38 Regio Holland Rijnland, compensatie bollengrond
38.1 Inleiding De aanleiding voor deze aanpassing is de stelling van de gemeente Noordwijk, dat er voor de locatie Bronsgeest geen verplichting meer is om de bollengrond die verloren gaat te compenseren conform de regeling zoals opgenomen in de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport (ISG) Duin- en Bollenstreek. Dit baseert de gemeente op de wijze waarop de locatie Bronsgeest is opgenomen in de structuurvisie en verordening. Omdat deze locatie al is aangeduid als stads- en dorpsgebied en niet meer als bollenteeltgebied, zou compensatie niet meer nodig zijn. Artikel 2 lid 6 van de verordening verplicht tot compensatie van bollengrond die verloren gaat. De compensatieplicht geldt voor de gebieden die zijn aangegeven als ‘bollenteeltgebied’ op kaart 2 van de PVR. Er is echter geconstateerd dat voor Bronsgeest en een vijftal andere locaties (landschapspark Tespelduijn en uitbreiding bedrijventerreinen Delfweg en 's Gravendamseweg gemeente Noordwijkerhout, uitbreiding bedrijventerrein Greenib in Warmond en uitbreiding Keukenhof in Lisse) de aanduiding ‘bollenteeltgebied’ onbedoeld is komen te vervallen. De intentie van de regeling is om juist bij ontwikkelingen als Bronsgeest, maar ook bij de andere stedelijke ontwikkelingen compensatie te regelen. Daarom wordt kaart 2 van de verordening op een zodanige wijze aangepast dat deze voor de hiervoor genoemde gebieden weer in overeenstemming is met de beschrijving van het ‘bollenteeltgebied’ in de ISG. Verstedelijking mag zodoende plaatsvinden pas nadat compensatie is geregeld op grond van artikel 2 lid 6 PVR. 38.2 Kaartwijziging(en) Kaart 2 van de verordening wordt op een zodanige wijze aangepast dat voor de locaties Bronsgeest (gemeente Noordwijk), Tespelduijn (gemeente Noordwijkerhout) en uitbreiding Delfweg (gemeente Noordwijkerhout), uitbreiding 's Gravendamseweg (gemeente Noordwijkerhout), uitbreiding Greenibterrein (gemeente Teylingen) en uitbreiding Keukenhof (gemeente Lisse) de aanduiding bollenteeltgebied geldt. Zie bijlage 8. |