4. Visie 2020

4.1 Inleiding

In het vorige hoofdstuk heeft de provincie de ambities voor de lange termijn (2040) benoemd: de ontwikkeling van een duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie met een internationaal concurrerend profiel. De visie tot 2020 wordt bepaald door het al bestaande ruimtelijk beleid met deze langetermijnambities te verweven. In dit hoofdstuk werken we de vijf hoofdopgaven, zoals benoemd in hoofdstuk 2.5, uit. De hoofdopgaven zijn:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel
  • duurzame en klimaatbestendige Deltaprovincie
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap
  • stad en land verbonden

De laatste drie hoofdopgaven geven richting aan de ruimtelijke hoofdstructuur van Zuid-Holland. Hierin staan het evenwicht en de samenhang tussen het stedelijk netwerk en het landelijk gebied centraal. Ook de hoofdopgaven voor de lange termijn werken, zoals gezegd, door in de ambities voor 2020 . Daarom worden in dit hoofdstuk de vijf hoofdopgaven uitgewerkt in veertien provinciale belangen. Deze belangen zijn voor de provincie Zuid-Holland leidend in het ruimtelijk beleid tot 2020.
 



4.2 Sturen op functies en kwaliteiten

Tot dusver stond in het ruimtelijk beleid het ordenen van functies centraal. Actuele ontwikkelingen in de maatschappij, de langetermijnambities en de daarop gebaseerde provinciale belangen vragen inmiddels om meer. Naast het bieden van ruimte aan en het ordenen van functies richt de visie 2020 zich nadrukkelijk ook op het beschermen en ontwikkelen van ruimtelijke kwaliteiten. Functie en kwaliteit staan niet los van elkaar. Het is gangbaar om ruimtelijke kwaliteit (inclusief milieukwaliteit) uit te drukken in de begrippen gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde. Vooral bij de gebruikswaarde
liggen functie en kwaliteit sterk in elkaars verlengde.

  • gebruikswaarde staat immers voor het doelmatig en veilig gebruik van de ruimte voor verschillende functies. Hier lag van oudsher het accent van de ruimtelijke ordening;
  • bij toekomstwaarde gaat het om duurzaamheid, klimaatbestendigheid, biodiversiteit, maar ook om flexibiliteit in de tijd. Dit komt terug in de hoofdopgave Duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie. Door toepassing van de lagenbenadering krijgt toekomstwaarde gestalte in het ruimtelijk beleid;
  • belevingswaarde speelt een steeds belangrijker rol in de leefomgeving. Het gaat daarbij om cultureel besef, (ruimtelijke) diversiteit, variatie en betekenis. Ook gaat het om de menselijke maat, aanwezigheid van karakteristieke kenmerken (identiteit), beleefbaarheid van (cultuur)historie, schoonheid en verschillen in (stedelijke) dynamiek en (landelijke) rust. Vooral de belevingswaarde vraagt meer aandacht in het ruimtelijke beleid, uiteraard in samenhang met de gebruikswaarde en de toekomstwaarde.

Ruimtelijke kwaliteit kan alleen gedijen in samenhang met een sociaal-economisch gezond en  duurzaam Zuid-Holland. Zo’n Zuid-Holland heeft aantrekkelijke woonmilieus, voldoende werkgelegenheid, voorzieningen en goede milieuomstandigheden. Op die manier is de provincie aantrekkelijk voor inwoners, bedrijven en bezoekers.

De belevingswaarde is niet altijd en overal positief. Verrommeling is inmiddels een bekend begrip geworden. Daarom krijgt het sturen op ruimtelijke kwaliteit een belangrijke plaats in deze visie; hooggewaardeerde kwaliteiten worden beschermd en versterkt, verrommelingwordt bestreden.

De sturing op ruimtelijke kwaliteit richt zich vooral op cultuurhistorische, landschappelijke en stedenbouwkundige kwaliteiten. Zuid-Holland legt de nadruk op een betere samenhang tussen stad en land en op ruimtelijke belevingswaarden als herkenbaarheid, gaafheid, rust en stilte. Zuid-Holland wil actief bijdragen aan het behoud en de versterking hiervan.

Sturen op ruimtelijke kwaliteit is sterk verbonden met de uitwerking op regionaal en gemeentelijk niveau. Daarin werkt Zuid-Holland graag samen met betrokken partijen en overheden. De provincie ziet er daarnaast op toe dat ruimtelijke kwaliteit wordt meegewogen en verbeterd bij ruimtelijke ontwikkelingen. Betrokken partijen houden bij ruimtelijke ingrepen rekening met gebiedskenmerken als de ontwikkelingsgeschiedenis, schaal en maat, ruimtelijke opbouw, karakteristiek en verschijningsvorm en met de inpassing in de wijdere omgeving.

In deze structuurvisie kiest de provincie voor een tweeledige sturing, zowel op ruimtelijke functies als op ruimtelijke kwaliteiten. Dit komt tot uitdrukking in de provinciale belangen. Deze hebben zowel betrekking op functionele als kwalitatieve aspecten. Deze aspecten worden in beeld gebracht op een functiekaart en een kwaliteitskaart. Deze kaarten hebben eenzelfde status en vullen elkaar aan.



De functiekaart

De functiekaart geeft de gewenste en mogelijke ruimtelijke functies weer die in de structuurvisie zijn geordend, begrensd en vastgelegd als ruimtelijk beleid tot 2020. Zo biedt de kaart ruimte aan de diverse belangen in Zuid-Holland. De functiekaart is vergelijkbaar met de voormalige streekplankaarten. Locatie, omvang en begrenzing staan erop. Kortom, wat komt waar. De kaart stuurt in samenhang met de tekst. Daarbij gaat het zowel om ordening als ontwikkeling.



De kwaliteitskaart

Terwijl de functiekaart stuurt op het ‘wat en waar’, stuurt de kwaliteitskaart op het ‘waar en hoe’. Op de kaart zijn zowel de bestaande als de gewenste kwaliteiten benoemd op een globale, regionale schaal. De kwaliteitskaart toont de diversiteit van Zuid-Holland en brengt de ruimtelijke kwaliteiten van provinciaal belang in beeld. De kaart geeft vanuit een kwalitatieve invalshoek richting en randvoorwaarden aan de ordening en ontwikkeling van de ruimte in Zuid-Holland.

Voor het landelijk gebied zijn de ruimtelijke kwaliteiten weergegeven in landschapstypen en de belangrijkste cultuurhistorische kwaliteiten. In de landschapstypen komen alle relevante historische, landschappelijke en visueel-ruimtelijke kwaliteiten bijeen. Ze omvatten de ontstaansgeschiedenis, de ruimtelijke karakteristiek en de verschijningsvorm van een gebied. Zij geven daarmee richting aan toekomstige ontwikkelingen.De landschapstypen samen geven de landschappelijke diversiteit en structuur van Zuid-Holland weer. Bijzondere cultuurhistorische kwaliteiten geven hier een extra dimensie aan en vragen daarom om goede bescherming. Andere toevoegingen op de kwaliteitskaart zijn bijvoorbeeld de stiltegebieden en de panorama’s. Voor het stedelijk gebied richt de kwaliteitskaart zich vooral op kwaliteitsaspecten als functie in stedelijk netwerk, dichtheid, bereikbaarheid, voorzieningenniveau, evenals cultuurhistorische kwaliteiten. Ook krijgt de gewenste samenhang tussen stad en land een plaats, bijvoorbeeld in de vorm van het groenblauwe netwerk.

De legenda van de functie- en kwaliteitskaart is in bijlage 3 toegelicht.



De transformatiegebieden

Op de kaarten zijn gewenste functies en kwaliteiten vastgelegd. Voor een aantal gebieden is deze nog niet duidelijk. Deze zijn via een arcering als transformatiegebied op de functiekaart aangemerkt. De transformatiegebieden liggen in stedelijke gebieden en daarbuiten. Hierna zijn per transformatiegebied de opgaven en de provinciale belangen toegelicht.



Transformatiegebieden in het stedelijk gebied

De locaties in en nabij stedelijk gebied die als transformatiegebied op de functiekaart zijn aangegeven, zullen in de planperiode een andere functie krijgen. Voor binnenstedelijke transformatiegebieden zal het transformeren van woonwijken, bedrijventerreinen en stadscentra gepaard gaan met een meer intensievere benutting van het stedelijk gebied waarbij rekening wordt gehouden met de ligging ten opzichte van het openbaar vervoernetwerk. Aan de rand van de steden gaat het vooral om de het combineren van stedelijke functies met recreatieve en groene functies.
De belangrijkste transformatiegebieden in het stedelijk gebied zijn:



Transformatiegebied in het havengebied Rotterdam

Als de kavels op de Tweede Maasvlakte worden uitgegeven ontstaat ruimte voor een herverkaveling van het haven en industriecomplex. Er vinden verschuivingen van functies plaats binnen Stadshavens. Deze gebieden worden getransformeerd naar beoogde gemengde woonwerkmilieus in delen van het havengebied.
Bij de transformatie is het voor de provincie belangrijk dat de ontwikkeling bijdraagt aan de bundeling van verstedelijking, infrastructuur, voorzieningen en economische activiteiten gericht op concentratie, waarbij rekening wordt gehouden met kwalitatieve vraagontwikkelingen op de regionale woningmarkt en het versterken van de mainportfunctie.



Reijerwaard

In het bestaand provinciaal beleid is het gebied bij het knooppunt Ridderster aangewezen als zoeklocatie voor bovenregionaal havengerelateerd bedrijventerreinen in de Polder Reijerwaard. Ook liggen er claims voor de ontwikkeling van recreatieve en groene verbindingen en zijn er enkele wateropgaven.

Bij de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling is het voor de provincie belangrijk dat er een goede afstemming bestaat tussen aanbod van bedrijventerrein voor havengerelateerde activiteiten en dat de verrommeling in de regio vermindert, waardoor de belevingswaarde verbetert.



Binckhorst

Bedrijventerrein Binckhorst is een gemengd bedrijventerrein, waar enkele watergebonden bedrijven gevestigd zijn. Het gaat in dit kader om het afvaloverslagstation van de AVR en om twee beton- en metselzandcentrales. Er wordt naar gestreefd om deze bedrijven te verplaatsen. De Binckhorst wordt getransformeerd naar stads- en dorpsgebied, waar een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit voorop staat. Het Stadsgewest Haaglanden werkt aan een locatieonderzoek voor de uit de Binckhorst uit te plaatsen milieuhinderlijke en watergebonden bedrijvigheid. Hierbij geldt het provinciaal belang om een op regionaal niveau afgestemde vraag en aanbod aan HMC-terreinen te hebben.



Vlietzone

De Vlietzone heeft een belangrijke positie in de schakeling stad – land, als onderdeel van de corridor  Vlietlanden – Midden-Delfland en als uitloop- c.q. groengebied van het stedelijk gebied Haaglanden. De Vlietzone zal zich verder ontwikkelen als onderdeel van het stedelijk gebied van Haaglanden. Hier komt het karakter van Haaglanden tot uiting: een gebied waarin dynamische stedelijke gebieden en rustige  woon- en recreatiegebieden op korte afstand van elkaar te vinden zijn.

Het gebied wordt ontwikkeld tot een robuust en aantrekkelijk gebied voor groen, natuur, recreatie en sport, gecombineerd met verstedelijking. Dit in relatie tot verbinding met Midden-Delfland en Vlietlanden (Zweth-Vlietzone). Een en ander zal worden uitgewerkt in een integrale gebiedsvisie, op te stellen door Den Haag in samenwerking met de gemeenten Leidschendam-Voorburg en Rijswijk.



Kijkduin

Ten zuiden van Den Haag wordt met de Westlandse Zoom enerzijds een groen recreatief landschap gerealiseerd als onderdeel in de zone kust - Midden-Delfland en anderzijds een aantrekkelijk landschappelijk woonmilieu gemaakt. Als onderdeel van deze zone kust - Midden-Delfland wordt aansluitend op en in lijn met de Westlandse Zoom een kwaliteitsimpuls gegeven aan de badplaats Kijkduin. Als belangrijke groene schakel in zone kust - Midden-Delfland worden de landschappelijke, ecologische en recreatieve waarden van het gebied versterkt (landschapspark Kijkduin). Er komen goede recreatieve voet- en fietspaden haaks op en parallel aan de kust. Het complementaire karakter van Kijkduin als familiebadplaats ten opzichte van de andere badplaatsen aan de Delflandse Kust wordt versterkt met een bijzonder voorzieningenprogramma dat uitgaat van cultuur, natuur en wellness. In lijn
met de gestelde regionale woningbouwopgave (o.a. Verstedelijkingsstrategie Zuidvleugel) worden in Kijkduin bijzondere woonmilieus in een landschappelijke setting ontwikkeld. Bij gebiedsontwikkelingen is het voor de provincie belangrijk dat rekening wordt gehouden met de ligging van natuurgebieden, wordt ingespeeld op de regionale woningvraagontwikkelingen en de versterking van het landschappelijk netwerk.



Rijswijk-Zuid

Rijswijk-Zuid wordt in de komende twintig jaar getransformeerd naar een gebied voor wonen en werken in een heldere koppeling met de groene structuur, waarbij in duiteindelijke inrichting en toedeling van functies van het gebied rekening moet worden gehouden met de toekomstig benodigde ruimte van DSM. Daarbij is in het verlengde van de behoefteraming in de regio uitgangspunt dat ten minste 15 ha netto bedrijventrein wordt ontwikkeld voor milieuhinderlijke bedrijven tot categorie 3.2.



Merwedezone

In de Merwedezone, gelegen op de grens van het Groene Hart en de Zuidvleugel van de Randstad, de Betuweroute en de A15, vindt komende jaren herstructurering en transformatie plaats (Transformatievisie Merwedezone). Het gezamenlijke toekomstbeeld voor de Merwedezone omvat een waterrijk groengebied ten noorden van de Betuweroute, herstructureren van bedrijventerreinen en intensiveren van bebouwing bij de bestaande en nieuwe haltes van de Merwede-Lingelijn. Er zijn ook gebieden benoemd waar mogelijk na 2015 verstedelijking kan plaatsvinden, als daar tegen die tijd behoefte aan is en er geen ruimte meer is binnen de kernen. Deze zijn als transformatiegebieden op de kaart aangegeven.



Transformatiegebieden Zuidplaspolder

Gouwe Knoop, Waddinxveen-Noordwest en Nieuwerkerk-Noord
De transformatie in het gebied Gouweknoop moet leiden tot een mix van functies. Het betreft in de eerste plaats bedrijvigheid en voorzieningen om het gebied tot een economische knoop te maken. In de tweede plaats zal ook de functie wonen daar aan bod komen. De transformatie in het gebied Waddinxveen-Noordwest is in de eerste plaats gericht op de ontwikkeling tot glastuinbouwbedrijvengebied voor het geval dat er in de Zuidplaspolder onvoldoende ruimte voor deze functie is gerealiseerd. Mocht een dergelijke transformatie niet nodig zijn dan zou een functiewijziging naar wonen ook te overwegen zijn. Dit vooral gezien de ligging van het gebied nabij het Bentwoud. De transformatie op de locatie Nieuwerkerk-Noord betreft een omzetting van een verouderd glastuinbouwgebied naar een woningbouwgebied.



Transformatiegebieden in het landelijk gebied

In het landelijk gebied zijn eveneens gebieden aangeduid waar het ruimtegebruik in de planperiode zeer waarschijnlijk zal worden aangepast. In veel van deze gebieden is sprake van een verrommeld beeld en/of verouderde opstallen (glas).
Bij de transformatie van deze gebieden staan voor de provincie belangen centraal:

  • versterken van de greenports: herstructureren en duurzame ontwikkeling van glastuinbouwgebieden, verdergaande concentratie in greenports en glastuinbouwgebieden en behoud van het areaal voor glastuinbouw;
  • verbeteren van de belevingswaarde en vermindering verrommeling van het landschap;
  • voor de gebieden gelegen in het landschappelijk netwerk geldt daarnaast ook het versterken van de recreatieve functie.

Het gaat om de gebieden Aar- en Amstelzone, Lansingerland, omgeving Roelofsarendsveen en omgeving Pijnacker en Nootdorp.



4.3 De ruimtelijke hoofdstructuur 2020

De ruimtelijke hoofdstructuur van Zuid-Holland wordt gevormd door:

  • het stedelijk netwerk in het westen en midden van de provincie;
  • het landelijk gebied in het oosten, noorden en zuiden van de provincie;
  • het landschappelijk netwerk dat het stedelijk en landelijk gebied verbindt.

Deze ruimtelijke hoofdstructuur van Zuid-Holland laat de geomorfologische onstaansgeschiedenis en economische ontwikkelingsgeschiedenis zien. De steden die zich in de Delta langs rivieren en kust hebben ontwikkeld, zijn uitgegroeid tot een stedelijk netwerk met ruim 6 miljoen inwoners: de Randstad Holland. De zuidelijke helft van de Randstad ligt binnen de grenzen van Zuid-Holland. Globaal is dit het gebied van de Zuidvleugel.

Waar de kustzone en het rivierengebied grotendeels zijn verstedelijkt, zijn het veengebied en de zuidwestelijke delta grotendeels landelijk gebleven. De kustzone combineert een
aantrekkelijk stedelijk gebied met andere functies. Hier is ruimte voor recreatie en natuur. Daarnaast vormt de kust een zone die het achterland beschermt tegen overstromingen.

Via de drie gebiedsgerichte hoofdopgaven krijgen deze eenheden (het stedelijk netwerk, het landelijk gebied en het landschappelijk netwerk) een uitwerking in het ruimtelijk beleid.



Het stedelijk netwerk

Het stedelijk netwerk van Zuid-Holland bestaat uit de samenhangende stedelijke agglomeraties die gekoppeld zijn aan het Zuidvleugelnet. Dit is het netwerk van bovenregionale openbaar vervoerlijnen. Dit stedelijk netwerk is inmiddels omvangrijker dan de Zuidvleugel en wordt gevormd door de volgende gebieden:

  • het gebied van de Leidse Regio;
  • de zone Leiden - Alphen aan den Rijn;
  • de Goudse regio en de Zuidplaspolder;
  • de Stadsregio Rotterdam;
  • het Stadsgewest Haaglanden;
  • de Drechtsteden;
  • de Merwedezone;
  • de greenport Westland/Oostland.

Kaart 4.3.a Ruimtelijke hoofdstructuur 2020

De verstedelijkingsopgave wordt voor het overgrote deel gebundeld en geconcentreerd in het stedelijk netwerk. Binnen dit netwerk is sprake van een hiërarchie: Rotterdam en Den Haag vormen de economische en stedelijke zwaartepunten. Zij ontwikkelen zich in de context van de Zuidvleugel en de Randstad geleidelijk tot een samenhangende, grootschalige metropoolregio.

De samenhang in het stedelijk netwerk wordt gedragen door het (inter)nationale en regionale netwerk van spoor-, weg- en waterverbindingen. Op regionale schaal zorgt vooral het Zuidvleugelnet voor samenhang. Dit net is een belangrijke drager voor de verstedelijkingsopgave. Het Zuidvleugelnet vormt, met de Stedenbaan als ruggengraat, de belangrijke motor voor de ruimtelijke differentiatie in woon- en werkmilieus.

Ook de greenport Westland/Oostland is een economisch zwaartepunt. Het gebied wordt tot het stedelijk netwerk gerekend qua ruimtelijke inrichting en inbedding in de stedelijke omgeving. Bovendien komen de opgaven voor de glastuinbouw in hoge mate overeen met die voor bedrijventerreinen: herstructurering, verbetering bereikbaarheid en ketenontwikkeling.

Zuid-Holland wil vooral in het bestaande stedelijk gebied vitaliseren en de interne samenhang verbeteren. Zo kan een aantrekkelijk en afwisselend stedelijk netwerk ontstaan dat kan inspelen op eerder beschreven maatschappelijke ontwikkelingen. Inzet is om deze afspraken in Zuidvleugel verband uit te werken. Binnen dit stedelijk netwerk vindt concentratie van stedelijke activiteiten op knooppunten van de verschillende netwerken plaats. De nadruk ligt op differentiatie in typen woon-, werk- en voorzieningenmilieus.



Het landelijk gebied

De ‘flanken’ van de provincie maken deel uit van grote, provincieoverschrijdende landschappen: de kust en de zee in het westen, het Groene Hart aan de oostzijde en de Zuid-Hollandse Delta in het zuiden van de provincie.

In de grote landschappen wordt de nadruk gelegd op klimaatbestendigheid met de belangrijkste dragende functies: landbouw en natuur. De grote landschappen hebben ieder hun eigen ontstaansgeschiedenis en daarmee hun eigen kwaliteiten. Openheid, rust, stilte, duisternis en landschappelijke diversiteit zijn belangrijke kenmerken. Bescherming en ontwikkeling van deze landschappelijke kernkwaliteiten staan centraal.

Een belangrijke ambitie van de provincie in het landelijk gebied is het ontwikkelen van vitale en waardevolle landschappen en deze ook behouden. De leefbaarheid in het landelijk gebied is over het algemeen goed. Voor behoud van de sociale en economische vitaliteit van het landelijk gebied is het behouden van de bestaande hiërarchie van de kernen belangrijk.
Bij toekomstige bevolkingsafname en voortschrijdende schaalvergroting in voorzieningen kunnen in de grotere kernen, de basisvoorzieningen als huisarts, basisonderwijs en buurtwinkel, in stand worden gehouden. De grotere kernen zijn in het landelijk gebied als regionale centra aangeduid.

In delen van het Groene Hart staat de ontwikkeling van landbouw en natuur in het teken van afremmen van bodemdaling en zuinig omgaan met zoet water. In de Zuid-Hollandse Delta gaat het vooral om balans te vinden in een duurzame zoetwatervoorziening en het deels herstellen van de estuariene dynamiek in de Deltawateren.

De greenports Bollenstreek en Boskoop maken deel uit van het landelijk gebied. In functioneel opzicht delen zij een aantal opgaven, die voor bedrijventerreinen en de greenport Westland/Oostland in het stedelijk netwerk gelden. Dit zijn een goede bereikbaarheid en mogelijkheden voor nieuwe productietechnieken te realiseren door een nieuwe ruimtelijke inrichting door herstructurering. Dit alles dient bij te dragen aan verbetering van de landschappelijke kernkwaliteiten.



Het landschappelijk netwerk

Zuid-Holland wil stad en land beter met elkaar verbinden door uit te gaan van het concept 'landschappelijk netwerk Zuid-Holland’. Het gaat hier om een samenhangend stelsel van landschappen, natuur- en recreatiegebieden binnen de stedelijke invloedssfeer, groenblauwe verbindingen en grote stedelijke parken.

Zes waardevolle landschappen in dit landschappelijk netwerk krijgen de status provinciaal landschap. Deze status is bedoeld om de gebieden te beschermen én te ontwikkelen als recreatief aantrekkelijke en economisch duurzame gebieden. De gebieden zijn gekozen omdat de stedelijke druk hier groot is omdat ze ingeklemd zijn tussen stedelijke gebieden. De ligging nabij verstedelijkte gebieden biedt kansen voor verbetering van de recreatiemogelijkheden voor veel inwoners. De provinciale landschappen geven structuur aan het landschappelijk netwerk en ze waarborgen voor een groot deel de balans tussen stad en land.

Ook de grote natuur- en recreatiegebieden nabij de stad maar buiten de provinciale landschappen maken deel uit van het landschappelijk netwerk. Bijvoorbeeld de Westlandse Kust en het gebied van de Balij en het Bieslandse Bos. Het stelsel wordt ten slotte gecompleteerd door een samenhangend netwerk van groenblauwe verbindingen en de grote stedelijke parken.

Kaart 4.3.b Gebieden



Kwantitatieve opgaven tot 2020

Een deel van de ruimtelijke opgaven is te vertalen naar kwantitatieve opgaven. Deze opgaven zijn naast de ruimtelijke structuur en sturen op ruimtelijke kwaliteit een belangrijk uitgangspunt voor de visie tot 2020. De volgende tabellen geven het overzicht van de kwantitatieve opgaven voor de verschillende ruimtelijke gebruiksfuncties in Zuid-Holland voor de periode 2010-2020, waarop de visie is gebaseerd. Deze opgaven zijn het resultaat van onderzoek en zij zijn vastgelegd in diverse bestuurlijke afspraken. Via bebouwingscontouren en afspraken zijn kaders geschetst waarbinnen gemeenten de bouwopgaven
realiseren. De cijfers laten zien dat er in de komende tien jaar nog een grote vraag naar ruimte is. Deze verschilt per regio.



Wonen

De woningbouwafspraken in Zuid-Holland zijn binnen de kaders van Zuidvleugel, Groene Hart en Zuid-Hollandse Delta gemaakt. De woningbouwopgave voor het stedelijk netwerk is dan ook overgenomen uit de bestuurlijke afspraken die voor de Zuidvleugel zijn gemaakt. Het nieuwbouwprogramma voor de Zuidvleugel voor de periode 2010-2020 telt 115.000 woningen. Naast de nieuwbouw is een vervanging van 60.000 woningen afgesproken. Een groot deel van het woningbouwprogramma van de Zuidvleugel kan worden gerealiseerd via het concept Stedenbaan en langs het Zuidvleugelnet. Het programma voor de Zuidvleugel en de verdeling over de regio’s is in de volgende tabellen uitgewerkt.

In het gehele Groene Hart gaat het om 35.700 toe te voegen woningen in de periode 2004 tot 2020, dit betekent voor het Zuid-Hollandse deel een toename van de voorraad van 26.600 toe te voegen woningen in de periode 2004-2020. De Groene Hartprovincies monitoren jaarlijks gezamenlijk de woningbouw- en economische ontwikkeling in het gebied. Voor het Groene Hart en de Zuid-Hollandse Delta zijn de woningaantallen gebaseerd op eigen behoefte gebaseerd op migratiesaldo nul. In de Zuid-Hollandse Delta heeft de Hoeksche Waard in de periode 2005-2020 een programma van 3250 woningen (exclusief de 300 extra woningen voor Cromstrijen, door de verplaatsing van TNO naar deze regio. Voor Goeree-Overflakkee geldt een programma van 2100 woningen in deze periode. In totaal komt het nieuwbouwprogramma (productie inclusief sloop) in Zuid-Holland in de periode 2010-2020 daarmee op 190.700 woningen. Dit is niet gelijk aan de optelling van bovengenoemde cijfers van alle regio’s, want de tijdvakken verschillen, het zijn deels netto cijfers (toevoeging) en deels bruto cijfers (productie) en er is overlap tussen Groene Hart en Zuidvleugel (dubbeltellingen).



Werken / Bedrijvigheid

De vraag naar het areaal bedrijventerreinen is gebaseerd op een combinatie van het Transatlantic Market (TM) scenario en het Global Economy (GE) scenario uit de Welvaart en Leefomgevingstudie van de planbureaus. Voor de economische motoren de greenport en de mainport is het GE-scenario uitgangspunt, in het overige gebied het TM-scenario. De uitbreidingsbehoefte is gebaseerd op een inventarisatie van de plannen voor bedrijventerreinen, rekening houdend met compensatie voor te transformeren bedrijventerreinen en mogelijke ruimtewinst bij nieuwe en te herstructureren bedrijventerreinen. Door het toepassen van de SER-ladder zal een deel van de bedrijven gevestigd worden op de bestaande bedrijventerreinen.

Dit geeft voor Zuid-Holland het volgende beeld voor 2008 - 2020:

  Uitbreidingsbehoefte
 
Autonome vraag 1.228 ha
Transformatie* 320 ha
Strategische reserve** 377 ha
Saldo vraag 1.925 ha
Saldo na 10% ruimtewinst 1.732 ha

* Transformatie (uitvoeringsprogramma Ruimte voor Economie) 320 ha ** 4 jaar

In het Uitvoeringsprogramma Ruimte voor Economie staat hoe de provincie Zuid-Holland behoefteramingen bedrijventerreinen bepaalt.



Greenports

De behoefteraming voor de glastuinbouw tot 2020 is eveneens gebaseerd op afspraken met de regio, waarbij het beleid van verdergaande concentratie in de greenports als uitgangspunt geldt. In de Zuidplaspolder is rekening gehouden met 200 hectare voor nieuw duurzaam glastuinbouwgebied. Daarnaast is ca 100 ha glastuinbouw als transformatiegebied aangemerkt. Binnen Zuid-Holland wordt gezocht naar een nieuwe glastuinbouwlocatie (2020). Buiten op de functiekaart aangegeven glastuinbouwbedrijvengebied/greenport en de glastuinbouwgebieden, is er een forse saneringsopgave.

8 Dit betreft zowel bollengrond als glas.



Groen

De groenopgave tot 2020 is zowel gebaseerd op bestaande afspraken tot 2013, ILG, als op het besef dat er ook na 2013, vooral in het stedelijke netwerk, nog grote recreatieve tekorten aanwezig zijn. De ruimtebehoefte voor recreatieve functies is gebaseerd op een behoefteonderzoek. Deze ruimte zal de provincie tot 2020 vooral zoeken in de provinciale landschappen en het landschappelijke netwerk. Recreatie en andere ruimtelijke gebruiksfuncties worden gecombineerd.
De uitbreiding van de Ecologische Hoofdstructuur is omvangrijk. Het gaat hier om de ontwikkeling en inrichting van nieuwe natuurgebieden en de combinatie van de functie natuur met andere functies zoals waterberging en landbouw.



Water

De ruimtevraag, nodig voor waterberging, neemt toe. De ruimtelijke reserveringen tot 2015 zijn uitgewerkt in het Provinciaal Waterplan 2015 en zijn ook opgenomen in deze structuurvisie (zie kaart). Deze gebieden liggen vooral in de overgang tussen stedelijk en landelijk gebied.

Figuur 4.3: Ruimtelijke opgave



Infrastructuur tot 2020

Tot 2020 wil de provincie de infrastructuur versterken, bijvoorbeeld het openbaar vervoer. Dit is niet in hectares uit te drukken. Voor de aanleg van nieuwe wegen is een aantal reserveringen opgenomen. Deze staan op de functiekaart en zijn uitgewerkt in de hoofdopgave Divers en samenhangend stedelijk netwerk 2020. In bijlage 2 is het overzicht van het verkeers- en vervoersprogramma opgenomen.

Figuur 4.3 Ruimtelijke opgave



4.4 Aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel

Zuid-Holland wil in 2040 de goede woon-, werk- en leefomgeving voor haar inwoners verder hebben uitgebouwd. Versterken van de economische positie staat daarbij centraal en daarbij spelen de economische topclusters in Zuid-Holland een belangrijke rol:

  • Rotterdam Wereldstad-Wereldhaven;
  • Den Haag, internationale stad van vrede, recht en veiligheid;
  • greenports Westland/Oostland, Boskoop en Bollenstreek.

De versterking van deze clusters heeft effect op de totale economische ontwikkeling van Zuid-Holland. Voor de gehele provincie geldt dat de focus ligt op het behouden, maar vooral ook aantrekken van werkgelegenheid en bedrijvigheid die past bij de verschillende gebieden. Bij kennisontwikkeling en handel liggen de komende jaren de kansen voor Zuid-Holland.



4.4.1 Behouden en aantrekken van bedrijvigheid en werkgelegenheid

Ambities

Binnen het provinciaal belang van “Behouden en aantrekken van bedrijvigheid en werkgelegenheid met accent op kennisontwikkeling en handel” onderscheidt Zuid-Holland de volgende ambities:

  • mainport (Rotterdam);
  • internationale stad van vrede, recht en veiligheid (Den Haag);
  • greenports (Westland/Oostland, Bollenstreek en Boskoop) versterken, herstructureren en duurzame ontwikkeling van glastuinbouwgebieden en verdergaande concentratie in greenports en glastuinbouwgebieden;
  • energie, water- en deltatechnologie (Delft en Rotterdam);
  • life & health sciences cluster (Leiden en Rotterdam);
  • versterken kenniseconomie vanuit universiteiten en kennisinstituten (Leiden, Delft en Rotterdam).

Het provinciaal belang voor het aantrekken van bedrijvigheid en werkgelegenheid is benaderd vanuit de grote economische clusters van Zuid-Holland. Kennisontwikkeling krijgt daarin een steeds belangrijkere rol. De kennisclusters zijn vaak ruimtelijk geconcentreerd. De ontwikkeling van deze clusters staat niet op zichzelf en hangt samen met de economische ontwikkeling van de gehele provincie. Ze zijn afhankelijk van het vermogen van bedrijven en instellingen om te innoveren. Een gevarieerde economische structuur met sterk aan elkaar gerelateerde sectoren bevordert dan ook de concurrentiekracht van Zuid-Holland. Een cultuur van samenwerking, kennisuitwisseling en openheid voor nieuwe ideeën versterkt die kracht.



De mainport Rotterdam - Wereldhaven-Wereldstad Rotterdam

De mainport Rotterdam is een complex van industrie, handel, transport en logistiek, gevestigd op het haven- en industriegebied langs de Nieuwe Waterweg, Oude Maas, Merwede en Dordtsche Kil. De provincie heeft de ambitie om de vestigingsfactoren van bedrijven en organisaties die bijdragen aan de mainportfunctie, verder te ontwikkelen. Binnen de aanduiding ‘Bedrijventerrein Mainport’ moet alle aan de mainport gerelateerde bedrijvigheid een locatie kunnen vinden. Ruimte daarvoor kan nog gewonnen worden door verouderde complexen te herstructureren en verwante activiteiten te clusteren. Nieuwe ruimte voor mainportactiviteiten komt beschikbaar na realisering van de Tweede Maasvlakte.

Het cluster Mainport Rotterdam zelf is groter dan het op de functiekaart als ‘Bedrijventerrein Mainport’ aangegeven gebied. Binnen de aangrenzende stedelijke gebieden in Vlaardingen, Schiedam, Rotterdam, Drechtsteden en de Merwedezone vindental van activiteiten plaats die gerelateerd zijn aan de mainportactiviteiten. Voorbeelden hiervan zijn het maritiem complex in de Drechtsteden-Merwedezone (binnenvaart, baggercluster en deltatechnologie) en het handelscentrum en internationale zakencentrum in Rotterdam.

Het hele gebied van de mainport geldt als gebied voor bedrijven uit de hogere milieuhinder categorie (HMC). Een interne milieuzonering binnen dit gebied moet ruimte bieden aan activiteiten die gerelateerd zijn aan de regie- en creativiteitsfunctie van de mainport, waaronder hoogwaardige kantoren, onderzoeksinstituten, campusvorming.



Den Haag, internationale stad van vrede, recht en veiligheid

Het regeringscentrum Den Haag heeft zich ontwikkeld tot een van de belangrijkste vestigingsplaatsen voor internationale instituten op het gebied van vrede, recht en veiligheid. Deze centrumfunctie wordt gestimuleerd door verdere ontwikkeling van het hoogstedelijk centrum met hoofdkantoren, kennisinstituten, topcultuur, voorzieningen en toerisme. In Den Haag staat de functie woon- en werkstad voor hoogopgeleide werkers voorop. De ligging aan de kust en de nabijheid van Scheveningen en Kijkduin zijn hierbij een belangrijk gegeven. De woonmilieus worden ook op deze specifieke doelgroepen gericht. In dat kader verricht Den Haag studie naar ontwikkelingsmogelijkheden van Kijkduin en de Vlietzone. Voor de Vlietzone gelden specifieke randvoorwaarden vanwege de groene en culturele kwaliteiten (landgoederen) van het gebied. Deze zijn van provinciaal belang. Voor Kijkduin en Scheveningen dient rekening gehouden te worden met de nabijgelegen Natura2000-gebieden. Voor de functie als conferentiestad is een snelle comfortabele aansluiting op het internationale netwerk essentieel. Het gaat daarbij om de verbindingen met de hogesnelheidslijn, Schiphol, Rotterdam Airport enzovoort. De stad werkt met de internationale ring Den Haag ook aan een snelle afwikkeling van het congresverkeer en toeristische verkeer.



Greenports

De ambitie voor de greenports in 2040 heeft effect op de ruimtelijke ontwikkeling van Zuid-Holland tot 2020. De grootste ruimtelijke opgave tot 2020 is verbetering van het bestaande greenportareaal. De samenhang in het ruimtegebruik binnen de greenports staat hierbij centraal. Intensiveren, innoveren en herstructureren staan voorop, pas daarna volgt uitbreiding met eventuele nieuwe locaties.



Greenport Westland/Oostland (onderdeel van stedelijk netwerk)

De greenport Westland/Oostland is onderdeel van het stedelijk netwerk, ook economisch. De glastuinbouw in het Westland/Oostland heeft een stedelijk voorkomen en bestaat uit vier deelgebieden: locaties rond Pijnacker, in de B-Driehoek en de Zuidplaspolder (samen het Oostland) en het Westland. Ook het Veilingcomplex Barendrecht behoort bij de greenport Westland/Oostland. Door herstructurering en intensivering van het bestaande areaal moet dit economische cluster zich verder ontwikkelen. Dit gebeurt met een goede ruimtelijke inpassing via een robuuste groen- en waterstructuur. Binnen de greenport Westland/Oostland is er behalve ruimte voor glasopstanden ook ruimte voor direct aan de greenport verbonden functies. Dit gaat bijvoorbeeld om toeleveringsbedrijven, handelscentra en kennisinstituten Deze moeten zich primair op de in de regio aanwezige bedrijventerreinen vestigen. Daarnaast is in dit gebied bij stapeling met glastuinbouw ook de vestiging van deze bedrijven in het gebied greenport Westland/Oostland mogelijk. Op de kaart is deze greenport aangegeven als: glastuinbouwbedrijvengebied / greenport.

Het kennisnetwerk van de greenport Westland/Oostland verbreedt zich. Van kennis op het gebied van de teelt zelf, gaat het nu om kennis over klimaattechnologie, waterbeheer, materiaalkunde en logistiek. Er zijn nauwe relaties met de universiteiten van Leiden, Rotterdam, Delft en Wageningen (met een dependance in het gebied). Ook de greenports Boskoop en Bollenstreek maken deel uit van dit kennisnetwerk. De Rotterdamse haven is van groot belang voor de handel en logistiek van de greenport Westland-Oostland. De Waalen Eemhaven zijn met Barendrecht (vervoer over spoor, water en weg) steeds belangrijker knooppunten voor groente en fruit. De positie in het stedelijk netwerk van de greenport en daarmee de relatie met de steden is van belang om over voldoende gekwalificeerde arbeidskrachten te beschikken.



Greenport Bollenstreek (landelijk gebied)

Voor de greenport Bollenstreek is het beleid gericht op behoud en versterking van het bollencomplex met een duurzame, ruimtelijke kwaliteit. Dit bollencomplex (teelt en handel) is niet alleen van groot economisch belang, het is ook de drager van de landschappelijke, recreatieve en toeristische functies. Binnen de greenport ligt de toeristische trekker Keukenhof en de Bollenstreek zelf geldt als topgebied cultureel erfgoed. Op de functiekaart is deze greenport aangeduid als: Agrarisch landschap - bollenteelt / greenport.

Om de greenport te laten functioneren is het, naast behoud van bollenteeltareaal, ook van belang om ruimte te bieden aan teelt onder glas en bedrijvigheid die aan de bollenteelt is gebonden. Voor schaalvergroting van bollenbedrijven moet ruimte komen door aan bollenteelt gerelateerde glastuinbouwlocaties te herstructureren, verspreid gelegen glasopstanden te verplaatsen naar glastuinbouwgebieden en leegstaande en vrijkomende bebouwing te saneren. Herinrichting om de productieomstandigheden te verbeteren moet gepaard gaan met verbetering van de landschappelijke kwaliteit binnen het bollenteeltareaal. Samen met clustering van de glasopstanden wordt gewerkt aan de waterhuishouding in de richting van zelfvoorzienendheid van water, zoals beschreven bij greenport Westland/Oostland.

Voor het handelsgedeelte van de greenport is Rijnsburg het centrum. Vanuit Rijnsburg is er een directe oriëntatie op de greenports Aalsmeer en Boskoop en op Schiphol en vanuit de omgeving van Lisse een directe oriëntatie op de Rotterdamse haven. De ontsluiting van de greenport moet erop zijn gebaseerd deze oriëntatie te behouden.



Greenport Boskoop (landelijk gebied)

De greenport Boskoop ligt in het Groene Hart op de overgang van stad en land en heeft een verdicht karakter. Op de functiekaart is deze greenport aangeduid als: Agrarisch landschap - sierteelt / greenport. Het is een uniek landschap van sierteelt en boomteeltbedrijven (sierteelt-veenlandschap) en maakt deel uit van het topgebied cultureel erfgoed Boskoop/Reeuwijk Dorp. Het oorspronkelijke landschap van de veenontginningen wordt hier volledig bepaald door de boom- en heesterkwekerijen. Het teeltgebied kent smalle kavels en relatief veel sloten (veenontginning). Lintbebouwingen zijn integraal onderdeel van
het sier- en boomteeltgebied. Bijzondere elementen in het gebied zijn de houtakkers in het oude deel en de vaarsloten in de Riethoornse Polder. Van belang is ook de landschappelijk markante overgang van sier- en boomteeltgebied naar de droogmakerij Middelburg-Tempelpolder, die bij herstructurering moet worden behouden of versterkt.

Binnen de greenport zijn nieuwe teeltmethoden in ontwikkeling en wordt de handelsfunctie nog sterker. Een deel van de bedrijven gaat over van vollegrondsteelt naar de niet van volle grond afhankelijke (footloose) pot- en containerteelt. De greenport Boskoop heeft in het teeltgebied al geruime tijd te maken met zilte kwel, verzilting van oppervlaktewater en zoetwatertekort. Terwijl er voor sierteelt juist een grote vraag is naar schoon en zoet water. Beide aspecten zijn mede aanleiding voor de herstructurering die in gang moet worden gezet. Nieuw te ontwikkelen sier- en boomteeltlocaties (volle grondteelt en pot- en containerteelt) en bestaande te herstructureren sier- en boomteeltlocaties moeten voldoen aan de randvoorwaarden van het Provinciaal Waterplan. Dit betekent onder meer dat, wanneer voor het waterbeheer ruimtevragende voorzieningen nodig zijn, deze binnen de greenport gerealiseerd moeten worden. Daarnaast gaat het ook om een betere ontsluiting van het gebied; de aanleg van een westelijke randweg is daarbij belangrijk. Met de herstructurering wordt gestreefd naar een aantrekkelijk werklandschap waarbinnen het internationaal belang van deze greenport zich verder duurzaam kan ontwikkelen en verrommeling van het landschap wordt tegengaan. In het oude al karakteristieke
teeltgebied wordt ingezet op de hoogwaardige gespecialiseerde productie.

De greenport Boskoop clustert handel en logistiek steeds meer op het oostelijke deel van de greenport. Het meest intensieve onderdeel van de greenport is de concentratie van kennis, handel en intensieve, niet grondgebonden productie op het pot- en containerteeltterrein (PCT). Onderdeel van de herstructurering kan betekenen dat er, voor behoud van de greenportfunctie, ruimte komt voor de meer intensieve pot- en containerteelt. Dit is mogelijk door het PCT-complex in de planperiode uit te breiden in westelijke richting in de Hazerswoudse droogmakerij. Het PCT-terrein met westelijke uitbreiding is op de functiekaart apart aangegeven9. Voor dit PCT-terrein geldt dat vestiging van glastuinbouw alleen
voor sierteelt-b edrijven mogelijk is; en wel tot 50% van de bedrijfsgrootte.

Daarmee kan tevens inhoud gegeven worden aan de landschappelijke opwaardering van de greenport. Met name door in het oorspronkelijk al karakteristieke landschap het accent meer dan nu te leggen op hoogwaardige en duurzame open grondteelt in een aantrekkelijke omgeving.

Tussen deze greenport ontstaat een steeds hechtere band met de greenports Westland/Oostland en Bollenstreek en Aalsmeer is duidelijk herkenbaar.



Overige glastuinbouwgebieden

In Zuid-Holland zijn nog meer glastuinbouwgebieden. Deze gebieden zijn op kaart aangeduid als: glastuinbouwgebieden en liggen buiten de greenports. De glastuinbouwgebieden zijn uitsluitend bestemd voor de vestiging van gespecialiseerde glastuinbouwbedrijven. Zij zijn deels gerelateerd aan de Bollenstreek (Rijnsburg en omgeving). Op Voorne liggen de glastuinbouwgebieden Tinte en Vierpolders. Het glastuinbouwgebied Vierpolders ligt binnen de gemeente Brielle. Overeenkomstig de streekplanuitwerking Voorne (maart 2007) kan Vierpolders met 25 ha fysiek glas (locatie Land van Piek) worden uitgebreid, in verband met de sanering van verspreid glas elders in de gemeente. Het glastuinbouwgebied Tinte is grotendeels gelegen in de gemeente Westvoorne en voor een klein deel in de gemeente Brielle. Het is geen glasconcentratiegebied, maar een glasintensiveringsgebied. Dit betekent dat uitbreiding van glas alleen mogelijk is, indien daar in gelijke mate sanering van verspreid glas tegenover staat. De gemeente Westvoorne stelt in overleg met de gemeente Brielle en de Stadsregio Rotterdam een gebiedsvisie op met daarin een voorstel voor de maximale hoeveelheid glas.

Het beleid voor de glastuinbouwgebieden is gericht op behoud van dit areaal door herstructurering,
transformatie en innovatie. De provincie richt zich daar op economisch duurzame ontwikkeling, groter productieareaal door betere inrichting, duurzame waterhuishouding, landschappelijke inrichting en energiebeheer.



Verspreid glas

In het landelijk gebied liggen ook veel solitaire glastuinbouwbedrijven. Vaak is het glas op deze bedrijven begonnen als ondersteuning van het verder grondgebonden agrarisch bedrijf en later ontwikkeld tot gespecialiseerd glastuinbouwbedrijf. Het beleid is erop gericht deze verspreid gelegen bedrijven, wanneer dit geen ondersteunend glas betreft, te verplaatsen naar glastuinbouwgebieden of de greenport Westland/Oostland dan wel te saneren. Belangrijke aanleiding voor dit beleid is dat solitaire bedrijven niet de mogelijkheden hebben voor duurzaam energie- en waterbeheer zoals in glastuinbouwgebieden; nog afgezien van de landschappelijke aspecten.



Nieuwe glastuinbouwlocaties

De Zuidplaspolder biedt ruimte voor nieuwe glastuinbouw. In totaal wordt daar 200 hectare nieuw glas ontwikkeld en 80 hectare ontwikkeld als compensatie voor sanering van glas elders in de Zuidplaspolder. Ook in Lansingerland is nog ruimte voor glastuinbouw.

Zuid-Holland onderzoekt de noodzaak en/of mogelijkheid voor een nieuwe glastuinbouwlocatie in de provincie. Inzet is daarbij het behoud van 5800 hectare netto teeltareaal. Bij uitbreiding is een fysieke of andere verbinding nodig met bestaande glastuinbouw, wil Zuid-Holland kunnen profiteren van een uitbreiding. De verbinding met de greenport Westland/Oostland is hierin speerpunt. Het onderzoek richt zich op een grootschalige én
duurzame locatie van netto ongeveer 400 hectare glas. Een nieuwe glastuinbouwlocatie moet voldoen aan de voorwaarden van het ontwerp-Provinciaal Waterplan 2010-2015 en aan de standpuntbepaling van rijk en provincie over het advies van de Deltacommissie. Deze voorwaarden houden onder andere in dat de zoetwatervraag niet verder toeneemt en dat de locatie zelfvoorzienend is in de zoetwaterbehoefte. Zoeklocaties in Zuid-Holland zijn Oostflakkee en Kaag en Braassem (Polder Vierambacht, Veenderpolder) (zie de functiekaart). Ook zal de provincie onderzoeken of een locatie in de Haarlemmermeer hiervoor een optie is, omdat deze goed aansluit op het veilingcomplex in Aalsmeer.



Water-, energie- en deltatechnologie

Zuid-Holland wil de positie van het Nederlandse water- en deltacluster in de wereld versterken. Het cluster is sterk vertegenwoordigd in Zuid-Holland, maar ligt erg verspreid. Het cluster bestaat uit twee deelsectoren: deltatechnologie (waterbeheer, waterbouw) en watertechnologie (drinkwater, proces- en afvalwater). De wereldwijde vraag naar kennis uit het cluster is groot en groeiende, onder meer als gevolg van klimaatverandering. Het cluster bevindt echter zich nog in een ontwikkelfase. Zuid-Holland kan ruimtelijke referentieprojecten ontwikkelen door nieuwe technologieën en kennis toe te passen, zoals de Zandmotor en de verkenning Grevelingen. Het bedrijvenpark Science Port Holland (Rotterdam - Delft) biedt kansen voor de ruimtelijke concentratie van het cluster.



Life & healthsciences

Zuid-Holland wil een aantrekkelijke vestigingsplaats zijn voor organisaties op het terrein van Life & healthsciences, vooral voor Research en Development. In Leiden ligt op het Bio Sciencepark het grootste Life & healthsciencescluster van Nederland. Zuid-Holland moet ruimte blijven bieden voor activiteiten in de gehele keten van het cluster en deze versterken. Daar horen ook verbindingen bij met andere clusters zoals de greenports (groene biotechnologie als de agrofood-activiteiten en witte biotechnologie in Delft, zoals de bereiding van biobrandstoffen).

Er is ook ruimte nodig om de zorgsector in Zuid-Holland te kunnen blijven faciliteren: Door vergrijzing en voortschrijdende technologie ontstaat naast behoefte aan ruimte voor zieken- en verzorgingshuizen ook een toenemende en veranderende zorgvraag. Die vraagt weer om ruimte voor kennisontwikkeling zoals de ‘medical delta’ in Rotterdam bij Dijkzicht. Het gaat om een soort siliconvalley op medisch technologisch gebied. Verder is een goede bereikbaarheid van dergelijke locaties een blijvend aandachtspunt. Naast ruimte voor bedrijvigheid is ook ruimte nodig voor het huisvesten van bijbehorend buitenlands toptalent, waaronder studenten.



Kenniseconomie

Zuid-Holland wil dat onderzoeksinstituten en kennisintensieve bedrijvigheid zich geclusterd kunnen vestigen op daartoe aangewezen bedrijventerreinen en kantoorlocaties. Dit is in het belang van de concurrentiepositie van de Zuidvleugel omdat kennis, innovatie en dienstverlening belangrijke aspecten zijn van het internationale karakter van Zuid-Holland. Een strikt toelatingsbeleid moet de ontwikkeling van deze locaties bevorderen. Een goede bereikbaarheid van deze locaties vanaf belangrijke openbaar vervoerknooppunten en de luchthavens Schiphol en Rotterdam Airport is van essentieel belang.
Voorbeelden zijn Technopolis in Delft, de omgeving van Erasmus Medisch Centrum en Brainpark in Rotterdam, het Biolifesciencepark in Leiden en het Estec-terrein in Noordwijk.



4.5 Duurzame en klimaatbestendige Deltaprovincie

Voor een duurzame en klimaatbestendige ruimtelijke inrichting hanteert Zuid-Holland de lagenbenadering als uitgangspunt voor de Visie 2020. De inrichting van Zuid-Holland wordt op lange termijn duurzamer en klimaatbestendiger. Dit bereikt de provincie door rekening te houden met mogelijke veranderingen in het water- en bodemsysteem en dat mee te nemen bij veranderingen in het gebruik van de ruimte.

Klimaatbestendigheid krijgt tot 2020 gestalte door de nadruk te leggen op waterveiligheid en een robuust watersysteem met duurzame zoetwatervoorziening. Duurzaamheid betekent, behalve dat de provincie de lagenbenadering toepast, ook dat zij werkt aan een groter aandeel van een duurzame vorm van energievoorziening.



4.5.1 Verbeteren van de waterveiligheid

Ambities

Bij het provinciaal belang ’Verbeteren van de waterveiligheid’ horen de ambities10:

  • versterken van de primaire keringen langs de kust en langs de rivieren, met behoud van de ruimtelijke kwaliteit;
  • versterken van de regionale keringen met behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • creëren van mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen in buitendijkse gebieden met behoud van veiligheid tegen overstromingen;
  • creëren van mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen in kwetsbare binnendijkse gebieden met behoud van veiligheid tegen overstromingen.

Zuid-Holland wil de toekomstige overstromingsrisico’s verkleinen. Sterkere keringen, aanpassingen in ruimtegebruik en omgaan met de overstromingsrisico’s vormen de leidraad voor het provinciale waterveiligheidsbeleid. Versterking van de primaire en regionale waterkeringen, bescherming van kwetsbare (buitendijkse) gebieden en crisisbeheersing / calamiteitenzorg zijn de belangrijkste onderdelen van het provinciale waterveiligheidsbeleid.

Op kaart 9 uit de verordening zijn de primaire en regionale keringen aangegeven. De voor hoogwater meest kwetsbare gebieden zijn de buitendijkse terreinen, de diepgelegen binnendijkse gebieden en gebieden direct langs primaire keringen. Waterveiligheid is een belangrijk aspect bij de ontwikkeling van deze gebieden. Versterking van rivierdijken en regionale keringen gebeurt in samenhang met  verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.



Kustverdediging

Zuid-Holland ligt in een delta en voor een groot deel onder zeeniveau. De kustversterking verzekert betrouwbaarheid van de kust als zeewering en daarmee de veiligheid van het achterliggend (stedelijk) gebied. De kust is voor de komende vijftig jaar op sterkte gebracht als het werk aan de zwakke schakels is voltooid. Het gaat om de Kop van Goeree (Flaauwe Werk: al afgerond), de Kop van Voorne, de Delflandse Kust van Hoek van Holland tot Kijkduin (o.a. via het pilotproject Zandmotor Delflandse Kust) en de boulevards van Scheveningen, Katwijk en Noordwijk (al afgerond).

Voor de kustveiligheid is het belangrijk om het kustfundament te handhaven en aan het kustfundament geen zand te onttrekken. In het gedeelte van het kustfundament dat binnen stads- en dorpsgebied ligt, mag uitbreiding van stedelijke functies of infrastructuur geen nadelige gevolgen hebben voor de waterstaatkundige veiligheid.



4.5.2 Robuust en veerkrachtig watersysteem

Ambities

Bij het provinciaal belang ‘Robuust en veerkrachtig watersysteem’ horen de ambities11:

  • zoetwatervoorziening veilig stellen;
  • gebiedsspecifiek omgaan met verzilting;
  • innovatief omgaan met waterbeheer en veiligheid;
  • voldoende (grond)water voor de bereiding van drinkwater veilig stellen;
  • voldoende wateropvang voor de stad realiseren;
  • een klimaatbestendige leefomgeving realiseren;
  • realiseren en behouden van een goede ecologische toestand van oppervlaktewaterlichamen;
  • realiseren en behouden van een goede kwaliteit van grondwaterlichamen;
  • realiseren van de vereiste (grond)watercondities voor de Natura 2000-gebieden;
  • in de verziltinggevoelige gebieden zijn in principe geen functies of uitbreidingen;
  • toegestaan die leiden tot een toename van de vraag naar zoet water, tenzij zoetwatervoorziening en/of zelfvoorzienendheid is geregeld;
  • ontwikkelen van duurzame greenports;
  • realiseren en behouden van een maatschappelijk haalbaar en betaalbaar beschermingsniveau tegen wateroverlast;
  • duurzaam peilbeheer.

11 Deze zijn uitgewerkt in het Provinciaal Waterplan



Afstemmen vraag en aanbod in het watersysteem

Gelet op de onzekerheid van zoetwatervoorziening op de lange termijn, is het van belang dat de vraag naar zoet water in de provincie Zuid-Holland in balans blijft. Vooral bij sterk zoet water vragende functies en gebieden, zoals de greenports, zal de afweging steeds belangrijker worden. Dit zal ook in de landbouw en natuur in het westelijke deel van het Groene Hart en de landbouw in de Zuid-Hollandse Delta gaan spelen.

In de glastuinbouw vindt een zo min mogelijke toename van de zoetwatervraag plaats door nieuwe of uit te breiden functies. Dit wordt bereikt door maximaal gebruik te maken van hemelwater en de waterkringloop/recirculatie te sluiten. Daarmee worden ook de emissies geminimaliseerd. Innovaties in het watersysteem worden gestimuleerd. Het gaat daarbij om oplossingen die zowel watertekort als wateroverlast het hoofd kunnen bieden. Ruimtelijk betekent dit vooral ruimte voor wateropvang. Het gaat dan om een combinatie van wateropvang in bassins (al dan niet onder de kas) en ruimte voor opvang in het watersysteem. Hierbij moet rekening worden gehouden met voorwaarden voor de ondergrond.

Door klimaatverandering kan de wateroverlast toenemen. Ruimte voor wateropvang wordt in en nabij steden gereserveerd. Bij ontwikkelingen in de landbouw en bij natuurontwikkeling moet de duurzaamheid van de zoetwatervoorziening in de afweging
worden meegenomen.

De provincie Zuid-Holland onderscheidt de volgende opgaven:



Groene Hart

In het Groene Hart spelen in de toekomst problemen met de beschikbaarheid van zoet water. Met het oog op een duurzamer bodemwatersysteem wordt in delen van het Groene Hart ingespeeld op het afremmen van de bodemdaling.

Ook is er een wateropgave gekoppeld aan de diepe droogmakerijen:
De Middelburg-Tempelpolder en Polder Nieuwkoop zijn diepe droogmakerijen met een urgente wateropgave. Zij liggen als diepe putten in het landschap en veroorzaken daardoor (brakke) kwel. Dit wordt deels veroorzaakt door wegzijging uit de directe omgeving. In Polder Nieuwkoop kan de aanzuigende werking op de naastgelegen Nieuwkoopsche Plassen mogelijk worden beperkt door peilopzet in combinatie met functieverandering. De provincie moet dit verder onderzoeken op haalbaarheid. De inlaatbehoefte van de Nieuwkoopsche Plassen kan sterk verminderen door het peilregime in de plassen en directe omgeving te flexibiliseren en door het glastuinbouwgebied Noordse Buurt te saneren. In de Middelburg-Tempelpolder zijn minder mogelijkheden om de effecten van de
aanwezige brakke kwel te beperken, onder meer door de aard van de ondergrond. Onderzoek moet uitwijzen of brakke kwel onderdrukt kan worden door het peil op te zetten.

In beide droogmakerijen moet bij eventuele functieverandering de ruimtelijke kwaliteit verbeteren. Waar nodig en mogelijk vindt koppeling plaats met waterberging, natuurontwikkeling, woningbouw en recreatie en toerisme. Daarbij moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van brakke kwel. Op korte termijn sluit de provincie ontwikkelingen uit die toekomstige oplossingen voor de wateropgave ernstig bemoeilijken. Het gaat hierbij vooral om onomkeerbare kapitaalintensieve investeringen zoals nieuwe bebouwing voor agrarische bedrijven.

In de Polder Noordplas werkt de provincie al aan een urgente wateropgave door de invloed van brakke kwel op het boezemsysteem te beperken. De aanleg van het Bentwoud is een functiewijziging die het mogelijk maakt om brakke kwel in de zomer vast te houden.



Zuid-Hollandse Delta

De Deltawerken helpen Zuid-Holland beschermen tegen het water. De compartimentering van de deltawateren door de Deltawerken heeft echter ook negatieve ecologische effectenen veroorzaakt problemen met de water(bodem)kwaliteit. Dit heeft zijn weerslag op de economische waarde en belevingswaarde van het gebied, door bijvoorbeeld blauwalg en verontreinigd sediment. Ook moet rekening worden gehouden met klimaatverandering en zeespiegelrijzing. Hiertoe is in 2003 de Integrale Visie Deltawateren opgesteld. In de Zuid-Hollandse Delta zet Zuid-Holland in op verzilting en herstel van de getijdenwerking.

Om de gesignaleerde problemen op te lossen, wordt via de lagenbenadering ingezet op het herstel van de estuariene dynamiek. Dat wil zeggen: waar mogelijk de getijdenwerking vergroten en geleidelijke overgangen maken tussen zoet en zout en/of nat en droog. Dit herstelproces loopt via verschillende sporen. het herstel van estuariene dynamiek in het Haringvliet (Kierbesluit Haringvliet), de tweede stap het uitvoeren van het Zoetwateradvies (2009) en de mogelijke verzouting van het Volkerak-Zoommeer.

De opgave in de Zuid-Hollandse Delta kan als volgt worden samengevat: in de agenda Kracht van de Delta (2006) is het verbinden van veiligheid, ecologie en economie verder uitgewerkt in drie ambities: 

  • klimaatbestendig veilig: waarborgen van veiligheid tegen overstromingen ook op de lange termijn (2100);
  • ecologisch veerkrachtig: herstellen van een natuurlijk ecologisch systeem en het herstellen van de estuariene dynamiek in de Zuidwestelijke Delta voor de korte termijn (2015), de middellange termijn (2040) en met een doorkijk naar de langere termijn (2100);
  • economisch vitaal: benoemen en pakken van kansen voor de ruimtelijk-economische en maatschappelijke ontwikkeling.

De Deltaprovincies (Zuid-Holland, Zeeland en Noord-Brabant) hebben deze ambitie in vier richtingen uitgewerkt:

  • een unieke Delta met ecologisch herstel, estuariene dynamiek en versterking van landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • een veilige Delta die ook op langere termijn op een innovatieve en duurzame manier beschermd is tegen overstromingen;
  • een bedrijvige Delta met als speerpunten bedrijvigheid in en rond de havens, optimale scheepvaart, versterking van de ‘water- en landbouw’ en versterking van het aanbod voor recreatie en toerisme;
  • een aantrekkelijke Delta om te wonen en te verblijven.

In de periode 2009-2015 bekijkt de provincie wat de gevolgen zijn van een hoger zoutgehalte bij de zoetwaterinnamepunten. Ook de alternatieven voor de beschikbaarheid van zoet water in samenhang met een zout Volkerak/Zoommeer worden onderzocht, evenals de zoetwatervoorziening van Voorne-Putten en Delfland. Dit vergt een integrale gebiedsgerichte benadering, vanuit het perspectief dat dit gebied onderdeel is van de Nederlandse Delta.

Tot 2020 speelt het verziltingvraagstuk vooral op Goeree-Overflakkee. Daarnaast wil de provincie de Zuid-Hollandse Delta veilig en duurzaam maken. Hier ligt een sterke relatie met het programma Zuidwestelijke Delta.



Drinkwaterwinning

Van oudsher wordt er in het duingebied drinkwater gewonnen. Deze functie blijft gehandhaafd. Dit levert beperkingen op voor functies in de omgeving. De drinkwaterwinningsgebieden in de duinen en de daaromheen gelegen grondwaterbeschermingsgebieden zijn opgenomen in de provinciale milieuverordening. Het gaat om de locaties: Kop van Goeree ten noorden van Goedereede, de Delflandse Kust ter hoogte van Monster, de duinen tussen Den Haag en Katwijk en de duinen in het noorden van de Bollenstreek, op de grens met Noord-Holland.



4.5.3 Duurzame energievoorziening

Ambities

Bij het provinciaal belang ’Voorzien in duurzame vormen van energie en benutten van potenties om duurzame energievoorzieningen toe te passen’ horen de volgende ambities: 

  • locatiebeleid om (aan de vraagzijde) benutting van warmte te realiseren via de aanleg van lokale warmtenetten;
  • windparken aanleggen en realiseren van voldoende locaties voor windenergie (nota Wervel);
  • andere duurzame vormen van energietoepassingen mogelijk maken (zonne-energie, zoet/zout watercentrale, warmte- en koudeopslag en gebruik van restwarmte).

Zuid-Holland werkt aan een duurzamer energievoorziening in 2020. Windenergie en het beter benutten van restwarmte, warmte- en koudeopslag en geothermie zijn leidend voor de uitwerking van het provinciaal belang.

Windenergie krijgt een belangrijk aandeel als duurzame energiebron, door ontwikkeling van windparken en afzonderlijke locaties. Op de functiekaart zijn alleen nieuwe zoeklocaties aanvullend op de Nota Wervel, aangegeven voor de vestiging van windmolenparken: op de Maasvlakte, in het zeegebied voor de kust daarvan en op Oostflakkee.

De provincie wil de ondergrond ordenen vanwege de toenemende rol van geothermie en warmte- en koudeopslag. In de periode 2010-2020 worden in stedelijke gebieden en in glastuinbouwgebieden binnen het stedelijk netwerk lokale warmtenetten gerealiseerd. Dit gebeurt op basis van restwarmte uit afvalverwerking, elektriciteitscentrales en industrie, geothermie, warmte- en koudeopslag, lokale warmte uit warmtekrachtkoppeling en eventueel ook biomassa en de combinatie hiervan via ‘intelligente’ lokale netten. Tot en na 2020 groeien deze netten samen uit tot grotere netten die daarmee bedrijfszekerder zijn. Het Westland/Oostland kan als energieleverancier fungeren. Het Westland is door het Rijk aangewezen als een vestigingsplaats waar elektriciteitsproductie-eenheden gevestigd zijn en zich kunnen vestigen. Hier kan in de toekomst tenminste 500 mW elektriciteit worden opgewekt. Glastuinbouw is een grote energiegebruiker. Door de ligging nabij de mainport liggen hier veel kansen. Zo kan een energieneutrale greenport ontstaan.



4.6 Divers en samenhangend stedelijk netwerk 2020

De provincie Zuid-Holland wil verstedelijking concentreren in en rond de steden in het stedelijk netwerk. Deze concentratie van stedelijke functies heeft agglomeratievoordelen voor bedrijven, voorzieningen en detailhandel. Ook geeft het mogelijkheden tot ketenvorming, efficiëente benutting van infrastructuur en mogelijkheden voor ontwikkeling van efficiënte duurzame energiesystemen. Hiermee wordt de concurrentiepositie versterkt van het stedelijk netwerk van Zuid-Holland, de Zuidvleugel van de Randstad en daarmee van de Randstad in zijn geheel. Zuid-Holland creeërt een aantrekkelijke leefomgeving en een aantrekkelijk vestigingsmilieu voor bedrijven. Het contrast tussen stad en land blijft behouden en gebiedskwaliteiten kunnen worden versterkt. De provincie reageert op demografische ontwikkelingen en veranderende maatschappelijke behoeften. Volgens de demografische trends zal de vraag naar stedelijke woonmilieus in de toekomst toenemen. Ontwikkeling van nieuwe woon- en werkmilieus in stedelijke gebieden kan gecombineerd worden met het herstructureren en transformeren van bestaande woon- en werkmilieus. Gemengde milieus, broedplaatsen en onderwijsvoorzieningen zorgen voor een betere voedingsbodem voor de kenniseconomie. De sociale cohesie wordt door het tegengaan van segregatie versterkt.

Intensief gebruik van het stedelijk gebied leidt tot een reductie van de uitstoot van broeikasgassen en een zuinig gebruik van grondstoffen. Hierdoor draagt intensief stedelijk ruimtegebruik bij aan de duurzaamheid van de Nederlandse samenleving.

 Kaart 4.6 Stedelijk netwerk

Tot 2020 staan de volgende provinciale belangen centraal:

  • versterken van het stedelijk netwerk en versterken van vitaliteit en diversiteit van stedelijke centra;
  • optimaal benutten van bestaande ruimte voor economische clusters;
  • verbeteren interne en externe bereikbaarheid;
  • zorgen voor een kwalitatief en kwantitatief afgestemd aanbod in woonmilieus;
  • voorzien in een gezonde leefomgeving


4.6.1 Versterken stedelijk netwerk

Ambities

Versterking van het stedelijk netwerk gaat uit van het intensief benutten van ruimte in bestaand bebouwd gebied door het ruimtegebruik op locaties en infrastructuur beter te benutten. Het provinciaal belang richt zich op de ambities: 

  • bundeling van verstedelijking, infrastructuur, voorzieningen en economische activiteiten gericht op concentratie en functieafstemming (knopen- en locatiebeleid);
  • stedelijke detailhandelstructuur versterken;
  • culturele en toeristische voorzieningen versterken (stedelijk).


Bundeling van verstedelijking

Het uitgangspunt voor de leef, werk en woonomgeving in 2020 is bundeling van verstedelijking. Dit is meer dan het concentreren van wonen in steden. Zuid-Holland richt zich op de relatie tussen infrastructuur en verstedelijking, het onderling afstemmen van de verschillende voorzieningen en intensivering van het stedelijk gebied.

 



Functieafstemming tussen verstedelijking en infrastructuur

De verstedelijkingsopgave richt zich vooral op het bestaand bebouwd gebied. Hier staat gedifferentieerd ruimtegebruik centraal. Dit maakt het stedelijk gebied aantrekkelijk voor mensen om te wonen en voor bedrijven om zich te vestigen. Dit betekent een verdergaande concentratie en intensivering van stedelijke functies in de stedelijke centra en rond haltes van het Zuidvleugelnet (openbaar vervoer). Er is daarbij onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied met hoogwaardig openbaar vervoer en het ‘overig’ stedelijk gebied. Het eerste gebied valt binnen het invloedsgebied van het Zuidvleugelnet. Dit geldt niet alleen voor wonen, werken maar ook voor grootschalige voorzieningen (winkels, sport- en culturele
voorzieningen). Deze benadering beperkt het stedelijk ruimtebeslag, stimuleert de benutting van het openbaar vervoer en vergroot het draagvlak van voorzieningen in het stedelijk gebied.

De intensivering van stedelijke functies mag niet ten koste gaan van de kwaliteit van het binnenstedelijk leef- en vestigingsmilieu. Dat betekent dat intensivering gepaard gaat met verbetering van de milieukwaliteit en dat stedelijke parken niet in aanmerking komen voor verdichting. De grote stedelijke parken en de groenblauwe hoofdroutes in de stad worden in dit verband beschouwd als een onderdeel van het landschappelijk netwerk.



Bebouwingscontouren

Zoals gezegd kiest de provincie ervoor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Op de kaart zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland omgeven door bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en de kernen, rekening houdend met plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd.

Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan, het zogenoemde ‘nee tenzij’-beleid. Uitzonderingen op deze regel zijn situaties waarbij door de bouw van een beperkt aantal woningen of een bedrijfsvestiging, de kwaliteiten in een gebied kunnen worden versterkt.



Bouwen in bestaand bebouwd gebied en op uitleglocaties

Binnen de bebouwingscontouren zijn er gebieden waar nog gebouwd12 kan worden en waar nog geen ontwikkelingsplannen voor zijn. Dit zijn de uitleggebieden. Het overige gebied binnen de contour is aangeduid als bestaand bebouwd gebied (BBG 2010). Dit bevat de al bebouwde gebieden en de nog niet bebouwde gebieden waar al plannen in uitvoering zijn. Stadsparken worden gerekend tot bestaand bebouwd gebied. Conform de bestuurlijke afspraken tussen de Zuidvleugelpartners in het Bestuurlijk
Platform Zuidvleugel, geldt voor het stedelijk netwerk de ambitie dat 80 procent van de nieuwbouw binnen bestaand bebouwd gebied plaatsvindt. Dit is inclusief vervangende nieuwbouw. De overige 20 procent vindt plaats op uitleglocaties, maar binnen de contour.

Voor de kernen, gelegen in het landschappelijk netwerk, de Zuid-Hollandse Delta en het overige deel van het Groene Hart, hanteert de provincie normen van 50% binnen bestaand bebouwd gebied en 50% buiten bestaand bebouwd gebied en binnen de contour. Deze percentages gelden voor de toevoeging aan de woningvoorraad. De provincie ontwikkelt geen plannen die de grote binnenstedelijke groenstructuren aantasten. Gezien de voorziene demografische ontwikkelingen bieden deze bebouwingscontouren voldoende ruimte voor de opvang van stedelijke ontwikkelingen in de planperiode.

12 Onder bouwen wordt verstaan: het oprichten van bedrijfsgebouwen op bedrijventerreinen, voorzieningen en woningen e.d.



Verstedelijkingsafspraken en migratiesaldo nul voor de gebieden buiten het stedelijk netwerk

Rijk, provincie en gemeenten hebben per gebied, afspraken gemaakt over de verstedelijkingsopgaven
voor de Zuidvleugel en het Groene Hart (zie onderstaande figuur). Deze indeling wijkt iets af van de indeling stedelijk netwerk, weergegeven op de functiekaart. Voorne-Putten maakt deel uit van de Zuidvleugel en Gorinchem valt buiten de bestuurlijke afspraken voor de Zuidvleugel en het Groene Hart.
De woningproductie voor de Zuidvleugel voor 2010-2020 bedraagt 175.000 woningen, uitgesplitst
naar regionale opgaven (zie hoofdstuk 2). Dit programma gaat uit van minimaal migratiesaldo nul. Hierdoor vindt verdergaande concentratie van verstedelijking in de Zuidvleugel plaats: voor het gebied buiten de Zuidvleugel wordt in dit scenario uitgegaan van een bovengrens van maximaal migratiesaldo nul. Op deze manier wordt via verstedelijkingsafspraken gestuurd op bundeling in de Zuidvleugel.

Kaart 4.6.1 Ruimtelijke en bestuurlijke eenheden (t.b.v. verstedelijkingsafspraken)



Intensief benutten, meervoudig ruimtegebruik, herstructurering en transformatie

Zuid-Holland wil dat voor alle stedelijke ontwikkelingen het principe geldt: eerst intensiveren van bestaand gebruik, vervolgens nagaan of door herstructureren de beschikbare ruimte in het bestaand bebouwd gebied beter benut kan worden en pas dan uitbreiden. Dit geldt ook buiten het stedelijk netwerk.

Intensivereren betekent in de praktijk vaak het combineren van verschillende functies. Dit kan door stapeling of bestaande bebouwing voor meerdere functies geschikt te maken. Voorbeelden zijn de mix van wonen en werken en het combineren van logistieke bedrijven en kassen zoals in de Zuidplaspolder wordt ontwikkeld.

Herstructurering is een goede methode om functies te herschikken in het kader van intensivering van het stedelijk gebied. In sommige gevallen verandert het ruimtegebruik. Wanneer deze veranderingen in het ruimtegebruik nog niet bestuurlijk zijn vastgesteld, is er sprake van een transformatieopgave (zie paragraaf 4.2).

Via herstructurering en transformatie kan tegelijk ook de milieukwaliteit op een locatie worden verbeterd. Dit gaat om geluidhinder, geurhinder, luchtkwaliteit en onveilige situaties. Een schone en veilige leefomgeving is van belang om het internationale profiel van het stedelijk netwerk te behouden en te ontwikkelen. Naast de intensiveringopgave dient in en om het stedelijk gebied voldoende ruimte te blijven voor een robuuste groen- en waterstructuur. Dit is van belang voor de leefkwaliteit in de stad en goede verbindingen met het buitengebied.



Stedelijke detailhandelsstructuur

De provincie wil de bestaande detailhandelsstructuur versterken, vooral in de stedelijke centra, stadsdeel- en wijkcentra. Nieuwe mogelijkheden voor detailhandel en vrije tijd ziet de provincie ook rond openbaar vervoerknooppunten, inclusief de nieuwe Stedenbaanlocaties. Dit betekent beperking van toelaatbare branches op perifere locaties. De provincie zet het huidige detailhandelbeleid voort, zoals neergelegd in de Provinciale structuurvisie Detailhandel 2007. Veel van de huidige grootschalige detailhandel is gevestigd op bedrijventerreinen. Vanuit het beleid om dit areaal juist voor reguliere bedrijven te behouden, wordt de uitbreiding van de perifere detailhandel op die locaties terughoudend
benaderd.



Culturele en toeristische voorzieningen

Zuid-Holland wil culturele en toeristische voorzieningen versterken. De cultuurhistorische waarden zijn van belang voor de belevingswaarde, voor de aantrekkelijkheid van de steden en dorpen en daarmee voor het vestigingsklimaat en voor het toerisme. Bij cultuurhistorische waarden gaat het om de zichtbaarheid van de ontstaansgeschiedenis, het tijdsbeeld in cultureel erfgoed en de herkenbaarheid van steden in architectuur. Diverse kernen zijn in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur aangewezen als beschermd stads- en dorpsgezicht om die waarden te beschermen en waar mogelijk in oude stijl weer aan te brengen.



Toeristische voorzieningen versterken

De aantrekkelijke steden, attracties zoals de Bollenstreek, sportfaciliteiten en de aanwezigheid van brede stranden aan de kust en de daaraan gelegen badplaatsen bieden veel mogelijkheden. De stedelijke centra van Rotterdam en Den Haag, evenals de historische steden in Zuid-Holland, zijn benoemd als toeristische centra. Deze stedelijke centra zijn niet specifiek op de kwaliteitskaart aangegeven omdat ze een breder profiel bezitten.

Toeristische attracties langs de kust zijn  Scheveningen, Noordwijk, Katwijk en Hoek van Holland, evenals de Brouwersdam op Goeree. Scheveningen kan uitgroeien tot dé badplaats van Noordwest-Europa. Een badplaats met internationale allure en 365 dagen per jaar aantrekkelijk voor toeristen en bewoners.



4.6.2 Optimaal benutten van bestaande ruimte voor economische clusters

Ambities

Bij het provinciaal belang ‘optimaal benutten van bestaande ruimte voor economische clusters’ horen de ambities: 

  • evenwichtige afstemming tussen vraag en aanbod van bedrijventerreinen;
  • kwaliteit van met name bedrijventerreinen die langs (drukke) infrastructuur van weg, rail en water en in overgangsgebieden tussen stad en open landschap liggen;
  • intensiever en efficiënter ruimtegebruik (toepassen SER-ladder voor bedrijventerreinen);
  • evenwichtige afstemming tussen vraag en aanbod naar ruimte voor HMC-bedrijven;
  • evenwichtige afstemming tussen vraag en aanbod van watergebonden bedrijvigheid;
  • ondergronds ruimtegebruik.

In Zuid-Holland moet voldoende aanbod van bedrijventerreinen binnen het stedelijk netwerk beschikbaar zijn. Het aanbod is afgestemd op de behoefte en dient ter versterking van de internationale concurrentiepositie van Zuid-Holland.



Bedrijventerreinen

Voor een aantrekkelijk en concurrerend vestigingsmilieu is de beschikbaarheid van een op de vraag afgestemd areaal bedrijventerreinen een belangrijke randvoorwaarde. Behoud van (binnenstedelijke) bedrijvigheid staat voorop, al dan niet gelegen op bedrijventerreinen. De afstemming tussen vraag en aanbod vindt plaats door intensiveren, innoveren en herstructureren van bestaande en geplande bedrijventerreinen. Pas in laatste instantie komt uitbreiden op eventuele nieuwe locaties aan de orde13. Streefwaarde bij herstructurering is een ruimtewinst van 10 procent. Afspraken over nieuw aan te leggen bedrijventerreinen zijn gemaakt met betrokken partijen. Deze afspraken zijn in een convenant tussen rijk, IPO en VNG vastgelegd.

13 SER-ladder.



Natte bedrijventerreinen

Bepaalde bedrijven zijn voor hun functioneren afhankelijk van de aan- en/of afvoer via het water. Bijvoorbeeld bedrijven met veel bulkgoederen, zoals zand- en grindoverslag, betoncentrales en de scheepsbouw- en reparatie. Daarnaast draagt vervoer over het water bij aan verkeers- en vervoersdoelstellingen en milieudoelstellingen. Minder vrachtvervoer over de weg levert een bijdrage aan het verminderen van de files en de milieubelastende emissies. Het aantal bedrijventerreinen gelegen aan geschikt vaarwater is beperkt en staat onder druk van transformatie naar woningbouw, want de locaties aan het water zijn vaak ook interessant om aan te wonen. Toch is er in Zuid-Holland een vrij constante vraag naar watergebonden bedrijventerreinen, hoewel deze zelden specifiek geduid kan worden. Uit recent onderzoek (BCI, 2009) blijkt dat er voor op- en overslag, (wegen)bouw en de
scheepsbouw en -reparatie de meeste natte bedrijventerreinen nodig zijn, gevolgd door chemische handel en productie, betoncentrale en -handel en transport. Ontwikkelingen van de containerterminals
in Alphen aan den Rijn en Alblasserdam zijn voorbeelden van nieuwe vraag naar natte bedrijventerreinen. Onderzoek bevestigt dat de huidige omvang natte bedrijventerreinen in principe moet worden gehandhaafd.



HMC

Concentratiegebieden voor hogere milieuhindercategoriebedrijven zijn te vinden in de zeehavengebieden in de Rotterdamse regio en de Drechtsteden. Bedrijven in de hogere milieucategorieën vormen een belangrijke schakel in de economische structuur in de provincie Zuid-Holland. De zogenaamde HMC-bedrijven, vanaf categorie 4, kennen veelal een hoge toegevoegde waarde en vormen vaak het middelpunt van andere bedrijvigheid met vele toeleveranciers, inclusief de zakelijke dienstverlening. De ruimte voor bedrijven in de hogere milieucategorieën staat echter onder druk door de milieuzoneringen rond de oprukkende woningbouw. Gezien het belang van de HMC-bedrijven is de (milieu)ruimte voor dit type bedrijven van provinciaal belang. Uitgangspunt voor bestemmingsplannen blijft het mogelijk maken van de hoogst mogelijke categorie op het bedrijventerrein. Risicovolle bedrijven dienen bij verplaatsing en nieuw vestiging, zoveel mogelijk gevestigd worden op de daartoe bestemde terreinen. Deze terreinen liggen aan het provinciedekkend
basisnet externe veiligheid. Hierdoor worden de risico’s die samenhangen met de verwerking
en het transport van gevaarlijke stoffen in de provincie verminderd.



Kantoorlocaties

Zuid-Holland zet in op een sterke, internationaal concurrerende economie en de daarbij behorende positie op de kantorenmarkt. Tevens is afstemming met de infrastructuur van belang om een optimale bereikbaarheid te garanderen. Nieuwe kantoorontwikkeling moet daarvoor zoveel mogelijk plaatsvinden in de (hoog)stedelijke centra en op knooppunten van hoogwaardig openbaar vervoer. Dit gaat om de stations en haltes van het Zuidvleugel openbaar vervoernet. De (hoog)stedelijke centra zijn bij uitstek de vestigingsplaatsen voor de grote en bovenregionaal georiënteerde kantoorlocaties. De regionale centra en een selectie van de overige haltes van het Zuidvleugel openbaar vervoernet komen in aanmerking voor ontwikkeling van middelgrote en kleinere kantoorlocaties. Kantoren moeten in principe gebouwd worden in het gebied binnen de invloedssfeer van het Zuidvleugelnet, afgestemd op stationsprofielen. Genoemde centra zijn op de functiekaart aangegeven.



Ondergronds ruimtegebruik

De provincie zet in op een intensiever gebruik van de ondergrond. De ondergrond vervult voor de maatschappij diverse functies: leverancier van grondstoffen, voedselproducent, buffer voor water en energie (geothermie en warmte- en koudeopslag), ondergronds parkeren, enzovoort. Het ruimtegebruik in de ondergrond moet afgestemd zijn met het bovengrondse ruimtegebruik en rekening houden met de fysieke kenmerken van de ondergrond.



4.6.3 Verbeteren interne en externe bereikbaarheid

Ambities

Bij het provinciaal belang ‘verbeteren interne en externe bereikbaarheid’ horen de ambities:

  • (inter)nationale bereikbaarheid verbeteren;
  • capaciteit vergroten en/of nieuwe capaciteit openbaar vervoer en weg, waaronder Stedenbaan;
  • ontwikkeling en kwaliteitssprong regionaal netwerk;
  • samenhang binnen complete infrastructuur netwerk (multimodaliteit en ketenmobiliteit);
  • ruimtelijke reserveringen voor (boven)regionale infrastructuur;
  • aansluiting tussen hoofd- en onderliggend wegennet verbeteren;
  • capaciteit vaarwegen voor goederen optimaliseren.

Voor de concurrentiepositie van de Randstad zijn de interne en externe bereikbaarheid essentieel. Bereikbaarheid vergroot de mogelijkheden voor een wervend internationaal vestigingsmilieu. Personen- en goederenvervoer moet vlot en zonder haperingen plaatsvinden. Tegelijkertijd dient de infrastructuur met het oog op de leefomgevingskwaliteit optimaal te worden ingepast. Bundeling van verstedelijking, functiemenging, herstructurering én een betere afstemming van de woon- en werkmilieus vermindert de
totale mobiliteitsdruk. Het hoofdwegennet, het regionale wegennet en stadshoofdwegennet moeten als één geheel beter functioneren. Ook is het noodzakelijk verschillende netwerken (auto, openbaar vervoer, waterwegen en fiets) te verknopen om vervoer van deur tot deur te verbeteren. Dit is de ketenbenadering die uitgangspunt is voor Zuid-Holland. Maatregelen in de sfeer van ketenmobiliteit14 moeten hieraan bijdragen. Hiervoor bieden nieuwe technologische ontwikkelingen op het gebied van (dynamisch) verkeersmanagement en dynamische openbaar vervoerreisinformatie veel kansen die Zuid-Holland beter wil benutten. Zuid-Holland vindt capaciteitsvergroting van wegen en spoor op verschillende plekken onontkoombaar. Delen van het onderliggend wegennetwerk verdienen een extra kwaliteitsimpuls. Er moet geïnvesteerd worden in hoogwaardig regionaal openbaar vervoer. Vooral daar is een kwaliteitssprong nodig, omdat de ontwikkeling ervan ver is achtergebleven. De capaciteit van
vaarwegen kan beter benut worden. Voor alle weg- en openbaar vervoerprojecten geldt in ieder geval het volgende: 

  • het verkeers- en transportsysteem moet robuust zijn. Het geheel moet blijven functioneren bij wisselende verkeers- of weersomstandigheden;
  • het verkeers- en transportsysteem moet duurzaam zijn. Het moet een goed woon-, werken leefklimaat ondersteunen;
  • ketenbenadering is essentieel in het verplaatsing- en transportsysteem. Het geheel van aanwezige voorzieningen moet optimaal gebruikt worden. Investeren in goede overstapmogelijkheden is noodzakelijk.

Het hier beknopt beschreven mobiliteitsbeleid is vastgelegd in het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (PVVP) en de Beleidsnota Vaarwegen en Scheepvaart. Het PVVP is in de structuurvisie als uitgangspunt gehanteerd. Alle in de structuurvisie aangegeven nieuwe verkeers- en vervoersinfrastructuur (zie overzicht in bijlage 2) mogen in bestemmingsplannen ruimtelijk in ieder geval niet onmogelijk worden gemaakt. 

 

Kaart 4.6.3.a Netwerk van infrastructuur en centra

14 Ketenmobiliteit = goede overstapmogelijkheden tussen de verschillende vervoersvormen in de reis van deur tot deur.



(Inter)nationaal netwerk - openbaar vervoer

Het nationale spoorwegennet is vooral een rijksaangelegenheid, maar gezien de ruimtelijke effecten ligt hier ook een provinciaal belang. Het gaat dan om de capaciteitsvergroting op de trajecten Den Haag-Rotterdam en Rotterdam-Gouda. Het is noodzakelijk een hoge graad van dienstverlening te garanderen, zowel op (inter)nationaal als op regionaal niveau (Stedenbaan). Bijzonder project in de capaciteitsvergroting is de aanleg van een spoortunnel in Delft.



(Inter)nationale wegverbindingen

De A16 en delen van de A4 naar België/Frankrijk en de A15 naar Duitsland zijn de belangrijkste achterlandverbindingen in Zuid-Holland. De transportstromen concentreren zich op deze assen. Zo nodig moet de omgeving hieraan worden aangepast.

De A4 is de hoofdslagader van de westelijke Randstad. De A4 verbindt het stedelijk netwerk van Zuid-Holland en Schiphol. De ontwikkelingen rond de luchthaven (met name de bedrijvigheid) zijn van nationaal belang en hebben een grote stuwkracht. De A4 moet daarom over de hele lengte het verkeer goed kunnen verwerken. Daarvoor is op korte termijn realisering van capaciteitsvergroting tussen knooppunt Burgerveen en Leiden van groot belang. Ter hoogte van Leiden zal de Rijnlandroute aan de A4 worden aangehaakt. De aanleg van de ontbrekende schakel A4 door Midden-Delfland is een eerste prioriteit. Daarna komt ook realisering van de A4-zuid (Hoogvliet -Klaaswaal) aan de orde. Deze aanleg
moet gepaard gaan met verbreding van de Haringvlietbrug. Met deze maatregelen is de A4 in de eerste plaats een betere verbinding met het zuiden (Antwerpen) en levert de snelweg tegelijk een bijdrage om de capaciteitsproblemen op de A16 bij de tunnel van Dordrecht en de Moerdijkbrug op te lossen. Tot die tijd functioneert de A16 als de belangrijkste internationale verbinding met het zuiden.

Ook de achterlandverbinding A15 is van essentieel belang voor het vrachtvervoer vanuit de mainport Rotterdam. Dit is een goederencorridor. De uitvoering van het project A15 Maasvlakte-Vaanplein (verbreding naar 2x2 en 2x3 rijstroken) is een eerste prioriteit. Andere noodzakelijke verbeteringen in het hoofdwegennet van Zuid-Holland zijn de aanleg van A13-16, capaciteitsverruiming op de A12 (project: A12 vernieuwd op weg) en verbreding van de A27 Hooijpolder-Lunetten, inclusief verbreding van de Merwedebrug bij Gorinchem. Daarnaast wordt de verkeersafwikkeling bij belangrijke aansluitingen verbeterd. Dit gebeurt in het kader van het programma Hoofdwegennet-onderliggend wegennet.

Uit de landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Wegen blijkt dat grote verkeersproblemen ontstaan ter hoogte van Den Haag en op de Ruit van Rotterdam, ondanks verschillende maatregelen. Met het oog hierop zijn brede MIRT15 verkenningen gestart voor Haaglanden, de Rotterdamse Ruit en de corridor Antwerpen-Rotterdam. In deze verkenningen wordt de verkeersproblematiek in nauwe samenhang tot de ruimtelijk- economische ontwikkelingen in beide regio’s onderzocht. Vooruitlopend op de uitkomsten van deze verkenningen, acht de provincie in ieder geval de volgende maatregelen (boven de eerdergenoemde) nodig: 

  • verruiming van de capaciteit van de A4 in de oostflank van de Haagse Regio, bijvoorbeeld door een parallelstructuur te realiseren;
  • capaciteitsverruiming van de A20 Moordrecht-Nieuwerkerk.

Zeker voor de langere termijn na 2020 is er nog een nieuwe oeververbinding ten westen van Rotterdam nodig. Hiervoor moeten de tracés voor de twee alternatieven Blankenburgtunnel en Oranjetunnel in de betrokken bestemmingsplannen vrijgehouden worden. Deze verbinding brengt de greenport Westland/Oostland dichter bij de haven. Zij biedt ook een ontsnappingsroute bij calamiteiten voor Voorne-Putten en Rozenburg en realiseert extra capaciteit voor personenvervoer over de weg in de Stadsregio Rotterdam.

15 MIRT = meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport.



Goederenvervoer

Een goede ontsluiting is belangrijk voor de economie en werkgelegenheid van Zuid-Holland. Voor de mainport en de greenports ligt hierbij nog eens extra de focus op goederenvervoer. Goederenvervoer maakt gebruik van weg-, spoor en vaarverbindingen. De provincie wil meer transport over spoor en water laten plaatsvinden. Overslagterminals zoals bij Alphen aan den Rijn en Alblasserdam en slimme inzet van natte bedrijventerreinen zijn hierbij van essentiële betekenis. Om de risico’s, veroorzaakt door het transport van gevaarlijke stoffen, tot een minimum te beperken, wordt gebruik gemaakt van een provinciedekkend basisnet externe veiligheid.

Bij de Drechtsteden is een spoorcapaciteit- en veiligheidsprobleem met vérstrekkende gevolgen voor woon- en leefomgeving. Bovendien is er een ruimtelijke ordeningsprobleem omdat niet gebouwd kan worden in de spoorzone Dordrecht. Er is een forse toename van goederenvervoer (en ook van gevaarlijke stoffentransport per rail) door Dordrecht. Redenen hiervoor zijn de grote groei van containervervoer vanuit Rotterdam en een verschuiving van transportstromen naar de Betuweroute. Zo vindt het LPG-vervoer van Vlissingen naar Duitsland over de Betuweroute plaats en komt dus eerst door de Drechtsteden.

Een apart goederenspoor is zeer wenselijk. Zo worden achterlandverbindingen vanuit de mainport Rotterdam robuust en korter. Ook hoeft transport van gevaarlijke stoffen dan niet meer door dichtbevolkt stedelijk gebied te gaan. Of dit een ‘bypass Dordrecht’ kan zijn of een goederenspoorlijn over grotere lengte, is nog onderwerp van studie (ondermeer in de MIRT-Verkenning Antwerpen-Rotterdam). In 2020 moet er duidelijkheid zijn over realisering van de goederenspoorlijn Rotterdam-België (RoBel). Tot die tijd moeten in ruimtelijk opzicht de mogelijkheden voor de diverse alternatieven gevrijwaard worden. De Betuweroute moet tegen die tijd optimaal benut worden en aansluiten op een verbinding in noordelijke richting, waardoor transport van gevaarlijke stoffen niet of nauwelijks meer via Gouda en Rotterdam hoeft plaats te vinden. Het optimaal functioneren van het rangeerterrein Kijfhoek is essentieel voor deze achterlandverbinding.

Kaart 4.6.3.b Basisnet veiligheid en geluid regionaal vliegveld



Regionale infrastructuur

Zuidvleugelnet

Het regionale openbaar vervoernetwerk (Zuidvleugelnet) koppelt de belangrijkste stedelijke centra en economische clusters in Zuid-Holland met het (inter)nationale netwerk. Daarmee is het een cruciale onderlegger in het stedelijke netwerk. Het Stedenbaanconcept vormt de ruggengraat van dit Zuidvleugelnet. Verstedelijking wordt in dit concept gekoppeld aan railvervoer met een dienstregeling waarin treinen in een hoge frequentie rijden. Nieuwe stations worden gerealiseerd bij Sassenheim en Bleizo16. Het station ligt aan de spoorlijn Den Haag-Gouda ter hoogte van de doorgetrokken Zoetermeerse oosttak van Randstadrail. Na realisering van vier sporen kan er bij Schiedam Kethel ook een Stedenbaanstation geopend worden.

Bij de ontwikkeling van het Zuidvleugelnet gaat het concreet om realisering en uitbouw van de lightrailverbindingen RijnGouwelijn Oost en West, Randstadrail en de MerwedeLingelijn.

Binnen het stedelijk netwerk zijn de volgende projecten aan de orde:

  • ontwikkeling van het netwerk Randstadrail (tramlijnen 1, 9 en 11);
  • aanleg van de bustangent -Kijkduin, -Harnaschpolder, -Den Haag-zuidwest, -Delft, -Pijnacker Zoetermeer;
  • doortrekken van Randstadrail (oostelijke richting) bij Zoetermeer;
  • aanleg van de hoogwaardig openbaar vervoer-busverbinding Zoetermeer-Rotterdam;
  • realisering van een hoogwaardig openbaar vervoerverbinding Rotterdam-Rotterdam Airport-Delft-Den Haag;
  • realisering van de Hoekselijn en doortrekken daarvan naar het strand, inclusief de koppeling aan de Rotterdamse metro;
  • aanleg van de Ridderkerklijn;
  • realisering hoogwaardig openbaar vervoerverbinding van Noordwijk naar Sassenheim.

Het Zuidvleugelnet wordt gecompleteerd door de Zuidtangent in de Haarlemmermeer door te trekken naar het nieuwe station Sassenheim en door een hoogwaardige openbaar vervoerring in de Drechtsteden te realiseren. Verbetering is noodzakelijk van de buscorridor Duin- en Bollenstreek-Schiphol, waaronder de realisering van een hoogwaardig openbaar vervoerverbinding van Noordwijk naar Sassenheim en de buscorridor Alphen-Schiphol.

16 Bleiswijk-Zoetermeer.



Regionale wegverbindingen

Het regionale verkeer blijft zich ontwikkelen. Om het stedelijk netwerk goed te laten functioneren is daarom een kwaliteitssprong in het regionale netwerk vereist. In de As Leiden-Katwijk is de aanleg van de Rijnlandroute cruciaal voor de daar reeds geplande ontwikkelingen. Ook voor de regio en de greenport Bollenstreek is dit essentieel. In samenhang met de Rijnlandroute wil Zuid-Holland dat de A44 een regionale weg wordt.

Met het oog op de ontwikkelingen in de Zuidplaspolder is een geheel nieuwe regionale wegenstructuur ontworpen. De parallelverbinding A12-Moordrechtboog is hierin een essentieel gegeven. Andere onderdelen zijn de omleiding van de N219 bij Zevenhuizen en het verleggen van deze verbinding bij Nieuwerkerk aan den IJssel.

De (regionale) bereikbaarheid van Den Haag wordt versterkt door aanleg van het Trekvliettracé en op termijn door de realisering van een volwaardige ringweg om/door de stad: de Internationale Ring Den Haag. Een betere binnenstedelijke noord-zuidverbinding kan leiden tot verbetering van de bereikbaarheid van Rotterdam over de weg. Het gaat hier om de stadsweg, goed ingepast in het stedelijk weefsel. Ook de nieuwe stedelijke bouwlocatie Stadshavens moet een goede ontsluiting krijgen. Andere verbeteringen in het regionale netwerk zijn het 3x1-project in het Westland, verbreding van de Doenkade (N209) vooruitlopend op de aanleg van de A13-16, aanleg van de Zuidwestelijke Randweg bij Gouda en capaciteitsverruiming van de N207 Alphen-Leimuiden/A4.



Regionaal vaarwegennet

De provincie wil het vervoer over water stimuleren. In het provinciaal Verkeers- en Vervoersplan en de provinciale Nota Vaarwegen17 is dit beleid uitgewerkt. Belangrijke maatregelen met een ruimtelijk effect zijn: aanpassingen aan de Julianasluis bij Gouda, bochtafsnijding van de Schie bij Overschie, een overslagterminal bij Alphen aan den Rijn en een goederenterminal voor de Rotterdamse haven bij Alblasserdam. Het is vooral van belang dat er voldoende ruimte voor vaarwegengebonden bedrijvigheid behouden blijft of wordt ontwikkeld. De provinciale vaarwegen zijn op de functiekaart aangegeven. Het vaarwegennet biedt kansen om de ruimtelijke kwaliteit en toegankelijkheid van gebieden te verhogen. In samenspel met de beleidsontwikkeling voor de recreatieve toervaart en het ontwikkelen van een groenblauw netwerk zal het waternetwerk een meer integrale rol spelen.

17 Beleidsnota Vaarwegen en Scheepvaart 2006.



Luchthaven en helihavens

De luchthaven Rotterdam Airport is van groot belang voor het internationale profiel van Zuid-Holland. Om deze luchthaven goed te laten functioneren is een goede bereikbaarheid van essentieel belang. Naast ontsluiting over de weg (A13, Doenkade en, op termijn, de A13-16) gaat het ook om aansluiting op het Zuidvleugelnet. Behalve een koppeling met Randstadrail moet hiervoor ook een hoogwaardig openbaar vervoerverbinding Rotterdam-Rotterdam Airport-Delft-Den Haag komen. Commerciële helihavens zijn binnen strikte normen toegestaan om de economische positie van Zuid-Holland te versterken en wel op twee locaties, één in Haaglanden en één in Rijnmond.



Ondergrondse infrastructuur

Transport via buisleidingen is een alternatief voor vervoer van bulktransport van (gevaarlijke) vloeistoffen en gassen. In Zuid-Holland zijn twee leidingstroken (Rijnmond-IJmond en Maasvlakte-Voorne-Putten) en een leidingstraat18 (Pernis-Moerdijk) aanwezig waarin al een groot aantal verbindingen zijn gelegen. Deze verbindingen zijn ook opgenomen in het Structuurschema Buisleidingen van het Rijk. Zij zijn daarmee van nationaal en provinciaal belang. Stimulering van het gebruik van deze tracés is van belang. De ruimtelijke ordening heeft te maken met de veiligheidszones rond deze tracés om het gebruik van deze verbindingen niet te beperken. De leidingstroken en -straat maken deel uit van het provinciedekkend basisnet externe veiligheid.

18 Het verschil tussen een leidingstraat en een leidingstrook is dat in de leidingstraat geen andere functies dan buisleidingen mogelijk zijn. Deze strook is specifiek voor de transportfunctie via leidingen aangekocht en wordt als zodanig beheerd. In een leidingstrook zijn boven de leidingen wel functies mogelijk mits deze voldoen aan de randvoorwaarden die vanuit de transportfunctie worden gesteld.



4.6.4 Voldoende aanbod in verschillende woonmilieus

Ambities

Bij het provinciaal belang ‘voldoende aanbod in verschillende woonmilieus’ horen de ambities:

  • accent op stedelijke herstructurering en transformatie met oog voor verschillende woonmilieus;
  • kansrijke en innovatieve binnenstedelijke verdichting, vooral rond openbaar vervoerknooppunten;
  • woningvoorraad op peil houden voor lage inkomens (30 procent sociale woningbouw);
  • bij sturing rekening houden met bevolkingskrimp en leefbaarheid kleine kernen;
  • opvang van de bevolkingsgroei in Groene Hart en Delta in regionale, goed ontsloten kernen en daartoe aangewezen relatief verstedelijkte zones.

De provincie Zuid-Holland wil in 2020 een betere afstemming tussen vraag en aanbod in woonmilieus. Er is behoefte aan grotere differentiatie. Voor de bepaling van het juiste aanbod zijn verschillende parameters belangrijk, zoals de bereikbaarheid van werk, voorzieningen, recreatie en een verbeterde ruimtelijke inrichting.

De woonmilieubalans 2010-2019 voor Zuid-Holland laat tekorten zien in centrumstedelijke, groenstedelijke en landelijke woonmilieus (zie onderstaande tabel).19 Met name het tekort aan woningen in groenstedelijke woonmilieus is fors. Er zijn overschotten aan geplande woningen buiten het centrum en in dorpse woonmilieus. Deze woonmilieus zijn monofunctioneel en hebben vaak een beperkte voorzieningenstructuur.

  Vraag Aanbod Balans
Centrum stedelijk 40.300 34.400 -6.000
Buiten centrum 31.000 66.500 35.500
Groen stedelijk 71.300 32.400 -38.900
Dorps 34.900 63.300 28.400
Landelijk 13.200 8.500 -4.700
Totaal 190.700 205.200 14.500

Zuid-Holland wil aantrekkelijke woonmilieus bieden en aan de veranderde vraag voldoen. Het stedelijk gebied rond openbaar vervoerknooppunten biedt kansen om een multifunctioneel programma te realiseren. Hier wil de provincie een breed aanbod woonmilieus realiseren. Met name centrumstedelijke woonmilieus passen hier. Het ‘overig’ stedelijk gebied en de uitleglocaties binnen de bebouwingscontour bieden vooral ruimte aan groenstedelijk en landelijk wonen.

Om aan de vraag van woonconsumenten te kunnen doen, is onder voorwaarden ruimte voor landelijk wonen mogelijk. Het gaat om woningbouw met een lage dichtheid per hectare, gekoppeld aan investeringen in het landschap. Belangrijk in Zuid-Holland is het aanbod van voldoende woningen in de sociale sector per regio. Daarom geldt voor de totale productie van woningen per regio een cijfer van
30 procent bouwen in de sociale sector.

18 Bron: ABF Research (2009), provincie Zuid-Holland, Monitorsysteem Woningbouwplannen, opgave regio's.



4.6.5 Voorzien in een gezonde leefomgeving

Ambities

Bij het provinciaal belang ‘Voorzien in een gezonde leefomgeving’ horen de ambities:

  • ontvlechting van het vrachtgoederenvervoer in de Drechtsteden door de aanleg van RoBel en A4-Zuid;
  • provinciedekkend basisnet externe veiligheid toewijzen en risicovolle bedrijven hieraan koppelen;
  • gebiedsgericht differentiëren in milieukwaliteiten;
  • risicovolle bedrijven concentreren in gebieden waar een 10-6 veiligheidscontour geldt;
  • beschermen stiltegebieden en relatieve rustgebieden.

Leefomgevingkwaliteit neemt af door geluidhinder, geurhinder, overschrijding van de fijnstofnormen en onveilige situaties. Verstedelijking heeft gevolgen voor de sociale en fysieke veiligheid in de provincie. Fysieke veiligheid is een provinciaal belang. De fysieke veiligheid van de inwoners van Zuid-Holland wordt meegenomen in de ruimtelijke inrichting. Het gaat hierbij om het voorkomen van rampen waarbij grote groepen mensen tegelijk worden getroffen. Maatgevend is onder andere het overstromingsrisico en de externe veiligheid. Dit laatste heeft betrekking op ongevallen met gevaarlijke stoffen.

Vanwege het belang van een goede leefomgevingskwaliteit zijn er zones langs belangrijke verstorende bronnen. In Zuid-Holland gaat het om: hogere milieuhinder categorie bedrijven (HMC), Kijfhoek, Rotterdam-The Hague Airport, Schiphol en infrastructuur in het algemeen. Voor luchtkwaliteit, geluidhinder en het plaatsgebonden risico gelden wettelijke rijksnormen. Voor geurhinder, groepsrisico en HMC bestaat aanvullend provinciaal ruimtelijk beleid. Langs de Nieuwe Waterweg en Nieuwe Maas zijn bebouwingsvrije zones langs de oevers op kaarten behorend bij de verordening Ruimte vastgelegd. De Ke-contouren voor Rotterdam Airport zijn in hoofdstuk 5 en als afzonderlijke kaart behorend bij de functiekaart vastgelegd.



4.7 Vitaal, divers en aantrekkelijk landschap

Met de Zuid-Hollandse Delta, de kust en het grootste deel van het Groene Hart liggen omvangrijke delen van de open ruimte van de Randstad binnen de grenzen van onze provincie. Deze landschappen kunnen worden beschouwd als uniek in Europa. Binnen deze landschappen is onderscheid te maken tussen grote open eenheden en de kleinere en veelal ook kleinschalige gebieden onder stedelijke invloed. De grote eenheden worden in dit hoofdstuk behandeld. In grote lijnen gaat het om de Waarden en Venen in het Nationaal Landschap Groene Hart, de kustzone en verder de Zuid-Hollandse eilanden in de Delta.
Vanwege de landschappelijke kwaliteiten van Voorne-Putten, dat bestuurlijk deel uitmaakt van de Zuidvleugel, is ook dit gebied hier beschreven. De gebieden onder stedelijke invloed (provinciale landschappen en groenblauw netwerk) worden behandeld in paragraaf 4.8.

Kaart 4.7 Vitaal landelijk gebied

In de grote landschappelijke eenheden zet Zuid-Holland zich in voor behoud van leefbaarheid en economische vitaliteit van het landelijk gebied en realisering van een robuust natuur- en watersysteem. De provincie wil het landschap in Zuid-Holland met alle kernkwaliteiten gebiedsgericht versterken. De kernkwaliteiten in algemene zin zijn diversiteit, openheid, rust en stilte.

De provincie benoemt de volgende provinciale belangen om een vitaal, divers en aantrekkelijk landschap te realiseren:

  • ontwikkelen en behouden van vitale en waardevolle landschappen;
  • Cultuurhistorische Hoofdstructuur behouden;
  • verbetering belevingswaarde en vermindering verrommeling van het landschap;
  • realiseren van een complete Ecologische Hoofdstructuur.


4.7.1 Ontwikkelen en behouden van vitale en waardevolle landschappen

Ambities

Bij het provinciaal belang ‘ontwikkelen en behouden van vitale en waardevolle landschappen’ horen de ambities:

  • opvang van bevolkingsgroei in regionale, goed ontsloten kernen en relatief verstedelijkte zones;
  • balans tussen economische ontwikkelingen in de landbouw en de verduurzaming van deze sector;
  • ruimte geven aan economische dragers in deze gebieden die passen bij de kernkwaliteiten;
  • behoud kernkwaliteit landelijk gebied, met bijzondere aandacht voor natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • behoud landbouw als economische kracht en hoeder van het landelijk gebied en stimuleren verbreding van de landbouw;
  • gedifferentieerde omgang met landbouw binnen randvoorwaarden van de kernkwaliteiten in relatie tot de bodemdaling en verzilting;
  • belangrijke weidevogelgebieden beschermen;
  • biodiversiteit van flora en fauna als drager voor een ecologisch duurzaam landschap;
  • herstellen van het natuurlijk karakter (veenweidegebied, estuariene dynamiek);
  • mogelijkheden zoeken voor kleinschalige en bijzondere woon/werkmilieus.


Ontwikkelen en behouden van vitale landschappen

De vitaliteit van het landelijk gebied wordt beïnvloed door de demografische en economische ontwikkelingen. De ontwikkeling van de bevolkingsgroei in Zuid-Holland laat zien dat het inwonertal van het Groene Hart nauwelijks meer groeit en het groeitempo in de Zuid-Hollandse Delta sterk is gedaald. De economische ontwikkeling wordt sterk beïnvloed door de ontwikkeling van de agrarische sector (greenports en de landbouw) en recreatie.



Wonen en bevolkingsgroei

Vitaliteit van het landelijk gebied betekent onder meer dat de kwaliteit van de gebouwde omgeving (de kernen) in het landelijk gebied goed is en mensen binnen redelijke tijd toegang hebben tot voorzieningen. Daarom is afstemming tussen wonen, werken, voorzieningen en infrastructuur belangrijk. De ontwikkeling van de dorpskernen in het landelijk gebied vindt plaats binnen bebouwingscontouren. Hierdoor blijven wonen en werken geconcentreerd. Voor woningbouw geldt daarbij migratiesaldo nul als bovengrens. De strekking van het migratiesaldo nulbeleid is het geven van een maat voor de verstedelijkingsopgave en de inzet voor het uitvoeringsprogramma. Voor het landelijk
gebied buiten de Zuidvleugel (Goeree-Overflakkee, Hoeksche Waard en het Groene Hart, voor zover gelegen buiten de Leidse regio en buiten Haaglanden) gaat de provincie op regionaal niveau of gebiedsniveau uit van minimaal een 50-50- verhouding (minimaal 50 procent binnen bestaand bebouwd gebied en maximaal 50 procent op uitleglocaties binnen de contour). Kernen in het landelijk gebied mogen uiteraard wel een hoger percentage binnen het bestaand bebouwd gebied bouwen. Sommige kernen hebben binnen de contour geen uitleglocaties. Daar kan dus alleen binnen het bestaand bebouwd gebied worden gebouwd of in andere kernen binnen regionaal verband waar nog wel uitlegruimte beschikbaar is. Omdat Voorne-Putten deel uitmaakt van de Stadsregio Rotterdam valt het eiland ook onder de afspraak met de Zuidvleugelpartners wat betreft de bouwopgaven (80-20%).

Het is in beginsel aan de regio om binnen migratiesaldo nul20 een verdeling van de opgave over de gemeenten te maken. Voor de sociale woningbouw is het uitgangspunt 30 procent van de totale productie per regio. Binnen de regio kan dit variëren afhankelijk van het bestaande voorraad en de vraagontwikkelingen. Monitoring kan uitwijzen dat dit uitgangspunt voor een regio dient te worden aangepast. Dit betreft ook het zorgdragen voor een voldoende gedifferentieerd aanbod van woonmilieus. In bebouwingslinten is alleen incidentele toevoeging van bebouwing mogelijk, onder voorwaarde dat de ruimtelijke kwaliteit wordt versterkt. Voor een beperkt aantal locaties worden nieuwe concepten van
bijzondere vormen van landelijk wonen onderzocht. De afnemende bevolkingsgroei van het Groene Hart en de Zuid-Hollandse Delta is voor Zuid-Holland een belangrijk aandachtspunt. Voor 2020 wil zij een gezamenlijke strategie hiervoor ontwikkelen.

20 De bestuurlijke afspraken zijngebaseerd op dit uitgangspunt



Landbouw

De landbouw is een belangrijke sector in de Zuid-Hollandse economie en is voor grote delen van het Groene Hart en de Zuid-Hollandse Delta de drager van landschappelijke kwaliteit. De relaties tussen landbouw, natuur en landschap veranderen. De meer industriële productiewijzen in de landbouw zijn lastiger te combineren met belangen op het gebied van natuur en landschap. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering stelt nieuwe eisen aan de landbouw. Grootschalige, niet-grondgebonden veehouderij is gebiedsvreemd voor het landelijk gebied in Zuid-Holland. Er worden geen mogelijkheden geboden voor nieuwvestiging van intensieve veehouderij.

De provincie wil ruimte scheppen voor landbouw in gebieden waar zij een duurzaam, economisch rendabel, perspectief heeft. Een groot beroep wordt gedaan op de innovatiekracht van de sector. Dit zal niet in de gehele provincie mogelijk zijn. Er zijn gebieden waar de productieomstandigheden niet concurrerend zijn of worden, of gebieden waar vanuit oogpunt van duurzame ontwikkeling zware restricties noodzakelijk zijn én blijven. Daar waar de toekomst van de landbouw niet rendabel wordt geacht zullen keuzen moeten worden gemaakt. Hierbij zijn verschillende oplossingsrichtingen denkbaar: in deze gebieden kan er enerzijds worden gekozen de landbouw te ondersteunen om maatschappelijke belangen als natuur en landschap in stand te houden, anderzijds kan er worden
gekozen dit maatschappelijk belang op een andere manier te realiseren. Doelmatigheid en kosteneffectiviteit zullen hierbij belangrijke afwegingscriteria zijn.

De uiteenlopende randvoorwaarden per gebied op grond van klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en economie zijn vertaald in vier verschillende categorieën. Die geven aan wat als belangrijke ontwikkelingen wordt gezien in het betreffende gebied. Op wat voor manier de landbouw hierop kan inspelen en op welke manier de provincie dit wil faciliteren (ruimte voor schaalvergroting en of verbreding) wordt nader uitgewerkt in een
aparte Landbouwvisie. Deze landbouwvisie wordt samen met betrokken partijen opgesteld.



Agrarisch landschap - inspelen op de nabijheid van stedelijk gebied

Stimuleren van verbrede landbouw gebeurt vooral in gebieden onder invloed van steden. Dat zijn in hoofdzaak de provinciale landschappen en Voorne-Putten. Naast voedselproductie zal de ondernemer andere diensten kunnen leveren, mede omdat de ruimte voor schaalvergroting in deze gebieden relatief minder is. Een aantal bedrijven is in staat om via schaalvergroting zich verder te ontwikkelen. Kansrijke mogelijkheden voor landbouwbedrijven die niet verder kunnen uitbreiden en/of geconfronteerd worden door ruimtelijke beperkingen, zijn onder meer (verblijfs)recreatie, streekeigen producten, groenblauwe
diensten, educatie en zorg. Ook agrarisch natuur- en landschapbeheer dragen bij aan stedelijke wensen voor een afwisselend en aantrekkelijk landschap .



Agrarisch landschap - inspelen op verzilting

Door de keuze van herstel van estuariene dynamiek en vanwege autonome ontwikkelingen neemt in een aantal gebieden de verzilting toe. Voor deze gebieden is het van belang tijdig te zoeken naar innovatieve oplossingen voor de landbouw in een verziltende omgeving. Deze oplossingen reiken van zoeken naar alternatieve zoetwatervoorziening voor de bestaande teelten tot de landbouw aanpassen aan een verziltende omgeving (bijvoorbeeld door andere gewassen). Mogelijk liggen in dit soort gebieden ontwikkelingskansen voor veeteelt. De mogelijkheid tot schaalvergroting is een belangrijke voorwaarde voor een blijvend economisch perspectief. Ook verblijfsrecreatie als neventak op het landbouwbedrijf biedt perspectief gezien de combinatie van rust, nabijheid van stranden en de Deltawateren.



Agrarisch landschap - inspelen op bodemdaling

De water- en bodemproblematiek in de veenweidegebieden is complex en samenhangend. Knelpunten zijn er binnen de volledige breedte van het waterbeheer: het gaat niet alleen om bodemdaling, maar ook om versnippering van het watersysteem, slechte waterkwaliteit (droge periodes) en wateroverlast (natte periodes). Om bodemdaling af te remmen geldt als vertrekpunt:

‘Substantieel afremmen van de bodemdaling binnen een robuust en klimaatbestendig watersysteem, zodanig dat het op lange termijn goed betaalbaar en beheersbaar is en dat rekening wordt gehouden met behoud en ontwikkeling van de landschappelijke kernkwaliteiten’.

Deze gebieden vallen samen met de prioritaire gebieden uit de Voorloper Groene Hart. Dit zijn (delen van) de Alblasserwaard, Krimpenerwaard, Gouwe Wiericke en de Venen/Nieuwkoop. De melkveehouderij vormt in deze gebieden de kurk waar het beheer van de open grootschalige veenweide op drijft. Aanpak van het afremmen van de bodemdaling vindt plaats via integrale gebiedsprocessen met betrokkenheid en draagvlak van de streek. Door vernatting, mogelijk in combinatie met innovaties als onderwaterdrainage kan gewerkt worden aan het verminderen van bodemdaling. Echter, de kostenstructuur voor het melkveehouderijbedrijf zal hoger zijn dan in productiegebieden met draagkrachtige grond. Structuurverbetering door kavelruil blijft voor deze gebieden een belangrijk
instrument om huiskavels te vergroten.

In de beleidsvisie landbouw zal de provincie aangeven welke rol zij wil spelen en welke ruimte aan de landbouw (bijvoorbeeld schaalvergroting of verbreding) wordt gegeven. Van belang blijft het behouden van het unieke Hollandse landschap van openheid, slagenverkaveling met lange kavels en vele sloten. Beheerdiensten, gericht op weidevogels, botanisch interessante slootkanten en waterberging leveren opbrengsten op. Verbreding van de bedrijfsvoering door (verblijfs)recreatie, streekeigen producten, educatie en zorg kan daar ook aan bijdragen.

In het algemeen geldt dat in de landbouwgebieden met veengronden die kwetsbaar zijn voor oxidatie bij bodembewerking, de mogelijkheid van ruwvoerteelten met bodembewerking uitgesloten wordt (bijvoorbeeld maïsteelt). Dit geldt zowel voor de prioritaire als de niet-prioritaire gebieden. Het scheuren voor graslandverbetering is wel toegestaan. Het tracé van de Groene Ruggengraat sluit zoveel mogelijk op de prioritaire gebieden aan.



(Overig) agrarisch landschap

Een aantal (delen van) landbouwgebieden past niet in de bovengenoemde categorieën. Verbreding ligt niet voor de hand. Bijdragen aan een duurzame voedselproductie wel. Innovatie, schaalvergroting en structuurversterking blijven belangrijk om internationaal te kunnen concurreren. Akkerbouw en melkveehouderij zorgen ook in deze gebieden dat openheid kenmerkend blijft.



Recreatie en toerisme in het landelijk gebied

Recreatie vraagt om een goede ontsluiting en samenhang tussen stad en land. Niet alleen de landschappen in de directe omgeving van de stad (zie paragraaf 4.8) maar ook de landschappen buiten de invloedsfeer van de stad zijn recreatief van groot belang. Deze gebieden hebben een hoge belevingswaarde vanwege de afwisseling van landschap en vegetatie en de mate van rust die ervaren wordt. Een hoogwaardig groenblauw netwerk door het landelijk gebied, waar men kan wandelen, fietsen en varen, zorgt ervoor dat het gebied vanuit de woonomgeving goed ontsloten is en daarmee bruikbaar voor de beleving van het landschap. Hier wordt voorzien in de behoefte aan rust en ruimte.

De provincie zet zich onder andere in om knelpunten in de toegankelijkheid van het gehele landelijk gebied op te lossen, nieuwe recreatieve verbindingen te realiseren en onverharde paden voor wandelaars te behouden. De knelpunten hebben betrekking op barrières door snelwegen, spoorwegen en vaarwegen. Het basistoervaartnet van de Beleidsvisie Recreatietoervaart Nederland wordt in stand
gehouden en waar mogelijk uitgebreid voor een aantrekkelijk netwerk voor de kleine watersport en de recreatietoervaart. Recreatieve voorzieningen in het landelijk gebied kunnen bijdragen aan verbreding van de economie, o.a. in combinatie met de agrarische bedrijfsvoering. De kroonjuwelen cultuurhistorie en de beschermde stads- en dorpgezichten in het landelijk gebied dragen bij aan de recreatieve en toeristische waarde.



Verblijfsrecreatie

Op de functiekaart is een aantal locaties aangeduid als verblijfsrecreatiegebied. Onder deze aanduiding vallen campings en huisjescomplexen. Deze recreatieve voorzieningen zorgen vaak voor een belangrijke economische impuls voor de omgeving in de vorm van werkgelegenheid en bestedingen in de recreatieve en toeristische sfeer. Om deze functie te behouden is permanente bewoning in deze complexen uitgesloten; dit in aansluiting op het rijksbeleid. Daarom zijn deze gebieden, ondanks hun meer dorpsachtige voorkomen, niet voorzien van een bebouwingscontour. Zij worden niet gerekend tot de stedelijke voorzieningen. Dit sluit overigens niet uit dat er binnen bebouwingscontouren dergelijke
voorzieningen kunnen worden ontwikkeld. Uitbreiding van dergelijke bedrijfsmatig geëxploiteerde
complexen is mogelijk onder de strikte voorwaarde dat de kernkwaliteiten in het landelijk gebied niet worden aangetast en er sprake is van een duidelijk voordeel voor de omgeving. Onder dezelfde voorwaarden zijn nieuwe locaties voor verblijfsrecreatie mogelijk waar deze op de functiekaart zijn aangeduid als zoeklocatie verblijfsrecreatie. In de provinciale landschappen ligt het accent op de bruikbaarheid voor de recreërende stedeling. Daarom is hier nieuwe vestiging van verblijfsrecreatie uitgesloten. Deze beleidsinzet is in overeenstemming met de AMvB Ruimte voor de rijksbufferzones (in Zuid-Holland: Midden-Delfland, Den Haag-Leiden-Zoetermeer en IJsselmonde-Oost).



Ontwikkelen en behouden van waardevolle landschappen

Zuid-Holland wil dat de afwisseling in landschappen en de kenmerkende waardevolle landschappen behouden blijven. Op grond van de verschillen in bodem, ontstaansgeschiedenis, het huidige gebruik en de verschijningsvorm is een onderscheid gemaakt. De belangrijkste kwaliteiten van deze landschappen worden hieronder benoemd. Dit zijn de kwaliteiten die terugkomen op de kwaliteitskaart. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kunnen bijvoorbeeld de identiteit van gebieden versterken door oude verkavelingspatronen zichtbaar te maken. Ook betekent dit dat delfstoffenwinning zoals zandwinning alleen mag plaatsvinden wanneer de ontwikkeling en afwerking van de locatie aansluit bij de doeleinden van het gebied. Het betreft de volgende landschappen:



Veenweidelandschap

De veenweiden zijn kenmerkend voor Zuid-Holland. Ze bestaan al duizend jaar en zijn ontstaan op basis van menselijke ingrepen in de veenondergrond en de waterhuishouding. Karakteristiek zijn de verschillende (regelmatige) verkavelingspatronen met smalle kavels en veel sloten met hoog waterpeil en de aanwezigheid van kades, lintdorpen, oude dorpskernen, kronkelende veenriviertjes, openheid, grasland, vee, (weide) vogels, en hier en daar rietlanden en moeras. Het zijn internationaal de best bewaarde cultuurlandschappen die zijn ingericht voor de landbouw.



Veenweide-krekenlandschap

Het veenweide-krekenlandschap bestaat uit veenontginningen (zie boven) met herkenbare kreekruggen en kreekrestanten. Het is een agrarisch cultuurlandschap met diverse verkavelingspatronen
en hooggelegen boezemsysteem. Openheid is een leidende kwaliteit. Het microreliëf maakt het landschap en zijn ontstaansgeschiedenis leesbaar.



Droogmakerijenlandschap

Droogmakerijen zijn ontstaan door (delen van) meren en plassen in het veengebied te bedijken en leeg te malen. Het landschap is visueel open, met een regelmatig, bedacht patroon van weiden en akkers en ligt gemiddeld enkele meters lager dan de omgeving. Elke droogmakerij heeft haar eigen ordening en maat; kavelgrootte en lengte-breedteverhouding zijn uniek. De meeste drooogmakerijen zijn omringd door ringvaarten met boezemkaden.



Plassen- en moerassenlandschap

Dit is een waterrijk, halfbesloten landschap, bestaande uit waterplassen, riet en moeras en cultuurhistorisch waardevolle veenontginningen,. De structuur van de ontginning is vaak nog herkenbaar. Dorpsontwikkeling vindt plaats in langgerekte linten, omsloten door water.



Rivierenlandschap

Het rivierenlandschap omvat binnendijks en buitendijks rivierengebied. Het binnendijks gebied bestaat uit oeverwallen, kommen, grienden en bossen. Kleinschalige ruimten op de oeverwallen en grootschalige ruimten en grondgebruik in de kommen. Buitendijks liggen de rivieren zelf, gekenmerkt door langgerekt en stromend open water, omzoomd met rietgorzen. Hoge dijken en dijkbebouwing begrenzen de rivieren.



Buitendijks natuurlandschap

Dit is een waterrijk, overwegend niet gecultiveerd landschap. Een belangrijke kwaliteit is de ruimte voor natuurlijke processen als de wisselende waterstanden en zout-zoetovergangen. Afhankelijk hiervan zijn de gebieden afwisselend dichtbegroeid en besloten van karakter (grienden en wilgenbos) of schaars begroeid en open van karakter (gorzen, platen en slikken).



Sierteelt-veenlandschap

In het veenweidegebied is een kleinschalig besloten landschap met sier- en boomteelt en vollegrondsteelt ontstaan. Cultuurhistorische waarde in het sier- en boomteeltlandschap zijn naast de de kleinschaligheid, de ontginningslinten en brede sloten. Door intensivering van de sierteelt verandert het gebied: karakteristiek: toename van glastuinbouw en demping van sloten gaat ten koste van de karakteristieke waarden.



Zeekleipolderlandschap

Dit landschap wordt gekenmerkt door een opeenvolgend patroon van (ronde) opwaspolders en (langgerekte) aanwaspolders, met een kleinschalig dijkenpatroon. Kreken en beplante dijken zijn belangrijke structurerende elementen. Er is een grote mate van openheid met contrasten tussen buitendijkse natuur en strak verkavelde agrarische polders met overwegend akkerbouw. Dorpen liggen als compacte kernen in het open landschap, veelal op het kruispunt van een dijk en een kreek. Havenkanalen vormen plaatselijk bijzondere elementen. Een bijzondere vorm binnen het zeekleigebied zijn de veenpolders. Deze hebben een veenkern en zijn de eerste bedijkte polders (opwas). Kenmerkende elementen zijn de havenkanalen.



Veenpolderlandschap

Temidden van de zeekleipolders liggen ingedijkte ‘restanten’ van het oude veenlandschap. Kenmerkend zijn het kleinschalig dijkenpatroon, de relatief onregelmatige verkaveling, openheid, resten van kreken en grasland als agrarisch gebruik.



Park/Recreatielandschap

Landschap is geheel getransformeerd en ingericht ten behoeve van recreatief gebruik

 



Duinlandschap

Tezamen vormen onderstaande landschappen het karakteristieke kustlandschap van Zuid-Holland: een samenhangende en herkenbare opeenvolging van jonge duinen, besloten binnenduinranden, beboste strandwallen en open strandvlakten, parallel aan de kustlijn. Deze landschapsstructuur wordt in hoge mate versterkt door de omvangrijke landgoederenzone en het bollen- zanderijenlandschap.

Reliëfrijk, overwegend niet gecultiveerd zandlandschap van jonge duinen. Een belangrijke kwaliteit is de ruimte voor natuurlijke processen, zoals verstuiving, vernatting en bosvorming. Overwegend kleinschalig en afwisselend besloten tot halfopen landschap.



Landgoederenlandschap

Afwisselend landschap van langgerekte, oude duinen (strandwallen) en open, venige strandvlakten. Hier is de landschapsgradiënt van duin naar veen nog herkenbaar en ongestoord terug te vinden. Kwaliteiten in dit landschap zijn de aanwezigheid van historische buitenplaatsen en landgoederen, volgroeide bossen en open ruimte van de strandvlakte met deels agrarische functie.



Bollen-zanderijenlandschap

Het bollen-zanderijenlandschap is een uniek landschap in Nederland, ontstaan door het vergraven van de oude duinen en strandwallen en aanleg van een fijnmazig vaartenstelsel ten behoeve van de bollenteelt. Het landschap is overwegend vlak, open tot halfopen. Kenmerkend is de afwisseling van kleurrijke bollenvelden (seizoensgebonden), verspreide bebouwing en begroeiing, vaarten en sloten. Bijzonder zijn de restanten van het landgoederenlandschap en duinlandschap. Mede door intensivering van de bollenteelt dreigen versnippering en verrommeling inmiddels ook kenmerkend te worden.



Schurvelingenlandschap

Een schurveling is een beplante zandwal met een hoogte variërend van 1 tot 3 meter rond om een akker. De zanderige akkers van de binnenduinrand waren niet erg vruchtbaar, maar iets dieper lag vruchtbare klei en grondwater. Ongeveer eind 19e eeuw werd het zand weggehaald en rondom de akker gelegd. Zo ontstonden kleine akkertjes omringd door zandwallen. Kleinschalige bebouwingslinten in een rasterpatroon en elzenhagen completeren dit unieke landschap.

 

 

 

 

 



Groene Hart

In het Groene Hart, de kustzone en Zuid-Hollandse Delta is het behoud en ontwikkeling van de onderscheiden waardevolle landschappen gekoppeld aan verschillende opgaven. Deze worden per gebied benoemd. Per (deel)gebied worden de kwaliteiten toegelicht en wordt de samenhang met deze gebiedsopgaven uitgewerkt.

Versterking van de landschappelijke kwaliteit richt zich globaal op de vier kernkwaliteiten die benoemd zijn in de Voorloper Groene Hart: landschappelijke diversiteit, veenweidekarakter (inclusief de strokenverkaveling en lintbebouwing), openheid en rust & stilte. De kernkwaliteiten in de deelgebieden voor het Groene Hart hebben de gezamenlijke Groene Hartgemeenten en -provincies uitgewerkt in de Kwaliteitsatlas Groene Hart. De versterking van het landschap wordt gecombineerd met de ruimtelijke uitwerking van de kernopgaven die zijn vastgelegd in het Provinciaal Waterplan: waarborgen waterveiligheid, realiseren mooi en schoon water, ontwikkelen duurzame (zoet)watervoorziening en realiseren robuust & veerkrachtig watersysteem en de realisering van de Ecologische Hoofdstructuur.

De landbouw, de (melk)veehouderij, is naast de natuur een belangrijke drager van de kernkwaliteiten  van een groot deel van het Groene Hart en zal waar mogelijk de ruimte voor ontwikkeling krijgen.

Een vierde aspect is het benutten van de economische waarde van deze kwaliteiten. Dit kan zowel via toerisme en recreatie als via de kwaliteiten van woon- en werkmilieus in dit gebied en het nabijgelegen stedelijk netwerk.



Indeling in deelgebieden

In de Voorloper Groene Hart is onderscheid gemaakt naar metropolitane landschappen en grote landschappelijke eenheden: de Waarden en de Venen. Deze indeling is vergelijkbaar met provinciale landschappen en grote landschappelijke eenheden in deze structuurvisie. In Zuid-Holland gaat het om de provinciale landschappen Hollands Plassengebied, Land van Wijk en Wouden en Bentwoud-Rottemeren. Deze maken onderdeel uit van de hoofdopgave Stad en Land verbonden. Zie daarvoor paragraaf 4.8. De grote landschappelijke eenheden zijn in deze paragraaf beschreven in de gebiedsonderdelen Nieuwkoop de Venen, Gouwe Wiericke, Krimpenerwaard en Alblasserwaard/Vijfheerenlanden. In deze gebiedsindeling worden de belangrijkste opgaven behandeld. Dwars door deze deelgebieden loopt de Groene Ruggengraat.



Nieuwkoop/De Venen

Dit gebied is een staalkaart van de geschiedenis van het Groene Hart. Een combinatie van veenweidelandschap, plassen- en moeraslandschap en droogmakerij, met markante overgangen hiertussen. Er zijn duidelijke contrasten tussen, maar deels ook mengvormen van, landbouw, recreatie/toerisme en natuur. Het gebied straalt rust én dynamiek uit en is waterstaatkundig een ingenieus samenhangend geheel.

Gebiedsopgaven

  • in de Venen zijn er in de planperiode diverse ontwikkelingen met ruimtelijke effecten aan de orde zoals herstructurering en transformatie glastuinbouw, nieuwe woningbouw, natuurontwikkeling;
  • de noordwestelijke bovenlanden langs de Amstel en het Aarkanaal hebben een verstedelijkt karakter met veel glastuinbouw waarvan een gedeelte aan herstructurering toe is. Deze herstructuring moet aangegrepen worden voor een landschappelijke kwaliteitsslag, mogelijk met een kwaliteitssprong in het woonaanbod. De glastuinbouw is hier georiënteerd op de greenport Aalsmeer;
  • aan de noordoostgrens van het deelgebied is een gave overgang tussen droogmakerij en bovenland herkenbaar. Hier geldt een op behoud gerichte aanpak;
  • transformatie van de glastuinbouwlocatie Noordse Buurt naar een natuurgebied. Deze locatie heeft veel verouderde glasopstanden. Onderdeel van dit voornemen is ook de bouw van een aantal woningen bij de kernen Nieuwveen, Nieuwkoop en Noorden. Afgezien van de bouwbeperkingen die in dit gebied gelden binnen de 20KE-contour van Schiphol, moeten de bouwplannen getoetst worden op hun landschappelijke kwaliteit en vergezeld gaan van een beeldkwaliteitsplan;
  • de Polder Nieuwkoop is een polder met een urgente wateropgave. Daarnaast is dit gebied aangewezen als prioritair gebied afremmen bodemdaling. In het kader van de Voorloper Groene Hart is voorgesteld om via een gebiedsproces op regionale schaal te zoeken naar oplossingen; deze opgaves dienen dan ook zoveel mogelijk samengenomen te worden en op regionale schaal bezien. Het voornemen van de transformatie van de Noordse Buurt kan in dit proces betrokken worden.


Gouwe Wiericke

Gouwe Wiericke bestaat uit veenweidelandschap met een markante droogmakerij (Middelburg-Tempelpolder) en plassen- en moerassenlandschap. Water komt in verschillende vormen en functies voor en vormt een belangrijke kwaliteit en uitgangspunt bij veranderingen (verdedigingswerk, kanaal, rivier, plassen en sloten).

Gebiedsopgaven

  • afremmen bodemdaling in samenhang met realisering van de Groene Ruggengraat en de urgente wateropgave van de Middelburg-Tempelpolder. De droogmakerij is nauw gerelateerd aan de waterproblematiek in de daarnaast gelegen greenport Boskoop en kent raakvlakken met de aanpak van de bodemdaling. In het kader van de Voorloper Groene Hart is voorgesteld om in dergelijke gebieden in een gebiedsproces op regionale schaal te zoeken naar oplossingen;
  • het gebied vormt het zuidelijke venster van de A12 en het Groene Hart Panorama vanuit de spoorlijn Utrecht-Gouda;
  • behouden van de grondgebonden veehouderij als drager van het open weidelandschap door ontwikkeling en de bestaande kwaliteiten van de Reeuwijkse Plassen;
  • zonering van het intensieve recreatiegebruik door de ontwikkeling van een recreatietransferium nabij de Reeuwijkse plassen.


Krimpenerwaard

De Krimpenerwaard is een open veenweidelandschap omsloten door rivieren (Lek en Hollandse IJssel). Rust en stilte, openheid, lint- en dijkdorpen en het veenweidekarakter met hoog waterpeil vormen de kernkwaliteiten van deze waard. Typerend voor de Krimpenerwaard is de slagenverkaveling met zeer lange en smalle kavels, afgewisseld door veelal brede sloten.

Gebiedsopgaven

De opgaven die hier een rol spelen, zijn: bodemdaling afremmen, een robuust watersysteem realiseren, Groene Ruggengraat en samenhangend daarmee structuurverbeteringvoor de landbouw realiseren. Er heeft in de Krimpenerwaard een uitgebreid gebiedsproces plaatsgevonden met een herverdeling van functies, waarmee in dit deelgebied de Groene Ruggengraat is begrensd. In het Veenweidepact Krimpenerwaard zijn de hoofdlijnen van de inrichting bepaald.



Alblasserwaard/Vijfheerenlanden

De Alblasserwaard/Vijfheerenlanden is een grootschalig, open veenweidelandschap, omsloten door de grote rivieren Lek en Merwede. De hoofdstructuur van de waarden loopt evenwijdig aan deze rivieren. Rust en stilte, openheid, lint- en dijkdorpen en het veenweidekarakter met hoog waterpeil vormen de kernkwaliteiten van deze waarden.

De Vijfheerenlanden is een overgangszone tussen het veenweidelandschap van de waarden en het rivierenlandschap van Gelderland. Het Merwedekanaal vormt de scheiding tussen Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. De westkant en zuidrand van de Alblasserwaard zijn onderdeel van de Drechtsteden en de Merwedezone en kennen langs de rivieren een sterk verstedelijkt karakter. De bedrijventerreinen langs de rivier zijn veel in gebruik door bedrijven, gerelateerd aan de mainport Rotterdam: baggerbedrijven, offshore, scheepsbouw en dergelijke.

Gebiedsopgaven

  • in de Alblasserwaard betreft het: een perspectief bieden voor de landbouw als drager van het veenweidekarakter, bodemdaling afremmen, een robuust watersysteem realiseren en de Groene Ruggengraat aanleggen; 
  • in de Merwedezone, gelegen op de grens van het Groene Hart en de Zuidvleugel van de Randstad, de Betuweroute en de A15, vindt komende jaren herstructurering en transformatie plaats. Hierover zijn afspraken gemaakt tussen de gemeenten en de provincie, die zijn vastgelegd in de Transformatievisie Merwedezone. De provincie wil in dit gebied stedelijke ontwikkelingen begeleiden en daarbij een goede overgang tussen stad en land realiseren. Het gezamenlijke toekomstbeeld voor de Merwedezone omvat een waterrijk groengebied ten noorden van de Betuweroute, herstructureren van bedrijventerreinen en intensiveren van bebouwing bij de bestaande en nieuwe haltes van de Merwede-Lingelijn. Er zijn ook gebieden benoemd waar mogelijk na 2015 verstedelijking kan plaatsvinden, als daar tegen die tijd behoefte aan is en er geen ruimte meer is binnen de kernen. Deze zijn als transformatiegebieden op de kaart aangegeven. Dit vergt wel nadere onderbouwing en afstemming op regionaal niveau;
  • verder is afgesproken dat er in het gebied 40 MW duurzame energie wordt opgewekt. Daarvoor zijn vier zoeklocaties voor windenergie aangewezen op bedrijventerreinen in Alblasserdam, Papendrecht en Gorinchem en langs de Betuweroute in de gemeente Giessenlanden;
  • bescherming molencomplex Kinderdijk.


Transformatiezone Oude Rijn

De Oude Rijnzone behoort tot het rivierenlandschap en bestaat uit een oost-west georiënteerde verdichte zone langs de Oude Rijn, de N11 en het spoor, met daaromheen de grote open agrarische landschappen van het Groene Hart. Het noordelijk en zuidelijk deel van het Groene Hart en de provinciale landschappen worden verbonden door de Oude Rijnzone. De Oude Rijn is de voormalige grens van het Romeinse rijk (de Limes) en is dan ook onderdeel van het topgebied cultureel erfgoed vanwege de vele archeologische vindplaatsen. Kenmerkend is het verschil tussen de dynamische zone tussen N11 en Oude Rijn (rivierenlandschap) en het relatief rustige agrarische gebied met eeuwenoude verkaveling. Bijzondere elementen in dit gebied zijn Fort Wierickeschans en daarmee samenhangend
de inundatiezone van de Oude Hollandse Waterlinie, Molenviergang Aarlanderveen en Castella bij Zwammerdam.

Gebiedsopgaven

In de transformatiezone21 van de Oude Rijnzone gaat het om een samenhangende ontwikkeling in werken, wonen, infrastructuur, recreatieve en groenblauwe structuur. Dit alles gericht op duurzame ruimtelijke ontwikkeling van de Oude Rijnzone als onderdeel van het Groene Hart. Voor de transformatiezone gelden de opgaven:

  • economische vitaliteit versterken en kwalitatief hoogwaardige woon- en werkmilieus ontwikkelen;
  • groenblauwe kwaliteit versterken (natuur, water, landschap, recreatie, cultuurhistorie). Dit gaat om visuele en functionele verbindingen van de Oude Rijnzone met het omliggende Groene Hart, zowel langs de Oude Rijn als in noord-zuidrelaties;
  • investeren in infrastructuur en benutten ervan;
  • het Groene Hartproject Venster Bodegraven-Woerden uitvoeren. In dit project hoort ook de landschappelijke overgang tussen het venster en de uitbreidingslocatie Bodegraven Oost. Binnen die bebouwingscontour is 50 procent netto ruimte om een natuurlijke overgang te maken.

21 Benaming 'transformatiezone' is uit het Groene Hart, het is geen transformatiegebied als beschreven in paragraaf 4.2.



Zuid-Hollandse Delta

De Zuid-Hollandse Delta met haar specifieke landschap en hoge natuurkwaliteit in combinatie met rust en ruimte is een bijzonder waardevol landelijk gebied binnen Zuid-Holland. De Zuid-Hollandse Delta wordt gevormd door de monding van de grote rivieren en de Zuid-Hollandse eilanden. De ruimtelijke structuur van het gebied wordt vooral bepaald door de deltawateren en de benedenrivieren. Deze wateren zijn van (inter)nationale betekenis voor de functies natuur, recreatie, toerisme, visserij en scheepvaart. Ze behoren samen met de aangrenzende buitendijkse gebieden, slikken en platen vrijwel geheel tot het Natura 2000-netwerk en de Ecologische Hoofdstructuur Een belangrijke opgave in de delta is het herstellen van een natuurlijk ecologisch systeem, het herstellen van de estuariene dynamiek en versterking van landschappelijke en cultuurhistorische waarden.



Voorne-Putten

Voorne-Putten is een eiland met zowel een stedelijk als een landelijk karakter. Voorne-Putten maakt deel uit van de Zuidvleugel en daarmee van het stedelijk netwerk. Het eiland vormt een combinatie van het zeekleipolderlandschap, veenpolderlandschap, duinlandschap en buitendijks natuurlandschap. Hoewel het gebied een eenheid vormt, is de diversiteit van het eiland kenmerkender dan de samenhang. De grote variatie in landschap en mate van verstedelijking maken de samenhang minder herkenbaar.

Gebiedsopgaven

Verrommeling van het eiland en nivellering van de landschappen liggen op de loer. Een grote opgave is dan ook een helder perspectief scheppen, met een eigen identiteit voor Voorne-Putten. Dit perspectief ligt in een samenhangend, divers, kwalitatief hoogwaardig recreatieaanbod in combinatie met de toeristische kwaliteiten van de historische kernen en de badplaatsen in het natuurgebied van Voornes Duin. Opruimen van verrommeling zoals oude glasopstanden en mogelijkheden zoeken voor landelijk wonen zijn ontwikkelingen die hierbij passen. Uitgangspunten voor planvorming zijn:

  • bescherming van Voornes Duin en het landelijk karakter van Voorne-Putten;
  • door verdere uitbouw van een fijnmazig groenblauw netwerk de bereikbaarheid vanuit de omgeving verbeteren;
  • aanpak verrommeling en verspreid gelegen kassen uit de binnenduinrand tussen Oostvoorne en Rockanje.


Hollandse Biesbosch

 

De Hollandse Biesbosch vormt de overgang van het stedelijk gebied van de Drechtsteden naar het landelijk gebied van Noord-Brabant. Het gebied vormt een combinatie van buitendijks natuurlandschap, rivierenlandschap en zeekleipolderlandschap. Een groot deel vormt samen met de Brabantse Biesbosch het Nationaal Park de Biesbosch, een van de grootste zoetwatergetijdengebieden van Europa. Kenmerkend is de scherpe grens met het stedelijk gebied. De diversiteit van agrarisch  landschap, bos- en recreatielandschap en een gevarieerd en dynamisch natuurlandschap in de nabijheid van de stad vormt een belangrijke kwaliteit.

Gebiedsopgaven

  • bescherming en natuurontwikkeling in het Nationaal Park de Biesbosch;
  • afwisseling tussen binnen- en buitendijks gebied in stand houden en versterken;
  • nieuw recreatie- en natuurlandschap ontwikkelen in het binnendijks gebied via het project de Nieuwe Dordtse Biesbosch;
  • de landbouw duurzaam verbreden en het ontginningspatroon van Polder de Biesbosch daarbij in stand houden;


Hoeksche Waard

De Hoeksche Waard is een eiland met een ruimtelijk open, overwegend agrarisch (akkerbouw) landschap. Het gebied bestaat uit zeekleipolderlandschap, veenpolderlandschap en buitendijks natuurlandschap. Delen van de Hoeksche Waard hebben een verschillend karakter en dynamiek. In het zuiden en westen staan rust, ruimte en ervaring van de delta centraal, terwijl het noorden en oosten meer verstedelijkt is en een grotere dynamiek kent.

Gebiedsopgaven

De Hoeksche Waard is een nationaal landschap op basis van het cultuurlandschap met een  voornamelijk agrarische functie, gelegen in de delta. De aanwijzing tot nationaal landschap betekent dat behoud en herstel van de kernkwaliteiten van dit landschap, belangrijke beleidspgaven zijn. Het eiland heeft een aantal opgaven, die de kernkwaliteiten kunnen beïnvloeden. Wat betreft de woningbouwontwikkelingen en bedrijventerreinprogrammering zijn afsprak en over de regionale verdeling gemaakt. Ook uitbreidingen van kleine kernen in de meest kwetsbare delen van het nationaal landschap zijn daarbij in beginsel niet uitgesloten. Andere opgaven zijn de bouw van het TNO-complex in de Hogezandse Polder en aanleg van 60 hectare bedrijventerrein voor regionale bedrijvigheid. Op de langere termijn is de aanleg van de A4-zuid en mogelijk een RoBelspoorverbinding aan de orde. De uitbreiding van de recreatieve en toeristische kwaliteiten wordt ondersteund door een aantal recreatieve
steunpunten en verblijfsrecreatie bij de uitbreiding van watersport bij Numansdorp.



Goeree-Overflakkee

Goeree-Overflakkee is het meest zuidelijke eiland van Zuid-Holland en grenst aan de Zeeuwse eilanden. Rust, ruimte en de omlijsting door de grote deltawateren zijn belangrijke kwaliteiten van dit gebied. Het eiland zelf is te verdelen in de twee voormalige eilanden Overflakkee en Goeree met elk zeer specifieke landschapskenmerken. Overflakkee heeft een open, agrarisch karakter, behoort tot het zeekleipolderlandschap en is omringd met buitendijks natuurlandschap. Goeree bestaat vooral uit duinlandschap en schurvelingenlandschap met hoge recreatieve, ecologische en cultuurhistorische
waarde en toeristische voorzieningen.

Gebiedsopgaven

Goeree-Overflakkee werkt samen met de provincie en andere partijen aan een toekomstprofiel in de context van de Zuidwestelijke Delta, waarin duurzaamheid, klimaatbestendigheid en leefbaarheid een grote rol spelen. Concrete vraagstukken betreffen de waterveiligheid en de toekomstige verzilting. Daarnaast staat de sociaaleconomische vitaliteit en de leefbaarheid in de kernen onder druk door o.a. een tendens tot bevolkingskrimp. Een integrale en gezamenlijke aanpak van deze vraagstukken is nodig om een vitale en duurzame toekomst voor Goeree-Overflakkee veilig te stellen. Basis hiervoor zijn de landschappelijke kernkwaliteiten, de cultuurhistorie en de onderscheidende kwaliteiten van de
bestaande bebouwing en dorpen in relatie met het water. De (transformatie)opgaven zijn:

  • herstellen van de getijdenwerking in de Deltawateren rond het eiland is in voorbereiding (Kierbesluit Haringvliet en het Zoetwateradvies (2009) ter voorbereiding van het mogelijk weer zout worden van het Volkerak-Zoommeer); 
  • dit kan gevolgen hebben voor het ruimtegebruik. Onderzocht zal worden hoe hiermee wordt omgegaan. Zo kan het een impuls zijn voor de natuurontwikkeling, vooral in de buitendijkse gebieden. Herstel van de getijdenwerking kan ook een positief effect op de recreatie hebben, doordat de waterkwaliteit van de grote wateren verbetert voor watersport en natuur. Randvoorwaarde is wel dat deze ontwikkeling samen moet gaan met behoud van een duurzame zoetwatervoorzienning voor de zoetwaterafhankelijke functies;
  • de verwachte toename van verzilting kan worden aangepakt door een verbetering van het regionale waterbeheer door een gescheiden aan- en afvoersysteem aan te leggen;
  • daarnaast kan voor de langere termijn de landbouw o.a. door andere teelten inspelen op de verzilting;
  • uitbreiden en versterken aanbod op het gebied van recreatie en toerisme. Dit is een mogelijkheid om de economische vitaliteit op het eiland in stand te houden en toekomstbestendig uit te bouwen;
  • versterken van de leefbaarheid en de economische vitaliteit door herstructurering, transformatie en ontwikkeling van woon- en werkmilieus, passend binnen de kernkwaliteiten van het landschap;
  • werken aan een toekomstperspectief voor duurzame energievoorziening (wind- en getijde-energie);
  • onderzoeken (in de planperiode) van de vestigingsmogelijkheden voor een windmolenpark en voor een glastuinbouwlocatie op Oostflakkee. 

Voor Goeree-Overflakkee heeft de provincie samen met de gemeenten de opgaven gedefinieerd waar het eiland voor staat. De opgaven worden vertaald naar zes streefbeelden waaraan een eerste aanzet voor een uitvoeringsprogramma wordt gehangen. Concreet betreft het vooral gebiedsontwikkelingen, zoals bij de havenkanalen van Stellendam, Middelharnis en Ootgensplaat, waarin door een mix aan rode en groene functies en een integrale benadering meerdere problemen kunnen worden aangepakt.
De zes streefbeelden waarom het gaat zijn: 

  1. Goeree-Overflakkee is duurzaam en levert energie;
  2. Goeree-Overflakkee is klimaatbestendig en werkt mee met water;
  3. Goeree-Overflakkee voegt innovatief belevingswaarde en sociaal-economisch rendement toe aan nieuwe functies in het landschap;
  4. Goeree-Overflakkee is trots op haar schoonheid en identiteit;
  5. Goeree-Overflakkee is een levendige gemeenschap en een vitaal eiland in de Delta;
  6. Goeree-Overflakkee kiest ervoor om samen met en voor anderen aan haar toekomst te bouwen.


Kust

De kust en de zee vormen een oorspronkelijk, niet geheel door de mens gevormde, natuurlijk landschap dat Nederland rijk is. Het is van grote landschappelijke en ecologische waarde voor Zuid-Holland. De opbouw van de kustzone met strand, duinen, strandwallen en strandvlakten en het verschillend gebruik hiervan heeft geresulteerd in een gevarieerd en aantrekkelijk landschap.

Achter het strand en de duinen liggen diverse landschappen en (bad)plaatsen die profiteren van de ligging aan de kust. Natuur, toerisme en recreatie zijn de belangrijkste functies binnen de kustzone, naast de hoofdfunctie van zeewering. De inzet van de provincie is gericht op integratie, veiligstelling en ontwikkeling van deze functies, in samenhang met de functies in het achterland. Daarnaast verkent de provincie, in navolging van de suggesties van de Deltacommissie, samen met de rijkspartners de haalbaarheid van uitbouw van de kust. Hierbij wordt uitwerking gegeven aan het belang van de kust voor de kwaliteit van de Randstad als woonwerkomgeving en wordt meer ruimte dan nu geboden aan natuur- en recreatiefuncties.



Recreatie en toerisme

De kust biedt grote kansen voor verdere ontwikkeling van recreatie en toerisme. De uiteenlopende kwaliteiten (van hoogstedelijk tot natuurlijk) vragen om een gedifferentieerde benadering. De toeristische centra (Scheveningen, Noordwijk, Katwijk, Hoek van Holland en de Brouwersdam) hebben potenties voor toeristische ontwikkeling, gericht op de internationale markt. In deze centra is de ontwikkeling van zeejachthavens mogelijk, onder voorwaarde van onderlinge afstemming en goede ruimtelijke inpassing, rekening houdend met landschap en natuur. De overige badplaatsen hebben een meer regionale functie.



Duin- en Bollenstreek

De Duin- en Bollenstreek is onderdeel van de kustzone en vormt binnen de Randstad de overgang van de Zuid- naar de Noordvleugel en staat sterk onder stedelijke invloed. Belangrijk element daarin is de greenport Bollenstreek als de belangrijkste economische (en ook toeristische) drager. De Duin- en Bollenstreek bestaat uit twee gescheiden, landschappelijk samenhangende delen: het grootschalige duinlandschap en het bollenzanderijenlandschap. De kwaliteit en herkenbaarheid van het landschap komen steeds verder onder druk door toenemende bedrijfsbebouwing en verstedelijking die de openheid en aantrekkelijkheid van het landschap aantasten.

Gebiedsopgaven 

  • vooral voor de greenportfunctie zijn er in de planperiode in de Bollenstreek de nodige ontwikkelingen aan de orde;
  • de Bollenstreek zal een bijdrage leveren aan de woningbouwopgave van de Noordvleugel conform de Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek. De Stedenbaangedachte, het Offensief van Teylingen zijn naast de visie op verstedelijking belangrijke uitgangspunten;
  • de realisering van de Rijnlandroute, de RijnGouwelijn en het Stedenbaanstation Sassenheim zullen de bereikbaarheid van de zuidelijke Bollenstreek verbeteren. Naar aanleiding van de bereikbaarheidsstudie grensstreek Noord-Holland/Zuid-Holland worden twee nieuwe oost-westverbindingen op haalbaarheid onderzocht. Dit zijn een noordelijke ontsluiting greenport ten noorden van Hillegom tussen de N205 en de N206/N206 en een noordelijke randweg Rijnsburg die ook een directe aansluiting kan zijn van de veiling Flora Holland op de A44; 
  • de Keukenhof, als icoon van de bollenteelt, zal ingrijpend worden verbouwd en gerenoveerd, om de cultuurhistorische en toeristisch recreatieve waarde en de landschaps- en natuurwaarde van de bloemententoonstelling, het landgoed en kasteel de Keukenhof te kunnen behouden voor de toekomst;
  • parallel aan de ontwikkeling van de greenport is er een opgave tot algehele verbetering van de landschappelijke kwaliteiten van het gebied.


Delflandse Kust

Gebiedsopgaven

In de kustzone tussen Hoek van Holland en Kijkduin, de Delflandse Kust, komt een aantal opgaven samen. Hierbij zijn niet enkel de zeewaartse ontwikkelingen van belang maar wordt ook de relatie met het achterland uitgewerkt. Het gaat er dan om de volgende zaken te realiseren: 

  • een veilige, natuurrijke kustzone;
  • een goed bereikbare kust met meer ruimte voor recreatie;
  • een kust van hoogwaardige kwaliteit, die bijdraagt aan een aantrekkelijk (inter)nationaal vestigingsmilieu.

Allereerst wordt gewerkt aan een breder en robuuster duinlandschap met meer ruimte voor natuur met recreatief medegebruik. Door een groenblauw systeem van routes en gebieden te realiseren in het directe achterland van de Delflandse Kust, worden de mogelijkheden groter voor omwonenden om te genieten van de omgeving. De beperkte toegankelijkheid van de Delflandse Kust vanuit het achterland vraagt om een regionale aanpak van de bereikbaarheid. De provincie wil graag dat de huidige badplaatsen elkaar versterken en aanvullen. Bij een woningbouwopgave in de kernen aan de kust gaat het erom de kwaliteit en daarmee het woon- en werkklimaat van de Zuidvleugel Randstad te versterken en niet primair om een kwantitatieve opgave.

Binnen de planperiode worden de mogelijkheden tot kustversterking door de pilot Zandmotor en de aanzet voor verdere ontwikkeling van de Delflandse kustzone verkend. Deze innovatieve pilot houdt in dat er een grote hoeveelheid extra zand voor de kust in zee wordt gebracht. Door de stroming van water en wind wordt het zand verspreid langs de kust en draagt hiermee bij aan een meer natuurlijke vorm van kustbeheer. Ook zorgt de Zandmotor voor een zeewaartse uitbreiding met enkele tientallen meters van de kustzone tussen Hoek van Holland en Kijkduin. Dat vergroot niet alleen de veiligheid, maar geeft ook
nieuwe ruimte voor natuur en recreatie.



4.7.2 Cultuurhistorische hoofdstructuur behouden

Ambities

De provincie bezit een groot aantal cultuurhistorische en archeologische waarden, die beschreven zijn in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur22. Bij het provinciaal belang ‘behoud van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur’ horen de ambities: 

  • topgebieden cultureel erfgoed beschermen;
  • kroonjuwelen cultureel erfgoed beschermen;
  • archeologische waarden beschermen;
  • molenbiotopen beschermen.

Cultuurhistorie is een van de dragers van ruimtelijke kwaliteit. De opgave voor het ruimtelijk beleid is om vanuit een integraal perspectief:

  • te bevorderen dat cultuurhistorisch waardevolle structuren, complexen, ensembles en elementen behouden blijven; 
  • te bevorderen dat de cultuurhistorie kan worden beleefd en bijdraagt aan de recreatieftoeristische kwaliteit van het landelijk gebied.

Binnen de provincie ligt hierbij het accent op die gebieden en structuren waar cultuurhistorische waarden in hoge mate voorkomen. Dit betreft de zogeheten topgebieden en kroonjuwelen cultureel erfgoed. Beide zijn weergegeven op de kwaliteitskaart. Deels binnen, maar gedeeltelijk ook buiten de topgebieden bevinden zich waarden of structuren die specifieke bescherming behoeven. Dit betreft archeologische waarden, landgoederen en de waterlinies. Deze waarden zijn aangegeven op kaart 10 van de verordening (molenbiotoop).

 Kaart 4.7.2 Cultuurhistorische hoofdstructuur (globaal)

22 De Culturrhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS) geeft op kaart een overzicht (op hoofdlijnen) van de cultuurhistorische kenmerken en waarden in Zuid-Holland, vastgesteld door het college van Gedeputeerde Staten. De CHS-kaart is te raadplegen via www.zuid-holland.nl/chs



Topgebieden cultureel erfgoed

 

In de provincie zijn 16 gebieden benoemd als topgebied cultureel erfgoed. Het gaat om gebieden of structuren met een gave cultuurhistorische samenhang, met betrekking tot archeologie, landschapshistorie en nederzettingen. Dit betreft bijvoorbeeld gebiedsspecifieke ontginningspatronen, bebouwingslinten en afzonderlijke bouwwerken als molens en historische boerderijen.

De bescherming in topgebieden richt zich op de continuïteit van het karakter, door behoud en versterking van de structuur. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, binnen randvoorwaarden vanuit cultuurhistorie. Voor de topgebieden zijn Regioprofielen Cultuurhistorie opgesteld, die concreet de cultuurhistorische waarden beschrijven en kwalitatieve richtlijnen bevatten voor ruimtelijke ontwikkeling en de omgang met deze waarden.



Kroonjuwelen cultureel erfgoed

Binnen de topgebieden is een beperkt aantal gebieden of elementen benoemd met een zeer gave, kwetsbare cultuurhistorische samenhang, die door hun unieke karakter bepalend zijn voor de identiteit van een plek. Voor deze kroonjuwelen is de bescherming gericht op behoud van de uitzonderlijke kwaliteit. Vanwege het unieke karakter kunnen de kroonjuwelen ook een toeristische waarde hebben. Ruimtelijke ontwikkelingen die strijdig zijn met het cultuurhistorisch belang zijn in principe niet mogelijk. Het betreft de volgende gebieden:

  • landgoed Keukenhof;
  • Aarlanderveen en molenviergang;
  • Oude Hollandse Waterlinie; Wierickeschans en Weteringen;
  • middengebied Krimpenerwaard; niet-ruilverkavelde veenweide;
  • panorama Kinderdijk;
  • Nieuwe Hollandse Waterlinie: Diefdijk;
  • schurvelingengebied;
  • polder de Biesbosch;
  • Kagerplassen en omgeving;
  • landgoederenzone Wassenaar / Voorschoten / Leidschendam;
  • Weipoort;
  • Meije;
  • kerngebied Midden-Delfland.


Archeologie

Een groot deel van de cultuurhistorische waarden bevindt zich in de bodem en onttrekt zich aan het oog. Archeologische waarden kunnen zowel binnen als buiten bebouwingscontouren worden aangetroffen. Bij elke in deze structuurvisie beschreven hoofdopgave kan het archeologisch erfgoed in het geding zijn. De bekende en potentiële archeologische vindplaatsen zijn benoemd in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur en dienen beschermd te worden. Uitgangspunt van Europees, landelijk en provinciaal beleid is behoud in situ van archeologische waarden; dat wil zeggen dat het archeologisch erfgoed
in principe niet verstoord dient te worden.



Landgoederenzone

Landgoederen vormen een belangrijk onderdeel van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur. Veel van deze landgoederen liggen op de oude strandwallen achter de duinen, zoals de landgoederenzone bij Wassenaar. Landgoederen dragen bij aan de landschappelijke en recreatieve kwaliteit van hun omgeving. Een vrije ligging en zichtassen zijn daarbij belangrijk. Voor bescherming van de relatie tussen het landgoed en de omgeving van het landgoed ontwikkelt Zuid-Holland in samenwerking met andere partijen de landgoedbiotoop. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de kwaliteiten van deze landgoedbiotopen.



Waterlinie en Limes

In het Nationaal Landschap Groene Hart ligt een belangrijk deel van de Oude Hollandse Waterlinie, een verdedigingssysteem uit de 17e en 18 e eeuw, waarmee het lage land bij vijandelijke dreiging onder water gezet kon worden. Van deze Waterlinie zijn nog restanten waarneembaar in de vorm van versterkingen, civieltechnische werken en inundatievelden. Ook resten van andere verdedigingslinies, zoals de Atlantikwall, zijn van cultuurhistorische waarde en zijn opgenomen in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur. De Limes, de oude grens van het Romeinse rijk, houdt zich verborgen in het landschap.
Deze hele zone langs de Oude Rijn is rijk aan archeologische vindplaatsen en ook als zodanig beschreven in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur.



4.7.3 Verbetering belevingswaarde en vermindering verrommeling

Ambities

Bij ‘verbetering belevingswaarde en vermindering verrommeling’ horen de ambities:

  • openheid behouden;
  • (snel)wegpanorama’s en openbaar vervoerpanorama’s behouden;
  • verrommeling actief opruimen en tegengaan, rekening houdend met kernkwaliteiten van landschap, natuur en cultuurhistorie (bijvoorbeeld saneren verspreid glas);
  • beschermen van stiltegebieden en relatieve rustgebieden.


Diversiteit

De diversiteit van landschappen in Zuid-Holland, waaronder kust, veen- en deltalandschap is uniek. Binnen deze landschappen is ook weer sprake van diversiteit. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de contrasten tussen droog-nat, hoog-laag, bebouwd-onbebouwd, open-dicht, rust-drukte, groot-klein, en natuur-cultuur. Kleinschalige elementen zoals sloten, boezemwateren, dijken en molens (Nederland-waterland) zorgen eveneens voor diversiteit. Maar ook grootschalige structuren, zoals verdedigingslinies, bebouwingslinten en droogmakerijen dragen hieraan bij. En natuurlijk dragen ook de steden en dorpen er aan bij. Diversiteit speelt dus op verschillende schaalniveaus en kent vele vormen. Landschappelijke diversiteit is een belangrijke belevingswaarde, die mede bepaald wordt door de andere kernkwaliteiten. De verschillende landschappen, met zichtbare contrasten, spreken tot de verbeelding. Bovendien biedt diversiteit de keuze om te recreëren in een rustige of juist een dynamische omgeving.



Openheid

Openheid betekent vooral ’zicht op de horizon’. Hoe open een gebied is of wordt ervaren hangt niet alleen samen met maat en schaal, maar ook met de randen van het gebied. Hoge gebouwen, windmolens, maar ook boselementen kunnen het gevoel van openheid snel aantasten. Openheid is een kwetsbare kernkwaliteit. Openheid is bovendien een schaars goed in het volle Zuid-Holland. Het handhaven van de openheid in grote delen van het Groene Hart en de Delta betekent tevens het respecteren van de cultuurhistorische waarde van die gebieden.



Panorama's

In Zuid-Holland wordt in het landelijk gebied rekening gehouden met landschappelijk beleid tot behoud van doorzichten zoals dat door het Rijk geformuleerd is voor snelwegpanorama’s23 langs de A4: Land van Wijk en Wouden, de A12: Venster Bodegraven-Woerden en A29: Hoeksche Waard. Dit beleid heeft de provincie omarmd en ook toegepast op een aantal bijzondere doorzichten langs het spoor, de openbaar vervoerpanorama’s24. Deze zijn te vinden langs het spoor door Midden-Delfland, door Duin, Horst en Weide, bij Dordrecht Zuid-Moerdijk, tussen Arkel en Leerdam, door de Bollenstreek, langs de lijn Gouda-Woerden, door de Tweemanspolder, Sassenheim-Kaag en Wijk en Wouden. Ontwikkelingen
in deze zones (zie de kwaliteitskaart) zijn alleen mogelijk als zij geen afbreuk doen aan de kwaliteit van openheid en de zichtlijnen vanuit de infrastructuur, naast de kernkwaliteiten en cultuurhistorie in die zones. Panorama’s komen in aanmerking als prioriteitsgebied voor het opruimen van verrommeling, zoals verspreid glas.

23 Rijksstructuurvisievoor de Snelwegomgeving: Zicht op Mooi Nederland, oktober 2008

24 Nadere uitwerking vanuit kaders uit de Nota Provinciaal Belang, vastgesteld door Provinciale Staten november 2008.



Rust en stilte

De kernkwaliteit ‘rust en stilte’ is een belangrijke waarde. Mensen komen naar het gebied om te ‘onthaasten’. Rust en stilte vormen een belangrijke tegenhanger van het leven in de stad. De lage dynamiek in de Delta en het Groene Hart wordt hoog gewaardeerd en is van groot belang voor een goed en gezond woon- en vestigingsklimaat. De aanwezigheid van deze kwaliteiten draagt bij aan de waarde van het gebied voor de recreant en de natuur. Stilte is in Zuid-Holland een relatief begrip. Twee typen gebieden worden onderscheiden: relatieve rustgebieden en stiltegebieden. De relatieve rustgebieden liggen dicht bij de stad. Er is een zekere rust, die vanwege de drukke stad als zodanig wordt ervaren. De stiltegebieden liggen in het landelijk gebied buiten de provinciale landschappen en hebben een lagere geluidbelasting. Beschermen van rust en stilte verloopt via twee sporen: een ruimtelijk spoor: functies weren en een milieuspoor: lawaaiige activiteiten weren die de stilte verstoren.



4.7.4 Realiseren van een complete Ecologische Hoofdstructuur

Ambities

Bij het provinciaal belang ‘realiseren van een complete Ecologische Hoofdstructuur’ horen de ambities:

  • voortvarend, compleet en klimaatbestendig ontwikkelen en beschermen van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) hoogwaardige natuurgebieden die samenvallen met het Europese ecologische netwerk (Natura 2000-gebieden);
  • nieuwe natuur als grote dragers van de Ecologische Hoofdstructuur, zoals de kust, de Groene Ruggengraat en deltawateren met Biesbosch en Deltanatuur;
  • de waterkwaliteit in natuurgebieden verbeteren;
  • natuurwaarden buiten de Ecologische Hoofdstructuur veilig stellen, zoals gebieden voor weidevogels en overwinterende ganzen met voortzetting van het agrarisch grondgebruik;
  • Ecologische Hoofdstructuur waar mogelijk beter benutten voor recreatie.

De Ecologische Hoofdstructuur is als natuurgebied op de functiekaart weergegeven. Een groot deel van de Zuid-Hollandse Ecologische Hoofdstructuur valt samen met het Europese ecologische netwerk, Natura 2000 dat (vrijwel) in zijn geheel deel uitmaakt van de Zuid-Hollandse Ecologische Hoofdstructuur. De kustzone, de Groene Ruggengraat met daarin bestaande natuurgebieden, en de wateren in de Zuid-Hollandse Delta die zijn verbonden met de grote rivieren, vormen de grote dragers van de Ecologische Hoofdstructuur.

Zuid-Holland wil de bestaande Ecologische Hoofdstructuur beschermen en de ontbrekende delen ervan realiseren. In deze gebieden zijn geen andere ontwikkelingen toegestaan dan die voor de natuurbestemming. Voor andere ingrepen geldt een ‘nee-tenzij’ benadering: ingrepen zijn alleen mogelijk als er geen sprake is van significante aantasting. Uitzondering is een groot openbaar belang, zonder reële andere mogelijkheden, waarbij de negatieve effecten zoveel mogelijk worden beperkt en de overblijvende effecten gecompenseerd. Een deel van de Ecologische Hoofdstructuur bestaat uit blijvende agrarische gebieden zonder verwervingsdoelstelling, bijvoorbeeld akkers en graslanden in het Oude Land van Strijen die vallen binnen het Natura 2000- gebied. Voortzetting van het huidige agrarische grondgebruik blijft daar mogelijk en wordt beschouwd als een onderdeel van de wezenlijke kenmerken en waarden.

Naast bescherming van de bestaande Ecologische Hoofdstructuur, worden in de planperiode de nodige verbeteringsmaatregelen genomen en het ontbrekende deel van de  nieuwe Ecologische Hoofdstructuur gerealiseerd.

Kaart 4.7.4 Ecologische hoofdstructuur en belangrijke weidevogelgebieden



Groene Ruggengraat

Belangrijkste element voor natuurontwikkeling in het Groene Hart is de Groene Ruggengraat, het Randstad Urgent- en Groene Hart icoonproject. Het gaat om op natte natuur gerichte inrichting die in andere gebiedsfuncties zoals waterhuishouding, landbouw, recreatie en landschap wordt ontwikkeld. Met de aanleg van de Groene Ruggengraat wordt een robuuste ecologische verbindingszone van nationaal belang gerealiseerd van de Zeeuwse Delta tot het Lauwersmeergebied. De Groene Ruggengraat heeft meer dan  alleen een ecologische functie. Zij draagt ook bij aan versterking van de landschappelijke diversiteit en cultuurhistorische identiteit, duurzaam waterbeheer en mogelijkheden voor recreatief gebruik. De precieze invulling van de Groene Ruggengraat is afhankelijk van de natuurdoelstellingen, de mogelijkheden van duurzaam waterbeheer (waterkwantiteit en -kwaliteit) en de kernkwaliteiten van het gebied waar de Groene Ruggengraat doorheen loopt. Rust en stilte zijn een belangrijk goed in de Groene Ruggengraat. De realisering van de Groene Ruggengraat moet voor 2018 zijn afgerond en daarmee een belangrijke impuls geven aan de natuurfunctie (Ecologische Hoofdstructuur) en bodemdaling in de natte veengebieden tegengaan.



Weidevogelgebieden en overige natuurwaarden

Ook buiten de bovengenoemde natuur(gebieden) zijn er veel natuurwaarden in het landelijk gebied. Vaak zijn die kleinschaliger of hangen ze samen met een andere functie in het gebied, zoals weidevogels in het weidelandschap. De grondgebonden veehouderij speelt hierbij een belangrijke rol. Deze waarden worden van provinciaal belang geacht. De locaties met weidevogels in het landelijk gebied zijn op de kaart opgenomen. De provincie zet zich er voor in om ook deze waarden te beschermen.



4.8 Stad en land verbonden

Zuid-Holland wil de samenhang tussen stad en land versterken. Op die manier wil Zuid-Holland de leefbaarheid en aantrekkelijkheid vergroten van het stedelijk gebied en het landelijk gebied binnen de stedelijke invloedssfeer. Deze samenhang bepaalt uiteindelijk de kwaliteit van het vestigingsklimaat in de provincie. Ook de tevredenheid van de inwoners over de kwaliteiten van hun woonomgeving is hiervan afhankelijk. Het landschappelijk netwerk is de drager voor deze opgave.

Kaart 4.8 Stad en land verbonden



4.8.1 Versterken recreatieve functie en landschappelijk netwerk

Hoofddoel van een samenhangend landschappelijk netwerk is het verbeteren van de relatie stad-land in fysieke en economische zin. Daartoe behoort het verbeteren van de kwaliteit en het vergroten van de toegankelijkheid hiervan. Het landschappelijk netwerk bestaat uit zes provinciale landschappen, binnenstedelijke parkgebieden en groenstructuren en natuuren recreatiegebieden, evenals groenblauwe verbindingen tussen die elementen.



Ambities

Bij het provinciaal belang ‘Versterken recreatieve functie en landschappelijk netwerk’ horen de ambities:

  • landschappelijk netwerk ontwikkelen;
  • provinciale landschappen ontwikkelen rond de steden / kernkwaliteiten in de provinciale landschappen beschermen en ontwikkelen;
  • toegankelijkheid en zichtbaarheid van het landschappelijk gebied verbeteren door het uitwerken van het groenblauwe routenetwerk dat het landschappelijk en stedelijk netwerk verbindt;
  • recreatief netwerk (water, wegen, fietspaden) compleet maken;
  • culturele en toeristische voorzieningen versterken;
  • recreatietekorten sterk verminderen;
  • wateropvang in stadsranden als onderdeel van het landschappelijk netwerk;
  • landbouw in landschappelijk netwerk behouden en ontwikkelen.

Kaart 4.8.1.a Landschappelijk netwerk



Provinciale landschappen

De zes provinciale landschappen binnen het stedelijk netwerk Zuid-Holland vormen de kern van het landschappelijk netwerk. Provinciale landschappen beschikken over een aantal kenmerken:

  • directe nabijheid van steden en onder invloed hiervan;
  • gebruik door de stedeling als recreatief gebied;
  • ligging in meerdere regio’s en gemeenten;
  • verschillende functies, bijvoorbeeld rijksbufferzone, natuur, recreatie en landbouw.

Zuid-Holland heeft de volgende zes provinciale landschappen benoemd:

  • Midden-Delfland;
  • Land van Wijk en Wouden;
  • Duin, Horst en Weide;
  • Hollands Plassengebied;
  • Bentwoud-Rottemeren;
  • IJsselmonde.

De gemeenschappelijkheid van de zes provinciale landschappen ligt in de sterke relatie met de stad. Grote delen van de provinciale landschappen zijn ook cultuurhistorisch van belang. Die delen zijn aangeduid als topgebied cultureel erfgoed. De provinciale landschappen worden gezien als nieuwe  bufferzones met regelgeving gericht op behoud en bescherming van de landschappelijke kernkwaliteiten. De rijksbufferzones (Midden-Delfland, Den Haag-Leiden-Zoetermeer en Oost-IJsselmonde) vallen binnen deze provinciale landschappen.

In de begrensde provinciale landschappen ligt een beschermings- en ontwikkelingsopgave. De bescherming geldt voor het waardevolle cultuurhistorische landschap en rust. De ontwikkeling is gericht op een recreatief routenetwerk, natuur en verbrede landbouw, in evenwicht met de beschermingsdoelen.

Zuid-Holland wil de provinciale landschappen inbedden in een robuuste, samenhangende ruimtelijk-economische structuur. Een fijnmazig groenblauw netwerk en verbreding van de landbouw in combinatie met recreatie, natuur en water zijn hiervoor basisingrediënten. Hierdoor neemt de recreatieve bruikbaarheid toe van waardevolle landschappen in de invloedssfeer van het stedelijk netwerk. De zes provinciale landschappen zullen zich ontwikkelen op basis van de gebiedseigen identiteiten. Een aanzienlijke verbetering van toegankelijkheid en ontsluiting van de gebieden is een voorwaarde voor een goede relatie met de omringende steden. Een fijnmazig netwerk van wandel- en fietspaden en vaarroutes moet hieraan bijdragen. Hierdoor neemt de recreatieve bruikbaarheid van deze waardevolle landschappen in de invloedssfeer van het stedelijk netwerk toe. Dan pas zijn de provinciale landschappen een voorziening voor het stedelijk systeem en zullen steden meer verantwoordelijkheid voelen voor de ontwikkeling en het behoud van deze gebieden.

Kaart 4.8.1.b Provinciale landschappen



Groenblauwe verbindingen

De verbinding tussen de verschillende groengebieden is essentieel voor het welslagen van het landschappelijk netwerk. Dit gaat om verbindingen tussen de provinciale landschappen, natuur- en recreatiegebieden onderling. In het stedelijk netwerk en daarbuiten vormen de groene en blauwe verbindingen een haarvatensysteem op regionale schaal. Binnenstedelijk groen moet naadloos aansluiten op het buitenstedelijk groen, zodat er aantrekkelijke stad-land verbindingen ontstaan. Zo wordt de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van zowel de steden als het landelijk gebied vergroot. De stadsranden zijn nu vaak verrommeld en weinig uitnodigend. Dit principe geldt ook buiten het landschappelijk netwerk in het landelijk gebied. Nieuwe infrastructuur wordt zo aangelegd dat barrièrewerking in stad-land verbindingen zoveel mogelijk wordt voorkomen.

In de komende jaren zal zo’n vijfduizend hectare extra groen rond de steden worden gerealiseerd met een (intensieve) recreatiefunctie; Recreatie om de Stad (RodS) om een deel van de recreatietekorten op te lossen. De kwaliteitseisen voor RodS-gebieden zijn: een gemiddelde opvangcapaciteit van 20 personen per hectare per dag, volledige openstelling en zonder betaling toegankelijk, en bereikbaar via wandel- en fietspaden vanuit de woonomgeving. Ondanks deze investeringen blijft er een tekort aan groene ruimte om te recreëren. De provinciale inzet zal daarom verder verschuiven van een kwantitatieve
benadering gericht op hectares, naar een kwalitatieve benadering op basis van de recreatieve vraag. Om de recreatietekorten dichtbij huis te verminderen wordt naast de aanleg van nieuwe groen gebieden ingezet op een hogere kwaliteit van bestaande gebieden en een verbeterde ontsluiting van de totale groene ruimte (recreatie- en natuurgebieden en landelijk gebied).

Zuid-Holland zet binnen het groenblauwe raamwerk in op de ontwikkeling van een recreatief netwerk met ondersteunende voorzieningen zoals toeristische opstappunten en recreatieve transferia. Door de verschillende toeristisch-recreatieve elementen met een samenhangende routestructuur te verbinden tot een gevarieerd totaal aanbod zijn de schoonheid en cultuurhistorie van deze gebieden te beleven.



Natuur- en recreatiegebieden en binnenstedelijke parken

Groengebieden buiten de steden zijn in de eerste plaats ingericht voor intensieve openluchtrecreatie en natuur. Hieronder vallen bijvoorbeeld de Delftse Hout, het Bieslandse Bos, de Balij en de Delflandse Kust. Ook de grote parken binnen het stedelijk gebied, zoals het Kralingse Bos in Rotterdam, het Westbroekpark en Zuiderpark in Den Haag en het Beatrixpark in Schiedam maken deel uit van de aaneengesloten structuur van het landschappelijk netwerk.



4.8.2 De provinciale landschappen

Midden-Delfland

Midden-Delfland is een agrarisch cultuurlandschap met hoge recreatieve en ecologische waarde voor potentieel meer dan 2 miljoen mensen in de directe omgeving. Dit gebied vormt als open gebied een sterk contrast met het omliggende stedelijk gebied. Het bestaat uit veenweidelandschap met kreken en in Oude Leede de overgang naar droogmakerij. Het geheel wordt doorsneden door een aantal bebouwingslinten en vaarten maar ook door zware infrastructuur.

Gebiedsopgaven 

  • openheid en vitaliteit van het agrarisch kerngebied waarborgen;
  • aantrekkelijke recreatieve verbindingen naar de (binnen) steden en naar de andere grote landschappen met een kwaliteitsslag van bestaande en eventueel nieuwe recreatie- en natuurgebieden. De toenemende vraag naar recreatieve voorzieningen vergt ook ruimtelijke ingrepen. Bij ontwikkelingen in het landschap zijn het behoud van het waternetwerk en de lintenstructuur richtinggevend bij het realiseren van nieuwe verbindingen naar de binnensteden en naar de andere grote landschappen (Kust, Rottemeren en via de Groenblauwe Slinger naar het Land van Wijk en Wouden);
  • de uitwerking van de waterstructuur van Midden-Delfland in samenhang met de klimaatbestendigheid;
  • behouden en versterken van de zichtbaarheid en ervaarbaarheid van het gebied in het OV-Panorama langs het spoor;
  • grote ingrepen in het landschap van Midden-Delfland zijn de realisering van de A4 Midden-Delfland en verbinding van de A13 met de A16. Binnen het project Integrale Ontwikkeling Delft Schiedam wordt gewerkt aan de inpassing van de verbinding A4 Midden-Delfland. Voor de inpassing van de A13/A16 zijn procesafspraken gemaakt.


Land van Wijk en Wouden

Een grote kwaliteit van het Land van Wijk en Wouden ligt in de tegenstelling tussen dit open landschap en de verstedelijking daaromheen. Typerend is de begrenzing door infrastructuur (A4 en N11). Het noordelijk deel bestaat vooral uit veenpolders en het zuidelijk deel uit droogmakerijen. Hét voorbeeldgebied voor het Groene Hart voor verbreding: grondgebonden melkveehouderij met nevenfuncties voor natuur, landschap, water en recreatie. Als multifunctioneel vrijetijdslandschap voor de Zuidvleugel zijn delen ingericht als toegankelijk waterrijk gebied.

Gebiedsopgaven 

  • ontwikkeling van nieuwe functies van wonen, werken en recreëren in randzones en linten gekoppeld aan (innovatief) saneren verrommeling en extra groenontwikkeling;
  • duurzaam waterbeheer door minimale verdroging van veengebieden en inrichting van waterbergingsgebieden;
  • behouden snelwegpanorama A4.


Duin, Horst en Weide

Duin, Horst en Weide is bij uitstek een kustlandschap. Met een unieke en gave opeenvolging van jonge duinen, beboste strandwallen en open strandvlakten, parallel aan de kustlijn is de ontstaansgeschiedenis nog zeer herkenbaar. Deze landschapsstructuur wordt in hoge mate versterkt door de omvangrijke landgoederenzone langs de Vliet, die het gebied aan de oostzijde begrenst. Ondanks de nabijheid van de stad is de invloed van het stedelijk gebied relatief beperkt. De occupatie in de vorm van landgoederen en kernen als Wassenaar en Voorschoten is duidelijk gebonden aan de karakteristieke landschapsopbouw.

Gebiedsopgaven

  • bescherming van het duingebied en de landgoederenzone;
  • goede inpassing van de bouwlocatie Valkenburg;
  • verdere ontwikkeling van een fijnmazig groenblauw netwerk, met als basis de Vliet.


Hollands Plassengebied

Dit gebied kent een sterke stedelijke en recreatieve druk. De gebruikswaarde ligt in het multifunctioneel vrijetijdslandschap voor de Noord- en Zuidvleugel met een sterke gerichtheid op watergerelateerde recreatie. Een belangrijke kwaliteit van dit deelgebied is dan ook de grote hoeveelheid water in de vorm van plassen en vaarten. Het Hollands Plassengebied is een grootschalig (samenhangend) en open cultuurlandschap met landgoederen, waterplassen en cultuurhistorisch waardevolle veenontginningen, met bovenlanden en veenriviertjes en laaggelegen droogmakerijen met ringvaarten, ringdijken en een grote hoeveelheid molens. De Vriesekoopsche Polder, Wassenaarsche Polder en Polder Vierambacht, gescheiden door de hooggelegen Drecht en Leidsche Vaart, vormen samen een grootschalig en open landschap. Het veenweidekarakter kent hier verschillende typen verkaveling: strokenverkaveling en onregelmatige blokverkaveling.

Gebiedsopgaven

Het gaat er in dit gebied om het provinciaal landschap te verstevigen. Daarvoor zijn de opgaven:

  • (watergebonden) recreatie uitbreiden;
  • landbouw verbreden;
  • een kwaliteitsprong in het woonaanbod realiseren. Deze kwaliteitssprong wordt gecombineerd met het saneren van verspreid gelegen en/of oud glas.


Bentwoud-Rottemeren

Het oorspronkelijke droogmakerijenlandschap in het zuidelijke deel van de Rottewig is sterk veranderd met de komst van de verschillende recreatiegebieden.

Gebiedsopgaven

  • realiseren van een aantrekkelijke verbinding tussen Bentwoud en de Rottemeren;
  • het strategisch groenproject Bentwoud; omvorming van grootschalig, open akkerbouwgebied tot recreatielandschap met bos, water en moeras voor de functies recreatie en natuur.


IJsselmonde

IJsselmonde vormt een relatief kleinschalig en afwisselend veen- en kleipolderlandschap, dat begrensd wordt door stedelijk gebied of rivier. Verstedelijking en zware infrastructuur (A16, A15, Betuweroute, HSL en rangeerterrein Kijfhoek) hebben het landschap beïnvloed en gefragmenteerd. De Oude Maas, omzoomd met getijdengrienden en recreatiegebieden vormt de verbindende schakel tussen oost en west en is daarmee een belangrijke drager van het landschap.

Gebiedsopgaven

In IJsselmonde is een belangrijke opgave de robuuste versterking van de recreatieve en landschappelijke kwaliteit en ontwikkeling tot provinciaal landschap als onderdeel van het landschappelijk netwerk. Dit betekent de ruimtelijke fragmentatie verminderen, infrastructuur beter inpassen en verrommeling aanpakken en saneren. De samenhang tussen de gebiedsprojecten Park Deltapoort en Buytenland is hiervoor een voorwaarde.