1. Inleiding

1.1 Aanleiding

De provincie Zuid-Holland heeft ervoor gekozen één integrale ruimtelijke structuurvisie voor haar hele grondgebied op te stellen. De invoering op 1 juli 2008 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) was een goede aanleiding voor aanpassing van haar ruimtelijk beleid. Meer dan ooit daagt deze wet overheden uit gezamenlijk en actief de ruimtelijke ontwikkeling van ons land ter hand te nemen.

Deze structuurvisie bevat de ambities van provinciaal belang voor de periode tot 2020 met een doorkijk naar 2040. Ook de aanpak om samen met andere partijen de doelen te bereiken komt aan de orde. Het accent daarbij ligt op sturing vooraf en sturing op kwaliteit.



1.2 Doel

In een provincie met 3,5 miljoen mensen en belangrijke economische clusters is de ruimte schaars. Zuid-Holland is een intensief gebruikt gebied met een strategische ligging op het natuurlijke kruispunt van internationale verbindingen. De lage ligging van Zuid-Holland en de ligging aan zee hebben invloed op de mogelijkheden om de beschikbare ruimte te benutten. Een gevarieerd landschap van delta, kust en rivieren in directe nabijheid van steden vormt een uniek decor. Dit biedt de provincie kansen om haar internationale concurrentiepositie uit te bouwen. De mens is daarin de bepalende factor. Mede daarom wil Zuid-Holland voor de inwoners nu en in de toekomst een goede en veilige woon, - werk- en leefomgeving bieden. Leefbaarheid, vitaliteit en diversiteit staan centraal om de dynamiek, creativiteit en innovatiekracht van de mensen in Zuid-Holland verder te laten bloeien.

De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers.

Dit wil de provincie bereiken door middel van realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

Dit doel realiseert de provincie door samenwerking met gemeenten en andere partijen vanuit een proactieve houding. De provincie stuurt op kwaliteit en functies door te ordenen, programma’s en projecten te ontwikkelen, onderzoek uit te voeren en te agenderen.

Kaarten zijn een ruimtelijke weergave van doelstellingen en ambities. Meer dan voorheen stuurt de provincie op hoofdlijnen en zet in op versterkte vroegtijdige samenwerking. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: 'Lokaal wat kan, provinciaal wat moet'. De provincie geeft het lokale bestuur ruimte bij de ruimtelijke inrichting en stelt daarvoor kaders. Sturen op efficiënt ruimtegebruik, verbeteren van de verbindingen en samenhang tussen de gebieden en versterken van de ruimtelijke kwaliteiten vormen de uitgangspunten bij het kaderstellen. Daarom is gekozen voor de titel “Ontwikkelen met
schaarse ruimte”. Dit vraagt om duidelijke keuzes. Deze zijn in de structuurvisie gemaakt
op basis van de provinciale belangen. 



1.3 Proces

De ontwikkeling van dit ontwerp van de structuurvisie Visie op Zuid-Holland heeft in fasen plaatsgevonden:

  1. een voorbereidende fase, waarin het bestaande beleid en de bestaande doelen zijn bediscussieerd. Trends en ambities op alle schaalniveaus zijn hierbij betrokken. De uitkomsten van voorbereidende analyses en gesprekken zijn vastgelegd in de Nota Provinciaal Belang1. In deze nota zijn kaders geformuleerd en is de richting voor beleidskeuzes uitgewerkt.
  2. in de daarop volgende fase zijn (mogelijke) beleidskeuzes geanalyseerd en besproken met de regio. Dit overleg is samengevat in de nota ‘Op weg naar de provinciale structuurvisie voor Zuid-Holland’ (december 2008);
  3. daarna volgde consultatie van gemeenten en regio op basis van de eerste versie ontwerpstructuurvisie en voorontwerpverordening (mei-juni 2009).
  4. tot slot zijn keuzes gemaakt en zijn deze ontwerpstructuurvisie en -verordening (september 2009) opgesteld.

Hierna volgt de inspraakperiode (november 2009 tot en met januari 2010) en vaststelling van deze structuurvisie Visie op Zuid-Holland en de provinciale verordening Ruimte (gepland in juni 2010).

Na de inspraakperiode gaat de provincie aan de slag met de ingekomen zienswijzen. Na eventuele aanpassingen bieden Gedeputeerde Staten de visie en de verordening voor vaststelling aan Provinciale Staten aan. Vanaf het moment van vaststelling zijn de structuurvisie en verordening voor het hele gebied van de provincie het geldende ruimtelijk beleid. De structuurvisie vervangt dan het interim-beleid voor de provinciale ruimtelijke ordening. Het interim-beleid was gebaseerd op de Provinciale Ruimtelijke structuurvisie Zuid-Holland 2020 (2004), de streekplannen Zuid-Holland - Zuid (2000), -West (2003), -Oost (2003) en Rijnmond (2005), alle herzieningen en uitwerkingen daarvan, evenals de Nota Regels voor Ruimte (2006). De structuurvisie implementeert de beleidslijnen uit de Voorloper Groene Hart2. Ook afspraken over de Zuidvleugel zijn in het ruimtelijk beleid verankerd. Afstemming zal plaatsvinden met het lopende programma voor de Zuidwestelijke Delta (gebaseerd op het Nationaal Waterplan (NWP, 2009) en het Nationaal Deltaprogramma (NDP), waarin de aanbevelingen van de Commissie Veerman zijn verwerkt).

Het grootste deel van het vigerende beleid past binnen het provinciaal belang zoals geformuleerd in deze structuurvisie. Dit betekent dat het beleid, zoals dat is beschreven in streekplannen, de Provinciale Ruimtelijke structuurvisie en de Nota Regels voor Ruimte, is overgenomen. Wel zijn nieuwe accenten gelegd of is de koers iets gewijzigd op basis van trends, ontwikkelingen en de sturingsfilosofie van de provincie.

De leefomgeving van mensen wordt beïnvloed door de ruimtelijke inrichting. Om vroegtijdig inzicht te krijgen in deze effecten is gelijktijdig aan de ontwikkeling van de structuurvisie een planMER opgesteld. Daarbij zijn duurzaamheidseffecten van het nieuwe beleid beoordeeld en vergeleken met de effecten bij voortzetting van bestaand beleid. Ook bij de planMER staan wonen, leven en werken centraal en is gekozen voor de benadering vanuit de mens (people), duurzaamheid (planet) en economie (profit). In de planMER staan drie vragen centraal:

  • wat is het verschil tussen het bestaande en nieuwe beleid;
  • wat zijn hiervan de mogelijke effecten voor een duurzame ontwikkeling;
  • welke afwegingen hebben in het beleidsproces plaatsgevonden en hoeverre is in deze discussies rekening gehouden met duurzame ontwikkeling.

De belangrijkste conclusies zijn:

  • het verschil tussen bestaand beleid en nieuw beleid is wat betreft de bijdrage aan een duurzame ontwikkeling niet groot.
  • Globaal scoort het beleidsscenario iets beter dan het trendscenario (geen nieuw beleid).Een strategie om in te zetten op compact stedelijk bouwen voor de komende periode, gecombineerd met een beperkte aanpassing van het watersysteem, lijkt een goede manier om geleidelijk te anticiperen op de toekomstige bevolkingsontwikkeling en de lange termijn effecten van klimaatverandering. Deze strategie is ingebed in het ruimtelijke beleid zoals verwoord in de structuurvisie.
  • Voor de ontwikkeling van de EHS is de score van het beleidsscenario “waarschijnlijk negatief”. Het gaat hier om een beoordeling van de kwantitatieve opgaven. Het realiseren van een ruimtelijke structuur voor biodiversiteit scoort positief door de investering in Groene ruggengraat. Daarbij is opgemerkt dat de beoordeling moeilijk is omdat het beleid nog onvoldoende is uitgewerkt.
  • De ontwikkeling in de productiviteit van de grondgebonden landbouw scoort in het beleidsscenario ook iets minder gunstig. Dit wordt veroorzaakt dat door het toepassen van de lagenbenadering meer rekening wordt gehouden met bodemdaling en verzilting.

De planMER heeft direct invloed gehad op afwegingen die binnen het beleidsproces hebben plaatsgevonden voor de volgende belangrijke duurzame onderwerpen:

  • het versterken van sturen op landschappelijke kwaliteit via regioprofielen, kwaliteitskaart en verordening;
  • het consistent toepassen van de lagenbenadering is (via kaartbeelden van het trendscenario) getoetst;
  • voor herstructurering van de woningbouw is een onderzoeksvraag geformuleerd en kwantitatieve opgaven zijn in de structuurvisie toegelicht;
  • kennis over de landbouw (beleidsontwikkelingen en economische ontwikkelingen) bleek onvoldoende en zal worden uitgewerkt in een landbouwvisie;
  • beleid ten aanzien van de kwetsbaarheid van weidevogels is opgenomen.

1 Vastgesteld door Provinciale Staten d.d. 12 november 2008
2 De Voorloper Groene Hart is een gezamenlijk document van de provincies Zuid-Holland, Utrecht en Noord-Holland.
 



1.4 Samenhang met andere plannen

De structuurvisie staat niet op zichzelf maar heeft een samenhang met sectorale plannen in de provincie en met andere plannen.

figuur 1.4



1.4.1 Randstad 2040, Zuidvleugel, Voorloper Groene Hart en Zuidwestelijke Delta

Zuid-Holland heeft deelgenomen aan de integrale structuurvisie Randstad 2040 van het Rijk. Vanuit de Nota Ruimte is ingezoomd op de Randstad. Daarnaast is er nog een aantal taken en opdrachten die het Rijk aan de provincie oplegt of waar afspraken over zijn, zoals de realisering van de Ecologische Hoofdstructuur, de uitwerking van de kernkwaliteiten van nationale landschappen en beschermen rijksbuffers.


Op regionaal niveau heeft de provincie samen met de stedelijke regio’s gewerkt aan visievorming en zijn afspraken gemaakt over de Zuidvleugel en het Groene Hart.
In het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel is de verstedelijkingsstrategie voor de Zuidvleugel uitgewerkt. Een daaraan gekoppelde groenstrategie is in ontwikkeling. Deze bestuurlijke zijn belangrijke bouwstenen voor de structuurvisie van Zuid-Holland. De drie Groene Hartprovincies Utrecht, Noord- en Zuid-Holland hebben de Voorloper Groene Hart opgesteld en vastgesteld als belangrijke gezamenlijke bouwsteen voor de provinciale structuurvisies, met daarin interprovinciale beleidslijnen voor een gemeenschappelijk Groene Hartbeleid.


Tot slot zullen komende bestuurlijke afspraken die invloed hebben op de ruimtelijke inrichting van Zuid-Holland in de definitieve structuurvisie en verordening of aanpassingen hiervan worden meegenomen. Voorbeelden hiervan die de komende tijd concreter zullen worden zijn de afspraken met het Rijk over het  Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) of het samenwerkingsverband Zuidwestelijke Delta voor het zuidelijk deel van de provincie.



1.4.2 Samenhang met Provinciaal Waterplan en Actieprogramma Klimaat en Ruimte

Ruimte, water en klimaat vragen om samenhang in beleid. Daarom zijn de Provinciale structuurvisie, het Provinciaal Waterplan en het Provinciaal Actieprogramma Klimaat en Ruimte in samenhang opgesteld.
De ruimtelijke aspecten in het Provinciaal Waterplan hebben conform de Waterwet en de Wro de status van een provinciale structuurvisie. Verder zijn provinciale wateropgaven op het gebied van kaderstelling, toezicht en regie in het Provinciaal Waterplan en in de provinciale waterverordening uitgewerkt. De aanbevelingen van de Deltacommissie en de overige opgaven uit het Nationaal Waterplan zijn ook verwerkt, evenals de eisen die gelden in relatie tot de Europese Kaderrichtlijn Water.
De inzichten in de gevolgen van de klimaatverandering noodzaken overheden wereldwijd
tot beleidsaanpassingen. Deze staan in het Actieprogramma Klimaat en Ruimte.



1.5 Leeswijzer

De structuurvisie bevat vijf hoofdstukken. De belangrijkste uitgangspunten en opgaven staan in hoofdstuk 2. Deze zijn gebaseerd op maatschappelijke ontwikkelingen en de bestuurlijke context.  hoofdstuk 3 beschrijft de ambities voor de lange termijn in twee samenhangende perspectieven voor 2040 in de hoofdopgaven Duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie en Aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel.
In hoofdstuk 4 beschrijft de provincie de ambities tot 2020 met daaraan gekoppeld de provinciale belangen. Zuid-Holland wil de samenhang en diversiteit van het stedelijk en landelijk netwerk versterken. Deze samenhang is uitgewerkt in de hoofdopgaven Samenhangend stedelijk netwerk, Vitaal, divers en aantrekkelijk landschap en Stad en land verbonden. Ook de twee hoofdopgaven voor de lange termijn komen hier aan bod. Hoofdstuk 5 gaat in op de uitvoeringsstrategie en de belangrijkste instrumenten daarbij. Deze uitvoeringsstrategie bevat de sturingsfilosofie en de manier waarop de provincie de beleidskeuzes gaat realiseren. Ook de functiekaart en de kwaliteitskaart maken deel uit van
de structuurvisie. Zij visualiseren de gewenste functies en ruimtelijke kwaliteit tot 2020. 

Bij deze structuurvisie horen meerdere documenten. Belangrijk zijn de verordening Ruimte en het  uitvoeringsprogramma. De verordening is gelijktijdig met de structuurvisie opgesteld en wordt ook gelijktijdig vastgesteld. Het uitvoeringsprogramma werkt de uitvoeringsstrategie verder uit in ruimtelijke projecten, programma’s en de financiering. De onderzoeksagenda is een belangrijk onderdeel van het uitvoeringsprogramma. De provincie actualiseert dit uitvoeringsprogramma elke twee jaar.

figuur 1.5