voor de nationale beleidskaders en de
strategische doelen. De provincie houdt bij het opstellen van haar waterplannen rekening met het nationaal beleid.
De waterschappen zijn de beheerders van de regionale watersystemen en zijn verantwoordelijk voor het operationeel regionaal waterbeheer. Ook de waterbergingen vallen hieronder. De gemeenten hebben een taak op het gebied van waterbeheer in bebouwd gebied. Zij zijn samen met het waterschap verantwoordelijk voor de aanleg van de benodigde locaties voor waterberging.
De provincie houdt bij ruimtelijke ontwikkeling rekening met de relaties die bestaan tussen ruimtelijke inrichting, externe veiligheid, rampenbestrijding en de inrichting van het watersysteem.
Daarnaast moeten gemeenten bij bijvoorbeeld herstructureringsopgaven inspelen op klimaatverandering en klimaatbestendigheid. Dit geldt ook voor aanleg en beheer van natuurgebieden. Voor bestaande natuurgebieden gaat het om de zorg voor een betere kwaliteit, zoals bestrijding van vermesting en verdroging en meer ruimtelijke samenhang. Bij ontwikkeling van nieuwe natuurgebieden moet beter aangesloten worden op natuurlijke gradiënten en eigenschappen van het fysieke systeem.
De provincie heeft parallel aan het proces van de structuurvisie het provinciaal Waterplan vastgesteld. Hieraan is een actieprogramma gekoppeld, waarin onder meer de acties benoemd zijn die ertoe bijdragen een robuust en veerkrachtig watersysteem te realiseren en in stand te houden. Behalve het actieprogramma van het Waterplan zijn er nog andere projecten en programma’s die een bijdrage leveren aan dit provinciaal belang. Het gaat hier om:
Integrale Ruimtelijke Projecten
- Zuidplaspolder;
- Hof van Delfland (klimaatverandering).
Projecten
- duurzaam en klimaat;
- klimaatbestendig veenweidegebied;
- ILG-projecten met wateropgaven;
- metastudie zoetwatervoorzieningen.
Programma’s
- actieprogramma glas: beleidskader voor water in greenports (zelfvoorzienend);
- actieprogramma klimaat en ruimte;
- waterplan Zuid-Holland - actieprogramma water;
- programma zoetwaterverkenning Groene Hart;
- greenports en klimaatverandering;
- deltaprogramma (deelprogramma Rijnmond/Drechtsteden).
Bestuurlijke afspraken
- NBW actueel;
- Nationaal Bestuursakkoord waterketen;
- grondwaterplan 2007-2013.
Financiering
Om de activiteiten uit te voeren die moeten leiden tot een robuust en veerkrachtig watersysteem, zijn verschillende subsidiemogelijkheden voorhanden. Er kan gebruik gemaakt worden van de provinciale algemene subsidieverordening en financiering vanuit het Investeringsprogramma Landelijk Gebied. Dit is echter nog onvoldoende om al de genoemde ruimtelijke aanpassingen uit te voeren. In de toekomst zullen nieuwe financierings-arrangementen nodig zijn.
Onderzoeken
Relatie ruimtegebruik en watersysteem
Om het watersysteem aan te passen in stand te houden, zijn al veel activiteiten in gang gezet. Het gaat in dit kader onder meer om het ruimtegebruik waarbij beperkingen worden gesteld door het watersysteem. Dit geldt vooral voor de landbouw op de Zuid-Hollandse eilanden en in delen van het Groene Hart (veenweidegebied).
Voor de oppervlaktewaterkwaliteit worden de volgende onderzoeken verricht:
- evenwicht tussen boven- en benedenstroomse ecologische doelen;
- effect van klimaatverandering op (haalbaarheid van) ecologische doelen;
- mogelijk aanvullende regionale maatregelen (zoals mestvrije zones), in relatie tot lan¬delijke discussie rondom 4e Nitraatactieprogramma;
- relatie tussen normen voor oppervlaktewater en grondwater bij oeverdrinkwaterwinningen en infiltratielocaties (initiatiefnemer: interprovinciaal overleg);
- integratie van normstelling- en beoordelingssystematiek STOWA met die van KRW, voor de niet-KRW-wateren (initiatiefnemer rijk).
Voor de grondwaterkwaliteit worden de volgende onderzoeken verricht:
- KRW onderzoeksprogramma Binnenduinrand;
- pilotproject Bollenstreek
Onderzoek ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening
De provincie zal onderzoek en beleid initiëren over de volgende thema’s:
- zoetwatertekort:
- mogelijkheden om watervraag te verminderen en zelfvoorziening te vergroten;
- mogelijkheden om het aanbod van zoet water te optimaliseren;
- juiste waterkwaliteit op juiste plaats, onder meer nutriënten en sulfaat.
- drinkwatervoorziening:
- noodzaak om verontreinigingen te saneren die zich binnen de 100-jaars intrekzone rondom drinkwaterwinplaatsen bevinden;
- locaties waar de oppervlaktewaterkwaliteit (van rivieren) zodanig is, dat bij oevergrondwaterwinningen de KRW-doelen voor drinkwaterbereiding in het geding zijn;
- duurzame greenports:
- diverse pilotprojecten voor de ontwikkeling van gesloten waterkringloopsystemen, onder meer:
- waterkringloopsluiting glastuinbouw Overbuurtse Polder (Lansingerland);
- decentrale gietwatervoorziening en afvalwaterzuivering glastuinbouw Zuidplaspolder;
- waterproblematiek rond greenports, waaronder bronnen en mobiliteit van bestrijdingsmiddelen in het grondwater in het bollenteeltgebied;
- innovatief watergebruik landbouw en greenports stimuleren.
- lange termijn oplossingen voor de zoetwatervoorziening in het Groene Hart en de Zuid-Hollandse Delta (beiden beïnvloeden het Westland):
- uitwerken adviezen Zoetwaterverkenning Zuid-Holland Zuid (2009);
- uitwerken integrale gebiedsopgaven die voortkomen uit de landelijke zoetwaterverkenning..
Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem
- waterbeheer en bodemdaling:
- pilotprojecten over toepassingsmogelijkheden en effecten van onderwaterdrainage;
- verkenning naar integrale oplossingen om proces van bodemdaling te vertragen.
- grondwaterkwantiteitsbeheer:
- robuustheidstudie: onderzoek naar effecten van huidige ingrepen in het grondwatersysteem op de strategische zoete grondwatervoorraad;
- effect van autonome processen en menselijke ingrepen op verzilting aan het maaiveld;
- (mede) ontwikkelen van een afwegingskader voor ondergronds ruimtegebruik.
Agenderen
Vaarwegenbeheer recreatie op niet-provinciale vaarwegen
Het beheer van de provinciale vaarwegen is in handen van de provincie. Voor de niet-provinciale vaarwegen ligt het beheer in handen van andere overheidsinstanties.
Er moet een betere afstemming komen tussen de vaarwegen, met name voor alternatieve routes voor de recreatieve scheepvaart. Het Basistoervaartnet is hiervoor een van de uitgangspunten.
5.5.3 Voorzien in duurzame vormen van energie en benutten van potenties
- locatiebeleid om (aan de vraagzijde) warmte te benutten door de aanleg van lokale warmtenetten;
- windparken aanleggen en voldoende locaties realiseren voor windenergie (Nota Wervel);
- andere duurzame vormen van energietoepassingen mogelijk maken (zonne-energie, zoet- en zoutwater centrale, warmte- en koudeopslag en gebruik van restwarmte).
De provincie werkt op de volgende manieren aan de realisering van deze ambities.
Ordenen
Eén van de duurzame vormen van energie is de aanleg van windparken. Op de functiekaart zijn drie zoeklocaties opgenomen om de aanleg van een windpark mogelijk te maken.
Ontwikkelen
De provincie streeft ernaar de energievoorziening in Zuid-Holland voor een groot deel duurzaam te maken. Dit betekent voor de ruimtelijke inrichting dat het energiegebruik en energieaanbod in de provincie beter op elkaar worden afgestemd. Er ontstaan CO2-, warmte- en koudenetten die optimaal gebruik maken van restwarmte uit industrie en glastuinbouw, CO2 overschotten, geothermie, warmte- en koudeopslag en warmte uit biomassa.
Voorzien in duurzame vormen van energie en potenties benutten om duurzame energievoorzieningen toe te passen kan de provincie niet alleen. De inzet van burgers, bedrijfsleven, publieke en maatschappelijke organisaties is van belang om de ambities te realiseren. De provincie stimuleert de toepassing van energiesystemen en technische infrastructuur. Het zijn voornamelijk marktpartijen die de beoogde warmteprojecten tot stand brengen. Dit geldt voor de toepassing van CO2, geothermie, warmte- en koudeopslag en warmte uit biomassa. De provincie heeft hier een agenderende en faciliterende rol.
De provincie heeft het initiatief genomen om drie zoeklocaties voor windenergie te onderzoeken. Het gaat in dit kader om het havengebied, inclusief op en voor de Tweede Maasvlakte en om Overflakkee (inclusief de dammen naar de omliggende eilanden).
Op Overflakkee ligt naast een zoeklocatie voor een windpark eveneens een zoeklocatie voor glastuinbouw. Binnen het regionale integrale gebiedsproject Overflakkee wordt een afweging gemaakt. De provincie voert dit onderzoek samen met betreffende gemeenten en het havenbedrijf uit. Nadat een geschikte locatie is gevonden zal de provincie samen met deze gemeenten en andere partijen de uitvoering voorbereiden. In de vastgestelde Nota Wervel zijn solitaire locaties aangewezen om windenergie te realiseren. De provincie werkt samen met gemeenten en marktpartijen aan de ontwikkeling van deze locaties.
Voor duurzaamheid in de bebouwde omgeving heeft de provincie twee pilots aangewezen om duurzame verstedelijking te ontwikkelen. Het gaat hier om verstedelijking in de Zuidplaspolder en om ontwikkeling van locatie Valkenburg.
Bestuurlijke afspraken
Het Rijk heeft met gemeenten en provincie afspraken gemaakt over bijdragen aan nationale programma’s en experimenten met gemeenten.
Provincie heeft samen met het Rijk, regio Holland Rijnland en gemeente Katwijk een intentieovereenkomst ondertekend om de locatie Valkenburg energieneutraal te ontwikkelen.
De volgende projecten en programma’s leveren een bijdrage aan duurzame vormen van energie:
Project
- integrale gebiedsontwikkeling Overflakkee;
- mainport Rotterdam;
- pilot Zuidplaspolder op het gebied van duurzaamheid.
Programma’s
- duurzame warmte Zuid-Holland;
- programma Nota Wervel;
- programma Nota Wervelender (nog in voorbereiding);
- actieprogramma glas.
Financiering
De provincie stimuleert initiatieven vanuit het bedrijfsleven en de gemeenten om duurzame energie te ontwikkelen. De provincie kan deze initiatieven in beperkte mate financieel ondersteunen. Twee projecten waaraan de provincie een financiële bijdrage levert zijn de ontwikkeling van de Zuidplaspolder en Valkenburg.
Onderzoeken
Onderzoek locatiebeleid voor duurzame alternatieve energievormen
Onderzoek vindt plaats naar de ruimtelijke mogelijkheden en effecten van een grotere windenergieopgave. Een keuze voor nieuwe locaties voor alternatieve energievormen naast wind, zoals duurzame warmte en andere innovatieve vormen is een ruimtelijke opgave die vraagt om integrale afweging en draagvlakverwerving.
Onderzoek naar toepassen warmtenetten
Om meer duurzame vormen van energie toe te passen moet worden onderzocht in hoeverre het ruimtelijke ordeningsinstrumentarium een rol kan spelen om warmtenetten mogelijk te maken. Naast toepassen van warmtenetten zou dit ook onderzocht moeten worden voor andere energiebronnen.
Agenderen
Implementatie van de warmteatlas
De provincie heeft de intentie een warmteatlas Zuid-Holland op te stellen. Hierin wordt de vraag en het aanbod van warmte in beeld gebracht. Bedrijven en gemeenten kunnen bij warmte-initiatieven gebruik maken van deze atlas.
5.6 Divers en samenhangend stedelijk netwerk
Een divers en kwalitatief hoogwaardig ontwikkeld stedelijk netwerk is een absolute voorwaarde voor de toekomst. De provincie wil verstedelijking concentreren in en rond de steden in het stedelijk netwerk. Nieuwe woon- en werkmilieus worden gecombineerd met herstructurering en transformatie. Het contrast tussen stad en land blijft hierdoor behouden. Het gaat om:
- versterken van het stedelijk netwerk en vitaliteit en diversiteit van stedelijke centra;
- optimaal benutten van bestaande ruimte van economische clusters;
- verbeteren interne en externe bereikbaarheid;
- zorgen voor een kwalitatief en kwantitatief afgestemd aanbod in woonmilieus;
- voorzien in een gezonde leefomgeving.
5.6.1 Versterken van het stedelijk netwerk
- bundeling van verstedelijking, infrastructuur, voorzieningen en economische activiteiten gericht op concentratie en functieafstemming (knopen- en locatiebeleid);
- stedelijke detailhandelstructuur versterken;
- culturele en toeristische voorzieningen versterken (stedelijk);
- stedelijke economie van Den Haag en Rotterdam in samenhang versterken.
De provincie werkt op de volgende manieren aan de realisering van deze ambities.
Ordenen
Voor het stedelijk netwerk is gekozen voor bundeling van stedelijke functies. Sturend kader voor verstedelijking zijn de bebouwingscontouren. Daarmee wordt bereikt dat ruimtebeslag van nieuwe verstedelijking niet ten koste gaat van kwetsbaar buitengebied en grote open gebieden binnen steden en dorpen. De druk op binnenstedelijk bouwen wordt hiermee hoog gehouden. De provincie gaat uit van de verdeling van woningen zoals regionaal opgesteld. Op de functiekaart is het stedelijk- en dorpsgebied aangegeven en daarbinnen het stedelijk- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer. Op de functiekaart en de kwaliteitskaart is het hoogstedelijke, internationale centrummilieu aangegeven waarvoor de provincie de ambitie heeft intensief woningen en kantoren te realiseren in samenhang met openbaar vervoer.
Naast het hoogstedelijke, internationale centrum, zijn ook de stedelijke, bovenregionale centra, de regionale centra en de toeristische centra op de functiekaart en kwaliteitskaart aangegeven.
Op de kwaliteitskaart is het stedelijke netwerk als aparte kwaliteit aangegeven. Ditzelfde geldt voor het hoogstedelijke (centrum)gebied, de historische kernen en het openbaar vervoernet.
Op de functiekaart zijn tevens de transformatiegebieden aangegeven.
De begrenzing van de bebouwingscontouren is in artikel 2 van de verordening vastgelegd. Hierin is aangegeven dat nieuwvestiging of uitbreiding van bestaande stedelijke functies uitgesloten zijn buiten de bebouwingscontour. Bebouwing voor recreatieve doeleinden is onder voorwaarden toegestaan.
Randvoorwaarden voor de ontwikkeling van kantoren zijn in artikel 7 van de verordening weergegeven. Kantoren mogen zich alleen vestigen op aangeduide kantorenlocaties en binnen een cirkel van 800 meter rondom een halte van hoogwaardig openbaar vervoer.
In artikel 9 van de verordening is regelgeving opgenomen voor de vestiging van detailhandel. Ontwikkeling van detailhandel is mogelijk in bestaande winkelconcentraties in de centra van steden, dorpen en wijken alsmede in nieuwe wijkgebonden winkelcentra.
In dit artikel is een uitzondering opgenomen voor onder andere perifere detailhandel en nieuwe regionale winkelcentra.
In artikel 12 van de verordening is regelgeving opgenomen voor luchthavens en helikopterlandingsplaatsen. Deze mogen niet gesitueerd worden binnen een straal van 500 meter van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen.
Bij versterken van het stedelijke netwerk en de vitaliteit en diversiteit van stedelijke centra is de SER-ladder uitgangspunt. In de ontwerp AMvB ruimte is bepaald dat provincies in de verordening regelingen opnemen over locatiebeleid voor bedrijventerreinen, zeehaventerreinen, kantoren en detailhandelsbeleid.
Ontwikkelen
Het transformeren en opwaarderen van het huidige stedelijk systeem van Zuid Holland tot een samenhangend stedelijk netwerk is de komende decennia de belangrijkste ruimtelijke opgave. Dit draagt bij aan de concurrentiepositie van de Randstad en de leefbaarheid in Zuid-Holland.
Om dit te realiseren dienen ruimtelijke plannen en investeringen in het openbaar vervoersnet met elkaar worden verbonden. Op de functiekaart en de kwaliteitskaart zijn daarom de stedelijke gebieden onder invloed van OV aangegeven.
Het Zuidvleugelnet OV moet de drager worden van de ruimtelijke ontwikkeling binnen het verstedelijkingsgebied in Zuid-Holland met Stedenbaan als ruggengraat.
Gemeenten, regio’s, provincies en rijk werken hiervoor nauw samen. Hierbij speelt het Zuidvleugeloverleg een belangrijke rol. Via dit overleg worden plannen verder afgestemd met gemeenten en regio’s. Concreet gaat het dan om de programmering van de ruimtelijke opgaven, zoals de woningbouw voor de komende jaren.
De ruimtelijke ontwikkelingen in de stedelijke centra zijn primair een taak van de gemeenten. De provincie voelt zich binnen de rijkskaders mede verantwoordelijk voor de invulling van randvoorwaarden die centrumontwikkelingen kunnen versterken. Concreet gaat het om de aanleg van infrastructuur in samenhang met ruimtelijke ontwikkeling en om ruimtelijke reserveringen die daarvoor nodig zijn. Maar ook om randvoorwaarden aan gemeenten mee te geven voor de locatie van bedrijventerreinen, kantoorlocaties en voorzieningen. Daarnaast gaat het om de verdeling van de verstedelijkingsopgaven over de regio’s. De provincie laat zich hierbij leiden door bovenregionale belangen zoals veiligheid, bereikbaarheid, internationale concurrentiepositie, klimaatadaptatie, duurzame stedelijke ontwikkeling en landschappelijke kwaliteit.
De provincie wil de bestaande detailhandelstructuur versterken, met name in de stedelijke centra, stadsdelen en wijkcentra. Nieuwe mogelijkheden voor detailhandel en leisure worden ook gezien rond openbaar vervoerknooppunten. Het huidige beleid met betrekking tot detailhandel zoals neergelegd in de Provinciale structuurvisie Detailhandel 2007, wordt voortgezet.
De hoogstedelijke centra zijn bij uitstek vestigingsplaatsen voor grote en bovenregionaal georiënteerde kantoorlocaties. Regionale en overige haltes van het Zuidvleugelnet komen in aanmerking voor ontwikkeling van middelgrote en kleinere kantoorlocaties. Kantoren moeten in principe gebouwd worden in het gebied binnen de invloedssfeer van het Zuidvleugelnet.
De locaties in en nabij stedelijk gebied die als transformatiegebied op de functiekaart zijn aangegeven, zullen komende jaren een andere functie krijgen. Voor binnenstedelijke transformatiegebieden zal het transformeren van woonwijken, bedrijventerreinen en stadscentra gepaard gaan met een meer intensievere benutting van het stedelijk gebied waarbij rekening wordt gehouden met de ligging ten opzichte van het openbaar vervoernetwerk. Aan de rand van de steden gaat het vooral om de het combineren van stedelijke functies en recreatieve en groene functies. De transformatiegebieden zijn beschreven in paragraaf 4.2.
Bestuurlijke afspraken
Om het stedelijke netwerk te versterken en om de stedelijke centra meer vitaal en divers te maken zijn in het verleden bestuurlijke afspraken gemaakt. Het gaat in dit kader om:
- vastleggen van het Programma Stedenbaan in regionaal verband;
- opstellen intentieovereenkomst Stedenbaan;
- kennisnetwerk Stedenbaan;
- verstedelijkingsafspraken door BPZ.
Via het Zuidvleugeloverleg worden plannen verder uitgewerkt en afgestemd en vindt overleg plaats over de kaders die het Rijk en de provincie stellen. Concreet gaat het dan om de programmering van de ruimtelijke opgaven, zoals de woningbouw voor de komende jaren. De Zuidvleugel wordt hierbij als een onderdeel van het stedelijke netwerk Randstad gezien. De relatie met andere stedelijke netwerken, zoals Brabantstad, wordt hierbij betrokken.
Het Programmabureau Stedenbaan ondersteunt de Bestuurlijke Commissie Stedenbaan in de uitvoering van het planconcept voor het hoofdspoornet door samenwerkings¬programma’s tussen de Zuidvleugelpartners en vervoersautoriteiten te ontwikkelen en te monitoren. Afspraken worden in intentieovereenkomsten vastgelegd. Elke partij is ver¬antwoordelijk voor zijn eigen aandeel. De monitor dient om afspraken te verfijnen en mogelijke knelpunten bij de uitvoering zichtbaar te maken zodat ze via het Zuidvleugeloverleg op de daartoe dienende overleggen geagendeerd kunnen worden.
Daarnaast bestaan er tal van sectorale programma’s en projecten die ook bijdragen aan de uitvoering van dit belang. Ingezet wordt op integrale gebiedsontwikkeling. Projecten en programma’s waar het in dit kader om gaat zijn:
IRP’s
- as Leiden Katwijk;
- Oude Rijnzone;
- integrale Ontwikkeling Delft-Schiedam;
- Zuidplaspolder.
Projecten
- mainportontwikkeling Rotterdam;
- Merwedezone.
Programma’s
- programma Stedenbaan Zuidvleugel;
- programma economie;
- programma infrastructuur (van rijk, provincies en stadsregio’s);
- concessieverlening regionaal openbaar vervoer;
- woningbouwprogramma;
- programma kantoorontwikkeling;
- programma detailhandel;
- programma duurzame gebiedsontwikkeling.
Financiering
Aan de verstedelijkingsopgave is een financieringsstrategie gekoppeld: het MIRT. In het kader van MIRT-overleg moet onderhandeld worden over de financieringskant. Daarnaast worden afspraken gemaakt over de samenwerking aan Stedenbaan. Met relevante overheden worden afspraken gemaakt welke middelen er komen en hoe de financiële middelen ingezet gaan worden. Naast subsidieverlening wordt naar andere middelen gezocht, zoals verevening via de grondexploitatiewet, heffing en fondsvorming.
Onderzoeken
Herstructureringsopgaven en transformatieopgaven
Binnen het stedelijke netwerk ligt een aantal grote herstructureringsopgaven. Deze moeten regionaal in beeld gebracht worden (voor zover dit nog niet is gedaan) en hieraan moet een prioritering worden gegeven. Ditzelfde geldt voor de transformatiegebieden. Onderzocht moet worden hoe deze opgaven te financieren zijn. Aandachtspunt bij het onderzoek is de enorme milieuopgaven die gepaard gaan met herstructurering.
Bebouwingscontouren
Het vastleggen van bebouwingscontouren is een belangrijk instrument om de verstedelijking te sturen. In gebiedsprocessen kan een situatie ontstaan waarin de contour als knellend wordt ervaren omdat deze een gewenste ontwikkeling in de weg staat. Onderzocht zal worden waar dit mogelijk kan optreden. Het gaat dan met name om de relatie met het provinciaal belang: Ontwikkelen van vitale en waardevolle landschappen. Centrale vraag hierbij is hoe het werken met contouren gecombineerd kan worden met deze kwaliteitsopgaven.
5.6.2 Optimaal benutten van bestaande ruimte van economische clusters
- evenwichtige afstemming tussen vraag en aanbod van bedrijventerreinen;
- kwaliteit van met name bedrijventerreinen die langs (drukke) infrastructuur van weg, rail en water en in overgangsgebieden tussen stad en open landschap liggen;
- intensiever en efficiënter ruimtegebruik (toepassen SER-ladder voor bedrijventerreinen);
- evenwichtige afstemming tussen vraag en aanbod naar ruimte voor bedrijven in de hogere milieuhinder categorie (HMC);
- evenwichtige afstemming tussen vraag en aanbod van watergebonden bedrijvigheid;
- ondergronds en meervoudig ruimtegebruik.
De provincie werkt op de volgende manieren aan de realisering van deze ambities.
Ordenen
Het is van belang dat bestaande ruimte voor economische activiteiten begrensd en herkenbaar is. Dit wordt ingevuld door locaties op de functiekaart vast te leggen van bedrijventerreinen, kenniscentra, bedrijventerrein mainport, zoeklocaties bedrijventerreinen en glastuinbouwbedrijvengebieden. Op de kwaliteitskaart zijn de mainport, de glastuinbouwgebieden en de kenniscentra opgenomen.
In artikel 4 zijn concentratiegebieden opgenomen voor bollenteelt, glastuinbouw, evenals boom- en sierteelt. Buiten deze concentratiegebieden is geen nieuwvestiging mogelijk.
In artikel 8 van de verordening zijn voor gemeenten voorwaarden geformuleerd voor bedrijven met een hogere milieuhinder categorie. Gemeenten moeten bedrijven uit de hoogst mogelijke milieuhinder categorie mogelijk maken.
In artikel 11 staat dat de gemeente verplicht is om de groepsrisicoverantwoording te doen en daarbij te motiveren (CHAMP-methodiek) waarom een risicovolle activiteit op een locatie waar grote groepen mensen aanwezig zijn strikt noodzakelijk is. Dit kan leiden tot clustering of beëindiging van de risicovolle activiteit.
Verder speelt wettelijke regelgeving een rol. Te denken valt bijvoorbeeld aan de milieuzonering rond bedrijventerreinen waarmee rekening gehouden moet worden bij ruimtelijke ontwikkelingen.
In deze uitvoeringsstrategie is aangegeven dat de provinciale belangen geordend zijn volgens drie leidende principes, namelijk de lagenbenadering, de bebouwingscontouren en de SER-ladder. In de ontwerp AMvB Ruimte is regelgeving opgenomen over de SER-ladder voor werklocaties (bedrijventerreinen en zeehaventerreinen). Aangegeven is dat nieuwe werklocaties ontwikkeld mogen worden als dit is gebaseerd op landelijke behoefteraming en opgenomen in de provinciale structuurvisie en in een door gemeenten vastgestelde regionale planning.
Ontwikkelen
Bedrijventerreinen
Beschikbaarheid van een op de vraag afgestemd areaal bedrijventerrein is een belangrijke voorwaarde voor een aantrekkelijk en concurrerend vestigingsmilieu. Afstemming vindt plaats door intensiveren, innoveren en herstructureren van bestaande en geplande bedrijventerreinen. Pas in laatste instantie komt uitbreiden op eventuele nieuwe locaties aan de orde. Streefwaarde bij herstructureren is tien procent ruimtewinst.
Optimaal de bestaande ruimte van economische clusters benutten en de hierbij be¬horende ambities zal de provincie samen met rijk en gemeenten oppakken. Het economische overleg, waar invulling wordt gegeven aan de ambities, vindt plaats in regionaal verband (REO). In deze overleggen vindt afstemming plaats over economische projecten tussen gemeenten, rijk en provincie.
De provincie heeft een aantal specifieke taken:
- zij vervult een vliegwielfunctie bij de herstructurering van bedrijventerreinen, bijvoorbeeld door planvorming- en uitvoeringsubsidies te verstrekken;
- zij schept randvoorwaarden om voldoende kwantitatieve en kwalitatieve ruimte te creëren. De provincie maakt een vitaal en duurzaam vestigingsklimaat mogelijk. Er is een actieve inzet om werklocaties te versterken die van strategisch belang zijn voor de Zuid-Hollandse economie;
- zij draagt ertoe bij kennis over herstructurering, kwaliteit, ruimtewinst en samenwerking te ontwikkelen en te verspreiden;
- de provincie zorgt voor voldoende ruimte reserveren via het ruimtelijke instrumentarium.
Herstructureren krijgt de voorkeur boven transformeren, omdat transformeren leidt tot vraag naar nieuw bedrijventerrein. Soms is herstructurering van een bedrijventerrein niet meer gewenst of haalbaar. Bijvoorbeeld omdat de locatie niet langer goed bereikbaar is voor bedrijven, de locatie niet meer goed past in de omgeving of omdat herstructurering financieel niet haalbaar is met behoud van de functie. Transformatie van een bedrijventerrein naar een andere functie is dan een optie. Dit vereist dat er in de regio voldoende ruimte is om de te transformeren ruimte te compenseren, zodat herhuisvesting van bedrijven mogelijk is. Bestemmingsplannen voor bedrijventerreinen mogen geen be¬stemmingen aanwijzen die leiden tot een ruimteverlies voor bedrijvigheid tenzij in regionaal verband afspraken zijn gemaakt over de wijze waarop dit ruimteverlies wordt gecompenseerd en over de locaties waar deze compensatie plaatsvindt.
De regio’s stellen samen met de provincie en het Rijk prioriteiten vast voor de ontwikkeling en herstructurering van bedrijventerreinen. Om in aanmerking te komen voor een (provinciale) subsidie voor herstructurering van verouderde bedrijventerreinen moeten gemeenten een haalbaarheidsanalyse laten uitvoeren, maar ook een kwaliteit- en ruimtewinsttoets, wat moet leiden tot intensiever en efficiënter gebruik van de ruimte voor bedrijventerreinen.
Bestuurlijke afspraken
Om de bestaande ruimte van de economische clusters optimaal te benutten zijn in het verleden bestuurlijke afspraken gemaakt. Het gaat in dit kader om:
- convenant Bedrijventerreinen Rijk - provincies - VNG, waarin de herstructurerings¬ambities per provincie vastgelegd zijn;
- bestuurlijk afsprakenkader bedrijventerreinen;
- bestuurlijk platform Zuidvleugel;
- bestuurlijk regionaal economische overleg (Reo’s);
- Pact van Teylingen.
Voor havengerelateerde bedrijvigheid is een principeovereenkomst gesloten voor de Dordtsche Kil en Reijerwaard. Deze locaties bieden ruimte voor bovenregionale havengebonden bedrijvigheid voor de komende jaren. Zodra blijkt dat de locaties Dordtsche Kil en Reijerwaard gerealiseerd kunnen worden zal de zoeklocatie bedrijventerrein in de Hoeksche Waard komen te vervallen.
Verder zijn er binnen Zuid-Holland programma’s en projecten die een bijdrage leveren aan dit provinciale belang. Provincie zet in dit kader in op een integrale gebiedsontwikkeling. Het gaat hierbij om:
- Integrale Ruimtelijke Projecten:
- as Leiden Katwijk;
- Oude Rijnzone;
- mainportontwikkeling Rotterdam;
- Zuidplaspolder.
Project
- project greenport glas;
- project greenport Boskoop;
- project greenport Bollenstreek.
Programma’s
- actieprogramma glastuinbouw:
- herstructurering integrale gebiedsontwikkeling;
- sanering verspreide glastuinbouw;
- heroverweging transformatiegebieden;
- ontwikkeling nieuwe glastuinbouwlocaties Zuidplaspolder en andere locaties;
- actieprogramma ruimte voor economie:
- programmering bedrijventerreinen;
- programmering herstructurering bedrijventerreinen.
Financiering
De provincie Zuid-Holland ondersteunt gemeenten bij de herstructurering van bestaande en de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen. Een belangrijk onderdeel hiervan is subsidies verstrekken voor de planvorming en fysieke uitvoering van projecten door middel van de regeling ‘Uitvoeringssubsidie Herstructurering Bedrijventerreinen’ (UHB). Daarnaast komen financiële middelen beschikbaar uit de MIRT en ISV.
Om de genoemde ambities te realiseren, is een hoger investeringsniveau nodig dan tot nu beschikbaar is. De opgave om alle geïnventariseerde verouderde bedrijventerreinen te herstructureren, vraagt om een dusdanige investering, dat extra financieringsarrangementen noodzakelijk zijn. Hierbij kan worden gedacht aan:
- aanvullende middelen vanuit het Rijk, provincie, regio’s en gemeenten;
- Europese middelen;
- private middelen.
Onderzoeken
Ondergronds ruimtegebruik
Toenemend gebruik van de ondergrond maakt dat de druk erop toeneemt. De ondergrond vervult voor de maatschappij diverse functies: leverancier van grondstoffen, voedselproducent, buffer voor water en energie (geothermie en warmte- en koudeopslag), locatie voor ondergronds ruimtegebruik (zoals ondergronds parkeren), ondergronds transport (buisleidingen), CO2 opslag en bron van aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden. De balans tussen enerzijds de ondergrond gebruiken en ontwikkelen en anderzijds de kwaliteiten van de ondergrond beschermen en verbinden heeft aandacht nodig. Om de balans te vinden worden de ambities van de provincie met betrekking tot de ondergrond nader in beeld gebracht. Het gaat hierbij ook om de ondergrond in verstedelijkte gebieden. Daarna wordt bezien of dit aanleiding is voor verdere uitwerking van het beleid. Hierbij wordt rekening gehouden met de visie op de ondergrond, die het Rijk in 2009 vaststelt en met het Bodemconvenant tussen rijk, provincie en gemeenten.
Provinciedekkend basisnetwerk externe veiligheid en clustering risicovolle bedrijvigheid
Wanneer zich een ontwikkeling voordoet bij een risicovolle activiteit die nu niet is aangesloten op het provinciedekkend basisnet externe veiligheid of zich bevindt nabij grote hoeveelheden mensen zal de provincie de verplaatsing van deze activiteit stimuleren.
5.6.3 Verbeteren interne en externe bereikbaarheid
- (inter)nationale bereikbaarheid verbeteren;
- capaciteit vaarwegen voor goederen optimaliseren
- capaciteit vergroten en/of nieuwe capaciteit openbaar vervoer en weg, waaronder Stedenbaan;
- ontwikkeling en kwaliteitssprong regionaal netwerk;
- samenhang binnen compleet infrastructuur netwerk (multimodaliteit en ketenmobiliteit);
- ruimtelijke reserveringen voor (boven)regionale infrastructuur;
- aansluiting tussen hoofd- en onderliggend wegennet verbeteren.
De provincie werkt op de volgende manieren aan de realisering van deze ambities.
Ordenen
Het is van belang dat de provincie de infrastructuur herkenbaar weergeeft. Dit wordt ingevuld door op de functiekaart de volgende functies weer te geven:
- (inter)nationaal openbaar vervoer (Stedenbaan, overig openbaar vervoer);
- (boven)regionaal openbaar vervoer (Stedenbaan, regionale railverbinding, overige regionale verbindingen);
- (inter)nationaal goederenspoor;
- (inter)nationale wegverbinding;
- (boven)regionale wegverbinding;
- wegverbinding (reservering);
- provinciale vaarwegen;
- infrastructuur.
Hiermee wordt de ruimte aangegeven voor openbaar vervoer en vaar- en weginfrastructuur. Op de kaart zijn ook de ruimtelijke reserveringen voor toekomstige of nieuwe infrastructuur aangegeven, waaronder de Rijnlandroute en RijnGouwelijn-West. Door infrastructuur plus reserveringen op de kaart aan te geven, zet de provincie in op een compleet infrastructuurnetwerk, waardoor de bereikbaarheid zal verbeteren. Op de kwaliteitskaart is het openbaar vervoer, wegennet en goederenspoor aangegeven.
Er zijn geen artikelen opgenomen in de provinciale verordening voor de verbetering van interne en externe bereikbaarheid.
Ontwikkelen
De provincie heeft de ambitie de bereikbaarheid van Zuid-Holland te verbeteren, met name voor het verstedelijkt gebied, de Zuidvleugel. De vraag naar verplaatsingsmogelijkheden is groot en groeit nog steeds. Aanbod en kwaliteit van vervoersvoorzieningen zijn achtergebleven bij de groeiende vraag. Daardoor is het wegennet zwaar belast en zijn treinen en bussen in de spitsuren overvol, met als gevolg een afnemende bereikbaarheid. Een van de alternatieven is het waternetwerk gebruiken voor personen- en vrachtvervoer.
De opgave is het stedelijke openbaar vervoernetwerk en de wegenstructuur binnen de Zuidvleugel te completeren. Dit gaat gepaard met een mogelijke uitbreiding van het gebruik van vaarwegen. Hiermee wil de provincie de (inter)nationale en regionale bereikbaarheid verbeteren en daarmee ook de samenhang binnen een compleet infrastructuurnetwerk. Verder gaat de provincie er vanuit dat op verschillende plekken capaciteitsvergroting van wegen en spoor onontkoombaar is. Delen van het onderliggend wegennetwerk verdienen een extra kwaliteitsimpuls. Er moet geïnvesteerd worden in hoogwaardig regionaal openbaar vervoer. Vooral daar is een kwaliteitssprong nodig, omdat de ontwikkeling ervan ver is achtergebleven.
De provincie kan deze ambities niet alleen realiseren. Zij doet dit samen met het Rijk, de regio’s en de gemeenten. Stadsgewest Haaglanden en de Stadsregio Rotterdam zijn WGR+ gebieden. Dit betekent dat zij in het betreffende gebied vervoersautoriteit zijn. In de overige regio’s is de provincie vervoersautoriteit. De provincie is ook verantwoordelijk voor de bovenregionale afstemming en is zeer specifiek verantwoordelijk voor het pro¬vinciale infrastructuurnetwerk. Voor het lokale wegennet zijn de gemeenten ver¬antwoordelijk en voor het rijkswegennet het Rijk. Afstemming en aansluiting tussen
het hoofdwegennet en onderliggend wegennet is van essentieel belang. Alle partijen zijn hiervoor verantwoordelijk.
De provincie heeft een provinciaal fietspadenplan vastgesteld. Hierin staat aangegeven welke fietspaden en voorzieningen de provincie wenst te ontwikkelen. Dit doet zij samen met de regio’s en de gemeenten.
Goederenvervoer maakt gebruik van weg-, spoor- en vaarverbindingen. De provincie wil meer transport over spoor en water laten plaatsvinden. Overslagterminals zoals bij Alphen aan den Rijn en Alblasserdam zijn hierbij van essentiële betekenis. Essentieel is ook dat uit het oogpunt van externe veiligheid de routering van gevaarlijke transporten is geregeld. Hiervoor is in deze structuurvisie het provinciedekkend basisnetwerk externe veiligheid vastgelegd.
Verder heeft de provincie de beleidsnota Vaarwegen en Scheepvaart vastgesteld. Hierin staat aangegeven welke functie de regionale vaarwegen vervullen, welke eisen daaraan zijn verbonden en welke verbeteringen de provincie wil realiseren om een vlot en veilig scheepvaartverkeer te waarborgen. De nota is kaderstellend voor gemeenten, rijk en railinfrastructuur. Er worden eisen gesteld aan kruisingen met vaarwegen en bedieningstijden van bruggen en sluizen. Belangrijke maatregelen met een ruimtelijk effect zijn: aanpassingen aan de Julianasluis bij Gouda, bochtafsnijding van de Schie bij Overschie, een overslagterminal bij Alphen aan den Rijn realiseren en een goederenterminal aanleggen voor de Rotterdamse haven bij Alblasserdam. De provincie neemt het initiatief als het om de planvorming gaat. De uitvoering ligt vooral bij de gemeenten.
Binnen Zuid-Holland zijn al veel projecten en programma’s gestart die bijdragen leveren aan de verbetering van interne en externe bereikbaarheid. Het gaat in dit kader om:
IRP’s
- Zuidplaspolder;
- as Leiden Katwijk;
- mainportontwikkeling Rotterdam;
- Oude Rijnzone.
Projecten
- projecten die vallen onder het provinciaal verkeers- en vervoersplan (PVVP);
- uitvoering beheersplan vaarwegen.
Programma’s
- provinciaal verkeers- en vervoersplan (PVVP);
- nota provinciale vaarwegen en scheepvaart;
- nota operationalisering openbaar vervoer 2007 - 2020;
- goederenvervoerbeleidsplan;
- fietspadenplan 2008;
- meerjarenplan verkeersveiligheid 2008 - 2011.
Bestuurlijke afspraken
- bestuursovereenkomst Merwede-Lingelijn;
- bestuursovereenkomst RijnGouwelijn.
Vier MIRT verkenningen
Binnen de provincie Zuid-Holland lopen vier MIRT verkenningen:
Rotterdam VooRuit
De MIRT verkenning VooRuit Rotterdam komt voort uit de conclusies van Netwerkanalyse Zuid-Holland 2006 en de landelijke markt en capaciteitsanalyse wegen uit 2007. Geconstateerd is dat in de ruit rond Rotterdam een van de grootste problemen van het Nederlandse rijkswegennet in 2020 zal zijn. In het najaar 2009 komt een door rijk, provincie en regio gedragen probleemanalyse met oplossingsrichtingen in de vorm van een Masterplan. Daarbij wordt een helder beeld gegeven van de (maatschappelijke) baten van de oplossingen, de (publieke) ambities voor financiering van de projecten, de mogelijkheden van PPS en de belangrijkste milieueffecten van de oplossingsrichtingen. Dit leidt tot één bestuurlijke voorkeur en een gezamenlijk financieringsprogramma. De MIRT verkenning heeft drie thema’s: bereikbaarheid van de haven, Rotterdam World City en metropolitaan gebied Rotterdam - Den Haag.
Bereikbaarheid Haaglanden
De Netwerkanalyse Zuid-Holland uit 2006 en de landelijke markt en capaciteitsanalyse wegen uit 2007 laten zien dat zonder aanvullend beleid de bereikbaarheid van de regio Haaglanden ook na 2020 een probleem blijft. Tegen deze achtergrond zijn rijk en regio in het najaar van 2008 de MIRT verkenning Haaglanden gestart. Met deze MIRT verkenning moet een optimale ontwikkelings- en investeringsstrategie worden bereikt voor de regio Haaglanden voor de periode 2020-2040. De verkenning is integraal van karakter.
De planning is erop gericht om in het najaar 2010 gezamenlijk een gedragen, ge¬prioriteerde en samenhangende programmering voor Haaglanden te hebben,
met bijbehorende investeringen, waar mogelijk geadresseerd naar partijen.
Verkenning Antwerpen - Rotterdam
In mei 2008 heeft het Rijk in overeenstemming met de drie provincies en de stadsregio Rotterdam besloten tot een MIRT verkenning Antwerpen - Rotterdam (MIRT-VAR).
De verkenning heeft als doel om eind 2009 een breed interdepartementaal en ook regionaal gedragen integrale visie tot stand te brengen op de gewenste ruimtelijk-economische ontwikkelingen tot 2040 in het gebied tussen de havensteden Antwerpen en Rotterdam.
De bedoeling is om eind 2009/begin 2010 het eindproduct van deze MIRT verkenning aan het kabinet aan te bieden, bestaande uit een integrale visie tot 2040 en een daarmee samenhangende projectenportefeuille. De projectenportefeuille zal zich vooral richten op de periode 2020-2040.
Integrale Benadering Holland Rijnland
Op 27 oktober 2008 hebben de minister van Verkeer en Waterstaat en gedeputeerde Verkeer en Vervoer het Randstad Urgent Contract ‘Integrale Benadering Holland Rijnland’ ondertekend. Het doel van dit project is de bereikbaarheid van de regio Holland Rijnland te verbeteren, ten behoeve van de verdere economische ontwikkeling van de regio en de rea¬lisering van de woningbouwopgave. Planning is om in najaar 2009 gezamenlijk te komen tot gedragen tracés voor de Rijnlandroute en de RijnGouwelijn-West.
Financiering
Er zijn onvoldoende financiële middelen om alle ontbrekende schakels in het Zuidvleugelnet binnen afzienbare tijd aan te leggen. Om deze reden is een prioritering aangebracht van infrastructuur die voor 2020 gerealiseerd kan worden en infrastructuur die na 2020 wordt gerealiseerd. Of er tot 2040 voldoende financiële middelen beschikbaar komen om alle benodigde infrastructuur aan te leggen, valt nog te bezien. Financiële middelen komen op dit moment uit:
- het MIRT;
- eigen provinciale middelen;
- BDU-gelden (Stadsgewest Haaglanden en Stadsregio Rotterdam beheren de BDU-gelden zelf omdat zij vervoersautoriteit zijn);
- regionale en lokale bijdragen.
Onderzoeken en agenderen
Er zijn geen onderwerpen die op de onderzoeksagenda komen of die geagendeerd worden.
5.6.4 Zorgen voor een kwalitatief en kwantitatief afgestemd aanbod in woonmilieus
- accent op stedelijke herstructurering en transformatie met oog voor verschillende woonmilieus;
- kansrijke en innovatieve binnenstedelijke verdichting, vooral rond openbaar vervoerknooppunten;
- woningvoorraad op peil houden voor lage inkomens (30 procent sociale woningbouw);
- bij sturing rekening houden met bevolkingskrimp en leefbaarheid kleine kernen;
- opvang van de bevolkingsgroei in het Groene Hart en de Delta in regionale, goed ontsloten kernen en daartoe aangewezen, relatief verstedelijkte zones.
De provincie werkt op de volgende manieren aan de realisering van deze ambities.
Ordenen
De provincie zet in op een kwalitatief en kwantitatief afgestemd aanbod in woonmilieus. Dit wordt ingevuld door op de functiekaart het stedelijk- en dorpsgebied aan te geven waarbinnen de verstedelijking plaats mag vinden. Daarbinnen wordt het stedelijk- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer herkenbaar weergegeven. Op de functiekaart wordt een onderscheid gemaakt in:
- hoogstedelijk/internationaal centrum;
- stedelijk/bovenregionaal centrum;
- regionaal centrum en zoeklocatie stedelijk gebied.
Hiermee wordt kansrijke en innovatieve stedelijke verdichting, vooral rond openbaar vervoerknooppunten mogelijk gemaakt. Binnen het stedelijk- en dorpsgebied moet een kwalitatief en kwantitatief afgestemd aanbod in woonmilieus tot stand komen. Op de functiekaart zijn ook transformatiegebieden aangegeven. In geval van deze transformatiegebieden naar woningbouw moet rekening worden gehouden met de vraag naar verschillende woonmilieus. Op de kwaliteitskaart is het stedelijk netwerk met een identieke onderverdeling aangegeven. Ook worden dorpsgebied, stedelijk gebied met hoogwaardig openbaar vervoer, hoogstedelijk centrumgebied en historische kernen aangegeven.
De begrenzing van de bebouwingscontouren is in artikel 2 van de verordening vastgelegd. Hierin is aangegeven dat nieuwe stedelijke functies, bebouwing en/of voorzieningen of grootschalige intensieve recreatieve voorzieningen niet ontwikkeld mogen worden buiten de bebouwingscontour.
Randvoorwaarden voor de ontwikkeling van kantoren staan in artikel 7 van de verordening. Kantoren mogen zich alleen vestigen op aangeduide kantorenlocaties en binnen een cirkel van 800 meter rondom de halte van hoogwaardig openbaar vervoer.
In artikel 12 van de verordening is regelgeving opgenomen voor luchthavens en helikopterlandingsplaatsen. Deze mogen niet gesitueerd worden binnen een straal van 500 meter van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen.
Bij de ontwikkeling van de woningbouwopgave is de SER-ladder uitgangspunt. Voor alle stedelijke ontwikkelingen (dus ook buiten het stedelijk netwerk) geldt het principe eerst intensiveren van bestaand gebruik, vervolgens nagaan of door herstructureren de beschikbare ruimte in het bestaand bebouwd gebied beter benut kan worden en pas dan uitbreiden.
Landelijk wonen
In Zuid-Holland is onder voorwaarden woningbouw buiten de contour mogelijk. Hiermee wordt ingespeeld op de vraag naar landelijk wonen. Het gaat om de volgende ontwikkelingen:
- 600 woningen Duin- en Bollenstreek uit de gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek;
- landelijk wonen Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam (RR2020);
- landelijk wonen Westland;
- landelijk wonen Westlandse Zoom.
Het gaat hier om woningbouw in een lage dichtheid, gekoppeld aan investeringen in het landschap. In overleg met de betrokken regio’s en gemeenten worden hiervoor criteria opgesteld. Deze worden in de verordening verankerd.
Ontwikkelen
De verstedelijkingsopgave richt zich vooral op het bestaand bebouwd gebied. Daarbinnen wordt ingezet op een gedifferentieerd ruimtegebruik. Dit maakt het stedelijk gebied aantrekkelijk voor mensen om te wonen en voor bedrijven om zich te vestigen. Dit betekent een verdergaande concentratie en intensivering van stedelijke functies in de stedelijke centra en rond haltes van het Zuidvleugel openbaar vervoernet. Bij de ontwikkelingen staan duurzaamheid en kwaliteit centraal. Er is onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied met hoogwaardig openbaar vervoer (wat samenvalt met het invloedsgebied van het Zuidvleugel openbaar vervoernet) en het ‘overig’ stedelijk gebied. Deze benadering beperkt het stedelijk ruimtebeslag, stimuleert de benutting van het openbaar vervoer en vergroot het draagvlak van voorzieningen. Deze intensivering mag niet ten koste gaan van de kwaliteit van het binnenstedelijk leef- en vestigingsmilieu. Dat betekent dat stedelijke parken niet in aanmerking komen voor stedelijke verdichting en de binnenstedelijke intensivering gepaard gaat met verbetering van de milieukwaliteit.
De provincie stelt in overleg met het Rijk, de regio’s en de gemeenten de verstedelijkingsopgave vast. Verdere uitwerking en uitvoering vinden plaats door de regio’s en gemeenten. De verstedelijkingsopgave betreft het programma voor woningbouw in combinatie met daaraan gerelateerde ontwikkelingen. Het woningbouwprogramma omvat het gewenste aantal te bouwen woningen, onderscheiden naar deelgebied (Zuidvleugel, Groene Hart, Zuid-Hollandse Delta), woonmilieu, ligging (binnen de bebouwingscontour) en doelgroep (sociaal - markt). Voor de Zuidvleugel, waar de provincie deel uitmaakt van het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel, is met de partners het programma vastgesteld. Het nieuwbouwprogramma voor de Zuidvleugel voor 2010-2020 bedraagt 175.000 woningen, uitgesplitst naar regionale opgaven. De aantallen zijn gebaseerd op een scenario waarin verdergaande concentratie van verstedelijking in de Zuidvleugel plaatsvindt. In het Zuid-Hollandse deel van het Groene Hart mogen in de periode 2004-2020 26.600 woningen gebouwd worden; in de periode 2004-2020 heeft de Hoeksche Waard een woningbouwopgave van 3.250 woningen (exclusief de 300 extra woningen voor Cromstrijen, door de verplaatsing van TNO naar deze regio) en Goeree-Overflakkee van 2.100 woningen. Deze afspraken over de aantallen en typen (binnenstedelijk 30% sociale woningbouw) te bouwen woningen zijn in deze structuurvisie overgenomen en worden in het kader van bestuurlijk overleg (Zuidvleugel, Groene Hart en buiten deze gebieden in het regio-overleg) gemonitord.
Het woningbouwprogramma heeft als uitgangspunt minimaal binnenlands migratiesaldo nul in de Zuidvleugel en maximaal binnenlands migratiesaldo nul daarbuiten. De vertaling daarvan naar aantallen woningen wordt per gebied uitgewerkt, mede in relatie tot de door het Rijk berekende opgave. Voor de gewenste verhouding binnen de bebouwingscontour tussen het bestaande stedelijke gebied en de uitleglocaties zijn de afspraken met het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel leidend. Doelstelling is het stedelijk gebied te vitaliseren en in de periode 2010-2020 daartoe 80 procent van de woningbehoefte binnenstedelijk te realiseren (bruto) in de Zuidvleugel. Voor de overige delen van Zuid-Holland geldt 50 procent (netto) als binnenstedelijke bebouwingsdoelstelling. De uitleglocaties liggen binnen de bebouwingscontouren. Voor de gewenste verdeling naar woningtype is het uitgangspunt 30 procent sociale woningbouw per regio. Dit kan regionaal gedifferentieerd worden op basis van de samenstelling van de bestaande voorraad (onderzoeksagenda).
Op initiatief van het Rijk hebben de regio’s Haaglanden, Holland Rijnland, Stadsregio Rotterdam en Drechtsteden regiodocumenten opgesteld met voor hun regio een programma voor woningbouw in combinatie met aan woningbouw gerelateerde ontwikkelingen: ontsluiten bouwlocaties, ontwikkeling regionaal aaneengesloten netwerk groen/blauw, verkleining regionale recreatietekorten en verhoging milieukwaliteit (lucht, bodem, geur, geluid, veiligheid). Ook zijn de benodigde investeringen aangegeven. De provincie stemt de regiodocumenten inhoudelijk en qua opzet af op elkaar en op de inhoud van de verstedelijkingsstrategie Zuidvleugel, de ontwikkelingsstrategie Groene Hart en Delta, het provinciale beleid en de door het Rijk opgestelde kader voor verstedelijkingsafspraken. Herstructurering binnen het stedelijke gebied en de financieringsopgaven vormen een belangrijk onderdeel van de verstedelijkingsopgave. Het Rijk smeedt de regiodocumenten met die van de andere Randstadprovincies aaneen tot een gebiedsagenda Randstad met een financieringsagenda. In deze gebiedsagenda komen de verstedelijkingsafspraken aan de orde. De gebiedsagenda Randstad is een kopdocument over de gebiedsagenda’s van de Noord- en de Zuidvleugel. Op basis daarvan maken rijk, provincie, regio’s en centrumsteden verstedelijkingsafspraken 2010-2020 die worden opgenomen
in het MIRT.
Monitoren
De voortgang van de verstedelijkingsafspraken wordt jaarlijks gemonitord. Aan de hand van uitgangspunten en criteria wordt daarbij bezien waar constateringen uit de monitor moeten leiden tot maatregelen om een verstoring van de balans te voorkomen. De opzet van die monitor wordt vastgesteld nadat de verstedelijkingsafspraken zijn vastgesteld. De balans heeft drie aspecten: het percentage binnenstedelijk, de woonmilieubalans en de verhouding stedelijk groen / bebouwing binnen het bestaand bebouwd gebied. De bedoelde uitgangspunten en de criteria voor te nemen maatregelen (waaronder mogelijk herverdeling van het programma) worden bij het opstellen van de monitor bepaald.
Bestuurlijke afspraken
Afgesproken is dat de verstedelijkingsafspraken jaarlijks gemonitord worden.
In het kader van het MIRT overleg is afgesproken dat de discussie over de verstedelijkingsafspraken via de gebiedsagenda’s aan de orde komen.
Naast genoemde ontwikkelingen is er binnen de provincie nog een aantal projecten en programma’s die daaraan bijdragen. Het gaat hierbij om:
Integrale ruimtelijke projecten
- as Leiden Katwijk;
- Oude Rijnzone;
- Zuidplaspolder.
Projecten
- Maasterras Dordrecht - Zwijndrecht;
- Stadshavens Rotterdam;
- Binckhorst Den Haag;
- Westlandse Zoom - Haaglanden.
Programma’s
- verstedelijkingsafspraken Zuidvleugel;
- programma duurzame gebiedsontwikkeling;
- programma Stedenbaan.
Financiële middelen
- aan het verstedelijkingsprogramma wordt een financieringsstrategie gekoppeld;
- provinciaal beleidskader Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV 2010-2014);
- verwerving van middelen door onder meer verevening, heffing en fondsvorming;
- MIRT afspraken.
Onderzoeken
Vraag naar woningen Groene Hart en Zuid-Hollandse Delta
Migratiesaldo nul is de bovengrens voor het Groene Hart en de Zuid-Hollandse Delta. Er is op dit moment geen goed beeld naar de kwalitatieve woningvraag in het Groene Hart en de Zuid-Hollandse Delta. Dit vergt nader onderzoek, zodat een beter inzicht bestaat over de betekenis van de gestelde bovengrens van migratiesaldo nul.
Onderzoeken hoe samen met partners gerichter gestuurd kan worden op woonmilieus
Op Zuidvleugelniveau zijn de verstedelijkingsafspraken vastgelegd. Binnen de Zuidvleugel is de inzet 80 procent binnenstedelijk, meer concentratie en verdunning. Om dit beter in te vullen is het goed om te sturen op woonmilieus. De veranderende bevolkingssamenstelling en de kwaliteitseisen die aan woonomgevingen worden gesteld hebben invloed op de woonmilieus. Een eerste exercitie leert dat dit geen eenvoudige opgave is. Onderzocht wordt hoe gerichter te sturen valt op woonmilieudifferentiatie in samenhang met bereikbaarheid, voorzieningen, recreatie en ruimtelijke kwaliteit.
Onderzoek naar locaties voor vraag naar woningen afkomstig van de Tweede Maasvlakte
De vraag naar meer woningen in verband met de aanleg van de Tweede Maasvlakte is meegenomen in het woningbouwprogramma van de Stadsregio Rotterdam. Vanwege de veranderingen in eisen die gesteld worden aan de woonomgeving, bijvoorbeeld bereikbaarheid, voorzieningen en recreatie, onderzoekt de Stadsregio Rotterdam mogelijke locaties. Onderzocht wordt of een verschuiving van potentiële woonlocaties wenselijk is.
Ventielfuncties: onderzoek behoefte lange termijn
Voor de periode na 2010 is de Zuidplaspolder de enige grootschalige uitleglocatie om een eventuele extra vraag naar woningbouw in de Zuidvleugel op te nemen. Hiervoor geldt dat aanpassing van het startprogramma voor de periode 2010-2020 pas aan de orde kan komen als in Zuidvleugelverband wordt geconcludeerd dat de woningbouwafspraken niet worden gehaald. Afhankelijk van de behoefte aan een ‘ventielfunctie’ wordt dan in de toekomst het aantal te bouwen woningen vergroot. De rol van de provincie Zuid-Holland is de woningbouwproductie periodiek te monitoren. De provincie bepaalt aan de hand van jaarlijkse monitoring hoe de ventielfunctie moet worden gebruikt en op welke woonmilieus moet worden ingezet.
Agenderen
Percentage sociaal differentiëren per regio
Voor de productie van woningbouw geldt een gemiddeld percentage van 30 van de totale productie voor sociale woningbouw per regio. Dit beleidsuitgangspunt maakt geen onderscheid tussen de regio’s. Onderzocht wordt of sturing op 30 procent van de totale productie per regio de juiste manier is om de gewenste differentiatie te realiseren.
Bovenregionale investeringsbereidheid
Investeringen vinden op dit moment op regionaal niveau plaats. In relatie tot 30 procent sociale woningbouw moet duidelijk worden of er bereidheid is tussen de regio’s onderling om bovenregionaal te investeren.
5.6.5 Voorzien in een gezonde leefomgeving
- vrachtgoederenvervoer in de Drechtsteden ontvlechten door de aanleg RoBel en A4-Zuid;
- provinciedekkend basisnet externe veiligheid toewijzen en risicovolle bedrijven hieraan koppelen;
- gebiedsgericht differentiëren in milieukwaliteiten;
- risicovolle bedrijven concentreren in gebieden waar een 10-6 veiligheidscontour geldt;
- stiltegebieden en relatieve rustgebieden beschermen.
De provincie werkt op de volgende manieren aan de realisering van deze ambities.
Ordenen
Op de functiekaart is een reservering opgenomen voor de goederenlijn Rotterdam - België (RoBel). Het gaat hier om een reservering omdat de provincie aanleg van de lijn voorziet na 2020. Ook de A4-Zuid is hier opgenomen. Op de functiekaart en de kwaliteitskaart zijn het goederenspoornetwerk en wegennet aangegeven. Door gebruik te maken van dit netwerk worden personen- en goederenvervoer ontvlochten en vindt het vervoer van gevaarlijke stoffen niet meer door stedelijke gebieden plaats. Dit draagt bij aan een gezonde leefomgeving.
Voor het gebied rond Rotterdam Airport is in lijn met de regelgeving rond Schiphol tussen de 20 en 35 Ke-contour geen nieuwe bebouwing met een gevoelige bestemming toegestaan in het buitengebied, tenzij de uitbreiding in de structuurvisie is opgenomen. Binnen de 20 Ke-contour is de herstructurering en intensivering in bestaand bebouwd gebied wel toegestaan.
In de verordening is in artikel 11 regelgeving opgenomen over de ruimtelijke doorwerking van vervoer van gevaarlijke stoffen en groepsrisico externe veiligheid. Het gaat hierbij om de veiligheidszonering van de oevers van de Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas. Bij ontwikkelingen waarvoor een groepsrisicoafweging moet worden gemaakt, moet de CHAMPmethodiek worden toegepast.
In artikel 12, luchthavens en helikopterlandingsplaatsen is aangegeven dat er geen nieuwe luchthavens of helikopterlandingsplaatsen ontwikkeld mogen worden binnen een straal van 1.000 meter van stiltegebieden en binnen een straal van 500 meter van een woongebied.
Ontwikkelen
De provincie streeft ernaar transport, opslag en verwerking van gevaarlijke stoffen zo op elkaar aan te laten sluiten dat de kans op een ramp tot een minimum beperkt is. Dit doet zij door in de buurt van risicovolle activiteiten geen grote groepen mensen meer aanwezig te laten zijn en transport van gevaarlijke stoffen niet langer te laten plaatsvinden door dichtbevolkte binnensteden. Risicovolle bedrijven zijn grotendeels geclusterd in risicoconcentratiegebieden en deze gebieden zijn ontsloten door een provinciedekkend basisnet externe veiligheid. Daarnaast is waar mogelijk overgegaan op veiligere productieprocessen waar minder gebruik wordt gemaakt van gevaarlijke stoffen.
Via herstructurering en transformatie kan de milieukwaliteit op een locatie worden verbeterd (geluidhinder, geurhinder, luchtkwaliteit en onveilige situaties). Een schone en veilige leefomgeving is van belang om het internationale profiel van het stedelijk netwerk te behouden en te ontwikkelen. Naast de intensiveringopgave moet er in en om het stedelijk gebied voldoende ruimte blijven voor een robuuste groen- en waterstructuur. Dit is van belang voor de leefkwaliteit in de stad en goede verbindingen met het buitengebied.
De provincie ziet het als haar opgave om een basiskwaliteit voor externe veiligheid te realiseren. Dit doet de provincie niet alleen. Belangrijke partners zijn vooral het Rijk, de regio’s en de gemeenten. De provincie heeft vooral een regulerende en faciliterende rol.
Relevante projecten en programma’s die een bijdrage leveren aan een gezonde
leefomgeving ten aanzien van de milieukwaliteit zijn:
Projecten
- duurzame gebiedsontwikkeling;
- milieu in ruimtelijke plannen gemeenten en provincie.
Programma’s
- provinciaal uitvoeringsprogramma externe veiligheid.
Financiering
De provincie kan subsidie verlenen als het gaat om onderzoek dat een bijdrage levert aan dit provinciale belang.
Onderzoeken en Agenderen
Veiligheid
Met het ontwikkelen van een provinciedekkend basisnet externe veiligheid wordt ook in de toekomst het vervoer van gevaarlijke stoffen verzekerd. Daarnaast worden duurzame oplossingen gezocht om het transport weg te krijgen uit dichtbevolkte gebieden.
Onderzoek rust en stilte
Onderzoek vindt plaats naar de specifieke begrenzing en invulling van donkerte, stilte- en relatieve rustgebieden.
5.7 Vitaal, divers en aantrekkelijk landschap
De provincie zet zich in om leefbaarheid en economische vitaliteit van het landelijk gebied te behouden en een robuust natuursysteem te realiseren. Bij de realisering van deze doelen moet het landschap in Zuid-Holland met alle kernkwaliteiten gebiedsgericht worden versterkt. De kernkwaliteiten zijn diversiteit, openheid, rust en stilte.
- ontwikkelen en behouden van vitale en waardevolle landschappen;
- Cultuurhistorische Hoofdstructuur behouden;
- realiseren van een complete Ecologische Hoofdstructuur;
- verbetering belevingswaarde en vermindering verrommeling van het landschap.
5.7.1 Vitale en waardevolle landschappen ontwikkelen en behouden
- opvang van bevolkingsgroei in regionale, goed ontsloten kernen en relatief verstedelijkte zones;
- balans tussen economische ontwikkelingen in de landbouw en de verduurzaming van deze sector;
- ruimte geven aan economische dragers in deze gebieden die passen bij de kernkwaliteiten;
- behoud kernkwaliteit landelijk gebied, met bijzondere aandacht voor natuurlijke,
- landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
- behoud landbouw als economische kracht en hoeder van het landelijk gebied en stimuleren verbreding van de landbouw;
- belangrijke weidevogelgebieden beschermen;
- herstellen van het natuurlijk karakter (veenweidegebied, estuariene dynamiek);
- gedifferentieerde omgang met landbouw in relatie tot bodemdaling en verzilting,
- binnen randvoorwaarden van de kernkwaliteiten;
- belangrijke weidevogelgebieden beschermen;
- biodiversiteit van flora en fauna als drager voor een ecologisch duurzaam landschap;
- natuurlijk karakter herstellen (veenweidegebied, estuariene dynamiek);
- mogelijkheden zoeken voor kleinschalige en bijzondere woon/werkmilieus.
De provincie werkt op de volgende manieren aan de realisering van deze ambities
Ordenen
Het is van belang dat de kernkwaliteiten van het landschap herkenbaar zijn weergegeven op de functiekaart van de structuurvisie. Verder wordt dit ingevuld door de verschillende agrarische landschappen op de kaart aan te duiden. Het gaat hierbij om de volgende agrarische landschappen:
- agrarisch landschap;
- agrarisch landschap – omgaan met nabijheid stad landbouw;
- agrarisch landschap – omgaan met bodemdaling;
- agrarisch landschap – omgaan met verzilting;
- agrarisch landschap – bollenteelt/greenport;
- agrarisch landschap – sierteelt/greenport.
Daarnaast zijn de weidevogelgebieden, de Ecologische Hoofdstructuur, de Natura 2000-gebieden en de Groene Ruggengraat aangegeven. Door de agrarische landschappen met de verschillende opgaven te benoemen, geeft de provincie richting aan de activiteiten en inzet die zij hier wil initiëren.
Op de kwaliteitskaart is dit provinciaal belang ingevuld door hierin naast de stiltegebieden en de topgebieden en kroonjuwelen cultureel erfgoed verder op te nemen:
- veenweidelandschap;
- veenweide-krekenlandschap;
- droogmakerijenlandschap;
- plassenlandschap;
- rivierenlandschap;
- sierteelt-zanderijenlandschap;
- landgoederenlandschap;
- duinlandschap;
- schurvelingenlandschap;
- zeekleipolderlandschap;
- veenpolderlandschap;
- buitendijks natuurlandschap;
- recreatielandschap.
Om de vitaliteit van het landelijk gebied in het Groene Hart en de Zuid-Hollandse Delta te behouden en te ontwikkelen zet de provincie in op regionale, goed ontsloten kernen en op relatief verstedelijkte zones. Op de functiekaart is dit aangegeven. Om ruimte te geven aan economische dragers in deze gebieden die passen bij de kernkwaliteiten zijn op de kaart de agrarische landschappen aangegeven, waarbij de verbrede landbouw een van de functies is. Daarnaast zijn de locaties aangegeven waar verblijfsrecreatie en nieuwe verblijfsrecreatie mogelijk gemaakt wordt.
Om de kwaliteiten van het landschap te kunnen ontwikkelen en behouden, zijn in de verordening in artikel 2 de bebouwingscontouren aangegeven waarbinnen verstedelijking kan plaatsvinden.
De begrenzing van de bebouwingscontouren is in de verordening vastgelegd. Hierin is aangegeven dat nieuwe stedelijke functies, bebouwing en/of voorzieningen of grootschalige intensieve recreatieve voorzieningen niet ontwikkeld mogen worden buiten de bebouwingscontour. Buiten deze contouren mag in principe niet gebouwd worden.
Dit draagt bij aan het open houden van de ruimten en daarmee aan de kwaliteit van
het landschap.
In artikel 4 zijn regels opgenomen voor agrarische bedrijven in het landelijk gebied.
In artikel 6 zijn regels opgenomen over kernkwaliteiten in de nationale landschappen en over een beeldkwaliteitsparagraaf voor bestemmingsplannen in het Groene Hart.
In artikel 7 is in lid 3 regelgeving opgenomen ten aanzien van migratiesaldo nul in de nationale landschappen.
In de ontwerp AMvB Ruimte is in artikel 2.2.5 regelgeving opgenomen voor de nieuwbouw van recreatiewoningen.
In artikel 3.3 van de ontwerp AMvB Ruimte is regelgeving opgenomen over de nationale landschappen. Het gaat hier om begrenzing en kernkwaliteiten van de nationale landschappen, uitgewerkt in artikel 6 van de verordening. Daarin is voor de nationale landschappen Groene Hart, inclusief Nieuwe Hollandse Waterlinie, en Hoeksche Waard de verplichte beeldkwaliteitsparagraaf voor bestemmingsplannen en/of projectbesluiten uitgewerkt.
Op dit moment wordt een planMER opgesteld bij de Integrale structuurvisie Boskoop. Aan de hand van de resultaten van de planMER zal in de Staten in het kader van de structuurvisie de discussie worden gevoerd over de verlegging van de boomteeltcontour. Het gaat daarbij geheel of deels terugleggen van de contour bij de Polder Bloemendaal en het geheel of gedeeltelijk oprekken van de boomteeltcontour bij de Wijk.
Ontwikkelen
Naast behoud en herstel van de kernkwaliteiten, richt de ontwikkelopgave zich met name op de landbouw. Landbouw is één van de dragers van het landschap. Een groot deel van de landbouw heeft te maken met verzilting en bodemdaling. Naar de oplossing van het probleem van verzilting en bodemdaling moet onderzoek worden gedaan. Het onderwerp is om deze reden op de onderzoeksagenda geplaatst (zie paragraaf 5.7.2).
In het Groene Hart speelt deze problematiek in drie gebieden in zodanige mate dat hiervoor aparte projecten gestart zullen worden. Het gaat hierbij om Veenweidecontract Gouwe Wiericke/Middelburg-Tempelpolder, Nieuwkoop/ De Venen en gebiedsproces Alblasserwaard. De Middelburg-Tempelpolder en Polder Nieuwkoop zijn diepe droogmakerijen met een urgente wateropgave. Zij liggen als diepe putten in het landschap en hebben daardoor last van (brakke) kwel, deels veroorzaakt door wegzijging uit de directe omgeving. In Polder Nieuwkoop kan de aanzuigende werking op de naastgelegen Nieuwkoopsche Plassen mogelijk worden beperkt door peilopzet in combinatie met functieverandering. Dit moet verder worden onderzocht op haalbaarheid. De inlaatbehoefte van de Nieuwkoopsche Plassen kan sterk verminderen door het peilregime in de plassen en directe omgeving te flexibiliseren en door het glastuinbouwgebied Noordse Buurt te saneren.
In de Middelburg-Tempelpolder zijn minder mogelijkheden om de effecten van de aanwezige brakke kwel te beperken, onder meer door de aanwezigheid van sierteelt in de omgeving. Mogelijkheden om brakke kwel te onderdrukken door het peil op te zetten moeten worden onderzocht.
In beide droogmakerijen moet bij eventuele functieverandering de ruimtelijke kwaliteit verbeteren en vindt waar nodig en mogelijk koppeling plaats met waterberging, natuurontwikkeling, recreatie en toerisme en woningbouw. Daarbij moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van brakke kwel. Op korte termijn worden ontwikkelingen uitgesloten die toekomstige oplossingen voor de wateropgave ernstig bemoeilijken. Het gaat hierbij vooral om onomkeerbare kapitaalintensieve investeringen zoals nieuwe bebouwing voor agrarische bedrijven en dergelijke.
De Alblasserwaard/Vijfheerenlanden is een grootschalig, open veenweidelandschap omsloten door de grote rivieren Lek en Merwede. De hoofdstructuur van de waarden loopt evenwijdig aan deze rivieren. Rust en stilte, openheid en het veenweidekarakter met hoog waterpeil vormen de kernkwaliteiten van deze waarden. De Vijfheerenlanden is een overgangszone tussen het veenweidelandschap van de waarden en het rivierenlandschap van Gelderland. De westkant en zuidrand van de Alblasserwaard kent langs de rivieren een sterk verstedelijkt karakter. De bedrijventerreinen langs de rivier zijn veel in gebruik door bedrijven gerelateerd aan de Mainport Rotterdam: baggerbedrijven, offshore, scheepsbouw en dergelijke. De landbouw dient een drager te zijn van het veenweidekarakter. Bodemdaling afremmen, een robuust watersysteem realiseren en aanleg van de Groene Ruggengraat zijn essentiële onderdelen. In de Merwedezone vindt komende jaren een transformatie plaats. Door stedelijke ontwikkelingen te geleiden moet een goede overgang tussen stad en land gerealiseerd worden.
Kernkwaliteiten van het landschap ontwikkelen en behouden kan de provincie niet alleen. Hiervoor is in de eerste plaats de inzet van de agrariërs als dragers van het landschap van essentieel belang. Zonder betrokkenheid van deze groep komt dit provinciale belang moeilijk van de grond. Maar daarnaast is ook de inzet van de gemeenten, de regio’s, het Rijk, de (natuur)beheerders van het landschap en de waterschappen van belang. Gezamenlijk moeten activiteiten geïnitieerd worden om de ambities te realiseren.
Zoals vastgelegd in de Voorloper Groene Hart is behoud en herstel van de kernkwaliteiten uitgangspunt voor het hele gebied van het Groene Hart. Het gaat hierbij om de kernkwaliteiten rust en stilte, openheid, landschappelijke diversiteit en veenweidekarakter.
De kernkwaliteiten voor het Groene Hart zijn door de gezamenlijke Groene Hart gemeenten en provincies uitgewerkt in de kwaliteitsatlas Groene Hart, die inspiratiebron is voor de beeldkwaliteitplannen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Ook voor ontwikkelingen in de andere nationale landschappen is behoud en herstel van kernkwaliteiten uitgangspunt.
De provincie heeft de ambitie om de vitaliteit en duurzaamheid van het landelijk gebied in het Groene Hart en de Zuid-Hollandse Delta te behouden. Het Groene Hart en de Zuid-Hollandse Delta krijgen te maken met een krimp van de bevolkingsomvang. Voor de periode tot 2020 heeft de Hoeksche Waard een woningbouwopgave van ca 3.000 woningen en Goeree-Overflakkee van 1.615 woningen. In het Zuid-Hollandse deel van het Groene Hart mogen tot 2020 nog 22.200 woningen gebouwd worden. De provincie richt zich op behoud van de regionale vitaliteit.
Voor de ruimtelijke ontwikkelingen in de Hoeksche Waard zijn afspraken gemaakt over:
de inpassing van uitbreidingen van kernen in de meest kwetsbare delen van het nationaal landschap;
de bedrijventerreinprogrammering.
Bij de uitbreidingen van kernen worden kleine kernen in de meest kwetsbare gebieden niet bij voorbaat uitgesloten. De noodzaak hiervan dient wel te worden aangetoond en er dient rekening te worden gehouden met de aanwezige landschappelijke waarden, vastgelegd op de kwaliteitskaart. De regio en de provincie onderzoeken of aan deze voorwaarden kan worden voldaan.
Voor Goeree-Overflakkee heeft de provincie samen met de gemeenten de opgaven gedefinieerd waar het eiland voor staat. De opgaven worden vertaald naar zes streefbeelden, waaraan een eerste aanzet voor een uitvoeringsprogramma wordt gehangen.
Om het provinciale belang ‘ontwikkelen en behouden van waardevolle landschappen’ tot uitvoering te brengen lopen binnen Zuid-Holland al projecten en programma’s die een bijdrage leveren aan het realiseren van het genoemde belang. Het gaat hierbij om:
Integrale Ruimtelijke Projecten
- Hof van Delfland;
- kust;
- Zuidplaspolder.
Projecten
- veenweidepact Krimpenerwaard;
- veenweidepact Gouwe Wiericke;
- venster Woerden - Bodegraven;
- opstarten gebiedsvisie Alblasserwaard;
- veenweideconvenant inclusief Gouwe Wiericke, inclusief MT Polder;
- ILG-projecten met wateropgave;
- atelier Goeree-Overflakkee.
Programma’s
- uitvoeringsprogramma Groene Hart, inclusief Groene Ruggengraat;
- uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta;
- uitvoeringsprogramma Nationaal Landschap Hoeksche Waard;
- actieprogramma Mooi Zuid-Holland;
- Interprovinciale Monitor woningbouw/economie;
- programma Deltapoort;
- actieprogramma klimaat en ruimte;
- actieprogramma water (Provinciaal Waterplan).
Bestuurlijke afspraken
In het kader van de diverse genoemde projecten zijn bestuurlijke afspraken gemaakt. Hierbij kan worden gedacht aan het Veenweideconvenant en de bestuursovereenkomst ILG.
Onderzoeken
Integrale gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit
Bij de ruimtelijke ontwikkeling in Zuid-Holland is sturen op kwaliteit nog niet voldoende ingebed in het ruimtelijk beleid. De regioprofielen geven richting aan de verschillende gebiedskwaliteiten. In de regioprofielen gaat het niet alleen om cultuur, stilte, duisternis of landschap, maar om alle ruimtelijke kwaliteiten. Samen met andere partijen wil Zuid-Holland gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit ontwikkelen om kwaliteitsaspecten verder uit te werken. De functiekaart en kwaliteitskaart vormen voor de provincie de basis voor het uitwerken van de gebiedsprofielen.
Een gebiedsprofiel is een integraal kader om het provinciaal ruimtelijk kwaliteitsbeleid gebiedsgericht in te vullen. De gebiedsprofielen moeten ingaan op de landschappelijke kwaliteit en cultuurhistorie, de economische vitaliteit en de sociaal-culturele identiteit. De gebiedsprofielen worden samen met andere gebiedspartners opgesteld. Dit zijn de gemeenten, waterschappen, projectontwikkelaars agrariers enzovoorts. Er wordt duidelijk aangegeven wat van welke partner verwacht kan worden. Er wordt ingespeeld op ontwikkelingen die reeds in een gebied lopen, zoals bijvoorbeeld in het kader van de provinciale landschappen, nationale landschappen, greenports enzovoorts.
Het gebiedsprofiel is een referentiedocument voor ruimtelijke kwaliteit bij gebiedsprocessen en voor de gemeentelijke beeldkwaliteitsparagraaf in nationale landschappen. Daarnaast is het een basisdocument voor alle partners (en dus ook de provincie) om inzet van (juridisch, financieel, enzovvorts) instrumentarium te bepalen. Het moet duidelijkheid en zekerheid bieden voor alle partners, waardoor een positieve spin-off voor gebiedsontwikkeling met kwaliteit ontstaat.
Opstellen landbouwvisie
De land- en glastuinbouw zijn belangrijke economische sectoren en dragers van het landelijk gebied. De ontwikkelingen in de internationale markten, de druk op de ruimtevraag voor andere functies (natuur, water en verstedelijking), de eisen aan de kwaliteit van landbouw en de beschikbaarheid van zoetwater voor de lange termijn plaatsen de landbouw voor een grote opgave. Daarnaast speelt de landbouw sector een sleutelrol bij de realisatie van de ambities, zoals beschreven in hoofdstuk 4. Daarom gaat de provincie samen met de sector en maatschappelijke partners op een interactieve manier werken aan een toekomstvisie van de landbouw.
In dit proces wordt gezocht naar beelden van een duurzame, vitale landbouw in relatie tot de opgaven waar de provincie voor staat. Het gaat dan om de volgende opgaven als:
- tegengaan van de verstedelijking en verrommeling en het ruimte bieden aan recreatie in relatie tot verbrede landbouw;
- in het Groene Hart remmen van de bodemdaling en behoud van het landschap;
- in de Delta omgaan met een verwachte toename van verzilting in relatie tot de beschikbaarheid van zoetwater.
Hiërarchie aanbrengen in de kleine kernen Groene Hart en Delta
Het voorzieningenniveau in de kleine kernen daalt. De leefbaarheid en vitaliteit van het landelijk gebied beperkt zich niet alleen tot voorzieningenniveau maar gaat ook over de werkgelegenheid en het verenigingsleven. Onderzocht wordt hoe sociaal-maatschappelijke functies en de lokale economieën functioneren en welk beleid hierbij past. Dit kan leiden tot nieuwe regels voor het ontwerpen van contouren en het omgaan met contouren.
Krimp van de bevolking
De provincie heeft de ambitie om de vitaliteit van het landelijk gebied in het Groene Hart en de Zuid-Hollandse Delta te verbeteren. Het Groene Hart en de Zuid-Hollandse Delta krijgen te maken met een krimp van de bevolkingsomvang. Vitaliteit van de regio moet gehandhaafd blijven. Onderzocht wordt hoe de provincie met deze krimp kan omgaan.
Wat is bijvoorbeeld het effect als wordt vastgehouden aan ruimtelijke uitgangspunten voor de kleine kernen?
Integraal proces gebiedsvisie Goeree-Overflakkee in sociaaleconomische en maatschappelijke context
Voor Goeree-Overflakkee heeft de provincie samen met de gemeenten de opgaven gedefinieerd waar het eiland voor staat. De opgaven worden vertaald naar zes streefbeelden waaraan een eerste aanzet voor een uitvoeringsprogramma wordt gehangen. Binnen Goeree-Overflakkee speelt een aantal opgaven zoals gedeeltelijke verzilting, vitaliteit van de kleine kernen en bereikbaarheid van de kernen. Kansen zijn er voor duurzame energie en er is een zoeklocatie voor glastuinbouw. Om de problematiek scherp te krijgen en de juiste oplossingen aan te reiken is gestart met het proces voor een gebiedsvisie Goeree-Overflakkee.
5.7.2 Een complete Ecologische Hoofdstructuur realiseren
- voortvarend, compleet en klimaatbestendig ontwikkelen en beschermen van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) hoogwaardige natuurgebieden die samenvallen met het Europese ecologische netwerk (Natura2000 gebieden);
- nieuwe natuur realiseren als grote dragers van de Ecologische Hoofdstructuur, zoals de kust, de Groene Ruggengraat en deltawateren met Biesbosch en Deltanatuur;
- de waterkwaliteit in natuurgebieden verbeteren;
- natuurwaarden buiten de Ecologische Hoofdstructuur veiligstellen, zoals gebieden voor weidevogels en overwinterende ganzen, met voortzetting van het huidig agrarisch grondgebruik;
- Ecologische Hoofdstructuur waar mogelijk beter benutten voor recreatie.
De provincie werkt op de volgende manieren aan de realisering van deze ambities.
Ordenen
De Ecologische Hoofdstructuur, de Natura 2000-gebieden, de weidevogelgebieden en de Groene Ruggengraat zijn begrensd en herkenbaar op de functiekaart. Door deze functies weer te geven op de functiekaart kan de Ecologische Hoofdstructuur voortvarend ontwikkeld worden. Dit geldt tevens voor de nieuwe natuurgebieden als dragers van de Ecologische Hoofdstructuur. Met vermelding op de functiekaart worden de natuurwaarden voor de weidevogels veilig gesteld en beschermd.
Op de kwaliteitskaart zijn daarnaast het buitendijks natuurlandschap en het recreatielandschap aangegeven.
De begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur is in artikel 5 van de verordening vastgelegd. Op deze gronden geldt de functie ‘natuur’. Voor gemeenten zijn in de verordening randvoorwaarden geformuleerd waarbinnen mogelijk ruimte gegeven wordt aan ontwikkelingen in deze gebieden.
In de ontwerp AMvB ruimte is regelgeving opgenomen over de Ecologische Hoofdstructuur. Het gaat hierbij om de aanwijzing en begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur en om regels voor grondgebruik. Voor de Natura 2000-gebieden is Europese en nationale regelgeving van toepassing.
Ontwikkelen
Om een complete Ecologische Hoofdstructuur te realiseren worden, naast bescherming van de bestaande Ecologische Hoofdstructuur, de nodige verbeteringsmaatregelen genomen en wordt het ontbrekende deel van de nieuwe Ecologische Hoofdstructuur gerealiseerd.
Belangrijkste element voor natuurontwikkeling in het Groene Hart is de Groene Ruggengraat, een Randstad Urgent- en Groene Hart icoonproject. Het gaat om een integrale ruimtelijke inrichting met meer doelen, waaronder natuur, landschap, recreatie en waterhuishouding. Met de aanleg van de Groene Ruggengraat wordt een robuuste ecologische verbindingszone gerealiseerd van de Zeeuwse Delta tot het Lauwersmeergebied. De Groene Ruggengraat heeft meer dan alleen een ecologische functie. Hij draagt ook bij aan versterking van de landschappelijke diversiteit en cultuurhistorische identiteit, duurzaam waterbeheer en betere recreatieve mogelijkheden. De precieze invulling van de Groene Ruggengraat is afhankelijk van de natuurdoelstellingen, de mogelijkheden van duurzaam waterbeheer (waterkwantiteit en -kwaliteit) en de kernkwaliteiten van het gebied waar de Groene Ruggengraat doorheen loopt. Rust en stilte zijn een belangrijk goed in de Groene Ruggengraat. Om die te beleven moet er ruimte zijn voor extensieve vormen van recreatie.
Er lopen binnen de provincie meerdere projecten en programma’s die bijdragen aan de completering van de Ecologische Hoofdstructuur. Het gaat hierbij om:
Integrale Ruimtelijke Projecten
- Hof van Delfland;
- kust;
- Zuidplaspolder.
Projecten
- project Veenweidepact Krimpenerwaard;
- project Veenweidepact Gouwe Wiericke;
- project Venster Woerden - Bodegraven;
- Alblasserwaard/Vijfheerenlanden;
- programma Rods.
Programma’s
- provinciaal Meerjaren Programma Landelijk Gebied 2007 - 2013;
- programma Mainport Rotterdam (750 ha natuur- en recreatiegebied);
- programma’s Recreatie om de Stad;
- programma Groene Hart;
- programma Deltapoort;
- uitvoeringsprogramma Nationaal Landschap Hoeksche Waard.
Bestuurlijke afspraken
In de bestuursovereenkomst Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) zijn de groenopgaven tot 2013 geformuleerd. Voor de restopgave, die niet gefinancierd kan worden uit deze ILG-gelden, moet een nieuwe bestuursovereenkomst opgezet worden.
Onderzoeken
Financiering afronden Ecologische Hoofdstructuur
De groene kwaliteit wordt steeds belangrijker voor de inwoner van Zuid-Holland.
De financiering hiervan is een belangrijke opgave, die grotendeels bij het Rijk ligt. Voor bestaande projecten en programma’s, zoals de Ecologische Hoofdstructuur, Investeringsbudget Landelijk Gebied en Recreatie om de stad, zijn slechts voor een beperkte tijd financiële middelen beschikbaar. Bijvoorbeeld tot 2013 zijn door het Rijk financiële middelen beschikbaar gesteld voor de Ecologische Hoofdstructuur, maar deze is dan nog niet compleet. Voor de restopgaaf zijn extra rijksmiddelen nodig.
5.7.3 Belevingswaarde verbeteren en verrommeling verminderen
- openheid behouden;
- (snel)wegpanorama’s en openbaar vervoerpanorama’s behouden;
- verrommeling actief opruimen en tegengaan, rekening houdend met kernkwaliteiten van landschap, natuur en cultuurhistorie (bijvoorbeeld saneren verspreid glas);
- bescherming van stiltegebieden en relatieve rustgebieden.
De provincie werkt op de volgende manieren aan de realisering van deze ambities.
Ordenen
Om de ruimtelijke kwaliteit van het landschap te verbeteren zet de provincie in op het behoud van openheid en de daarmee samenhangende panorama’s. Dit is één van de kernkwaliteiten waarop de provincie zal sturen. De te beschermen en te ontwikkelen kernkwaliteiten in algemene zin zijn diversiteit, openheid, rust en stilte.
Om de belevingswaarde te verbeteren en de verrommeling van het landschap te verminderen zijn op de kwaliteitskaart de openbaar vervoerpanorama’s, de snelwegpanorama’s en de stiltegebieden weergegeven. De provincie wil proactief sturen op kwaliteit. Door deze functies op te nemen op de kwaliteitskaart geeft de provincie aan welke ambities de provincie nastreeft in de gezamenlijke aanpak voor dit deel van de provincie. Ontwikkelingen in de zones van de panorama’s zijn alleen mogelijk als zij geen afbreuk doen aan de kwaliteit van openheid, de zichtlijnen naast de kernkwaliteiten en de cultuurhistorische zones.
In artikel 4 zijn in de verordening randvoorwaarden opgenomen voor agrarische bebouwing. Door de agrarische bebouwing te concentreren en regels hierover op te nemen in de verordening, wordt de verrommeling van het landschap tegengegaan en de belevingswaarde verbeterd en blijft de openheid behouden. Nieuwe glastuinbouw buiten glastuinbouwgebieden en greenport Westland/Oostland is uitgesloten. Bestemmingsplannen dienen hierop te worden aangepast.
De bescherming van relatieve rustgebieden is in de Provinciale Milieuverordening geregeld. Hierin is ook de begrenzing van de stiltegebieden vastgelegd.
De provincie hanteert verder nog specifieke instrumenten die een bijdrage kunnen leveren aan een verbetering van de belevingswaarde en minder verrommeling van het landschap. Het gaat hierbij om:
- ruimte voor ruimte;
- rood voor groen;
- nieuwe landgoederen;
- landelijk wonen.
Ontwikkelen
Een eerste aanzet is de sanering van het verspreid liggende glas in het open landschap. Het gaat om een saneringsprogramma van 246 hectare verspreide glastuinbouw. Gemeenten moeten voor 2011 concrete voorstellen maken, inclusief financiering.
De financiering kan met arrangementen ‘ruimte voor ruimte’ en eventueel aanvullende subsidies. De uitvoering van de sanering ligt bij de gemeenten. De provincie heeft vooral een stimulerende, agenderende en faciliterende rol.
Binnen Zuid-Holland lopen projecten en programma’s die een bijdrage leveren aan het realiseren van de ambities. De provincie zet in op de samenhang en het versterken van deze projecten en rogramma’s.
Integrale Ruimtelijke Projecten
Projecten
- regioprofielen Cultuurhistorie.
Programma’s
- actieprogramma greenport: saneren verspreid glas;
- aanpak papieren glas;
- actieprogramma Mooi Zuid-Holland.
Onderzoeken en agenderen
De belevingswaarde van het landschap wordt mede bepaald door bouwwerken, die niet als gebouw worden aangemerkt omdat deze bijvoorbeeld niet toegankelijk zijn voor mensen. Voorbeelden zijn reclameborden, windturbines maar ook allerlei afrasteringen zoals paardenbakken. Onderzocht wordt welk beleid nodig is om de verrommeling van het landschap door dit soort bouwwerken tegen te gaan.
5.7.4 Cultuurhistorische Hoofdstructuur behouden
Bij het provinciaal belang ‘behoud van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur’ horen de ambities:
- topgebieden cultureel erfgoed beschermen;
- kroonjuwelen cultureel erfgoed beschermen;
- archeologische waarden beschermen;
- molenbiotopen beschermen.
De provincie werkt op de volgende manieren aan de realisering van deze ambities.
Ordenen
Topgebieden en kroonjuwelen cultureel erfgoed
De topgebieden en kroonjuwelen cultureel erfgoed zijn weergegeven op de kwaliteitskaart. Voor de bescherming van deze belangrijke gebiedscategorieën wordt onderscheid gemaakt in twee algemene richtlijnen voor ordening en sturing. Deze algemene richtlijnen zijn gebiedsspecifiek uitgewerkt in de regioprofielen cultuurhistorie, waarin tevens de cultuurhistorische waarden zijn beschreven. Voor gebiedsspecifieke toepassing wordt derhalve verwezen naar deze regioprofielen. De hierna geformuleerde (algemene) richtlijnen vormen het sturingskader.
- Topgebieden cultureel erfgoed
Voor de topgebieden wordt ingezet op continuïteit van karakter, waarbij cultuurhistorie randvoorwaarde is bij ruimtelijke ontwikkeling. Uitgangspunt bij ontwikkelingen is behoud en versterking van de structuur door het herkenbaar houden van de ruimtelijke kenmerken hiervan (verkavelingspatroon, openheid, bebouwingsstructuur, profiel van kades, wegen en waterlopen). Bij ruimtelijke ontwikkelingen die strijdig zijn met dit uitgangspunt zal altijd een nadere afweging plaatsvinden, waarbij het cultuurhistorisch belang zwaar weegt. Ruimtelijke ontwikkelingen die passen binnen genoemd uitgangspunt zijn in principe mogelijk.
- Kroonjuwelen cultureel erfgoed
Voor de kroonjuwelen wordt ingezet op behoud van de uitzonderlijke kwaliteit, waarbij cultuurhistorie dé drager van ruimtelijke ontwikkeling is. Uitgangspunt bij ontwikkelingen is behoud en versterking van zowel de structuur als ook de fysieke elementen (gebouwen, waterlopen, kades, e.d.) door het herkenbaar houden van de ruimtelijke kenmerken hiervan. Ruimtelijke ontwikkelingen die strijdig zijn met dit uitgangspunt zijn in principe uitgesloten, omdat hier de cultuurhistorische en landschappelijke belangen prevaleren boven andere belangen, tenzij sprake is van een groot maatschappelijk belang. Ruimtelijke ontwikkelingen die passen binnen genoemd uitgangspunt zijn in principe mogelijk.
Molenbiotoop
In artikel 14 van de verordening is regelgeving opgenomen voor de molenbiotoop. Het gaat hierbij om de vrije windvang en het zicht op de molen.
Archeologie
Wettelijk is vastgelegd dat gemeenten gehouden zijn archeologie op te nemen in bestemmingsplannen. Aanvullend hierop zijn in de Regioprofielen Cultuurhistorie richtlijnen opgenomen hoe gemeenten in ruimtelijke plannen om dienen te gaan met bekende archeologische waarden en gebieden met een archeologische verwachting. Uitgangspunt conform het Europese Verdrag van Malta is dat archeologisch erfgoed niet wordt verstoord. Daarnaast hebben wij de Provinciale Onderzoeksagenda Archeologie (POA) opgesteld met daarin opgenomen de volgens ons vijf belangrijkste archeologische onderzoeksthema’s en bijbehorende onderzoeksvragen. Archeologisch onderzoek is in ieder geval niet nodig als bij bodemverstoring geen archeologische waarden of verwachtingswaarden dreigen te worden verstoord of als de werkzaamheden in geval van archeologische verwachtingswaarden niet dieper worden uitgevoerd dan 30 cm onder het maaiveld of het plan een omvang kent van minder dan 100 m2; de CHS vormt hierbij uitgangspunt. In overeenstemming met de Monumentenwet kunnen gemeenten hiervan gemotiveerd afwijken, mits dit wordt onderbouwd door geaccordeerd archeologisch onderzoek. Bekende archeologische waarden op de grond van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland dienen altijd beschermd te worden door opname in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.
Bij alle ruimtelijke ontwikkelingen waarbij (potentiële) archeologische waarden toch bedreigd kunnen worden, zal per situatie onderzocht te worden hoe hiermee dient te worden omgegaan. Het verdient aanbeveling om dit onderzoek zo vroeg mogelijk in het planproces te laten plaatsvinden. Eventuele planaanpassing is dan nog mogelijk; tevens kan het archeologisch erfgoed dan dienen als inspiratiebron voor de betreffende ontwikkelingen. In een aantal gevallen treedt de provincie op als bevoegd gezag27 op het gebied van archeologie. Het betreft hierbij de volgende situaties:
- de provincie is verstoorder (bijvoorbeeld bij aanleg van provinciale wegen);
- bij gemeentegrens overschrijdende plannen (bijvoorbeeld in geval van aanleg van leidingen voor aardgas of elektriciteit).
27 De overheid die bevoegd is in het kader van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) om een besluit te nemen ter correcte uitvoering van die wet (Besluit op de archeologische monumentenzorg - Bamz).
Ontwikkelen
Bij het behoud van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur gaat het vooral om het beschermen van cultuurhistorische waarden. Er ligt geen ontwikkelopgave voor de provincie of andere partijen aan ten grondslag. Wel kan sprake zijn van ruimtelijke ontwikkelingen die het cultuurhistorisch belang raken, in positieve dan wel negatieve zin. Deze situaties zijn hierboven onder Ordenen beschreven.
Onderzoeken en agenderen
Voor het behoud van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur zal onderzocht worden hoe gemeenten omgaan met archeologie in hun ruimtelijke plannen. Voorts vindt onderzoek plaats ter bescherming van de historische landgoederen en de omgeving daarvan (de landgoederenbiotoop). De Regioprofielen Cultuurhistorie zullen worden benut als bouwsteen voor de nader te ontwikkelen integrale gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit.
5.8 Stad en land verbonden
Doel van deze hoofdopgave is de samenhang tussen stad en land te versterken om de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van het stedelijk en landelijk gebied binnen de stedelijke invloedssfeer te vergroten. Deze samenhang bepaalt uiteindelijk de kwaliteit van het vestigingsklimaat in de provincie en de mate van tevredenheid van bewoners over de kwaliteiten van het gebied waar zij wonen. Het landschappelijk netwerk is de drager voor deze opgave.
5.8.1 Versterken recreatieve functie en landschappelijk netwerk
- landschappelijk netwerk ontwikkelen;
- provinciale landschappen ontwikkelen rond de steden / kernkwaliteiten in de provinciale landschappen beschermen en ontwikkelen;
- toegankelijkheid en zichtbaarheid van het landschappelijk gebied verbeteren;
- het recreatief netwerk (water, wegen, fietspaden) compleet maken;
- culturele en toeristische voorzieningen versterken, recreatietekorten sterk verminderen;
- wateropvang in stadsranden als onderdeel van het landschappelijk netwerk realiseren;
- landbouw in landschappelijk netwerk behouden en ontwikkelen.
De provincie werkt op de volgende manieren aan de realisering van deze ambities.
Ordenen
Het is van belang dat het landschappelijk netwerk inclusief de provinciale landschappen begrensd en herkenbaar is. Dit wordt ingevuld door het landschappelijk netwerk, bestaande uit zes provinciale landschappen, grote stedelijke parken, de recreatiegebieden, provinciale vaarwegen, locaties voor waterberging, de Ecologische Hoofdstructuur, verblijfsrecreatie en toeristische centra op de functiekaart vast te leggen. Op de kwaliteitskaart zijn provinciale landschappen, stedelijke parken, groenblauwe hoofdroutes, stiltegebieden, kreken, vaarten en weteringen, recreatielandschappen en recreatieve transferia opgenomen.
In artikel 2 van de verordening wordt ruimte geboden voor bebouwing ten behoeve van recreatie buiten de bebouwingscontour. Het gaat in dit kader om kleinschalige bebouwing passend bij en ter ondersteuning van recreatieve functies.
De begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur is in artikel 5 van de verordening vastgelegd. Aangegeven is hoe de EHS in bestemmingsplannen moet worden opgenomen. Voor gemeenten zijn in de verordening randvoorwaarden geformuleerd waarbinnen mogelijk ruimte gegeven wordt aan ontwikkelingen in deze gebieden.
In de ontwerp AMvB ruimte is opgenomen over de Ecologische Hoofdstructuur. Het gaat hierbij om de aanwijzing en begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur en om regels voor grondgebruik. In artikel 3.3 is regelgeving opgenomen over de nationale landschappen. Het gaat hier om de begrenzing en de kernkwaliteiten van de nationale landschappen.
Ontwikkelen
De zes provinciale landschappen binnen het stedelijk netwerk Zuid-Holland vormen de kern van het landschappelijk netwerk. Dit zijn Midden-Delfland, Land van Wijk en Wouden, Duin, Horst en Weide, Hollands Plassengebied, Bentwoud-Rottemeren en IJsselmonde. De gemeenschappelijkheid van deze zes provinciale landschappen ligt in de omvang en ligging tussen stedelijke gebieden. De betrokkenheid van meerdere regio’s en gemeenten en de aanwezigheid van vele verschillende functies, maakt dat de ontwikkeling van provinciale landschappen integrale opgaven zijn met sterke relatie met de stad.
De komende jaren wordt ingezet op de ontwikkeling van ongeveer 7.800 hectare extra groen. De provincie voert hierop de regie, de uitvoering ligt grotendeels bij de regio.
Per regio en project zijn er bestuurlijke afspraken gemaakt over financiering, trekkerschap en planologische aspecten. De voortgang hiervan stuit op vergelijkbare knelpunten als die van de Ecologische Hoofdstructuur. Om aan de recreatieve vraag te voldoen, wil de provincie bestaande recreatiegebieden herinrichten, nieuwe gebieden ontwikkelen en het landelijk gebied beter toegankelijk te maken. Daarbij moet worden nagegaan hoe deze opgave met andere opgaven in de gebieden kan worden gecombineerd. Er is vooral aandacht nodig voor de stadsranden die nu vaak verrommeld en weinig uitnodigend zijn en daardoor de relatie stad-land negatief beïnvloeden.
De kwaliteit en bruikbaarheid van het landelijke gebied gekoppeld aan de stad verbeteren, kan de provincie niet alleen. Hiervoor is de inzet van regionale partijen van essentieel belang. In samenwerking met gemeenten, ondernemers uit de landbouw en recreatie, groenbeheerders en verschillende maatschappelijke organisaties initieert de provincie activiteiten om de ambities te realiseren.
Binnen Zuid-Holland lopen al veel projecten en programma’s die een bijdrage leveren aan het realiseren van de ambities. De provincie wil de samenhang tussen deze projecten en programma’s bewaken en versterken.
Projecten en programma’s waar het hier om gaat zijn:
Integrale Ruimtelijke Projecten
- Hof van Delfland;
- Oude Rijnzone.
Projecten
- Groenblauwe Slinger (waaronder Groenzone, Wijk en Wouden);
- project Nieuw Dordtse Biesbosch;
- Bentwoud;
- 600 hectare IJsselmonde.
Programma’s
- afronden Ecologische Hoofdstructuur;
- afronden Rods;
- aanleg fietspaden;
- aanleg/verbeteren kwaliteit recreatieve vaarwegen;
- programma Groene Hart;
- programma water;
- programma Deltapoort;
- actieprogramma greenport (w.o. sanering verspreid glas);
- Plattelands Ontwikkelingsprogramma (POP).
Financiering landschappelijk netwerk
Het landschappelijke netwerk kan alleen ontwikkeld worden als daarvoor voldoende financiële middelen beschikbaar zijn. Om de ambities te realiseren is een nieuwe financieringsstrategie en een hoger financieringsniveau nodig. Het Rijk heeft nog geen toezegging gedaan voor het restant van de strategische groenopgave zoals vastgelegd in de bestuursovereenkomst ILG. Dit betekent dat voor de periode 2013-2020 een ILG 2 nodig is voor het realiseren van de restantopgave uit het ILG 1 (Ecologische Hoofdstructuur, Rods).
Van het Rijk wordt verwacht deze opgave te financieren. De provincie verwacht van het Rijk een garantstelling voor de verwerving, de inrichting en het beheer. Bij grondverwerving wordt bij voorkeur uitgegaan van aankoop op basis van vrijwilligheid.
Daarnaast zijn er nieuwe ontwikkelopgaven die om aanvullende financiële middelen vragen. Het waarmaken van de gestelde ambities zal een aanzienlijk hoger investeringsniveau vergen dan in het verleden. De ontwikkeling van het landschappelijke netwerk met haar provinciale landschappen is daarmee een dusdanige investeringsopgave, dat deze alleen van de grond komt met nieuwe financieringsarrangementen. Voorlopig wordt daarbij gedacht aan een mix van:
- MIRT;
- ILG 2;
- voortzetting rijksbijdrage aan beheer nationale ‘kernkwaliteiten’;
- sleutelprojecten Randstad 2040 (WELKE?);
- nota Ruimte;
- rood voor groenconstructies;
- regionale en gemeentelijke middelen;
- Europese middelen;
- private middelen;
- compensatieverplichting.
Onderzoeken
Om deze ambitie te realiseren is aanvullend onderzoek nodig dat ingebracht zal worden bij uitwerking van de gebiedsagenda en mogelijk kan leiden tot aanpassingen in de kaartbeelden en de uitwerking van de sturingsinstrumenten. Ook kan het onderzoek informatie opleveren over de manier waarop de partijen het beste kunnen samenwerken. De volgende onderwerpen worden in de onderzoeksagenda uitgewerkt.
Landschappelijk netwerk
Om het landschappelijk netwerk te vormen is het noodzakelijk om een goede organisatiestructuur op te zetten met voldoende middelen. De provincie zal het initiatief nemen om deze organisatiestructuur op te zetten. De provincie ziet het als haar taak om:
- alle relevante partners te binden aan de beschreven ontwikkelingen;
- een gedeelde visie te ontwikkelen op de genoemde opgaven;
- deze ontwikkelopgave en het beheer te concretiseren in een businesscase;
- verantwoordelijkheden voor uitvoering van de businesscase bij de betreffende partijen neer te leggen. Dit zijn de regio’s, de gemeenten, de waterschappen, maar ook relevante private partijen.
In de uitvoeringsfase zullen de andere publieke en private partners een grotere rol hebben. Provincie zal zeker blijven participeren tijdens de uitvoering. De rol van de provincie richt zich in deze fase meer op stimuleren, aanjagen, faciliteren, belemmeringen wegnemen, besluitvorming organiseren en eventueel haar juridisch instrumentarium inzetten.
Ten aanzien van het beheer wil de provincie haar betrokkenheid beperken tot kaderstellend, strategisch beheer. Voor het beheer van recreatiegebieden ligt hier een veranderingsopgave die nader vorm moet worden gegeven. Voor een deel van de nog niet gerealiseerde EHS hectares wordt gestreefd naar realisering door middel van het instrument van particulier natuurbeheer, waarbij de eigendom van de grond blijft berusten bij de grondeigenaar die de functiewijziging naar natuur bewerkstelligt.
Financieringsstrategie landschappelijk netwerk
Het landschappelijke netwerk met de provinciale landschappen kan alleen ontwikkeld worden als daarvoor voldoende financiële middelen beschikbaar zijn. In deze paragraaf is een aantal mogelijkheden benoemd die verder onderzocht moeten worden. Hierbij wordt gedacht aan een businesscase voor de uitvoeringsalliantie. Samen met andere partners worden de mogelijkheden hiervoor verkend, inclusief andere manieren van samenwerken. Daarnaast wordt onderzocht of het mogelijk is een provinciaal groenfonds op te richten.
De provincie zal het initiatief nemen om voor alle provinciale landschappen een overkoepelende strategie uit te werken.
Recreatievisie
Zuid-Holland wil een recreatievisie opstellen waarin de provinciale beleidskaders ten aanzien van de kwantitatieve en kwalitatieve recreatieopgave worden uitgewerkt.
De provincie zet in op het verminderen van recreatietekorten dichtbij huis door de aanleg van nieuwe recreatiegebieden, een verbeterde kwaliteit van de bestaande gebieden en een verbeterde ontsluiting van de natuur- en recreatiegebieden en het landelijk gebied. Aanvullend zijn hogere kwaliteit, meer variatie in het recreatieaanbod en toegankelijkheid/bekendheid, aspecten die van belang zijn om een beter gebruik van het recreatief aanbod te realiseren. Dit betekent een verschuiving van een kwantitatieve benadering gericht op hectares naar een kwalitatieve benadering op basis van de recreatieve vraag.
Het resultaat is een landschappelijk netwerk; een samenhangend, gedifferentieerd totaalaanbod van recreatiegebieden, natuurgebieden en aantrekkelijk landelijk gebied, waarbij het fijnmazig groenblauw infrastructureel (route)netwerk de verbindende factor is.
De provinciale landschappen zijn hierin een belangrijk onderdeel.
De visie is bedoeld om de positie en rol van de provincie op het beleidsterrein recreatie te verduidelijken. Door onder andere uit te werken hoe we in de toekomst met andere partijen willen samen werken om het recreatieaanbod te realiseren en het beheer te organiseren.
Provinciale landschappen
In de structuurvisie zijn zes provinciale landschappen onderscheiden aan de hand van de criteria die in hoofdstuk 4 zijn beschreven. Onderzocht moet worden in hoeverre deze criteria passen bij provinciale beleidskaders die in de Recreatievisie worden uitgewerkt.
Dit kan leiden tot een herbegrenzing van het gebied dat tot provinciale landschappen wordt gerekend.
Agenderen
Recreatie om de stad programma 2e fase
Mede op basis van de businesscases die voor de verschillende provinciale landschappen zijn opgesteld, wordt nader invulling gegeven aan het Recreatie om de stad programma voor de 2e fase. Een deel van deze opgave na 2013 is al benoemd en bestuurlijk vastgelegd in het PMJP. Enerzijds betekent dit verder realiseren van nieuwe groengebieden (afmaken van de restantopgave 2013) en verbeteren van de ontsluiting van landbouwgebieden. Anderzijds moeten nieuwe opgaven (kwaliteitsverbetering, uitbreiding of herstructurering bestaande recreatiegebieden, aanpak barrières) worden bepaald in relatie tot de ontwikkeling van een goed functionerend landschappelijk netwerk. Ook na realisering van de Zuidvleugel Zichtbaar Groener opgave tot 2013 bestaat er een tekort aan recreatiemogelijkheden (onderzoek Kenniscentrum Recreatie). Per gebied moet worden bepaald waar winst te behalen is met het aantal recreatieplaatsen en de geboden kwaliteit. Het verwacht tekort wordt onderzocht. Hiervoor is nog geen financiële dekking door het Rijk voorzien.
Zweefvliegen
Binnen Zuid-Holland zijn er op dit moment twee locaties waar zweefvliegen en motorzweefvliegen mogelijk is, vliegveld Valkenburg en Langeveld. Zweefvliegen op de huidige locatie Valkenburg wordt beëindigd zodra de locatie wordt ontwikkeld voor woningbouw.
In de Groene Buffer rond het huidige vliegveld is wel een zoekgebied opgenomen. Aangezien Gedeputeerde Staten hebben aangegeven voor het zweefvliegen op Valkenburg een alternatief te willen aanbieden, is onderzoek gedaan naar potentiële locaties. Er zijn twee locaties onderzocht, naast Valkenburg en Langeveld. Op basis van eerdere resultaten van het onderzoek naar Valkenburg en resultaten van het onderzoek naar Langeveld, de Noordplaspolder en de Grote Polder en nader onderzochte financiële en juridische aspecten (Natuurbeschermingswet 1998), zullen de voor- en nadelen van de verschillende opties aan GS en PS worden voorgelegd zodat zij een besluit kunnen nemen over de in hun ogen meest optimale locatie.
5.9 Tot slot
In de uitvoeringsstrategie is voor alle provinciale belangen een aanzet gegeven voor de wijze waarop de provincie denkt dat de voornemens gerealiseerd kunnen worden. In veel gevallen zullen ook bijdragen van andere overheden, organisaties en particulieren worden gevraagd. De rol van de provincie kan daarbij variëren per onderwerp. Van de thema’s ‘ordenen’, ‘ontwikkelen’ en ‘onderzoeken en agenderen’ zullen ‘ontwikkelen’ en ‘onderzoeken en agenderen’ nader worden uitgewerkt in het Uitvoeringsprogramma. Het ‘ordenen’ wordt in de provinciale verordening nader geconcretiseerd.
Het uitvoeringsprogramma zal inzicht bieden in de wijze waarop de doelen uit de visie zullen worden gerealiseerd, de keuze van de inzet van de provinciale instrumenten en middelen en de onderlinge samenhang. Zo zullen de uitvoerende acties worden gepresenteerd per provinciaal belang, maar ook per regio en/of gebied. Op deze wijze kunnen de gesprekken met de regio’s en/of gebieden duidelijkheid opleveren over de inzet van alle betrokken partijen in termen van resultaten en middelen.
In de onderzoeksprogrammering, onderdeel van het uitvoeringsprogramma, zullen de acties worden gerubriceerd in:
- onderwerpen voor nadere beleidsontwikkeling;
- onderwerpen voor onderzoek (de onderzoeksprogrammering);
- onderwerpen voor agendering in overleg met externe partijen.
- Het onderdeel programmering zal zoveel mogelijk inzicht bieden in de onderzoeksvragen, de wijze waarop deze worden onderzocht en welke inzet daarvoor nodig is.
Het uitvoeringsprogramma geeft inzicht in het programma voor de komende 10 jaar en in het bijzonder welke prioriteiten er voor de komende 2 jaar worden bepaald.
Het uitvoeringsprogramma wordt elke 2 jaar herzien.
6.1 Bijlage 1 - Gedragslijn instrumenten
Schematische weergave van de gedragslijn
6.2 Bijlage 2 - Ruimtelijke reserveringen 2020 en 2040
Dit is de nadere uitwerking van de nieuwe verkeers- en vervoersinfrastructuur zoals beschreven in hoofdstuk 4.
De provincie Zuid-Holland heeft de ambitie om de bereikbaarheid in de provincie te verbeteren. Deze ambitie is neergelegd in het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (PVVP). Binnen het kader van het PVVP is het beleid verder uitgewerkt, onder meer in de nota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart, de nota Operationalisering Openbaar Vervoer 2007-2020, het Goederenvervoerbeleidsplan 2007-2011, het Fietsplan 2008 en het Meerjarenplan Verkeersveiligheid 2008-2011. In het PVVP zijn uitvoeringsprogramma’s opgenomen. De opgave is om het stedelijke openbaar vervoer netwerk en de wegenstructuur binnen de Zuidvleugel te completeren. In de onderstaande tabel zijn het Beleidsbeeld 2020 en Ambitie 2040 opgenomen. De uitvoeringsprogramma’s uit de PVVP zijn nog steeds actueel. In het uitvoeringsprogramma zijn de projecten opgenomen die zijn voorzien voor 2020. De visie is gebaseerd op dit programma uit de PVVP.
Beleidsbeeld 2020
In het beleidsbeeld tot 2020 is een onderscheid gemaakt in (inter)nationale en regionale verbindingen.
I. (Inter)nationale, Randstedelijke verbindingen
A. Hoofdwegen – beleidsbeeld 2020
- A4 Leiden-Burgerveen 2x3 én 2x4 rijstroken;
- A4 Parallelstructuur Oostflank Den Haag;
- A4 Midden-Delfland;
- A4 Hoogvliet - Klaaswaal;
- A12 (benuttingsmaatregelen: spits- en plusstroken);
- A13/16;
- A15 MAVA 4x2 rijstroken;
- A20 Moordrecht - Nieuwerkerk ad IJssel 2x3 rijstroken;
- A27 Hooipolder - Lunetten, 2x3 rijstroken en verbreding Merwedebrug Gorinchem;
- regionalisering A44.
A. Hoofdwegen – ambitie 2040
- A4 Den Haag - Leiden 2x4 rijstroken;
- 2e oeververbinding Westelijk Rotterdam (Oranje- of Blankenburgtunnel);
- N222 Veilingroute 2x2 (afhankelijk keuze Oranjetunnel);
- A15 Papendrecht - Gorinchem: capaciteitsuitbreiding;
- N57 rijbaansplitsing.
B. Hoofdspoor – beleidsbeeld 2020
- spoortunnel Delft (in ruwbouw 4 sporen);
- spoorverdubbeling Den Haag - Rotterdam, viersporigheid incl. station Kethel;
- capaciteit spoor Rotterdam-Gouda, viersporigheid incl. station Westergouwe en eventueel Rottetracé.
B. Hoofdspoor – ambities 2040
- capaciteit spoor Den Haag - Gouda, viersporigheid incl. stations Doelwijk en Westergouwe;
- HST - Oost;
- goederenspoor Rotterdam - België (RoBel);
- 2-sporigheid Alphen - Woerden;
- spoor Breda - Utrecht.
II. Regionale verbindingen
C1. Regionale wegen – beleidsbeeld 2020
- Rijnlandroute;
- Trekvliettracé;
- Internationale Ring Den Haag;
- ‘3in1’ project Westland;
- N209 Doenkade 2x2 stroken (voorloper A13/16);
- N209 maatregelen wegvakken Nieuwe Hoefweg - Bleiswijk, en Bergschenhoek - Bleiswijk;
- Stadsweg Rotterdam;
- N218 optimalisatie Hartelcorridor;
- N207 capaciteitsverruiming Alphen - Leimuiden;
- N207 OTA;
- verbindingsboog N11/A12;
- parallelstructuur A12 / Moordrechtboog op OWN-niveau;
- N219 omleiding Zevenhuizen en verlegging;
- N207 Zuidwestelijke randweg Gouda;
- N210 vernieuwing;
- N215 omleiding Dirksland;
- N217 omleiding Stougjesdijk.
C2. Hoofdwegennet en onderliggend wegennet aansluitingen
- A4 / A12 Prins Clausplein;
- A15 - N3;
- A16 Mijlweg;
- A16 - N3;
- A20 Schieplein;
- N57 - N218;
- N11 - Zouterwoude;
- A4 Vijfsluizen;
- A4 Beatrixlaan;
- A4 Plaspoelpolder;
- A12 - N470;
- A13 - N470;
- A15 Reeweg;
- A16 Kralingseplein.
C3. Bovenlokaal wegennet
- Noordwestelijke randweg Leiden;
- Noordelijke Randweg Rijnsburg;
- Maximaburg westelijk Alphen ad Rijn;
- Westelijke Randweg Waddinxveen, aansluitend op de Bentwoudlaan.
C. Regionale wegen – ambities 2040
- Noordelijk Ontsluiting greenport: oost-west verbinding Duin- en Bollenstreek (N206 - N205);
- N211 capaciteitsvergroting;
- N213 capaciteitsvergroting;
- N470/N471: 2x2 rijstroken;
- 3e stadsbrug Rotterdam;
- N207 capaciteitsverruiming;
- N218 capaciteitsvergroting;
- N219 2x2 in geval van uitbouw verstedelijking Zuidplaspolder.
D. Zuidvleugelnet OV – beleidsbeeld 2020
- Stedenbaan 6x6 en 4x4, incl. stations Sassenheim en Bleizo;
- buscorridor Duin- en Bollenstreek, diverse maatregelen, waaronder hoogwaardig ov (bus) Noordwijk - Sassenheim en aansluiting Duin- en Bollenstreek op de Zuidtangent (doortrekking Zuidtangent naar Sassenheim en Lisse/Hillegom);
- RijnGouweLijn-Oost en West;
- tramnet Den Haag: capaciteitsverhoging en infra-aanpassingen;
- netwerk RandstadRail Den Haag: fase 1: Lijn 9 korte tramtunnel; fase 2: Lijn 1 Delft - Binckhorst - CS Scheveningen, Lijn 9: Vrederust - HS - CS - Scheveningen, Lijn 11: Voorburg - Binckhorst - HS - Scheveningen;
- bustangent Kijkduin - Harnaschpolder - Den Haag Zuidwest - Delft - Pijnacker - Zoetermeer;
- doortrekking RandstadRail (Zoetermeer sprinterlijn) naar station Bleizo;
- Zoetermeer - Rotterdam: bus;
- RandstadRail Den Haag CS - Rotterdam CS - Slinge: frequentieverhoging;
- HOV Rotterdam - Rotterdam/Den Haag Airport - Delft - Den Haag;
- regionalisering Hoekse Lijn en koppeling aan metrolijn en doortrekking naar strand;
- Tram+ Rotterdam: frequentieverhoging en maatregelen op diverse lijnen;
- Ridderkerklijn;
- buscorridor Alphen-Schiphol (doorstromingsmaatregelen);
- busontsluiting Zuidplaspolder;
- Drechtstedenring;
- MerwedeLingeLijn, incl. 4 nieuwe halten;
- buscorridor Goeree - Overflakkee (kleinschalige verbeteringen).
D2. Overig openbaar Vervoer en Ketenmobiliteit binnen vervoersautoriteitgebied Zuid-Holland – beleidsbeeld 2020
- 110 km fietspad;
- 3.000 fietsparkeerplaatsen bij openbaarvervoersknooppunten;
- 1.000 P&R-plaatsen;
- actuele reisinformatie op 50% van de haltes in vervoersautoriteitgebied Zuid-Holland;
- openbaar vervoer over water: Brienenoord - Benelux;
- minimaal 46% haltes toegankelijk voor reizigers met functiebeperking;
- diverse Dynamisch Verkeers Management maatregelen op wegen en vaarwegen.
D. Zuidvleugelnet OV – ambities 2040
- Stedenbaan 8x8 en 8x8, incl. stations Westergouwe, Doelwijk, Merenwijk (en Noordwijkerhout ?), inclusief koppelingen met Randstadspoor Utrecht en Amsterdamse Metro Trein;
- HOV Zuidtangent - Rijngouwelijn;
- HOV Leiden - Leiderdorp;
- HOV Leiden - Den Haag;
- HOV Zoetermeer - Leiden;
- HOV Zoetermeer Rotterdam;
- HOV Den Haag - Westland;
- HOV Delft - Schiedam;
- HOV Hoekselijn - Westvoorne via Oranje- of Blankenburgtunnel;
- HOV Hoekse Lijn/Schiedam - Alexanderpolder/Nesselanden - Zuidplaspolder;
- Zuidtangentmetro Rotterdam: Schiedam - Stadshavens - Zuidplein - (nieuw) Feyenoord -Capelsebrug/metrostation;
- HOV Rotterdam - Ridderkerk - Drechtstedenring (opwaarderen Ridderkerklijn);
- HOV Alphen - Schiphol;
- HOV Zuidplaspolder i.g.v. uitbouw verstedelijking.
E. Vaarwegen
- Julianasluis;
- bochtafsnijding Delftse Schie - Rotterdam;
- goederenterminal Haven Rotterdam.
6.3 Bijlage 3 - Beschrijving legenda van functie- en kwaliteitskaart
Deze bijlage geeft een beschrijving van de afzonderlijke legenda-eenheden van de functie- en de kwaliteitskaart.
De functiekaart bevat in verschillende kleuren de aanduidingen voor de gewenste en mogelijke ruimtelijke functies voor het stedelijk en landelijk gebied in de provincie tot 2020.
De functies waarvan de locatie en begrenzing vastliggen, zijn in kleur en vlakdekkend aangegeven. Veelal is sprake van één hoofdfunctie, in sommige gevallen is sprake van een combinatie van functies in hetzelfde gebied. Diverse functies zijn aangeduid met een symbool. Dit is het geval als de locatie wel duidelijk is, maar de exacte begrenzing nog niet. In enkele gevallen is volstaan met een symbool, omdat de begrenzing vastgelegd is in andere beleidsdocumenten. Voor een aantal functies wordt de mogelijkheid onderzocht nieuw areaal te ontwikkelen. Deze zoekruimte is indicatief aangeduid met een symbool; precieze locatie en begrenzing zijn uiteraard nog niet bekend.
Naast de voorgaande beschrijving van de legenda-eenheden voor de functiekaart kent de kwaliteitskaart nog een aantal specifiek op kwaliteit van de gewenste inrichting geënte legenda-eenheden. Deze zijn aan het eind van deze paragraaf apart beschreven.
De kwaliteitskaart bevat de aanduidingen voor de bestaande en gewenste ruimtelijke kwaliteiten voor het stedelijk en landelijk gebied tot 2020, voorzover van provinciaal belang. De aanduidingen hebben een globaal karakter. De kwaliteitskaart geeft richting en stelt randvoorwaarden aan de ordening en ontwikkeling van de mogelijke en gewenste functies. Daarmee zijn de functiekaart en de kwaliteitskaart evenwaardig en complementair.
Het kaartbeeld is globaal. Gebieden met een oppervlakte van minder dan 5 ha zijn meestal niet apart aangeduid.
Stedelijk gebied
Aaneengesloten, relatief grootschalig bebouwd gebied, en onderdeel van het stedelijk netwerk, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen.
Dorpsgebied
Aaneengesloten, relatief kleinschalig bebouwd gebied, en onderdeel van het landelijk gebied, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen.
Stedelijk gebied/dorpsgebied met hoogwaardig OV
Delen van het stedelijk gebied en dorpsgebied die in de nabijheid liggen van haltes van hoogwaardig openbaar vervoer van het Zuidvleugelnet.
Stedelijk park
Groengebied van tenminste 5 ha binnen of in aansluiting op bestaand stedelijk gebied met als hoofdfunctie recreatie waaronder parken en sportvoorzieningen. Vormt onderdeel van het landschappelijk netwerk.
Zoeklocatie stedelijk gebied
Groengebied van tenminste 5 ha binnen of in aansluiting op bestaand stedelijk gebied met als hoofdfunctie recreatie waaronder parken en sportvoorzieningen. Vormt onderdeel van het landschappelijk netwerk.
Zoeklocatie landelijk wonen
Indicatieve aanduiding voor mogelijke ontwikkeling van landelijk wonen buiten bebouwingscontouren, conform bestaande bestuurlijke afspraken.
Internationaal centrum
Door hoogwaardig openbaar vervoer ontsloten stedelijk centrumgebied met ontwikkelingsmogelijkheden voor gemengde functies (wonen, werken, voorzieningen) van (inter)nationale betekenis en allure.
Bovenregionaal centrum
Door hoogwaardig openbaar vervoer ontsloten stedelijk centrumgebied met ontwikkelingsmogelijkheden voor gemengde functies (wonen, werken, voorzieningen) van bovenregionale betekenis.
Regionaal centrum
Stedelijk - of dorpscentrumgebied met ontwikkelingsmogelijkheden voor gemengde functies (wonen, werken, voorzieningen) van regionale betekenis.
Toeristisch centrum
Complex van toeristische en recreatieve voorzieningen in het stedelijk of landelijk gebied van (inter)nationale betekenis en allure.
Kenniscentrum
Universiteitscomplex en/of bedrijventerrein dat primair bestemd is voor hoogwaardige en kennisgerichte instituten of bedrijven.
Bedrijventerrein mainport
Aaneengesloten bebouwd gebied met als hoofdfunctie water- en havengebonden bedrijvigheid, veelal in de hogere milieucategorieën, met productie, opslag, transport en distributie, nutsvoorzieningen, evenals hieraan verbonden kantoorfuncties in het haven- en industriegebied van Rotterdam en de Drechtsteden.
Bedrijventerrein
Aaneengesloten bebouwd gebied met als hoofdfunctie bedrijvigheid, waaronder begrepen productie, transport en distributie, veilingen, nutsvoorzieningen evenals hieraan verbonden kantoorfuncties.
Zoeklocatie bedrijventerrein
Indicatieve aanduiding voor een mogelijke en nader te begrenzen locatie voor de ontwikkeling van een bovenregionaal havengerelateerd bedrijventerrein.
Glastuinbouw-bedrijvengebied/greenport
Aaneengesloten bebouwd gebied met als hoofdfuncties glastuinbouw en overige, aan de ontwikkeling van de greenport gebonden functies.
Glastuinbouwgebied
Aaneengesloten bebouwd gebied met als hoofdfunctie glastuinbouw.
Zoeklocatie glastuinbouw
Indicatieve aanduiding voor een mogelijke en nader te begrenzen locatie voor de ontwikkeling van aaneengesloten glastuinbouwgebied.
Transformatiegebied
Gebied waarvan de aangegeven, bestaande functie onder voorwaarden getransformeerd kan worden naar een of meerdere andere functies, mits passend in de ruimtelijke en bestuurlijke context.
Overig (inter)nationaal openbaar vervoernet
Spoorlijnen die deel uitmaken van het (inter)nationaal spoorwegnet.
Stedenbaan
De spoorlijnen Haarlem - Leiden - Den Haag - Delft - Rotterdam - Dordrecht, alsmede Den Haag - Gouda en Rotterdam - Gouda. Bestaande en geplande stations aan deze railverbindingen zijn “dragers” voor stedelijke ontwikkeling.
Bovenregionaal openbaar vervoernet (= Zuidvleugelnet)
De (boven)regionale rail- en busverbindingen die gezamenlijk een samenhangend OV net binnen Zuid-Holland vormen. Het betreft de Stedenbaan, regionale railverbindingen (lightrail, metro en sneltram) en regionale tram- of busverbindingen.
(Inter)nationaal goederenspoor
Spoorlijn uitsluitend bedoeld voor (inter)nationaal goederentransport; de Betuweroute.
(Inter)nationale wegverbinding
Bestaande of in de planperiode te realiseren of te verbreden weg die functioneert als
achterlandverbinding, hoofdtransportas of als onderdeel van het (inter)nationaal wegennet. Indien de verbinding nog gerealiseerd moet worden, is het tracé bekend en de financiering verzekerd.
(Boven)regionale wegverbinding
Bestaande of binnen de planperiode te realiseren of te verbreden weg die functioneert als onderdeel van het (boven)regionaal of provinciaal wegennet. Indien de verbinding nog gerealiseerd moet worden, is het tracé bekend en de financiering verzekerd.
Reservering wegverbinding
Bij voorkeur binnen de planperiode te realiseren wegverbinding, waarvan het tracé globaal bekend is, maar de financiering nog niet verzekerd. Deze verbindingen mogen ruimtelijk niet onmogelijk gemaakt worden.
Infrastructuur
Ruimte naast wegen en spoorlijnen met primair een verkeerskundige functie (verkeerspleinen e.d.).
Luchthaven
Stedelijk gebied met een functie voor de luchtvaart; het gebied van de luchthaven Rotterdam Airport.
Leidingenstraat
Tracé voor het bundelen van ondergrondse leidingen van bovenregionale betekenis. Andere functies dan ondergrondse leidingen zijn niet mogelijk.
Leidingenstrook
Tracé voor het bundelen van ondergrondse leidingen van bovenregionale betekenis. Andere functies zijn mogelijk mits niet in strijd met de transportfunctie.
Water
De zee, zeearmen, rivieren, kanalen, plassen, boezems en overige binnenwateren met een hoofdfunctie voor de waterhuishouding en veelal een nevenfunctie voor natuur, recreatie en/of scheepvaart.
Provinciale vaarweg
Waterweg ten behoeve van de beroeps- en recreatievaart in beheer bij de provincie.
Zandmotor Delflandse Kust
Indicatieve aanduiding voor een innovatief pilotproject gericht op (meer natuurlijk) kustbeheer en ontwikkeling.
Studiezone kustuitbreiding
Indicatieve aanduiding van het gebied voor de Delflandse kust waar de ruimtelijke ontwikkeling nog onderwerp van studie is. Het gaat daar om maatregelen in het kader van versterking van de kust, kwaliteitsverbetering (natuur recreatie en toerisme) van de kustzone en het direct daarachter gelegen gebied.
Primaire waterkering (incl. kustfundament begrenzing landzijde)
Waterkeringen langs de kust en de grote rivieren volgens de Wet op de waterkeringen.
Zoetwaterkanaal
Binnendijks gelegen hoofdwatergang voor de aanvoer van zoet water.
Grondwaterbeschermingsgebied
Gebieden met een functie voor de bescherming en productie van drinkwater. Andere functies mogen deze functie niet belemmeren.
Waterbergingslocatie
Gebied met een functie voor waterberging, veelal in combinatie met recreatiegebied, natuurgebied of agrarisch landschap.
Zoeklocatie windpark
Globale aanduiding voor een mogelijke en nog te begrenzen locatie voor het oprichten van windturbines.
Provinciegrens
Grens van de provincie Zuid-Holland.
Agrarisch landschap - sierteelt/greenport
Landelijk gebied met landschappelijke, cultuurhistorische waarden en een overwegend agrarische functie gericht op grondgebonden sierteelt. Daarnaast komen (verspreid gelegen) natuurwaarden en bebouwingslinten voor.
Agrarisch landschap - bollenteelt/greenport
Landelijk gebied met landschappelijke, cultuurhistorische waarden en een overwegend agrarische functie gericht op grondgebonden bollenteelt. Daarnaast komen (verspreid gelegen) natuurwaarden en bebouwingslinten voor.
Agrarisch landschap
Landelijk gebied met landschappelijke en cultuurhistorische waarden en een overwegend agrarische functie. Daarnaast komen (verspreid gelegen) natuurwaarden en bebouwingslinten voor.
Agrarisch landschap - inspelen op bodemdaling
Landelijk gebied met landschappelijke, cultuurhistorische waarden en een overwegend agrarische functie die inspeelt op bodemdaling. Daarnaast komen (verspreid gelegen) natuurwaarden en bebouwingslinten voor.
Agrarisch landschap - verbrede landbouw
Landelijk gebied in de stedelijke invloedssfeer met landschappelijke, cultuurhistorische en recreatieve waarden met een overwegend agrarische functie. Daarnaast komen (verspreid gelegen) natuurwaarden en bebouwingslinten voor.
Agrarisch landschap - inspelen op verzilting
Landelijk gebied met landschappelijke, cultuurhistorische waarden en een overwegend agrarische functie die inspeelt op verzilting. Daarnaast komen (verspreid gelegen) natuurwaarden en bebouwingslinten voor.
Provinciaal landschap
Begrensd landelijk gebied onder stedelijke invloed, gelegen tussen stedelijke agglomeraties en in meer dan één regio, met hoge recreatieve en landschappelijke waarden en een accent op verbrede landbouw.
Natuurgebied/ecologische verbinding
Gebied / verbinding met als hoofdfunctie natuur. Daarnaast is, mits niet in strijd met de hoofdfunctie, recreatief medegebruik mogelijk. Delen van de duinen hebben bovendien een functie voor de waterwinning en waterkering.
Natura 2000-gebied
Gebieden of wateren met hoge natuurwaarden die internationale bescherming genieten. Het betreft de gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn.
Weidevogelgebied
Agrarisch landschap met te beschermen functie voor weidevogels.
Groene Ruggengraat
Globaal tracé voor de ontwikkeling en bescherming van natte natuur in het Groene Hart, wordt in samenhang met bestaande gebiedkwaliteiten ontwikkeld.
Recreatiegebied
Groengebied buiten het stedelijk gebied met als hoofdfunctie openluchtrecreatie. Daarbinnen kunnen landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden voorkomen.
Zoeklocatie recreatiegebied
Indicatieve aanduiding voor een mogelijke en nog te begrenzen locatie voor openluchtrecreatie.
Voorziening intensieve dagrecreatie
Recreatiegebied ingericht voor zeer intensief gebruik met op de recreatiefunctie gerichte bebouwing.
Verblijfsrecreatiegebied
Gebied met hoofdfunctie verblijfsrecreatie (campings, bungalowparken en dergelijke).
Zoeklocatie verblijfsrecreatie
Globale aanduiding voor een mogelijke en nader te begrenzen locatie voor de ontwikkeling van verblijfsrecreatie.
Beschrijving legenda-eenheden kwaliteitskaart (voor zover niet al benoemd voor de functiekaart)
Hoogstedelijk (centrum)gebied
Centrumgebied (van Den Haag/Scheveningen en Rotterdam) dat ontsloten wordt door hoogwaardig openbaar vervoer. Het gaat hier om multifunctionele ontwikkeling die wordt gekenmerkt door intensief ruimtegebruik en hoogstedelijk karakter.
Historische kern
Historische stads- of dorpskern; nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen gebaseerd te zijn op de kernkwaliteiten (en het behoud daarvan) en cultuurhistorische waarden van de stads- of dorpskern.
Glastuinbouwlandschap
Combinatie van glastuinbouwbedrijvengebieden/greenport en glastuinbouwgebieden. Landschappelijke kwaliteiten in deze gebieden moeten worden geënt op de glastuinbouwfunctie en de daaraan gebonden bedrijvigheid.
Snelweg- en openbaar vervoerpanorama
Gebieden langs snelwegen (snelwegpanorama’s) en spoorverbindingen (openbaarvervoerpanorama’s) die gekenmerkt worden door waardevolle doorzichten op het landschap naast de verbinding. Ontwikkelingen in deze zones zijn alleen mogelijk als zij geen afbreuk doen aan de kwaliteit van openheid en de zichtlijnen vanuit de infrastructuur, naast de kernkwaliteiten en cultuurhistorie in die zones.
Landschapstypen
Voor de onderstaande landschapstypen geldt dat ruimtelijke ontwikkelingen in die gebieden uit moeten gaan van het behoud en ontwikkeling van de in paragraaf 4.7.1 voor die landschapstypen benoemde kernkwaliteiten. Het gaat om:
- recreatielandschap;
- veenweidelandschap;
- plassenlandschap;
- veenweide-krekenlandschap;
- droogmakerijenlandschap;
- landgoederenlandschap;
- sierteelt-veenlandschap;
- bollenteelt-zanderijenlandschap;
- duinlandschap;
- schurvelingenlandschap;
- zeekleipolderlandschap;
- veenpolderlandschap;
- rivierenlandschap;
- buitendijks natuurlandschap.
Groenblauw netwerk
Het geheel van groene en waterverbindingen met recreatieve, landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurwetenschappelijke kwaliteiten tussen recreatie- en natuurgebieden en binnenstedelijke parken. Het groenblauwe netwerk is de drager voor de fijnmazige routestructuur op gebiedsniveau.
(Cultuurhistorisch waardevol) bebouwingslint
Aanduiding voor landschappelijk waardevolle en/ cultuurhistorisch waardevolle aangesloten bebouwing in een lint langs wegen, waterwegen of dijken. In bebouwingslinten is alleen incidentele toevoeging van bebouwing mogelijk, onder voorwaarde dat de ruimtelijke kwaliteit wordt versterkt.
Dijk
Bestaande of voormalige waterkeringen in het landelijk gebied met landschappelijke en/of cultuurhistorische waarde.
Kade en tiendweg
Bestaande of voormalige lagere waterkeringen respectievelijk oude verbinding in het landelijk gebied met landschappelijke en cultuurhistorische waarde.
Kreek, vaart en wetering
Waterlopen in het landelijk gebied met landschappelijke en/of cultuurhistorische waarde.
Kroonjuweel cultureel erfgoed/topgebied cultureel erfgoed
Cultuurhistorisch en landschappelijk zeer waardevolle gebieden en elementen binnen Topgebieden cultureel erfgoed. Zij kunnen ook attracties voor het grotere publiek zijn. Behoud staat voorop; ruimtelijke ontwikkeling is alleen mogelijk indien daarmee de kernkwaliteiten binnen het gebied significant bevorderd worden.
Stiltegebied
Indicatieve aanduiding van een gebied waar regelgeving geldt ter bescherming van de aanwezige stilte. De exacte begrenzing ervan en de regelgeving zijn vastgelegd in de Provinciale Milieuverordening.
Recreatietransferium
Indicatieve aanduiding voor een ondersteunende voorziening in het groenblauwe netwerk waar diverse recreatieve verbindingen bijeenkomen. Het recreatietransferium is bij voorkeur ontsloten door openbaar vervoer en vormt een centrale entree voor de beleving van het achterliggende (recreatieve) landschap. Ruimtelijke ontwikkelingen daar zijn gericht zijn op deze ontsluitende en knooppuntfunctie.
6.4 Bijlage 4 - Beschrijving IRP's
Zuidplaspolder
De Zuidplaspolder is één van de laagst gelegen polders in de Zuidvleugel van de Randstad, in de driehoek Rotterdam-Zoetermeer-Gouda waarin ruimte moet worden geboden aan nieuwe woningen, bedrijven en kassen, infrastructuur en natuur, water en recreatie.
Het gaat om een complexe opgave, zowel inhoudelijk als bestuurlijk. De laag gelegen ligging maakt het noodzakelijk innovatieve oplossingen te ontwikkelen, waarin water, natuur, woon- en werkfuncties op slimme wijze worden gecombineerd. Met een groot aantal partijen is in 2007 overeenstemming bereikt over het volgende startprogramma 2010-2020:
- 7.000 woningen met het accent op landelijk wonen in aan te leggen landschap en dorpsuitbreidingen;
- 280 hectare glas, waarvan 200 hectare nieuw en 80 hectare herontwikkeling;
- 110 hectare bedrijventerrein;
- ontwikkelen van restveen en een waterparel, waaronder 325 hectare EHS;
- bereikbaarheid via spoor en weg.
Bij de ontwikkelingen staat duurzame ontwikkeling centraal. Daarbij zijn afspraken gemaakt over het klimaatbestendig ontwikkelen van de Zuidplaspolder en opzetten van een energieweb Zuidplaspolder waarbij gebruikers en leveranciers van duurzame vormen van energie aan elkaar worden gekoppeld. Ook zijn afspraken gemaakt over de ontwikkeling van de (parallelle) infrastructuur A12 en aanleg van groen- en waterstructuren.
De provincie heeft de regierol voor dit project. In het voortraject zijn alle mogelijke publieke en maatschappelijke partijen betrokken. Er is intensieve samenwerking met de betrokken gemeenten, het waterschap het Rijk (als een van de projecten in het urgentie programma Randstad) en private partijen.
As Leiden Katwijk
Om de Bollenstreek, het Groene Hart en de Kust vrij te waren van stedelijke ontwikkeling is besloten de verstedelijking zoveel mogelijk binnen de As Leiden-Katwijk te concentreren. Ambitie is het realiseren van een internationaal vestigingsklimaat, waaronder de hoogwaardige woonlocatie Valkenburg.
Het programma As Leiden-Katwijk heeft sinds november 2008 de Randstad Urgent status. In het kader van deze status is o.l.v. het Rijk het project Integrale Benadering Holland Rijnland opgestart. Het doel van dit project is het verbeteren van de bereikbaarheid van de regio Holland Rijnland om daarmee een belangrijke voorwaarde te creëren voor de verdere economische ontwikkeling van de regio en de realisatie van de woningbouwopgave.
De opgaven voor As Leiden-Katwijk bestaan uit:
- ontwikkelen van 15.400 woningen in periode 2010-2020 (waaronder uitleglocatie Valkenburg);
- ontwikkelen biolifescience in Leiden;
- aanleg bovenregionale infrastructuur (Rijnlandroute, RijnGouwelijn);
- verdere ontwikkeling greenport;
- inrichting rijksbufferzone bij Katwijk.
IODS
Het programma IODS combineert de aanleg van de A4 tussen Delft en Schiedam met de aanpak en ontwikkeling van het gehele gebied van Midden-Delfland. Zo omvat het IODS een kwaliteitsprogramma bestaande uit natuur, ecopassages, stedelijke ontwikkeling, meer routes en voorzieningen voor recreanten, groene diensten voor agrariërs en het saneren van verspreid liggende glastuinbouw.
Samengevat bestaat IODS uit een zestal projecten:
- Groenblauw Lint;
- Saneren glastuinbouw;
- Recreatieve Routestructuur;
- Groen ondernemen, een nieuwe landbouw (inclusief grondinstrument);
- A4 Delft - Schiedam;
- Stedenbouwkundige inpassing Schiedam - Vlaardingen.
Kust
Aan het project kustontwikkeling liggen drie opgaven ten grondslag. De eerste opgave heeft betrekking op de versterking van de zwakke schakels. De zwakke schakels in de Zuid-Hollandse kust bevinden zich langs de kust van Noordwijk, Katwijk, Scheveningen, Voorne, het Flaauwe Werk en de Delflandse kust. De tweede opgave heeft betrekking op de zandmotor. Voor de kust wordt een zandmotor geplaatst. De Zandmotor is een enorme berg zand die vlak voor de Delflandse Kust in zee wordt aangebracht. Wind, golven en zeestroming verspreiden het zand langs de kust. Zo groeit de kust in zeewaartse richting op natuurlijke wijze aan. Door de zandmotor groeit de kust mee met de stijgende zeespiegel, zodat ook voor de langere termijn de veiligheid van de kust gewaarborgd blijft. Daarnaast biedt het zand extra ruimte voor natuur en recreatie. Ten slotte gaat het om de integrale ontwikkeling van de Delflandse kust. De Delflandse kust is aangewezen als prioritaire Zwakke Schakel in de Hollandse kust. Een prioritaire Zwakke Schakel is een kustvak dat naar verwachting tussen nu en 20 jaar moet worden versterkt om aan de eisen voor de veiligheid te voldoen bij stijging van de zeespiegel, hogere stormfrequentie en nieuwe golfrandvoorwaarden. Belangrijk uitgangspunt is dat niet alleen gekeken wordt naar de benodigde maatregelen voor de veiligheid maar ook naar de kansen voor de ruimtelijke kwaliteit.
De uitvoeringsagenda bestaat uit vier hoofdprojecten:
- kustontwikkeling;
- verbetering regionale ontsluiting;
- rolverdeling kustplaatsen;
- blauw-groen netwerk in het achterland.
Delflandse Kust
Het tekort aan hoogwaardige landschappelijke gebieden in het achterland van de Delflandse Kust als uitloopgebied voor de stedeling (berekend op circa 30.000 ha.) vraagt om een stevige kwantitatieve uitbreiding en functiecombinaties van natuur en recreatie. Zeewaartse kustuitbreiding zou een bijdrage kunnen leveren aan het opheffen van dat tekort. De slechte bereikbaarheid van de Delflandse Kust vanuit het achterland, met uitzondering van Hoek van Holland en Scheveningen, vraagt om een regionaal bereikbaarheidsoffensief. De kustzone is een unieke woon- en werklocatie. Bij een woningbouwopgave gaat het niet primair om een kwantitatieve opgave, maar om het opschroeven van de kwaliteit. Een woningbouwopgave is niet voorzien in de zeewaartse kustuitbreiding.
De gebiedsvisie maakt duidelijk hoe de Delflandse Kust kan bijdragen aan het realiseren van deze doelstellingen:
- een veilige, natuurrijke kustzone;
- een goed bereikbare kust met meer ruimte voor recreatie;
- een kust met een duidelijk profiel van hoogwaardige kwaliteit die bijdraagt aan het (inter)nationaal vestigingsmilieu en zes ambities, te weten:
- uitbreiding van de kust ten behoeve van natuur en recreatief medegebruik;
- ontwikkeling van een robuust landschap met betekenis voor de hele regio;
- ontwikkeling van een hoogwaardige regionale ontsluiting van de Delflandse Kust;
- ontwikkeling van badplaatsen met ieder een eigen uitgesproken profiel;
- verbetering van de toegankelijkheid van de kustzone voor fietsers, wandelaars
- en watersporters;
- ontwikkeling van een blauwgroen netwerk dat de kust met het achterland verbindt.
Project Mainport Rotterdam (PMR)
De Rotterdamse haven is één van de belangrijkste ter wereld. De haven levert een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse economie. In het bestaande haven- en industriegebied is voor nieuwe bedrijven en bestaande klanten die willen uitbreiden, vrijwel geen ruimte meer beschikbaar. Als de haven zich op een goede manier wil blijven ontwikkelen moet die extra ruimte er komen. Daarom wil de Nederlandse overheid de mainport Rotterdam versterken en tevens de leefbaarheid in regio Rijnmond vergroten. Kortom: versterken van de economie en de kwaliteit van de leefomgeving in Rijnmond door toevoeging van natuur- en recreatiegebieden. Om deze dubbele doelstelling te realiseren is het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR) opgericht. Dit project bestaat uit drie deel¬programma’s. Opgaven die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn:
- aanleg Maasvlakte 2 en bijbehorende natuurcompensatie;
- realisatie van 750 hectare natuur- en recreatiegebied;
- transformatie van bestaande havengebieden.
De provincie vervult een regisseurrol bij de ontwikkeling van 750 ha natuur- en recreatiegebied. Aan de noordrand van Rotterdam ontstaan nieuwe mogelijkheden voor natuur en recreatie in de Schiezone (50 hectare) en de Zuidpolder en Schiebroekse Polder (Vlinderstrik, totaal 100 hectare). Ten zuiden van de stad komt het 600 hectare grote Landschapspark Buytenland in Albrandswaard, goed bereikbaar voor fietsers en wandelaars via een nieuwe groene verbinding over de snelweg. Door deze gebieden kunnen fietsers en wandelaars hun weg vinden naar meer groen: in Midden-Delfland, de Rottemeren en langs de Oude Maas. Rijk, provincie, stadsregio en gemeenten geven een garantie voor groen rond de stad: nu en in de toekomst. Deze 750 ha nieuw natuur- en recreatiegebied hoort, net als de aanleg van Maasvlakte 2, bij Project Mainportontwikkeling Rotterdam. De te ontwikkelen 750 ha vormen uitdrukkelijk geen compensatie voor Maasvlakte 2 maar komen bovenop deze compensatie en zijn bedoeld om de leefbaarheid in de regio Rotterdam te vergroten.
Oude Rijnzone
De Oude Rijnzone is het gebied langs de rivier de Oude Rijn, grofweg tussen Leiden en Bodegraven. De gemeenten Leiden, Leiderdorp, Zoeterwoude, Rijnwoude, Alphen aan den Rijn, Bodegraven, het Hoogheemraadschap van Rijnland, het Rijk en de provincie Zuid-Holland werken samen om de ontwikkeling van de Oude Rijnzone in veel opzichten te stimuleren. Bij het project zijn ook verschillende organisaties van bewoners en gebruikers betrokken.
De partijen spannen zich gezamenlijk in om te komen tot herstructurering en integrale ontwikkeling van dit gebied, die erop is gericht de kwaliteit te verbeteren. Deze regionale samenwerking maakt het mogelijk om oplossingen te zoeken die voorheen niet haalbaar leken.
Hof van Delfland
Hoofddoel: in tien jaar het ontwikkelen van een gevarieerd landschap(spark) van internationale en recreatieve allure, te realiseren door:
- bescherming en ontwikkeling (versterking) open cultuurlandschap;
- creëren van een vitale agrarische sector;
- nieuwe functies voor recreatie, zorg en cultuur toevoegen in randen en uitloopgebieden;
- verbetering van de overgangen stad-land-duurzame glastuinbouwgebieden;
- realiseren van groenblauwe longen vanuit het Hof van Delfland in het stedelijk gebied;
- optimaliseren van de bereikbaarheid en ‘doorwaadbaarheid’ van het Hof van Delfland;
- landschappelijke inpassing van infrastructuur;
- versterken van de natuurkwaliteit;
- uitbreiden recreatief netwerk door aanleg van fiets- en wandel en kanoroutes;
- saneren van verspreid liggende glastuinbouw;
- bij de inrichting rekening houden met klimaatverandering.
6.5 Bijlage 5 - Kwantitatieve opgave
6.6 Bijlage 6 - Begrippenlijst
|