19 Uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta / MIRT-verkenning Grevelingen
19.1 Inleiding
Op basis van de visie Delta in Zicht (2003) is door de Stuurgroep Zuidwestelijke Delta een uitvoeringsprogramma opgesteld. Dit geeft per deelgebied aan welke maatregelen en vervolgstappen genomen moeten worden om te komen tot een veilige, gezonde en economisch vitale delta.
Het Uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta is in lijn met de PSV en bouwt daarop verder. Het gaat om kansen voor gebiedsontwikkeling nadat ten behoeve van veiligheid, waterkwaliteit en zoetwatervoorziening enkele ingrepen in het watersysteem zijn gepleegd. Kansen voor gebiedsontwikkelingen vloeien voort uit verbetering kwaliteit watersysteem (Volkerak-Zoommeer) en behoud van zoetwatervoorziening in Zuid-Holland Zuid. Een en ander geldt ook voor de MIRT-Grevelingen. Economisch profijt is te verwachten in verschillende sectoren (recreatie, toerisme, scheepvaart, schelpdiervisserij, natuur). De stand van zaken leidt tot beperkte actualisering van de structuurvisie.
19.2 Wijziging structuurvisie
Paragraaf 4.5.1.4 toevoegen getijdecentrale
Water-, energie- en deltatechnologie
Zuid-Holland wil de positie van het Nederlandse water- en deltacluster in de wereld versterken. Het cluster is sterk vertegenwoordigd in Zuid-Holland, maar ligt erg verspreid. Het cluster bestaat uit twee deelsectoren: deltatechnologie (waterbeheer, waterbouw) en watertechnologie (drinkwater, proces- en afvalwater). De wereldwijde vraag naar kennis uit het cluster is groot en groeiende, onder meer als gevolg van klimaatverandering. Het cluster bevindt echter zich nog in een ontwikkelfase. Zuid-Holland kan ruimtelijke referentieprojecten ontwikkelen door nieuwe technologieën en kennis toe te passen, zoals de zandmotor voor de Delflandse kust en een getijdecentrale. Het bedrijvenpark Science Port Holland (Rotterdam - Delft) biedt kansen voor de ruimtelijke concentratie van het cluster. De campus Delft, Stadhavens in Rotterdam en de Drechtsteden (bagger en binnenvaart) bieden kansen voor de ruimtelijke concentratie van het cluster.
Toevoegen aan de opsomming van ambities bij het provinciaal belang (direct onder de kop van paragraaf 4.6.2):
- voldoende ruimte voor berging van rivierwater
Paragraaf 4.6.2:
Zoetwatervoorziening
Gelet op de onzekerheid van de zoetwatersituatie op de lange termijn, is het van belang dat vraag en aanbod van zoetwater in de provincie Zuid-Holland in balans blijven. Vooral bij sterk zoetwatervragende functies en gebieden, zoals de greenports, zal in toenemende mate de afweging aan de orde zijn of, en op welke manier in de vraag naar zoet water kan worden voorzien. Dit zal ook in de landbouw en natuur in het westelijke deel van het Groene Hart en de landbouw op de Zuid-Hollandse eilanden gaan spelen.
Paragraaf 4.6.2; 2e alinea onder het kopje 'Wateropgaven Zuid-Hollandse delta' 60 tekst actualiseren
In het Uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta is het verbinden van veiligheid, ecologie en economie verder uitgewerkt in drie doelen:
- klimaatbestendig veilig: waarborgen van veiligheid tegen overstromingen ook op de lange termijn (2040 en verder);
- ecologisch veerkrachtig: herstellen van een natuurlijk ecologisch systeem en het herstellen van de estuariene dynamiek in de Zuidwestelijke delta voor de korte termijn (2015), de middellange termijn (2040) en met een doorkijk naar de langere termijn (2040 en verder);
- economisch vitaal: benoemen en pakken van kansen voor de ruimtelijk-economische en maatschappelijke ontwikkeling.
Paragraaf 4.6.2, blz 21, tweede alinea [aanvulling nodig want heeft alleen betrekking op zout VZM]:
In de periode 2010-2015 ontwikkelt en realiseert de provincie samen met andere partijen, waaronder het Rijk, een breed pakket aan (onderzoeks)maatregelen om, bij verzilting van het Volkerak Zoommeer, het bestaande serviceniveau van de zoetwatervoorziening te handhaven, uitgaande van het Zoetwater Advies van de Stuurgroep Zuidwestelijke Delta.
19.3 Kaartwijziging(en)
Op figuur 3.4 wordt de overgang van de zout-zoetgrens in het Haringvliet aangepast.
Zie bijlage 4.