3 Hoogbouw in nationale landschappen
3.1 Inleiding
Bij de vaststelling van de structuurvisie: Visie op Zuid-Holland op 2 juli 2010, is tegelijk de motie 209 aangenomen. Deze motie draagt het college op:
een visie te ontwikkelen over hoogbouw in nationale landschappen en deze visie na accorderen door Provinciale Staten op te nemen in de structuurvisie en de verordening.
Als de overwegingen zijn in de motie twee punten genoemd:
  • in nationale landschappen is hoogbouw in beginsel ongewenst indien dit in schril contrast komt te staan met het landschap;
  • in nationale landschappen liggen gemeenten zoals Gouda en Alphen, maar ook Oud-Beijerland, waar hoogbouw niet in schril contrast met het landschap behoeft te zijn.
Het thema hoogbouw zal, waar relevant, aandacht krijgen in de gebiedsprofielen. Deze bieden meer ruimte voor een maatwerkbenadering. In de gebiedsprofielen zal via de uitwerking van de themakaarten ‘Kwaliteit in stads-en dorpsrand’ en ‘Kwaliteit van stad- en dorpgebied’ het thema hoogbouw aan de orde komen.
Vanuit het onderwerp ruimtelijke kwaliteit (2) wordt voor het hele buitengebied een beeldkwaliteitsparagraaf voorgesteld. Hoogbouw zal daarbij genoemd worden als voorbeeld van specifieke aandacht. Daarom geen regeling specifiek voor nationale landschappen omdat ruimtelijke kwaliteit en de bescherming van kernkwaliteiten in heel het buitengebied aan de orde zijn. Er wordt uitgegaan van maatwerk. Dit betekent, meeliftend met de teksten voor ruimtelijke kwaliteit/kwaliteitskaart, enkele tekstaanpassingen. Over dit onderwerp heeft de Provinciaal Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit een advies uitgebracht met eenzelfde strekking.


3.2 Wijziging structuurvisie
In de tekst ruimtelijke kwaliteit is verwijzing naar het beleid met maatwerk opgenomen. In de nieuwe paragraaf 4.10.5, XI, Karakteristiek.