Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 17 Aanpassingstermijn en overgangsregeling

Lid 1 aanpassingstermijn

In afwijking van het bepaalde in artikel 4.1 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening wordt het tijdstip waarop een bestemmingsplan in elk geval in overeenstemming met deze verordening moet zijn vastgesteld, gesteld op:

  1. voor bestemmingsplannen die voor 1 juli 2003 onherroepelijk zijn geworden: uiterlijk het tijdstip bedoeld in artikel 9.1.4. vierde lid, eerste volzin van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening;
  2. voor bestemmingsplannen die op of na 1 juli 2003 en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening onherroepelijk zijn geworden: uiterlijk vijf jaar na inwerkingtreding van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening;
  3. voor bestemmingsplannen die op of na 1 juli 2003 en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening in ontwerp ter visie zijn gelegd of zijn vastgesteld en na het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening onherroepelijk zijn geworden: uiterlijk vijf jaar na inwerkingtreding van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening;
  4. voor bestemmingsplannen die in ontwerp ter visie zijn gelegd na de inwerkingtreding van deze verordening: het moment van vaststelling van het bestemmingsplan;
  5. voor bestemmingsplannen voor gronden die op kaart 3 (Ecologische Hoofdstructuur) zijn aangeduid als bestaande en prioritaire nieuwe natuur of als waternatuurgebied: uiterlijk 1 januari 2012.


Lid 2 overgangsregeling bestemmingsplannen

Voor zover ter zake van een onderwerp, geregeld bij deze verordening, in een bestemmingsplan waarmee Gedeputeerde Staten hebben ingestemd tussen 1 januari 2005 en het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, of in een bestemmingsplan dat in ontwerp ter visie is gelegd of is vastgesteld tussen 1 januari 2005 en het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening en waarmee Gedeputeerde Staten hebben ingestemd na de inwerkingtreding van deze verordening, een of meer bestemmingen en regels zijn opgenomen die in strijd zijn met deze verordening, wordt voor deze bestemmingen en regels ontheffing van deze verordening geacht te zijn verleend. Gedeputeerde Staten hebben met een bestemmingsplan of een onderdeel daarvan ingestemd indien een vastgesteld bestemmingsplan is goedgekeurd op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening of indien geen aanwijzing is gegeven zoals bedoeld in artikel 3.8, lid 6 van de Wet ruimtelijke ordening. Deze overgangsregeling is niet van toepassing op bestemmingen en regels die in strijd zijn met artikel 5 (Ecologische Hoofdstructuur) en artikel 12 (luchthavens en helihavens).



Lid 3 overgangsregeling principebesluiten

Ontheffing van deze verordening wordt geacht te zijn verleend voor principeverzoeken over ruimtelijke ontwikkelingen waarmee Gedeputeerde Staten hebben ingestemd tussen 1 januari 2005 en het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening. Deze overgangsregeling is niet van toepassing op bestemmingen en regels die in strijd zijn met artikel 5 (Ecologische Hoofdstructuur) en artikel 12 (luchthavens en helihavens).



Lid 4 overgangsregeling verklaringen van geen bezwaar

Ontheffing van deze verordening wordt geacht te zijn verleend voor verklaringen van geen bezwaar ex artikel 19 lid 1 en categorieën van gevallen ex artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (ingetrokken) die zijn verleend of aangegeven na 1 januari 2005. Deze overgangsregeling is niet van toepassing op bestemmingen en regels die in strijd zijn met artikel 5 (Ecologische Hoofdstructuur) en artikel 12 (luchthavens en helihavens).



Artikel 18 Technische aanpassingen in verband met kennelijke onjuistheden

Gedeputeerde Staten zijn bevoegd kennelijke onjuistheden in de begrenzing van gebieden die zijn aangegeven op de bij deze verordening behorende kaarten te wijzigen.



Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.