Visie op Zuid-Holland - verordening Ruimte, actualisering 2012 | |
Status | onbekend |
IDN | NL.IMRO.9928.VoZuidHollandPVR-GC13 |
Plantype | provinciale verordening |
Plandatum |
Toelichting artikel 21 Algemene ontheffings- en afwijkingsbepalingen
algemene ontheffing
Bij het opstellen van deze verordening is zoveel mogelijk rekening gehouden met voorzienbare uitzonderingen. Dit komt onder andere tot uidrukking in de opgenomen uitzonderingsbepalingen bij de algemene regels. Niet alle uitzonderingen zijn echter te voorzien. Daarom zijn Gedeputeerde Staten bevoegd ontheffing te verlenen van deze verordening voor bijzondere gevallen. Het gaat om situaties waarbij de verwezenlijking van het gemeentelijk beleid wegens bijzondere omstandigheden onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot de met deze verordening te dienen provinciale belangen.
Voor toepassing van de algemene ontheffing voor een ontwikkeling binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) gelden aanvullende voorwaarden. Deze voorwaarden vormen een invulling van het zogenaamde “Nee, tenzij” principe dat van toepassing is op ontwikkelingen binnen de EHS. De provincie gaat zeer terughoudend om met het verlenen van ontheffingen voor ontwikkelingen binnen de EHS. In het algemeen zal hierbij sprake moeten zijn van een groot openbaar belang.
ontheffing en herziening
Een ontheffing heeft betrekking op een afwijking van de verordening voor een bijzondere en op zichzelf staande ontwikkeling of situatie. De algemene regel en het kaartbeeld blijven dus onveranderd. Soms is echter wijziging van algemene regels of de kaartbeelden nodig. De provincie actualiseert daarom met regelmaat de structuurvisie en de verordening. Gemeenten en regio’s worden vooruitlopend op een actualisering uitgenodigd om verzoeken tot aanpassing in te dienen. Een wijziging van de structuurvisie en/of de verordening kan veelal worden benut voor een andere ontwikkeling dan waar het wijzigingsverzoek betrekking op heeft. Dit is met name aan de orde als het gebied de aanduiding 'stads- en dorpsgebied' heeft. Bij ontheffingen speelt dit niet. In juridisch opzicht is het namelijk niet mogelijk een ontheffing te benutten voor een andere ontwikkeling dan waarvoor de ontheffing is aangevraagd en verleend.
Uitgangspunt is dat contouruitbreidingen en wijzigingen van andere gebiedsaanduidingen na een herzieningsverzoek alleen mogen worden benut voor ontwikkelingen passend binnen de aanvraag. Bij een andere invulling is overleg nodig met de provincie. Mocht een gemeente zonder nader overleg tot een andere invulling komen, dan kan de provincie over gaan tot het indienen van een zienswijze bij de beoordeling van het bestemmingsplan.
algemene afwijking voor bestaande (bouw)rechten in een geldend bestemmingsplan
Voor zover in een geldend bestemmingsplan ongebruikte bouw- of gebruiksrechten zijn opgenomen die in strijd zijn met de bepalingen van de verordening, dienen deze wegbestemd te worden. In uitzonderlijke situaties kan iemand hierdoor in onevenredige mate in zijn of haar belangen worden getroffen, bijvoorbeeld als sprake is van een toezegging en concrete plannen zijn ontwikkeld voor gebruikmaking van het betreffende (bouw)recht. Omdat de afweging voor het toekennen van een tegemoetkoming voor planschade een verantwoordelijkheid is van de gemeente, kan de afweging over het wegbestemmen ook het best op het gemeentelijk niveau worden gedaan. De opgenomen afwijkingsmogelijkheid biedt hiervoor de mogelijkheid. De afwijkingsmogelijkheid is bedoeld voor uitzonderlijke situaties. De provincie verwacht van de gemeenten, dat terughoudend wordt omgegaan met de afwijkingsmogelijkheid.
afwijkingsmogelijkheid voor maatwerk
Deze afwijkingsmogelijkheid is te vergelijken met een ontheffing. Het verschil is dat de gemeente zelf gemotiveerd kan besluiten over afwijken van algemene regels van deze verordening. Afwijking is alleen mogelijk van de algemene regels die in de afwijkingsmogelijkheid zijn genoemd. De gemeente kan deze afwijkingsmogeljjkheid toepassen als het gaat om relatief kleine afwijkingen van de in de algemene regels opgenomen norm. Afwijken kan alleen op basis van een goede motivering waarbij wordt aangetoond dat wel wordt voldaan aan de achterliggende doelstelling van de betreffende norm.
algemene ontheffing
Bij het opstellen van deze verordening is zoveel mogelijk rekening gehouden met voorzienbare uitzonderingen. Dit komt onder andere tot uidrukking in de opgenomen uitzonderingsbepalingen bij de algemene regels. Niet alle uitzonderingen zijn echter te voorzien. Daarom zijn Gedeputeerde Staten bevoegd ontheffing te verlenen van deze verordening voor bijzondere gevallen. Het gaat om situaties waarbij de verwezenlijking van het gemeentelijk beleid wegens bijzondere omstandigheden onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot de met deze verordening te dienen provinciale belangen.
Voor toepassing van de algemene ontheffing voor een ontwikkeling binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) gelden aanvullende voorwaarden. Deze voorwaarden vormen een invulling van het zogenaamde “Nee, tenzij” principe dat van toepassing is op ontwikkelingen binnen de EHS. De provincie gaat zeer terughoudend om met het verlenen van ontheffingen voor ontwikkelingen binnen de EHS. In het algemeen zal hierbij sprake moeten zijn van een groot openbaar belang.
ontheffing en herziening
Een ontheffing heeft betrekking op een afwijking van de verordening voor een bijzondere en op zichzelf staande ontwikkeling of situatie. De algemene regel en het kaartbeeld blijven dus onveranderd. Soms is echter wijziging van algemene regels of de kaartbeelden nodig. De provincie actualiseert daarom met regelmaat de structuurvisie en de verordening. Gemeenten en regio’s worden vooruitlopend op een actualisering uitgenodigd om verzoeken tot aanpassing in te dienen. Een wijziging van de structuurvisie en/of de verordening kan veelal worden benut voor een andere ontwikkeling dan waar het wijzigingsverzoek betrekking op heeft. Dit is met name aan de orde als het gebied de aanduiding 'stads- en dorpsgebied' heeft. Bij ontheffingen speelt dit niet. In juridisch opzicht is het namelijk niet mogelijk een ontheffing te benutten voor een andere ontwikkeling dan waarvoor de ontheffing is aangevraagd en verleend.
Uitgangspunt is dat contouruitbreidingen en wijzigingen van andere gebiedsaanduidingen na een herzieningsverzoek alleen mogen worden benut voor ontwikkelingen passend binnen de aanvraag. Bij een andere invulling is overleg nodig met de provincie. Mocht een gemeente zonder nader overleg tot een andere invulling komen, dan kan de provincie over gaan tot het indienen van een zienswijze bij de beoordeling van het bestemmingsplan.
algemene afwijking voor bestaande (bouw)rechten in een geldend bestemmingsplan
Voor zover in een geldend bestemmingsplan ongebruikte bouw- of gebruiksrechten zijn opgenomen die in strijd zijn met de bepalingen van de verordening, dienen deze wegbestemd te worden. In uitzonderlijke situaties kan iemand hierdoor in onevenredige mate in zijn of haar belangen worden getroffen, bijvoorbeeld als sprake is van een toezegging en concrete plannen zijn ontwikkeld voor gebruikmaking van het betreffende (bouw)recht. Omdat de afweging voor het toekennen van een tegemoetkoming voor planschade een verantwoordelijkheid is van de gemeente, kan de afweging over het wegbestemmen ook het best op het gemeentelijk niveau worden gedaan. De opgenomen afwijkingsmogelijkheid biedt hiervoor de mogelijkheid. De afwijkingsmogelijkheid is bedoeld voor uitzonderlijke situaties. De provincie verwacht van de gemeenten, dat terughoudend wordt omgegaan met de afwijkingsmogelijkheid.
afwijkingsmogelijkheid voor maatwerk
Deze afwijkingsmogelijkheid is te vergelijken met een ontheffing. Het verschil is dat de gemeente zelf gemotiveerd kan besluiten over afwijken van algemene regels van deze verordening. Afwijking is alleen mogelijk van de algemene regels die in de afwijkingsmogelijkheid zijn genoemd. De gemeente kan deze afwijkingsmogeljjkheid toepassen als het gaat om relatief kleine afwijkingen van de in de algemene regels opgenomen norm. Afwijken kan alleen op basis van een goede motivering waarbij wordt aangetoond dat wel wordt voldaan aan de achterliggende doelstelling van de betreffende norm.