Deel C
De Verordening Ruimte, vastgesteld door Provinciale Staten op 2 juli 2010, wordt als volgt gewijzigd:
Wijzigingen artikel 1 (begripsbepalingen)
Artikel 1, lid 5 (begripsbepalingen)
De volgende begripsbepalingen worden ingetrokken:
Artikel 1, lid 5 (begripsbepalingen)
De volgende begripsbepalingen worden ingevoegd:
- Bebouwingslint
Min of meer aaneengesloten, lijnvormige reeks van gebouwen direct aan een weg buiten de bebouwingscontour.
- (Inter)gemeentelijk kwaliteits fonds
Fonds dat conform de door Provinciale Staten nog vast te stellen regeling financiële compensatie is ingesteld met als doelstelling het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit door sanering van overbodige en storende bebouwing, verharding en dergelijke.
Wijzigingen artikel 2/3 (bebouwing)
3. Artikel 2, lid 1 (geen verstedelijking buiten bebouwingcontouren)
Lid 1 wordt vervangen door de volgende bepaling:
Bestemmingsplannen voor gronden buiten de bebouwingscontouren (zoals aangegeven op kaart 1) sluiten bestemmingen uit die nieuwvestiging of uitbreiding van stedelijke functies mogelijk maken.
4. Artikel 2, lid 2, sub a (‘ruimte voor ruimte’, toepassing ter plekke)
De volgende regels worden toegevoegd aan sub a:
Een combinatie van fysieke sanering en een financiële bijdrage is mogelijk onder de volgende aanvullende voorwaarden:
- ten minste 50% van de onder ii bedoelde oppervlakte moet fysiek worden gesaneerd;
- voor de resterende oppervlakte is financiële compensatie geregeld op grond van artikel 6.12 Wro of artikel 6.24, eerste lid, onder a, Wro, inhoudende storting van een bedrag ter grootte van de ontbrekende oppervlakte in m2 x het normbedrag in een (inter)gemeentelijke kwaliteits fonds ten behoeve van fysieke sanering;
- Provinciale Staten hebben een regeling financiële compensatie vastgesteld en op basis daarvan is een (inter)gemeentelijk fonds ingesteld;
- de financiële compensatie wordt slechts ingezet om het aantal woningen naar boven af te ronden op het eerstvolgende hele getal;
5. Artikel 2, lid 2, sub f (bebouwing op het strand)
Deze bepaling wordt ingetrokken.
6. Artikel 2, lid 2, sub g (kleinschalige bebouwing voor recreatie)
Deze bepaling wordt ingetrokken
7. Artikel 2, lid 2, sub h (recreatiewoningen)
Deze bepaling wordt ingetrokken
8. Artikel 2, lid 2, sub i, sub j, sub k en sub l
Deze bepalingen wordt vernummerd tot sub f, sub g, sub h en sub i
9. Artikel 2, lid 2, sub m (woningen in linten overeenkomstig regelingen in voormalige streekplannen)
Deze bepaling wordt ingetrokken
10. Nieuw artikel 2, lid 2, sub j (woningen in linten)
Ingevoegd wordt een nieuw lid j (woningen in linten):
- woningen in bebouwingslinten
Nieuwe woningen in bebouwingslinten onder de volgende voorwaarden:
- de woningen vervangen bestaande bebouwing van ten minste hetzelfde volume;
- de bestaande bebouwing ligt binnen het bebouwingslint;
- de woningen worden gebouwd op ongeveer dezelfde locatie als de gesaneerde bebouwing;
- de woningen brengen uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich mee voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;
- financiële compensatie is geregeld overeenkomstig art 2, lid 2 sub a onder ix, x en xi voor de niet fysiek door de bestaande bebouwing vervangen oppervlakte
11. Artikel 2, lid 4 en lid 5
Deze bepalingen worden vernummerd tot lid 5 en lid 6.
12. Nieuw artikel 2, lid 4 (recreatieve functies en bebouwing)
Ingevoegd wordt een nieuw lid 4:
Lid 4 recreatieve functies en bebouwing
Bestemmingsplannen voor gronden gelegen buiten de bebouwingscontouren (zoals aangegeven op kaart 1) en die betrekking hebben op recreatieve functies, mogen uitsluitend de volgende nieuwe bebouwing toelaten:
- kleinschalige bebouwing voor recreatie
Kleinschalige bebouwing, uitgezonderd recreatiewoningen, passend bij en ondersteunend aan de recreatieve functie van het gebied. Bijvoorbeeld een restaurant, een café, een bed & breakfast, een manege, een centrum voor natuureducatie, een clubgebouw bij een golfbaan of voorzieningen bij een camping.
- recreatiewoningen
Recreatiewoningen en de bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen als onderdeel van een complex van recreatiewoningen, binnen de op kaart 1 aangegeven gebieden voor verblijfsrecreatie, onder de voorwaarde van goede landschappelijke inpassing.
Voor de op de kaart 1 aangegeven gebieden voor verblijfsrecreatie op de Kop van Goeree zijn aanvullend de toetsingscriteria voor extra ruimtebehoefte uit het voormalige streekplan Zuid-Holland Zuid (Provinciale Staten, 17 mei 2000) van toepassing. In beginsel dient het aantal verblijfseenheden (recreatiewoningen en stacaravans) in deze gebieden gelijk te blijven (peildatum 1 januari 1999).
- bebouwing op het strand
Nieuwe bebouwing op de gronden die op kaart 1 behorende bij deze verordening zijn aangewezen voor strandbebouwing, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de bebouwing ondersteunt het recreatieve karakter van de kust;
- de bebouwing is gemakkelijk verwijderbaar;
- de bebouwing vormt geen belemmering voor het onderhoud, de veiligheid of de versterking van de aanwezige waterkeringen. Hierbij is advies nodig van de beheerder van de waterkering.
13. Artikel 3, lid 1 (ontheffing ‘ruimte voor ruimte’ maatwerk en gebiedsgerichte toepassing)
Deze bepaling wordt ingetrokken.
14. Artikel 3, lid 2 (ontheffing ‘rood voor groen’)
Deze bepaling wordt ingetrokken.
15. Artikel 3, lid 3 (ontheffing omvangrijke intensieve dagrecreatie’)
Deze bepaling wordt hernummerd tot artikel 3, lid 2.
16. Artikel 3, lid 4 (ontheffing landelijk wonen in de Stadsregio Rotterdam)
Deze bepaling wordt ingetrokken.
17. Artikel 3, lid 5 (ontheffing wonen in het groen in de gemeente Westland)
Deze bepaling wordt ingetrokken.
18. Nieuw artikel 3 lid 1 (ontheffing verbetering ruimtelijke kwaliteit)
Ingevoegd wordt een nieuw artikel 3 lid 1
Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 2 lid 1 voor bestemmingsplannen die nieuwe bebouwing en functies mogelijk maken en die tevens de aanwezige kwaliteiten van landschap, natuur of water duurzaam en fors verbeteren door daarin investeringen te doen (‘rood voor groen’), de duurzame sanering van niet passende bebouwing en functies (‘ruimte voor ruimte’) of de ruimtelijke structuur van bebouwingslinten verbeteren (bouwen in linten)
Hiervoor moet ten minste worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- er worden niet meer woningen of andere functies toegelaten dan noodzakelijk is om de sanering van bestaande bebouwing en functies te realiseren en de investeringen in landschap, natuur of water te realiseren of de ruimtelijke structuur van de bebouwingslinten te verbeteren;
- de te saneren bebouwing en functies zijn gerealiseerd voor de peildatum van 2 juli 2002;
- de nieuwe bebouwing wordt bij voorkeur geclusterd gebouwd op percelen die aansluiten op bestaande bebouwingsstructuren én
- de nieuwe functies brengen uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich mee voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;
- in voorkomende gevallen wordt financiële compensatie geregeld overeenkomstig art. 2 lid 2 sub a onder ix en x.
Wijzigingen artikel 14 (landgoed- en kasteelbiotopen)
19. Artikel 14 (landgoedbiotoop)
Artikel 14 wordt vervangen door de volgende bepaling:
Artikel 14 landgoed- en kasteelbiotoop
Lid 1 bescherming landgoed- en kasteelbiotoop
Bestemmingsplannen die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken voor gronden gelegen binnen de biotoop van de afzonderlijke landgoederen en kastelen/kasteelruines welke zijn weergegeven op kaart 12, dienen de waarden van de landgoed- en kasteelbiotoop te beschermen, en waar mogelijk gericht te zijn op verbetering en versterking van de kwaliteit van het landgoed of het kasteel en hun biotoop.
Lid 2 beeldkwaliteitsparagraaf
Een bestemmingsplan dat een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt voor gronden gelegen binnen de biotoop van een landgoed of een kasteel/kasteelruine dient een beeldkwaliteitsparagraaf te bevatten, waarin het effect van deze ontwikkeling op de landgoed- of kasteelbiotoop wordt beschreven. Naast de analyse van de cultuurhistorische kwaliteiten en waarden van het landgoed of het kasteel gaat deze paragraaf gaat in op de wijze waarop de volgende kenmerken en waarden van de landgoed- of kasteelbiotoop beschermd of versterkt worden:
- de (historische) buitenplaats, bestaande uit het hoofdhuis met bijgebouwen en het bijbehorende park of tuin, of het kasteel of kasteelterrein in de vorm van ruine, muurrestanten, één of meer bijgebouwen, omgracht terrein, alsmede de functionele en visuele relaties tussen de verschillende onderdelen;
- de basisstructuur waaraan het landgoed of de kasteel/kasteellocatie bewust direct is gekoppeld: een weg, een waterloop, of beide of in geval van een buitenplaats ook indirect door middel van zichtlijnen;
- het blikveld: de vrije ruimte die nodig is om de historische buitenplaats of het kasteel in het landschap te herkennen;
Daarnaast kunnen er ook voor zowel de landgoed- als de kasteelbiotoop afzonderlijke kenmerken en waarden aan de orde zijn, die zijn opgenomen in de toelichting.
Lid 3 afwijkingsmogelijkheid
Afwijking van het bepaalde in lid 1 is slechts mogelijk indien sprake is van bouwmogelijkheden in het vigerende bestemmingsplan of indien sprake is van een groot openbaar belang en er geen reële andere mogelijkheid is. De toelichting van het bestemmingsplan moet hierover een verantwoording bevatten.
Wijzigingen toelichting
De toelichting bij artikel 14 wordt vervangen door de volgende tekst:
Beleid
De historische landgoederen in Zuid-Holland bepalen in sterke mate de identiteit en unieke kwaliteit van een gebied en daarmee ook de leefbaarheid en het welbevinden van bewoners en bezoekers. Het provinciaal beleid is gericht op de bescherming en versterking van de historische
landgoederen ('Mooi') en hun ontsluiting voor een breed publiek ('Meedoen').
De provincie wil de waarden van de historische landgoederen integraal meewegen in ruimtelijke ordenings- en ontwikkelingprocessen. Dit provinciaal belang wordt geborgd aan de hand van een ‘landgoed- en kasteelbiotoop’ in deze verordening. Het instellen van een landgoed- en kasteelbiotoop is niet bedoeld om de exploitatie van het landgoed te bemoeilijken. Ontwikkelingen op het landgoed zelf zijn met het oog op de exploitatie van het landgoed nadrukkelijk niet uitgesloten. Het gaat immers om behoud door ontwikkeling. De grootste bedreiging van het landgoed komt in de meeste gevallen namelijk niet van binnen uit, maar van buiten af.
Onder een kasteel- en landgoedbiotoop wordt een beschermingszone verstaan, die als contour om een respectievelijk een kasteel/kasteellocatie of historische buitenplaats heen getrokken kan worden en waarvoor bij planvorming dezelfde uitgangspunten gelden. De term ‘landgoed- en kasteelbiotoop’ heeft in dit geval dus betrekking op de bescherming van respectievelijk de historische buitenplaats of het kasteel/de kasteellocatie.
Kastelen zijn in de eerste plaats (in elk geval van oorsprong) op verdediging gericht geweest. De kenmerken van het individuele kasteel hangen sterk af van de (bouw)geschiedenis ervan en de functie waarvoor het gebruikt werd. Een kasteel was enerzijds verdedigbaar, anderzijds bewoonbaar. De verdedigbaarheid vereiste sterke muren (minstens 60 cm dik gezien de schootskracht van de Middeleeuwse artillerie), weinig ramen, schootsgaten e.d., al dan niet staand op een verhoging, een slotgracht, en een omliggend terrein al dan niet open. De bewoonbaarheid, al dan niet in moeilijke tijden, vereiste een zekere zelfvoorziening. Veel functies van gebouwen/ terreinen rondom de centrale heuvel (motte) of het centrale gebouw (burcht, woontoren e.d.) zelf waren daar op gericht.
Als kastelen in een later stadium zich niet ontwikkeld hebben tot buitenplaats, hebben ze soms geen duidelijke, ontworpen relatie met hun omgeving en meestal geen tuin of park (meer). In een aantal gevallen zijn de kastelen bovengronds geheel of grotendeels verdwenen; er zijn wel resten van over in het landschap (bv. omgrachting) en in het bodemarchief (fundering e.d.).
Met elkaar betreft de groep kastelen en de kasteellocaties (zie lijst van het rapport Ruimtelijke kwaliteit kastelen en historische buitenplaatsen Zuid-Holland, OKRA/PHB, 2007) dus terreinen waar een kasteel staat of heeft gestaan, maar waar geen buitenplaats-aanleg (meer) aanwezig is
Voor wat betreft de definitie van een buitenplaats gaan we uit van de definitie van een historische buitenplaats zoals die in 1988 werd vastgesteld (zie rapport Ruimtelijke kwaliteit kastelen en historische buitenplaatsen Zuid-Holland, OKRA/PHB, 2007): "Een historische buitenplaats is aangelegd. Zij kan deel vormen van een landgoed. Het geheel wordt met name gevormd door een, eventueel thans verdwenen, in oorsprong versterkt huis, kasteel, buitenhuis of landhuis, met bijgebouwen, omgeven door tuinen en/of park met één of meer van de volgende onderdelen, zoals grachten, waterpartijen, lanen, boomgroepen, parkbossen, (sier) weiden, moestuinen, ornamenten. De samenstellende onderdelen, een ensemble vormend, van terreinen (met beplanting), lanen, waterpartijen en -lopen, gebouwen, bouwwerken en ornamenten zijn door opzet of ontwerp van tuin en park en het (utilitair) gebruik historisch en architectonisch met elkaar verbonden en vormen zo een onlosmakelijk geheel. Onderdeel van de historische buitenplaats vormen die gebouwen, bouwwerken en tuinornamenten, die compositorisch deel uitmaken van het ontwerp of opzet en inrichting van de tuin en/of parkaanleg dan wel dienen voor gebruik in samenhang met de oorspronkelijke bestemming."
De in de verordening geregelde landgoedbiotoop is dus tevens een buitenplaatsbiotoop. De term landgoedbiotoop blijven we gebruiken omdat deze in het populaire spraakgebruik duidelijker overkomt en daardoor ook is ingeburgerd.
Op grond van de kenmerken van een buitenplaats of een kasteel/kasteellocatie is vervolgens gekeken welke gemeenschappelijke ruimtelijke kenmerken van een buitenplaats en kasteel zo algemeen zijn en zo kenmerkend, dat op grond hiervan een beschermingszone rond een buitenplaats en kasteel getrokken zou kunnen worden.
Op grond hiervan kan een landgoed- en kasteelbiotoop bestaan uit:
- de buitenplaats of het kasteel/kasteelterrein zelf en de ruimte daaromheen;
- de koppeling van het landgoed c.q. het kasteel/kasteelterrein aan een structuur;
- het blikveld.
Daarnaast kunnen er voor zowel de landgoed- en kasteelbiotoop naast deze gemeenschappelijke kenmerken en waarden afzonderlijke kenmerken en waarden aan de orde zijn, die zijn opgenomen in deze toelichting en waarvoor ook de verordening geldt.
Op grond hiervan kan een landgoedbiotoop ook bestaan uit:
- het panorama
- de zichtlijn
en een kasteelbiotoop ook uit:
- het koppelstuk tussen de kasteellocatie en de basisstructuur;
- de hoofdlijnen van de oorspronkelijke landschappelijke context;
- de (grotendeels) open ruimte tussen het kasteel/kasteelterrein en de basisstructuur, de ruimte tussen het kasteel/kasteelterrein en het koppelstuk;
- de restanten van een eventuele buitenplaatsperiode.
Begrippen buitenplaatsbiotoop:
- de buitenplaats zelf, bestaand uit verschillende onderdelen en de interne relaties daartussen: tussen landhuis, (over)tuin, park, bijgebouwen en overige onderdelen. Deze relaties zijn zowel functioneel en ruimtelijk (paden, beplanting en dergelijke) als visueel (zichtrelaties). Dit onderdeel wordt samengevat onder de noemer huis met tuin/park;
- de (basis)structuur waar de buitenplaats bewust aan gekoppeld is: waterloop, weg, of beide. Het kan gaan om een enkelvoudige structuur (weg) of een meervoudige (weg en water). Ook aan de buitenplaats gekoppeld zijn aan twee lijnen (achterzijde aan weg, voorzijde aan water). De basisstructuur is vaak gerelateerd aan de landschappelijke onderlegger; bijvoorbeeld de Rijksstraatweg in Wassenaar aan de onderliggende strandwallen. Een buitenplaats kan direct aan de basisstructuur grenzen, maar daaraan ook verbonden zijn via zichtlijnen (al dan niet gecombineerd met lanen);
- het panorama. Een panorama is zichtrelatie tussen het hoofdhuis en de openbare ruimte buiten het complex. Het gaat vaak om een op enige afstand gelegen weg vanwaar het zicht door bomen in een trechtervorm wordt ‘geleid’ naar het huis. Een panorama waaiert uit en is geen nauw ingekaderde lijn.
- de zichtlijn. Een zichtlijn is een nauw ingekaderde, ontworpen lijn, die van buiten de buitenplaats zicht geeft op het hoofdhuis en vice versa.
- het blikveld, de vrije ruimte die nodig is om de buitenplaats van buiten af als geheel (dus vooral het park) te kunnen herkennen en ervaren. Het gaat om buitenplaatsen met hoog opgaande beplanting in een vlak en grotendeels open, groen, al dan niet agrarisch gebied. Het blikveld heeft een straal die overeenkomt met respectievelijk voorkant, achterkant en zijkant van de buitenplaats, plus het grotendeels open gebied tot de grens van de dichtstbijzijnde openbare ruimte (weg, meer, water en dergelijke). Indien een servituut van kracht is dat voorziet in een ruimer blikveld, dan wordt dat servituut aangehouden. De minimale landgoedbiotoop bestaat uit landhuis met tuin/park en de basisstructuur waar het huis aan gekoppeld is. De maximale biotoop bestaat uit een relatief groot gebied met landhuis, tuin/park, basisstructuur, zichtlijnen, panorama en blikveld. Een minimale biotoop doet zich voor waar buitenplaatsen zijn verkleind, meestal door uitbreiding van het omringend stedelijk gebied. De ooit aanwezige maximale biotoop is dan verstoord of verdwenen en daarom niet op de kaart gezet.
Er zijn momenteel in totaal 110 landgoedbiotopen in Zuid-Holland vastgesteld en opgenomen in de verordening. Op de kaart van de verordening zijn de 110 landgoedbiotopen met hun buitengrenzen weergegeven.
Begrippen kasteelbiotoop:
- het kasteel/kasteelterrein zelf, in de vorm van ruïne, muurrestanten, een of meer bijgebouwen, omgracht terrein e.d.
- de basisstructuur waar het kasteel/kasteelterrein bewust aan gekoppeld is: waterloop, weg, of beide;
- het eventuele koppelstuk tussen de kasteellocatie en de basisstructuur (bv. laan);
- de (grotendeels) open ruimte tussen het kasteel/kasteelterrein en de basisstructuur, de ruimte tussen het kasteel/kasteelterrein en het koppelstuk (voor zo ver al geen onderdeel van het blikveld);
- de hoofdlijnen van de oorspronkelijke landschappelijke context in de vorm van de kavelstructuur waarbinnen de locatie ligt. De kavelstructuur is aangegeven binnen het blikveld. Als er geen blikveld is, maar wel een oorspronkelijke kavelstructuur is deze aangegeven tot de dichtstbijzijnde openbare ruimte. In geval die op grote afstand ligt, is de eerstvolgende perceelsgrens aangehouden;
- de restanten van een eventuele buitenplaatsperiode, voor zo ver ruimtelijk gerelateerd aan de kasteellocatie;
- het blikveld, de benodigde ruimte om het kasteel/kasteelterrein te kunnen ervaren. Het blikveld heeft een straal die overeenkomt met resp. voorkant, achterkant en zijkant van het kasteelterrein, plus het aansluitende gebied (idem open, groen, al dan niet agrarisch) tot de dichtstbijzijnde openbare ruimte. Indien deze openbare ruimte op onevenredig grote afstand ligt loopt het blikveld door tot de eerstvolgende perceelsgrens.
In de minimale vorm bestaat de kasteelbiotoop uit het kasteelterrein met de basisstructuur, maximaal is een situatie met basisstructuur, koppelstuk, kasteelterrein plus de omringende middeleeuwse kavel, inclusief kavelgrenzen of een situatie waarin nog een aantal buitenplaats-elementen binnen de biotoop vallen. Blikveld en landschappelijke context (kavelstructuur) kunnen elkaar overlappen.
Er zijn momenteel in totaal 30 kasteelbiotopen in Zuid-Holland vastgesteld en opgenomen in de verordening. Op de kaart van de verordening zijn de 30 kasteelbiotopen met hun buitengrenzen weergegeven.
De kenmerken en waarden van de vastgestelde landgoed- en kasteelbiotopen per individuele buitenplaats respectievelijk kasteel/kasteellocatie en buitenplaats zijn weergegeven middels de kaarten van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (downloaden via de website van de provincie).
Uitgangspunt bij de bescherming van de biotoopwaarden is een 'nee, tenzij'-beleid: dat wil zeggen er zijn geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, tenzij gericht op de verbetering en versterking van de kwaliteit van het landgoed, de kasteel/de kasteellocatie en de biotoop. Daarbij gaat het met het oog op de exploitatie van het landgoed of het kasteel/de kasteellocatie ook om behoud door ontwikkeling. Nieuwe ontwikkelingen zijn ontwikkelingen die (nog) niet mogelijk waren in het tot dan toe vigerende bestemmingsplan.
In het kader van het 'nee, tenzij'-beleid zijn er geen bouwwerken toegestaan die de biotoopwaarden aantasten en wordt de ruimte vrij en open gehouden. Ook andere nieuwe ontwikkelingen, zoals de aanleg van groen/ vijvers, infrastructuur en dergelijke dienen de waarden van de biotoop niet aan te tasten en dienen gericht te zijn op behoud, verbetering en/of versterking van de kwaliteit van die waarden. Voorts dient, voor zover van toepassing, rekening te worden gehouden met eisen vanuit de wettelijke bescherming van specifieke onderdelen van de biotoop op grond van de Monumentenwet, Wet op de Archeologische Monumentenzorg, Natuurbeschermingswet en dergelijke.
In lid 2 is bepaald dat gemeenten in hun bestemmingsplannen voor nieuwe ontwikkelingen voor gronden gelegen binnen de biotoop een beeldkwaliteitsparagraaf dienen op te nemen, waarin het effect/de invloed van deze ontwikkeling op de biotoop wordt beschreven.
Naast de wijze waarop omgegaan wordt met de cultuurhistorische kwaliteiten en waarden van het landgoed of het kasteel/de kasteellocatie gaat deze paragraaf in op de wijze waarop de kenmerken en waarden van de landgoed- of kasteelbiotoop beschermd en waar mogelijk verbeterd worden.
Tenminste dient daarbij aandacht besteed te worden aan de vanuit het provinciaal belang onderscheiden kenmerken van de kasteelbiotoop als de ruïne met omgrachting, de koppeling van het landgoed aan de structuur, de hoofdlijnen van de oorspronkelijke landschappelijke context, de (grotendeels) open ruimte tussen het kasteel/kasteelterrein en de basisstructuur/de ruimte tussen het kasteel/kasteelterrein en het koppelstuk, de restanten van een eventuele buitenplaatsperiode en het blikveld en van de landgoedbiotoop als het huis met park, de koppeling van het landgoed aan de structuur, het panorama, de zichtlijn en het blikveld.
Specifieke kenmerken van de kasteelbiotoop zelf zoals de ruïne, muurrestanten, een of meer bijgebouwen, omgracht terrein e.d. en van de landgoedbiotoop zelf, zoals interne relaties met zichtlijnen, objecten als koetshuizen, vijvers, en dergelijke, kunnen daarbij in relatie tot de cultuurhistorische kwaliteiten en waarden van het specifieke landgoed en de specifieke biotoop beschreven worden.
In lid 3 wordt, indien er sprake is van bouwmogelijkheden in het vigerende bestemmingsplan of indien er sprake is van een groot openbaar belang, de mogelijkheid geschapen dat gemeenten onderbouwd kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1. Daarvoor moet er door de gemeenten wel een verantwoording in het bestemmingsplan worden opgenomen. Bij ontwikkelingen van een groot algemeen belang kan gedacht worden aan de aanleg van infrastructuur zoals railinfrastructuur, verkeerswegen, hoogspannings- en buisleidingen. Maar met het oog op de bestuurlijke afweging in het kader van een goede ruimtelijke ordening is het noodzakelijk dat door de gemeente verantwoord wordt waarom er geen reële andere mogelijkheid voor deze ontwikkeling dan in de landgoed- of kasteelbiotoop is.
Wijzigingen van de kaarten
- toevoegen landgoed- en kasteelbiotopen. Op kaart 12 worden 30 kasteelbiotopen en 1 landgoedbiotoop toegevoegd.
- Hillegom:
- Berbee: aanpassing van kaart 6 (bedrijventerreinen).
- Ringvaart: aanpassing van kaart 6:
- Hillegom-Noord: aanpassing van kaart 6.
- Langeraar (Altior): aanpassing van kaart 1 (bebouwingscontour).
- Gorinchem Noord: aanpassing van kaart 1, aanpassing van kaart 6 (bedrijventerreinen).
- Rotterdam, Verolmeterrein: aanpassing van kaart 6.
- Lansingerland, Zuidersingel/Rodenrijseweg: aanpassing kaart 1 en kaart 6.
- Ouderkerk, IJssellaan: aanpassing kaart 1
- Ecologische Hoofdstructuur, 18 locaties: aanpassing kaart 3 (EHS).
|