Visie op Zuid-Holland - verordening Ruimte, actualisering 2012 | |
Status | onbekend |
IDN | NL.IMRO.9928.VoZuidHollandPVR-GC13 |
Plantype | provinciale verordening |
Plandatum |
Toelichting artikel 2 Algemene regels terzake van bestemmingsplannen
Regionale afstemming en ladder voor duurzame verstedelijking (lid_1 en lid_2)
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder van duurzame verstedelijking worden opgenomen.
Wij hebben er voor gekozen om de ladder ook in de verordening op te nemen, omdat toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking ook van provinciaal belang is.
De ladder heeft betrekking op alle stedelijke ontwikkelingen: woningbouw, kantoren, bedrijven, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen.
De ladder bestaat uit drie stappen.
In eerste instantie moet gekeken worden of er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen, kantoren, bedrijven, detailhandel of voorzieningen. Deze behoefte moet blijken uit een regionaal afgestemd programma. Als er (nog) geen regionaal programma is vastgesteld dan kan uit een positief advies van de regio blijken dat regionale afstemming heeft plaatsgevonden. Als de behoefte voldoende is gemotiveerd, wordt gekeken of aan deze behoefte kan worden voldaandoor het benutten van locaties voor herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand
stads- en dorpsgebied 2010, zoals aangegeven op kaart 4a. Als ook dat niet tot de mogelijkheden behoort, wordt aansluitend aan het bestaand stads- en dorpsgebied een locatie gezocht. In eerste instantie is dat binnen de bebouwingscontour. Het gaat om locaties die passend, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld. Overschrijding van de bebouwingscontour is alleen mogelijk via wijziging of ontheffing van deze verordening.
Regionale afstemming woningbouw
De provinciale Woonvisie 2011-2020 bevat onder andere het provinciaal woningbouwprogramma en de woonmilieubalans. De verdeling van het programma over de gemeenten is in beginsel de verantwoordelijkheid van de regio's. De regio coördineert de bovenlokale afstemming en uitvoering van het regionale programma en maakt daarover verstedelijkingsafspraken met de provincie. Deze afspraken landen in de verstedelijkstrategie Zuidvleugel en de strategieën voor Groene Hart en Delta.
Om de kwaliteit van de woonomgeving en woonmilieus te borgen, is het hebben van een actuele regionale woonvisie noodzakelijk. De inzet van de provincie daarbij is dat regionale woonvisies een minimale looptijd van 10 jaar hebben en eens in de vijf jaar worden geactualiseerd. De provincie wil graag samen met de regio's de inhoudsopgaven van de regionale woonvisies opstellen. In het kader van het opstellen van deze visies wordt in ieder geval overeenstemming bereikt over:
Behalve op de relatie met de regionale woonvisie wordt in de toelichting eveneens ingegaan op de locatiekeuze voor de beoogde nieuwe woningen (ladder voor duurzame verstedelijking).
Ruimtelijke kwaliteit en beeldkwaliteitsparagraaf bij bestemmingsplan (lid_3)
Het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteiten van het buitengebied (het gebied buiten de bebouwingscontouren) is een algemene voorwaarde voor bestemmingsplannen. Daarom wordt een beeldkwaliteitsparagraaf gevraagd bij aanpassingen van het bestemmingsplan voor het buitengebied indien er ruimtelijke effecten te verwachten zijn voor de omgeving. Hetzelfde geldt voor aanpassingen van het bestemmingsplan voor het gebied net binnen de bebouwingscontour indien er ruimtelijke effecten te verwachten zijn die uitstralen naar het buitengebied; bijvoorbeeld hoogbouw in stads- en dorpsranden. Beeldkwaliteitsparagrafen beschrijven de effecten op de ruimtelijke kwaliteit. De ontwikkeling moet een bijdrage leveren aan de ambities die zijn aangeduid op de kwaliteitskaart van de Provinciale Structuurvisie door de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied te behouden en te versterken.
Het uitwerken van de globale ambities van de kwaliteitskaart wordt aangepakt met partners uit de regio in de zogenaamde ‘gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit’. Met de kwaliteitskaart laat de provincie zien welke thema's zij belangrijk vindt en wat zij samen met partners uit wil werken in de gebiedsprofielen die zich richten op de regionale schaal. Zij slaan een brug tussen het globale van de kwaliteitskaart en de concreetheid van de beeldkwaliteitsparagraaf in het bestemmingsplan en zijn daarmee bruikbaar voor kwaliteitsbeoordeling aan de voorkant van het planproces; met andere woorden ze bieden een handreiking bij het opstellen van regionale en gemeentelijke structuurvisies en bij bestemmingsplannen. Gebiedsprofielen worden vastgesteld door Gedeputeerde Staten, waarmee de provincie zich verbindt aan de gebiedsprofielen en deze als uitgangspunt neemt bij het zogeheten vooroverleg. Bij voorkeur worden gebiedsprofielen ook door de partners vastgesteld.
De algemene voorwaarde van het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteiten van het buitengebied is aanvullend van toepassing naast andere regelingen in deze verordening die van toepassing zijn op het buitengebied. Alleen als bij een specifieke regeling hogere voorwaarden aan de ruimtelijke kwaliteit worden gesteld dan “behouden en versterken”, is dit nadrukkelijk bij de betreffende regeling aangegeven. Voorbeelden hiervan zijn de regelingen ‘ruimte voor ruimte’ en ‘nieuwe landgoederen’, waarbij een “duurzame verbetering” van de ruimtelijke kwaliteit wordt gevraagd.
Regionale afstemming en ladder voor duurzame verstedelijking (lid_1 en lid_2)
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder van duurzame verstedelijking worden opgenomen.
Wij hebben er voor gekozen om de ladder ook in de verordening op te nemen, omdat toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking ook van provinciaal belang is.
De ladder heeft betrekking op alle stedelijke ontwikkelingen: woningbouw, kantoren, bedrijven, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen.
De ladder bestaat uit drie stappen.
In eerste instantie moet gekeken worden of er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen, kantoren, bedrijven, detailhandel of voorzieningen. Deze behoefte moet blijken uit een regionaal afgestemd programma. Als er (nog) geen regionaal programma is vastgesteld dan kan uit een positief advies van de regio blijken dat regionale afstemming heeft plaatsgevonden. Als de behoefte voldoende is gemotiveerd, wordt gekeken of aan deze behoefte kan worden voldaandoor het benutten van locaties voor herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand
stads- en dorpsgebied 2010, zoals aangegeven op kaart 4a. Als ook dat niet tot de mogelijkheden behoort, wordt aansluitend aan het bestaand stads- en dorpsgebied een locatie gezocht. In eerste instantie is dat binnen de bebouwingscontour. Het gaat om locaties die passend, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld. Overschrijding van de bebouwingscontour is alleen mogelijk via wijziging of ontheffing van deze verordening.
Regionale afstemming woningbouw
De provinciale Woonvisie 2011-2020 bevat onder andere het provinciaal woningbouwprogramma en de woonmilieubalans. De verdeling van het programma over de gemeenten is in beginsel de verantwoordelijkheid van de regio's. De regio coördineert de bovenlokale afstemming en uitvoering van het regionale programma en maakt daarover verstedelijkingsafspraken met de provincie. Deze afspraken landen in de verstedelijkstrategie Zuidvleugel en de strategieën voor Groene Hart en Delta.
Om de kwaliteit van de woonomgeving en woonmilieus te borgen, is het hebben van een actuele regionale woonvisie noodzakelijk. De inzet van de provincie daarbij is dat regionale woonvisies een minimale looptijd van 10 jaar hebben en eens in de vijf jaar worden geactualiseerd. De provincie wil graag samen met de regio's de inhoudsopgaven van de regionale woonvisies opstellen. In het kader van het opstellen van deze visies wordt in ieder geval overeenstemming bereikt over:
- het te bouwen percentage sociale woningbouw;
- het aantal te bouwen woningen;
- een aanpak om de bestaande woonmilieus beter aan te laten sluiten bij de vraag;
- toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Behalve op de relatie met de regionale woonvisie wordt in de toelichting eveneens ingegaan op de locatiekeuze voor de beoogde nieuwe woningen (ladder voor duurzame verstedelijking).
Ruimtelijke kwaliteit en beeldkwaliteitsparagraaf bij bestemmingsplan (lid_3)
Het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteiten van het buitengebied (het gebied buiten de bebouwingscontouren) is een algemene voorwaarde voor bestemmingsplannen. Daarom wordt een beeldkwaliteitsparagraaf gevraagd bij aanpassingen van het bestemmingsplan voor het buitengebied indien er ruimtelijke effecten te verwachten zijn voor de omgeving. Hetzelfde geldt voor aanpassingen van het bestemmingsplan voor het gebied net binnen de bebouwingscontour indien er ruimtelijke effecten te verwachten zijn die uitstralen naar het buitengebied; bijvoorbeeld hoogbouw in stads- en dorpsranden. Beeldkwaliteitsparagrafen beschrijven de effecten op de ruimtelijke kwaliteit. De ontwikkeling moet een bijdrage leveren aan de ambities die zijn aangeduid op de kwaliteitskaart van de Provinciale Structuurvisie door de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied te behouden en te versterken.
Het uitwerken van de globale ambities van de kwaliteitskaart wordt aangepakt met partners uit de regio in de zogenaamde ‘gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit’. Met de kwaliteitskaart laat de provincie zien welke thema's zij belangrijk vindt en wat zij samen met partners uit wil werken in de gebiedsprofielen die zich richten op de regionale schaal. Zij slaan een brug tussen het globale van de kwaliteitskaart en de concreetheid van de beeldkwaliteitsparagraaf in het bestemmingsplan en zijn daarmee bruikbaar voor kwaliteitsbeoordeling aan de voorkant van het planproces; met andere woorden ze bieden een handreiking bij het opstellen van regionale en gemeentelijke structuurvisies en bij bestemmingsplannen. Gebiedsprofielen worden vastgesteld door Gedeputeerde Staten, waarmee de provincie zich verbindt aan de gebiedsprofielen en deze als uitgangspunt neemt bij het zogeheten vooroverleg. Bij voorkeur worden gebiedsprofielen ook door de partners vastgesteld.
De algemene voorwaarde van het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteiten van het buitengebied is aanvullend van toepassing naast andere regelingen in deze verordening die van toepassing zijn op het buitengebied. Alleen als bij een specifieke regeling hogere voorwaarden aan de ruimtelijke kwaliteit worden gesteld dan “behouden en versterken”, is dit nadrukkelijk bij de betreffende regeling aangegeven. Voorbeelden hiervan zijn de regelingen ‘ruimte voor ruimte’ en ‘nieuwe landgoederen’, waarbij een “duurzame verbetering” van de ruimtelijke kwaliteit wordt gevraagd.