Deel A

1. Inleiding

De Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte zijn op 2 juli 2010 vastgesteld door Provinciale Staten. Beide documenten, samen Visie op Zuid-Holland genoemd, vervangen de streekplannen en de nota Regels voor Ruimte en zijn vooral een vertaling hiervan overeenkomstig de eisen van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. De structuurvisie en de verordening bevatten daarom weinig nieuw beleid.

Bij de vaststelling van de structuurvisie en de verordening is geconstateerd dat het voor een aantal onderwerpen en dossiers nog niet mogelijk was om een passende oplossing op te nemen in de Visie op Zuid – Holland dan wel de Verordening Ruimte. Daarom is toegezegd dat op een zo kort mogelijke termijn gestart zal worden met het opstellen van een herziening van de Visie en de Verordening Ruimte, zodat nog in deze collegeperiode over deze onderwerpen een besluit kan worden genomen. Het onderhavige stuk geeft invulling aan deze toezegging.

Deze achtergrondnotitie is als volgt opgebouwd:

  • in hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de wens om te komen tot een vereenvoudiging van de regelgeving met betrekking tot het bouwen buiten de bebouwingscontouren. Tevens wordt ingegaan op de mogelijkheden om het instrument financiële compensatie bij ontwikkelingen buiten contouren te introduceren;
  • in hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de wijzigingen en aanvullingen in het beleid ten aanzien van landgoederenzones, landgoederen- en kasteelbiotopen;
  • in hoofdstuk 4 wordt ingegaan op transformatiegebieden;
  • in hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de relatie van deze eerste herziening met de besluitvorming over de notitie Behoud areaal glastuinbouw provincie Zuid-Holland;
  • in hoofdstuk 6 worden enkele aanpassingen van de kaarten van de verordening en de structuurvisie beschreven. Het gaat vooral om enkele contourwijzigingen.


2. Herziening regelgeving bouwen buiten contouren

Bij de samenstelling van de verordening bleek het voor enkele onderwerpen lastig om de per streekplan verschillende regelingen onder één noemer te brengen. Dit speelt vooral bij de regelgeving voor het buitengebied, bijvoorbeeld bij de verschillende regelingen voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering (landelijk wonen, nieuwe landgoederen, ruimte voor ruimte etc.) en de regelingen voor het bouwen in linten. Een harmonisatie van deze regelingen is wenselijk.

Daarnaast wordt in deze herziening het vereveningsprincipe geïntroduceerd. Dit houdt in dat bij bepaalde ontwikkelingen in het buitengebied financiële compensatie wordt gevraagd ten behoeve van ruimtelijke kwaliteitsverbetering.

2.1 Contourenbeleid op de onderzoeksagenda

Het provinciaal beleid voor het buitengebied is sterk gericht op het weren van stedelijke functies en de bijbehorende bebouwing. Uitgangspunt is dat alleen ruimte en ondersteuning wordt geboden aan gebiedseigen functies, zoals landbouw, natuur, water en recreatie. Stedelijke functies zijn alleen toelaatbaar in het kader van bijzondere regelingen die zijn gericht op het verbeteren van omgevingskwaliteit: ‘ruimte voor ruimte’, ‘nieuwe landgoederen’ en vormen van landelijk wonen.

In de Verordening Ruimte zijn de bebouwingscontouren rondom de steden en dorpen vastgelegd en worden eisen gesteld aan bestemmingsplannen voor de gebieden buiten de bebouwingscontouren. De bebouwingscontouren zijn geen doel op zich, maar een instrument om het beleid tot uitvoering te brengen.

Het huidige beleid biedt weinig tot geen ruimte om op een gedifferentieerde manier om te gaan met stedelijke bebouwing in het buitengebied. Het bouwen van een woning bijvoorbeeld is in het gehele gebied buiten de bebouwingscontouren uitgesloten, ongeacht de specifieke kenmerken van de betreffende locatie. Dit is de keerzijde van het vastleggen van harde bebouwingscontouren. De provincie zal daarom het contourenbeleid en de voor- en nadelen daarvan opnieuw bezien. Onderzocht zal worden of het mogelijk is het toevoegen of versterken van de ruimtelijke kwaliteit een leidend criterium te laten zijn voor het toelaten van functies en bebouwing in het buitengebied. De doorontwikkeling van het contourenbeleid als instrument voor ruimtelijke kwaliteit is daarom op de onderzoeksagenda geplaatst, als onderdeel van de Uitvoeringsagenda Structuurvisie 2010-2020. Dit jaar zal voor dit onderwerp een discussienotitie worden opgesteld. De heroverweging van het contourenbeleid maakt daarom geen onderdeel uit van de onderhavige eerste herziening van de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte.

2.2 Harmonisatie regelingen voor bouwen buiten contouren

De kern van de regelgeving voor het buitengebied, zoals opgenomen in de Verordening Ruimte wordt gevormd door het uitsluiten van stedelijke functies buiten de bebouwingscontouren. De complexiteit van de regeling vloeit vooral voort uit de lijst met uitzonderingen en ontheffingen die soms ook nog eens per voormalig streekplangebied verschillen. Deels valt hieraan niet te ontkomen, omdat het een gegeven is dat er nogal wat functies met een stedelijk karakter aanwezig zijn in het buitengebied. Het werken met harde contouren heeft automatisch tot gevolg dat de nodige uitzonderingen moeten worden genoemd. Op dit punt valt daarom weinig winst te behalen.

landelijk wonen
Een kansrijke mogelijkheid voor het vereenvoudigen van de regelgeving ligt in het onder één noemer brengen van de regelingen voor landelijk wonen en de per voormalig streekplan verschillende variaties daarop. In de huidige verordening is voorlopig volstaan met ontheffingsbepalingen die teruggrijpen op de voormalige streekplanregelingen.

regelingen voor verbetering van de omgevingskwaliteit
In de verordening zijn verschillende vormen van regelingen opgenomen die gericht zijn op verbetering van de omgevingskwaliteit in het buitengebied, zoals ‘ruimte voor ruimte, ‘nieuwe landgoederen’ en ‘rood voor groen’. De regelingen ‘ruimte voor ruimte’ en ‘nieuwe landgoederen’ kunnen rechtstreeks worden toegepast door gemeenten, mits wordt voldaan aan enkele normen met een vooral kwantitatief karakter. Gelet op de bekendheid en de toepasbaarheid van deze basisregelingen, is het niet wenselijk hierin al te veel wijzigingen aan te brengen.

Daarnaast zijn in de verordening twee ontheffingsregelingen opgenomen: een regeling voor maatwerk en gebiedsgerichte toepassing van ‘ruimte voor ruimte’ en een regeling voor de toepassing van ‘rood voor groen’. Deze ontheffingsregelingen zijn vooral gericht op kwaliteitswinst, zonder vooraf vastgestelde kwantitatieve normen. Deze ontheffingsregelingen zijn nauw aan elkaar verwant en zouden daarom in elkaar geschoven kunnen worden tot één ontheffingsregeling voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering door fysieke compensatie. Ook de ontheffingsregelingen voor landelijk wonen kunnen hierbij onder gebracht worden.

bouwen in linten
De voormalige streekplannen kenden verschillende regelingen voor het bouwen in linten. In sommige streekplannen werden openingen geboden voor het toevoegen van stedelijke functies in linten, in andere streekplannen was dit geheel uitgesloten. Op linten die zijn aangeduid als ‘stads- en dorpsgebied’, is het buitengebiedbeleid niet van toepassing.

In de verordening is gekozen voor een tijdelijke oplossing door een verwijzing op te nemen naar de voormalige streekplannen. Het is gewenst voor de hele provincie vergelijkbare mogelijkheden te bieden voor het toevoegen van bebouwing in bebouwingslinten.

recreatieve functies en bebouwing
De regeling voor recreatieve functies en bebouwing in de verordening geeft soms aanleiding tot verwarring, omdat deze in artikel 2 lid 1 evenals stedelijke functies worden uitgesloten buiten de bebouwingscontouren, maar vervolgens via uitzonderingsbepalingen weer worden toegelaten. Dit kan verduidelijkt worden door recreatieve functies en bebouwing niet uit te sluiten buiten de contouren, maar wel eisen te stellen aan functie, omvang en verschijningsvorm.

ruimte voor ruimte
De toepassing van ‘ruimte voor ruimte’ kan in individuele situaties lastig zijn, als op een perceel onvoldoende bebouwing wordt gesloopt om in aanmerking te komen voor een compensatiewoning. In deze herziening wordt daarom de mogelijkheid gecreëerd om fysieke sanering te combineren met een financiële bijdrage in een fonds ten behoeve van sanering elders.

agrarische functies, EHS, nationale en provinciale landschappen, rijksbufferzones
In de verordening zijn voor wat het buitengebied betreft ook nog regels opgenomen over agrarische bedrijven, de Ecologische Hoofdstructuur en nationale en provinciale landschappen en rijksbufferzones. Er is op dit moment geen directe aanleiding deze regels te herzien.

verevening (financiële compensatie)
In deze herziening wordt het principe van verevening geïntroduceerd. Dit houdt in dat bij bepaalde ontwikkelingen een financiële bijdrage wordt gevraagd ten behoeve van een fonds voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering.

2.3 Nieuwe ontheffingsregeling verbetering ruimtelijke kwaliteit door fysieke compensatie

In de paragraaf 2.2 is geconstateerd dat de in artikel 3 lid 1 en lid 2 van de verordening opgenomen ontheffingsregelingen voor de toepassing van ‘rood voor groen’ en maatwerk bij de toepassing van ‘ruimte voor ruimte’, samengevoegd kunnen worden tot één ontheffingsregeling gericht op de verbetering van de omgevingskwaliteit. Door vergroting van het toepassingsbereik, kunnen ook de ontheffingsregelingen voor ‘landelijk wonen’ (artikel 3 lid 4) en ‘wonen in het groen’ (artikel 3 lid 5) hierin worden opgenomen. Aan de ontheffing kan in voorkomende gevallen de eis van financiële compensatie worden verbonden (zie 2.4).

In de bijbehorende toelichting wordt aangegeven dat Gedeputeerde Staten van deze ontheffingsmogelijkheid gebruik zullen maken voor de volgende ontwikkelingen.

  • Maatwerk en gebiedsgerichte toepassingen van ’ruimte voor ruimte’, in situaties waarbij de basisregeling zoals opgenomen in artikel 2 van de verordening en die rechtstreeks door gemeenten kan worden toegepast, niet voldoet. Het moet dan wel gaan om ontwikkelingen waarbij per saldo sprake is van een substantiële vermindering van de hoeveelheid bebouwing en een forse verbetering van de omgevingskwaliteit.
  • Toepassingen van ‘rood voor groen’, vooral in situaties waarbij sprake is van aanpak van verrommeling of een lage omgevingskwaliteit, bijvoorbeeld door sanering van een bedrijventerrein met verharding en opslag in de open lucht. Anders dan bij ‘ruimte voor ruimte’ hoeft er geen sprake te zijn een substantiële vermindering van de bebouwing, maar moet er naast sanering van een terrein met lage omgevingskwaliteit tevens sprake zijn investeringen in landschap, natuur of water. Een voorbeeld van mogelijke toepassing is de sanering van voormalige bedrijventerreinen langs de Waal in Barendrecht, waarbij de oever openbaar toegankelijk wordt gemaakt.
  • Maatwerk bij de ontwikkeling van nieuwe landgoederen. in situaties waarbij de basisregeling zoals opgenomen in artikel 2 van de verordening en die rechtstreeks door gemeenten kan worden toegepast, niet voldoet.
  • ‘Landelijk wonen’, als variant van ‘rood voor groen’. In de voormalige streekplannen RR2020 (Provinciale Staten, 12 oktober 2005) en West (7e herziening, Provinciale Staten, 7 januari 2008) waren opgaven benoemd voor ‘landelijk wonen’ respectievelijk ‘wonen in het groen’. Het gaat om de ontwikkeling van landelijke woonmilieus in combinatie met het versterken van onder andere ecologische, landschappelijke en recreatieve waarden. De locaties voor ‘landelijk wonen’ zijn indicatief aangeduid op de functiekaart van de provinciale structuurvisie.
  • Toevoegen van woningen op open plekken in een bebouwingslint, op plekken waar dit bijdraagt aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit (zie 2.5)
  • Combinaties of varianten van voornoemde toepassingen. De formulering van de ontheffingsregeling biedt ruimte aan creatieve oplossingen ter verbetering van de omgevingskwaliteit.

De bestaande regeling voor de bouw van 600 greenportwoningen in de Duin- en Bollenstreek (artikel 2 lid 2 sub l van de verordening) wordt niet samengevoegd met de ontheffingsregeling voor fysieke compensatie, omdat het hier gaat om een lopende ontwikkeling.

2.4 Combinatie fysieke sloop en financiële bijdrage bij toepassing ‘ruimte voor ruimte’

In artikel 2 lid 2 sub a van de verordening is de regeling ‘ruimte voor ruimte’ opgenomen. Deze regeling kunnen gemeenten rechtstreeks (zonder tussenkomst van Gedeputeerde Staten) toepassen in bestemmingsplannen. Voor de sloop van iedere 1.000 m2 gebouwen of iedere 5.000 m2 kassen mag één compensatiewoning worden gebouwd.

Als er onvoldoende te saneren bebouwing op één perceel aanwezig is, moet op meerdere percelen gesloopt worden. Dit bemoeilijkt de uitvoering van ‘ruimte voor ruimte’, omdat het voor de individuele burger soms lastig is hierover afspraken te maken met eigenaren van overtollige bebouwing op andere percelen. Daarom wordt het in deze herziening mogelijk gemaakt om sloop te combineren met een bijdrage aan een (inter)gemeentelijk kwaliteitsfonds. Als ondergrens geldt dat minimaal 50% fysieke sanering moet plaatsvinden (dus ten minste 500 m2 gebouwen of 2500 m2 kassen). Voor het resterende deel wordt een bijdrage ter grootte van de ontbrekende m2 vermenigvuldigd met een normbedrag gestort in het (inter)gemeentelijke fonds, om daarmee later en elders fysieke sanering te realiseren. Het is niet de bedoeling om door gebruikmaking van financiële compensatie het aantal woningen te verhogen. Het mag slechts gebruikt worden om één woning waarvoor niet voldoende gesloopt kan worden toch te kunnen bouwen.

(inter)gemeentelijke kwaliteitsfondsen
De fondsen moeten voldoen aan kaders en randvoorwaarden die door de provincie worden gesteld. De provincie zal hierover in overleg treden met de regio’s. De regeling voor regionale fondsen wordt afzonderlijk –los van deze eerste herziening- in procedure gebracht. De provincie zal er op toezien dat de fondsen ook daadwerkelijk worden ingezet voor sanering van bebouwing elders. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat grote spaarpotten ontstaan.

Grondexploitatiewet
In de regeling wordt aangesloten bij de mogelijkheden die de Grondexploitatiewet biedt. Dit betekent dat de financiële compensatie geregeld moet worden in een exploitatieplan (artikel 6.12 Wro) of in een anterieure overeenkomst (artikel 6.24 Wro).

vaststelling provinciale regeling en inwerkingtreding na instelling (inter)gemeentelijke fondsen
Het is de bedoeling de provinciale regeling voor financiële compensatie tegelijk met de eerste herziening in januari aan de Staten aan te bieden. Het instellen van de (inter)gemeentelijke fondsen vergt vervolgens de nodige voorbereiding. De nieuwe regeling kan dus pas worden toegepast na vaststelling van de provinciale regeling én als voor de betreffende gemeente, samenwerkende gemeenten of regio een kwaliteitsfonds beschikbaar is.

2.5 Bouwen in linten

huidige regeling
De voormalige streekplannen kenden verschillende regelingen voor het bouwen in linten. In sommige streekplannen werden openingen geboden voor het toevoegen van stedelijke functies in linten, in andere streekplannen is dit geheel uitgesloten. In de op 2 juli 2010 vastgestelde verordening is gekozen voor een tijdelijke oplossing door een verwijzing op te nemen naar de voormalige streekplannen. Het is gewenst voor de hele provincie vergelijkbare mogelijkheden te bieden voor het toevoegen van bebouwing in bebouwingslinten, waarbij behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit centraal staat.

vervangen bestaande bebouwing door woningen
Naast de bovengenoemde specifieke regelingen is woningbouw in linten op grond van de huidige verordening alleen mogelijk in het kader van ‘ruimte voor ruimte’, waarbij per saldo sprake is van een forse afname van de hoeveelheid bebouwing. De regeling ‘ruimte voor ruimte’ is echter vooral toegesneden op solitaire boerderijcomplexen en storende bebouwing in het open landelijk gebied. In dichtbebouwde bebouwingslinten is het toevoegen van een woning op plekken waar nu al bebouwing aanwezig is, vanuit ruimtelijk oogpunt veelal niet bezwaarlijk. De provincie wil de gemeenten meer ruimte geven om hierover zelf een afweging te maken. In de verordening wordt daarom hiervoor een bepaling opgenomen. Bij het vervangen van bestaande bebouwing geldt dat de omvang van de woning moet passen in de omgeving, waarbij in ieder geval volume, maatvoering en oppervlakte van de woning alsmede de situering ten opzichte van zichtlijnen een rol spelen. De regeling is alleen van toepassing op bebouwing die is gelegen direct aan de weg met lintbebouwing. In de verordening wordt hiertoe een definitie opgenomen. Voor bebouwing die verder naar achteren is gelegen blijven de regels voor ‘ruimte voor ruimte’ van toepassing.

toevoegen nieuwe woningen
Er zijn situaties denkbaar waar het toevoegen van een nieuwe woning op een plek waar nog geen bebouwing aanwezig is, de ruimtelijke kwaliteit van het lint kan versterken. Dit willen wij mogelijk maken door hiervoor een ontheffingsmogelijkheid in het leven te roepen.

financiële compensatie
Aanvullende eis bij het vervangen van bebouwing in linten door nieuwe woningen, of bij het bouwen van woningen op ‘lege’ plekken in een lint is dat een afdracht aan een (inter)gemeentelijke fonds. Het fonds en de manier waarop een bijdrage aan het fonds wordt berekend is nader toegelicht in paragraaf 2.4.

2.6 Aangepaste regeling recreatieve functies en bebouwing

In artikel 2 lid 1 van de verordening zijn niet alleen stedelijke functies uitgesloten buiten de bebouwingscontouren, maar ook intensieve recreatieve functies en bebouwing bij extensieve recreatieve functies. In artikel 2 lid 2 van de verordening zijn enkele uitzonderingen benoemd op dit algemene uitgangspunt, het gaat om kleinschalige bebouwing voor recreatie en om recreatiewoningen. Deze systematiek (eerst uitsluiten en vervolgens via de lijst met uitzonderingen toelaten) geeft aanleiding tot verwarring. Het is daarom gewenst recreatieve functies niet expliciet uit te sluiten. Regulering is mogelijk door de regelingen voor recreatieve bebouwing en functies samen te voegen tot één nieuw lid onder artikel 2. Daarbij worden voorwaarden gesteld aan recreatieve functies en bebouwing.



3. Bescherming landgoed- en kasteelbiotopen en landgoederenzones

Op 2 juli is bij de vaststelling van de PSV door PS met algemene stemmen motie 224 aangenomen. Volgens motie 224 zijn er ontwikkelingen bekend m.b.t. landgoederen en landgoederenzones die strijdig zouden kunnen zijn met het provinciaal belang. Deze landgoederen en landgoederenzones zijn nog niet opgenomen op kaart 12 van de Verordening Ruimte, zijnde de kaart waarop alle landgoederen staan met landgoedbiotopen. Conclusie is dus dat deze nieuwe ontwikkelingen nog niet worden gereguleerd via artikel 14.

Op grond van deze motie zijn alle landgoederen en landgoederenzones onderzocht en beschreven. Op basis van de conclusies van dit onderzoek is gebleken dat aanpassing van de PSV en de Verordening Ruimte op onderdelen noodzakelijk is. Het gaat hier om de kasteelbiotoop, landgoederenzones en het toevoegen van één extra landgoedbiotoop

3.1 Kasteel en kasteelbiotoop

Kastelen waren in de eerste plaats (in elk geval van oorsprong) op verdediging gericht. Als kastelen in een later stadium zich niet ontwikkeld hebben tot buitenplaats, hebben ze soms geen duidelijke, ontworpen relatie met hun omgeving en meestal geen tuin of park (meer). In een aantal gevallen zijn de kastelen bovengronds geheel of grotendeels verdwenen; er zijn wel resten van over in het landschap (bv. omgrachting) en in het bodemarchief (fundering e.d.).
Met elkaar betreft de groep kastelen en de kasteellocaties van de OKRA/PHB lijst dus terreinen waar een kasteel staat of heeft gestaan, maar waar geen buitenplaatsaanleg (meer) aanwezig is. Hiervoor viel geen landgoedbiotoop te ontwikkelen. Als gevolg hiervan dreigde deze kastelen/ kasteellocaties buiten de beschermingsmogelijkheden van het provinciaal ruimtelijke ordeningsbeleid te vallen. Vanwege hun cultuurhistorisch belang en de merendeels hoge cultuurhistorische waarde (de bewaard gebleven gebouwen zijn meestal rijksmonument en de terreinen met waardevol bodemarchief zijn beschermd als archeologisch monument) is besloten deze kastelen en kasteelterreinen naar aanleiding van het gehouden onderzoek van Beek en Kooiman op te nemen in de CHS en waar mogelijk daarvoor een afzonderlijke kasteelbiotoop te ontwikkelen.

De kasteelbiotoop omvat:

  • het kasteel/kasteelterrein zelf, in de vorm van ruïne, muurrestanten, een of meer bijgebouwen, omgracht terrein e.d. 
  • de basisstructuur waar het kasteel/kasteelterrein bewust aan gekoppeld is: waterloop, weg, of beide;
  • het eventuele koppelstuk tussen de kasteellocatie en de basisstructuur (bv. laan);
  • de (grotendeels) open ruimte tussen het kasteel/kasteelterrein en de basisstructuur, de ruimte tussen het kasteel/kasteelterrein en het koppelstuk (voor zo ver al geen onderdeel van het blikveld);
  • de hoofdlijnen van de oorspronkelijke landschappelijke context in de vorm van de kavelstructuur waarbinnen de locatie ligt;
  • de restanten van een eventuele buitenplaatsperiode, voor zo ver ruimtelijk gerelateerd aan de kasteellocatie;
  • het blikveld, de benodigde ruimte om het kasteel/kasteelterrein te kunnen ervaren. Het blikveld heeft een straal die overeenkomt met resp. voorkant, achterkant en zijkant van het kasteelterrein, plus het aansluitende gebied (idem open, groen, al dan niet agrarisch) tot de dichtstbijzijnde openbare ruimte buiten de 1:1 maat (naar analogie van de landgoedbiotoop). Indien deze openbare ruimte op onevenredig grote afstand ligt loopt het blikveld door tot de eerstvolgende perceelsgrens buiten de 1:1 maat.

In de minimale vorm bestaat de kasteelbiotoop uit het kasteelterrein met de basisstructuur, maximaal is een situatie met basisstructuur, koppelstuk, kasteelterrein plus de omringende middeleeuwse kavel, inclusief kavelgrenzen of een situatie waarin nog een aantal buitenplaatselementen binnen de biotoop vallen. Blikveld en landschappelijke context (kavelstructuur) kunnen elkaar overlappen.

Door in de verordening in het oude artikel 14 de term ‘landgoedbiotoop’ te vervangen door ‘landgoed- en kasteelbiotoop’ en de inhoud van het artikel breder te formuleren kan de gewenste bescherming gerealiseerd worden.
De 30 kasteelbiotopen worden toegevoegd aan kaart 12 van de verordening.

3.2 Landgoederenzones

Op een aantal plaatsen in Zuid-Holland liggen concentraties van buitenplaatsen en landgoederen, merendeels gerelateerd aan de landschappelijke onderlegger. Deze concentraties kunnen aangeduid worden als landgoederenzones. Het gaat dan om een element/structuur van enige omvang (weg en/of water) waaraan een aantal buitenplaatsen is gekoppeld. In het kader van de definitie van de landgoedbiotoop is een dergelijke weg of waterloop aangeduid als de basisstructuur. De koppeling is ruimtelijk aanwijsbaar. Een duidelijk voorbeeld is de serie buitenplaatsen- en landgoederen in Wassenaar langs de Rijksstraatweg. De buitenplaatsen liggen direct aan de weg of op enige afstand, maar zijn dan met oprijlaan of zichtlijn(en) ermee verbonden. De weg zelf is vanaf de Middeleeuwen een belangrijke doorgaande route en als zodanig aantrekkelijk voor het stichten van buitenplaatsen. Bovendien ligt de weg op een strandwal, waardoor het gebied aan weerszijden natuurlijke gradiënten heeft die in tuin- en parkaanleg benut kunnen worden.
In essentie is een landgoederenzone een serie landgoedbiotopen, waarbij de basisstructuur steeds hetzelfde landschappelijke gegeven is (weg, water). Uit praktisch oogpunt gaan we bij het begrip landgoederenzone uit van drie landgoedbiotopen of meer. Behalve uit ten minste drie landgoedbiotopen met een gemeenschappelijke basisstructuur, bestaat de landgoederenzone uit de omgeving daarvan.

Het rond de biotopen gelegen gebied kan vervolgens worden onderscheiden in drie categorieën. Deze verschillen van elkaar wat betreft cultuurhistorisch belang en aanwezigheid van (historisch) groen, allebei bepalende aspecten voor het buitenplaatskarakter van een gebied.

De drie onderscheiden categorieën zijn:

  • buitenplaatsrestanten die op zich zelf niet aan de criteria voor opname op de CHS voldoen, zoals parkrestanten of hoofdhuizen waarbij het park verdwenen is . Deze terreinen dragen in hoge mate bij aan het buitenplaatskarakter van de zone en zijn cultuurhistorisch waardevol; de meeste gebouwen zijn aangewezen als monument.
  • structuren en gebieden die grenzen aan de basisstructuur en die bijdragen aan het buitenplaatskarakter van het gebied. Het gaat dan om ruim opgezette woonwijken, veelal villawijken, die vaak zijn aangelegd op een voormalige buitenplaats, met tuinen, laanbomen, monumentale solitaire bomen, oorspronkelijke kavelgrenzen (sloten) e.d. Daarnaast groengebieden als wei- en akkerlanden, plantsoenen, parken, sportparken, natuurterreinen e.d.
  • overige structuren en gebieden langs de basisstructuur: andere woonwijken, bedrijventerreinen, grootschalige infrastructuur e.d. Deze gebieden dragen niet bij aan het buitenplaatskarakter van het gebied.

Een landgoederenzone bestaat uit:

  1. drie of meer ruimtelijk aan de basisstructuur gekoppelde landgoed(buitenplaats)biotopen;
  2. daartussen gelegen elementen: restanten van inmiddels verdwenen buitenplaatsen, met name hoofdhuizen zonder park en restanten van buitenplaatsparken;
  3. aangrenzende structuren en gebieden die bijdragen aan het buitenplaatskarakter van het gebied: ruime, groene woonwijken, meestal villawijken en allerlei groengebieden;
  4. overige gebieden die niet bijdragen aan het buitenplaatskarakter.

Ter toelichting:

  • de zone moet als zodanig herkenbaar zijn. De basisstructuur moet duidelijk zijn als het element waaraan de afzonderlijke buitenplaatsen zijn gekoppeld;
  • de buitenplaatsen en buitenplaatsrestanten moeten in elkaars nabijheid liggen: bij voorkeur aangrenzend of via zichtrelaties verbonden. Niet altijd kan dat echter als eis gesteld worden. Tussen twee buitenplaatsen die op korte afstand van elkaar liggen, kunnen als gevolg van latere ontwikkelingen (woningbouw, infrastructuur) de zichtrelaties verdwenen zijn. Maar, als de buitenplaatsen het beeld vanaf de basisstructuur min of meer domineren, is toch sprake van een herkenbare zone. Als globale regel wordt aangehouden dat I) de oppervlakte van de biotopen, II) de buitenplaatsrestanten en III) de bijdragende structuren en gebieden met elkaar groter moet zijn dan het gebied dat niet bijdraagt aan het buitenplaatskarakter.
  • Met andere woorden: de oppervlakte I + II + III moet groter zijn dan die van IV.

Op grond van de bovenstaande criteria zijn zes buitenplaatsenzones/landgoederenzones onderscheiden. De zones liggen alle in het westen van de provincie en zijn gerelateerd aan het patroon van strandwallen, evenwijdig aan de kust. Het zijn de volgende zones:

  • Beschermd gezicht Landgoederenzone Wassenaar e.o. (Rijksstraatweg/Schouwweg e.o., Wassenaar - Voorschoten – Leidschendam-Voorburg);
  • Vlietzone (langs de Vliet, Leidschendam-Voorburg/ Den Haag);
  • Landgoederenzone Rijswijk (Van Vredenburchweg);
  • Warmond (Herenweg);
  • Noordwijkerhout – Noordwijk Binnen (Gooweg);
  • Leiden – Oegstgeest (Rhijngeesterstraatweg/Endegeesterstraatweg).

In het rapport hierover is van iedere buitenplaatszone een korte beschrijving opgenomen, waarin de basisstructuur, de beknopte geschiedenis en de onderdelen van de zone aan bod komen. Ze zijn vervolgens op de kaart gezet van de CHS en worden opgenomen in de Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland.

Wijze van bescherming landgoederenzones
De onderscheiden landgoederenzones bevinden zich zowel binnen als buiten het stedelijk gebied en daarmee zowel binnen als buiten de bebouwingscontouren. Ze liggen voorts niet in één van de nationale landschappen zoals Het Groene Hart en de Hoeksche Waard.
Voor de delen van de landgoederenzones buiten het stedelijk gebied gelden daarmee de regels voor het bouwen buiten de bebouwingscontouren zoals die zijn opgesteld in de Verordening Ruimte. Voor het bouwen binnen de bebouwingscontouren zijn er geen regels in de Verordening Ruimte.

Geconcludeerd moet worden dat, gezien de kenmerken van de landgoederenzones, dit thema zich niet leent voor opname in een artikel in de Verordening Ruimte. Wel is aanpassing van de tekst in de PSV gewenst, deze aanpassing is omschreven in hoofdstuk 5. Met deze tekst wordt aangesloten op de resultaten van het onderzoek naar de landgoederenzones en op de systematiek die ontwikkeld is ten behoeve van de Regioprofielen Cultuurhistorie voor de Topgebieden Cultuurhistorie in Zuid-Holland.

3.3 Aanvullende landgoedbiotoop

Als gevolg van de beschrijving van de landgoederenzone Rijswijk is de conclusie getrokken dat rond de buitenplaats Hofrust (116) wel degelijk sprake is van een landgoedbiotoop. Deze is beschreven en op de kaart gezet. Het betekent dat deze biotoop onder de werking van artikel 14 van de Verordening Ruimte gebracht wordt en ook komt te staan op kaart 12 van de Verordening Ruimte.



4. Transformatiegebieden

Na vaststelling van de Provinciale Structuurvisie is gebleken dat er onduidelijkheid is over wat de gevolgen zijn van de aanduiding ‘transformatiegebied’ op de functiekaart. In transformatiegebieden is functieverandering gewenst. Daarbij bestaat wel (globale) duidelijkheid bestaat over de richting van de functieverandering, maar niet over de precieze omvang, locatie en inrichting. Voor de meeste transformatiegebieden is voldoende duidelijk aan welke voorwaarden moet worden voldaan voordat de transformatie kan worden doorgevoerd. Er zijn echter ook complexe situaties , waarbij een belangenafweging op provinciaal niveau gewenst is en/of een aanpassing van de bebouwingscontour nodig is.

De ontwikkeling van de transformatiegebieden die buiten de bebouwingscontour zijn gelegen, is pas mogelijk als na afronding van de visievorming de provinciale structuurvisie en de verordening ruimte zijn aangepast. Dit betreft de transformatiegebieden Merwedezone, Gouwe Knoop, Waddinxveen Noordwest, Ringvaartdorp, Nieuwerkerk Noord en Aar- en Amstelzone. Aanpassing van de provinciale structuurvisie (en zonodig ook de verordening ruimte) is ook noodzakelijk voor het binnen de bebouwingscontour gelegen transformatiegebied Vlietzone, omdat het eindbeeld en de voorwaarden waaronder transformatie kan plaatsvinden, nog onvoldoende vastligt in de provinciale structuurvisie. De provincie zal met de betrokken gemeenten en regio’s afspraken maken over de rolverdeling bij het maken van de transformatievisies voor de genoemde gebieden.

De ontwikkeling van de overige transformatiegebieden die binnen de bebouwingscontour zijn gelegen is mogelijk zonder aanpassing van de provinciale structuurvisie en de verordening ruimte. De bestemmingsplannen moeten moet daarbij wel voldoen aan het eindbeeld en de voorwaarden waaronder transformatie kan plaatsvinden, zoals verwoord in de provinciale structuurvisie.

Met deze herziening wordt aan de structuurvisie een tekst toegevoegd waarin wordt uitgelegd hoe de provincie met de transformatiegebieden omgaat.



5. Nieuwe glastuinbouwlocaties

De provincie Zuid-Holland hecht een groot belang aan het binnen haar grenzen behouden en versterken van de glastuinbouw. Deze sector biedt aan velen werkgelegenheid en levert een substantiële bijdrage aan de Zuid-Hollandse economie. In het provinciale ruimtelijke ordeningsbeleid wordt ingezet op het in stand houden en versterken van het teeltareaal. Deze inzet is de afgelopen maanden uitgemond in de notitie Behoud areaal glastuinbouw provincie Zuid-Holland waarover door Provinciale Staten op 10 november 2010 een besluit genomen zal worden. De ruimtelijke aspecten van dit besluit zullen verwerkt kunnen worden in de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte.

In de commissie Mobiliteit Kennis en Economie van 25 augustus 2010 is gesproken over de locaties die mogelijk in aanmerking komen voor de compensatie van de afname van glastuinbouwareaal. Afgesproken is dat de locaties Wilde Veenen (Zuidplas), de Boterdorpsche Polder (Lansingerland), Oude Tonge (Oostflakkee), de voormalige vloeivelden (Binnenmaas) en een verruiming van de locatie Nieuw Amstel Oost (Nieuwkoop) gecombineerd met heroverweging van het transformatiegebied Aar- en Amstelzone, verder worden onderzocht. Gelijktijdig met de besluitvorming over nieuwe locaties zal besloten worden over de eventuele verwijdering van de bestaande aanduiding zoeklocatie glastuinbouw.

Indien het door Provinciale Staten te nemen besluit naar aanleiding van de behandeling van de Notitie Behoud areaal glastuinbouw provincie Zuid-Holland daartoe aanleiding blijkt te geven, zal een aanpassing van de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte zo mogelijk bij de vaststelling van de eerste herziening of zo spoedig mogelijk daarna aan Provinciale Staten worden voorgelegd.



6. Aanpassingen van de kaarten

6.1 Hillegom

Bij de vaststelling van de structuurvisie is veel discussie ontstaan over diverse locaties in de kern Hillegom. Het gaat om de locaties Pastoorslaan, Berbée, Ringvaart en Hillegom – Noord. Toegezegd is dat in het kader van de eerste herziening overleg gevoerd zal worden met de gemeente Hillegom om te bezien of en zo ja op welke wijze de diverse locaties verwerkt kunnen worden in deze herziening. Dit heeft in het volgende geresulteerd.

De 1500 woningen zoals afgesproken met Noord-Holland in de Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek blijken thans niet haalbaar in de sfeer van het stedenbaanstation Hillegom wegens behoud van bollengrond en cultuurhistorische waarden. In het coalitieakkoord van de gemeente is de uitleglocatie Pastoorslaan van 500 woningen in de invloedssfeer van het stedenbaanstation verschoven tot na 2014.

De gemeente wil tegemoetkomen aan de afspraak inzake de 1500 woningen door zoveel mogelijk binnenstedelijk te realiseren, onder meer door transformatie van drie bedrijventerreinen (Berbee, Ringvaart en Hillegom Noord). Daarnaast is committent aan de uitwerking van de stedenbaangedachte toegezegd door op termijn een locatie nabij het station te ontwikkelen (Pastoorslaan of aan de westzijde) naast die welke in de Stedenbaanmonitor 2010 staan genoemd zoals de locatie Veelzorg en Berbee. Concreet betekent dit:

  • De locatie Pastoorslaan blijft ongewijzigd en komt voor woningbouw eventueel pas na 2014 in beeld voor ontwikkeling; een wijziging van de Structuurvisie is daarom niet aan de orde;
  • Ruimtelijk gezien is de transformatie van bedrijventerrein Ringvaart naar een woongebied goed te onderbouwen. De bestaande woonbebouwing is in de loop der jaren om het bedrijventerrein gegroeid waardoor een hoge milieucategorie niet meer voor de hand ligt. De woningbouwontwikkeling is opgenomen in de Regionale Structuurvisie 2020 van Holland Rijnland. Op het Ringvaartterrein is een betonmortelcentrale aanwezig. Dit is een watergebonden bedrijf waarvoor de gemeente een vervangende locatie heeft gevonden op het bedrijventerrein Hillegom Zuid. Daarnaast heeft gemeente Haarlemmermeer aangegeven een watergebonden bedrijvenlocatie beschikbaar te hebben. Gezien de benodigde milieuruimte van de betonmortelcentrale zal een transformatie pas plaatsvinden indien de milieuvergunning is verleend en planologisch ruimte is gecreëerd voor de verplaatsing naar Hillegom Zuid. In deze herziening zal het gebied zodoende een transformatieaanduiding krijgen waaraan deze voorwaarde is gekoppeld. 
  • Ten aanzien van de locatie Hillegom – Noord. De uitbreiding is deels gelegen op een locatie van een transportbedrijf dat in het kader van de Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer Bollenstreek elders langs de A4 een plek heeft gekregen. Met de transformatie van Hillegom Noord kan worden ingestemd. 
  • Met de transformatie van de locatie Berbée kan worden ingestemd. Op basis van de nadere onderbouwing is gebleken dat de ontwikkeling van de locatie een bijdrage kan leveren aan het versterken van de Stedenbaanlocatie Hillegom. Daarbij speelt mee dat in het plan voorzien wordt in een verbetering van de ontsluiting van het station. Tenslotte heeft de locatie geen andere ontwikkelingsmogelijkheden.
  • De compensatie van de bedrijventerreinruimte vindt plaats op nieuwe terreinen elders in de regio. Na 2020 komt de transformatie van het vroegere agrarisch bedrijventerrein Pastoorslaan naar een regulier bedrijfsterein aan de orde, mede in relatie tot het realiseren van een noordelijke ontsluiting van de Bollenstreek.

Aanpassingen
Op de functiekaart krijgen de twee meest noordelijk gelegen geel omlijnde gebieden (Berbee en Hillegom-Noord) de functie ‘stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer’ in plaats van de functie ‘bedrijventerrein’.
De locatie Ringvaart (zuidoostelijk gelegen geel omlijnd gebied) krijgt op de functiekaart de aanduiding ‘transformatiegebied’ (naar stads- en dorpsgebied) in plaats van ‘bedrijventerrein’.
Op de bedrijventerreinenkaart van de verordening (kaart 6) wordt van de groenomlijnde gebied de aanduiding ‘bedrijventerrein’ weggehaald. Bij de locatie Ringvaart wordt een aanduiding ‘transformatiegebied’ toegevoegd.




6.2 Langeraar (Nieuwkoop), sportvelden Altior

De verplaatsing van Altior biedt de mogelijkheid voor herstructurering van de kern Langeraar. Op de huidige locatie van de sportvelden zullen met name voor starters bereikbare woningen en woningen in de sociale sector worden gebouwd. Dit is een heel ander prijssegment dan de ongeveer 80 'dun-dure' woningen die in het kader van het project Noordse Buurt ten (noord)westen van Langeraar zullen worden gebouwd.
Bij de nieuwbouw voor Altior (clubhuis en kleedkamers) zal zoveel mogelijk worden aangesloten op de bestaande (en nieuwe) (woon)bebouwing van Langeraar. De nieuwe velden zullen ten noorden van de bestaande groenstrook worden gerealiseerd, waardoor de inbreuk op de openheid van het landschap beperkt blijft.
Bij de vastelling van de PSV is door Provinciale Staten een motie ingediend om deze ontwikkeling nader te onderzoeken. In reactie hierop heeft de gemeente de noodzaak van de ontwikkeling onderbouwd.
De gemeente past compensatie toe zodat per saldo niet meer gebieden binnen de contour komen. In totaal wordt 7,4 hectare buiten de contour en 6,9 binnen de contour gebracht of aangeduid als stedelijk groen buiten de contour.

Aanpassingen
Het op onderstaand kaartje middelgroen gekleurde gebied aan de noordkant van de kern Langeraar wordt op de bebouwingscontourenkaart (kaart 1) van de verordening binnen de contour gebracht. Op de functiekaart verandert de functie van dit gebied van ‘agrarisch landschap - inspelen op verbinding stad-land’ naar ‘stads en dorpsgebied’.
De nieuwe locatie voor de sportvelden (donkergroen gekleurd op onderstaand kaartje) wordt op de bebouwingscontourenkaart aangeduid als 'stedelijk groen buiten de contour'. Op de functiekaart wijzigt de aanduiding 'agrarisch landschap – inspelen op verbinding stad-land' in 'stedelijk groen buiten de contour'.
De geeloranje gebieden bij de kern van Nieuwkoop worden op de bebouwingscontourenkaart van de verordening buiten de contour gebracht. Op de functiekaart worden deze geelomlijnde gebieden aangeduid als 'agrarisch landschap – inspelen op verbinding stad-land' in plaats van 'stads- en dorpsgebied'. Deze wijziging werkt door op de kwaliteitskaart.






6.3 Gorinchem Noord

Ten noorden van Gorinchem is het bedrijventerrein Grote Haar gepland. Dit terrein heeft een regionale opvangfunctie. Direct ten westen van dit terrein ligt de A27. Rijkswaterstaat heeft ter plekke een wegverbreding voorzien. De gemeente is derhalve genoodzaakt een brede strook te reserveren als vrijwaringszone, waardoor ongeveer 6 ha van het bedrijventerrein verloren gaat. Verder is voor het terrein het bruto oppervlak en netto uitgeefbare terrein van het bedrijventerrein ten opzichte van de oorspronkelijke uitgangspunten veranderd. Dit als gevolg van de verscherpte criteria van het waterschap ten aanzien van de waterberging (20% over de toename van het verharde gebied, in plaats van 10%). Daarmee kan eveneens netto minder ha bedrijventerrein worden uitgegeven. Het waterschap heeft de norm gehanteerd voor waterberging van 2.180 m2 per hectare netto verhard oppervlak (= 20%). De extra waterbergingseisen leiden derhalve tot een extra ruimtevraag van 4,5 ha (41 ha verhard oppervlak x 1.090 m2). Van de 41 ha bestaat 37 ha uit netto uitgeefbaar bedrijventerrein en 4 ha uit overige verharding.

De vrijwaringszone (6 ha) wordt nu buiten de bebouwingscontouren gelegd. Met de uitbreiding van het terrein in de noordoostelijke hoek met 5 ha wordt dit gecompenseerd. Hierbij kan mede in aanmerking worden genomen dat het gaat om een bedrijventerrein met een regionale opvangfunctie en dat de door de gemeente gewenste begrenzing van het terrein meer voor de hand ligt dan de begrenzing die nu in de structuurvisie is opgenomen. Verder wordt de contour nog verruimd om de extra waterberging (in de verordening beschouwd als een stedelijke functie) binnen de bebouwingscontouren te brengen. Het gaat hier om een oppervlakte van ruim 5 ha. De strook wordt door de gemeente als duurzame groen en waterstrook ontwikkeld en zorgt daarmee tevens voor een goede landschappelijke inpassing.

Aanpassingen
De bebouwingscontour bij Gorinchem (kaart 1 van de verordening) wordt aangepast. Het groengekleurde gebied wordt binnen de contour gebracht en het oranjegekleurde gebied wordt buiten de contour gebracht.
Op de bedrijventerreinenkaart (kaart 6 van de verordening) wordt het groengekleurde gebied toegevoegd aan het gebied met de aanduiding bedrijventerrein en in het oranjegekleurde vlakje vervalt de aanduiding bedrijventerrein.
Op de functiekaart van de structuurvisie veranderen de geelomlijnde gebieden van 'agrarisch landschap' naar 'bedrijventerrein' respectievelijk van 'bedrijventerrein' naar 'infrastructuur'. Deze wijziging werkt door op de kwaliteitskaart.




6.4 Ouderkerk, IJssellaan

IJssellaan omvat het stukje bebouwing ten westen van de kern Lage Weg. Het heeft op de functiekaart de aanduiding ‘agrarisch landschap – inspelen op bodemdaling’. Er ligt dus geen bebouwingscontour omheen. Dit maakt ontwikkeling in IJssellaan nagenoeg onmogelijk. De gemeente is toch voornemens om dit gebied een kwaliteitsimpuls te geven, zeker nu er twee bedrijven zullen sluiten en zij kansen ziet om aan te haken op het landschapsplan van Dienst Landelijk Gebied (DLG) aan de oostzijde. De gemeente wil ongeveer 20 woningen realiseren op de locatie van de twee bedrijven. De ontwikkeling kan worden gezien als een maatwerktoepassing van ‘ruimte voor ruimte’. Ouderkerk heeft een raadsverzoek ingediend bij brief van 16 juli 2010 om de contourwijziging te verwezenlijken.

Aanpassingen
Op de functiekaart veranderd het geel omlijnde gebied van de functie ‘agrarisch landschap – inspelen op bodemdaling’ in ‘stads- en dorpsgebied’. De contour is straks om de bestaande bebouwing heen gelegd.
Op kaart 1 van de verordening wordt het groengekleurde gebied voorzien van een bebouwingscontour.
Deze wijziging werkt door op de kwaliteitskaart.




6.5 Rotterdam, Verolmeterrein

Het voormalige Verolmeterrein wordt de komende jaren getransformeerd naar stedelijk gebied. Op de functiekaart van de Provinciale Structuurvisie is het gebied daarom aangeduid als ‘stads- en dorpsgebied’. Het gebied is abusievelijk iets te klein aangeduid. Een perceel aan de zuidoostzijde maakt wel onderdeel uit van de planvorming, maar is in de structuurvisie en de verordening nog aanduid als bedrijventerrein. De verordening sluit woningbouw op bedrijventerreinen uit. Aanpassing is nodig van de functiekaart en de kaart met bedrijventerreinen in de verordening.

Aanpassingen
Op kaart 6 van de verordening wordt het groenomlijnde gebied niet meer als bedrijventerrein aangegeven.
Op de functiekaart wordt het geelomlijnde gebied aangeduid als 'stads- en dorpsgebied' in plaats van 'bedrijventerrein'.




6.6 Lansingerland, Zuidersingel/Rodenrijseweg

Het dubbele lint Zuidersingel/Rodenrijseweg was in het voormalige streekplan RR2020 aanduid als ‘stads- en dorpsgebied’. Op de functiekaart van de Provinciale Structuurvisie is het gedeelte ten westen van de N471 abusievelijk aangeduid als ‘bedrijventerrein’ en lijkt daarmee onderdeel uit te maken van bedrijventerrein Oudeland. Een ander deel is aangeduid als buitengebied. Door aanpassing van de functiekaart, de bedrijventerreinkaart en de contourenkaart wordt de situatie weer conform het streekplan weergegeven.

Aanpassingen
Op kaart 1 van de verordening (bebouwingscontouren) wordt het groengekleurde gebied binnen de contour gebracht.
Op de funciekaart worden de geelomlijnde gebieden aangeduid als 'stads- en dorpsgebied' in plaats van 'bedrijventerrein' respectievelijk 'agrarisch landschap – inspelen op verbinding stad-land'.
Op kaart 6 van de verordening (bedrijventerreinen) vervalt de aanduiding 'bedrijventerrein' voor het groenomlijnde gebied. Een illustratie hiervan is niet opgenomen.
Deze wijziging werkt door op de kwaliteitskaart.





6.7 Technische aanpassingen begrenzing Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

In de streekplannen is de EHS altijd globaal aangegeven. Op kaart 3 bij de Verordening Ruimte is de EHS voor het eerst tot op perceelsniveau ingetekend. Geconstateerd is dat de begrenzing op kaart 3 niet geheel recht doet aan een aantal reeds bestaande situaties. In een aantal gevallen zou dit er toe kunnen leiden dat functies die reeds zijn ingepast in de Ecologische Hoofdstructuur en waarbij is voorzien in compensatie, op basis van de Verordening Ruimte wegbestemd zouden moeten worden. In een aantal andere gevallen zou de gemeente vóór 2012 als natuur moeten bestemmen, terwijl er al sinds jaar en dag een andere functie is. In beide situaties zou dit kunnen leiden tot bijvoorbeeld planschade. Aanpassing van de EHS-kaart is daarom gewenst.
Hieronder zijn de wijzigingen opgenomen. In die gevallen waar de wijziging tevens een verandering op de functiekaart met zich meebrengt is zowel de functiekaart als kaart 3 opgenomen.



1. Leerdam, Diefdijk bij Schoonrewoerd

Op de functiekaart krijgen de geelomlijnde gebieden de aanduiding 'agrarisch landschap' in plaats van 'natuurgebied'.
Op de kaart 3 van de verordening (Ecologische Hoofdstructuur) is de aanduiding 'zoekgebied' voor de paars gekleurde gebieden vervallen aangezien de concrete begrenzing van de nieuwe natuur inmiddels bekend is. De lichtgroen gekleurde gebieden krijgen de aanduiding 'overige nieuwe natuur'.




2. Dordrecht, ten westen van Baanbroekbrug

Het rood gekleurde gebiedje wordt op kaart 3 van de verordening niet meer als onderdeel van de EHS aangeduid. Het betreft geen EHS, maar een waterzuiveringsinstallatie.



3. Binnenmaas, perceel ten zuidoosten van Puttershoek

Het betreffende perceel is onderdeel van een nieuw landgoed waarvoor de inrichtingswerkzaamheden al zijn uitgevoerd. Op de functiekaart verandert de aanduiding van het geelomlijnde gebied van 'agrarisch landschap' in 'natuurgebied'.
Op kaart 3 van de verordening (Ecologische Hoofdstructuur) wordt het lichtgroen gekleurde gebied aangeduid als 'bestaande natuur en prioritaire nieuwe natuur'.




4. Cromstrijen, Haringvlietbrug

De roodgekleurde gebieden (zie kaartje onder 5) aan beide kanten van de Haringvlietbrug worden op kaart 3 van de verordening niet meer aangeduid als EHS. Deze percelen zijn geen natuur maar recreatiestrand en aanverwante functies.



5. Cromstrijen, primaire waterkering tussen Oosterse Laagjes en de Haringvlietbrug

De hieronder rood ingekleurde primaire waterkering heeft onterecht de status van EHS gekregen. Dit gebied wordt op kaart 3 niet meer als onderdeel van de EHS aangeduid.



6. Goedereede, percelen bij Oostdijk

Het roodgekleurde perceel wordt op kaart 3 van de verordening uit de EHS gehaald. Het is geen EHS maar werkterrein van Evides.
Op de functiekaart krijgt dit geelomlijnde perceel de aanduiding 'agrarisch landschap – risico's op verzilting' in plaats van 'natuurgebied'.




7. Goedereede, percelen tussen Schans en Koudenhoek

De lichtgroen ingekleurde percelen worden EHS en krijgen op kaart 3 van de verordening de aanduiding 'bestaande natuur en prioritaire nieuwe natuur'. Met provinciale subsidie zijn deze percelen verworden ten behoeve van realisatie van de EHS.
Op de functiekaart wordt dit geelomlijnde gebied aangeduid als 'natuurgebied' in plaats van 'agrarisch landschap – risico's op verzilting'.



8. Goedereede, noordelijk van Ouddorp

De EHS is hier te ruim begrensd. Het roodgekleurde gebied wordt op kaart 3 van de verordening niet meer als natuur aangegeven. Het betreft geen EHS maar een weg met parkeerplaatsen. Het geel aangeduide gebied tussen de Vrijheidsweg en het Natura2000-gebied wordt op kaart 3 nieuw aangeduid als 'ecologische verbinding'.
Op de functiekaart wordt de gele lijn aangegeven als 'ecologische verbinding'.



9. Goedereede, Kop van Goeree

De begrenzing van de EHS was niet gelijk aan die van Natura 2000. Nu de begrenzing van Natura 2000 is definitief wordt de begrenzing van de EHS hieraan aangepast. Het helgroen gekleurde gebied krijgt de aanduiding 'Bestaande natuur en prioritaire nieuwe natuur'. Het roodgekleurde gebied wordt niet meer als onderdeel van de EHS weergegeven op kaart 3.



10. Rotterdam, Polder Schieveen

De status van helgroen ingekleurde gebied wijzigt van ‘bestaande natuur en prioritaire nieuwe natuur’ in ‘overige nieuwe natuur’. Het roodgekleurde gebied wordt op kaart 3 niet meer als natuur aangeduid (tekenfout).



11. Pijnacker-Nootdorp, natuurgebied Zuidpolder

De helgroen ingekleurde gebieden krijgen op kaart 3 de aanduiding ‘bestaande natuur en prioritaire nieuwe natuur’ omdat ze in het meerjarenprogramma landelijk gebied prioritair zijn geworden.



12. Wassenaar, golfbaan

Deze golfbaan is geen onderdeel van de EHS. Op de functiekaart krijgt de golfbaan (het geelomlijnde gebied) de aanduiding 'recreatiegebied' in plaats van 'natuurgebied'.
Op kaart 3 van de verordening wordt het roodgekleurde gebied niet meer als natuur aangeduid.




13. Wassenaar, ten noorden van Lentevreugd

De roodingekleurde percelen zijn geen EHS maar zijn bestaande erven. Op kaart 3 van de verordening worden deze percelen niet meer als natuur aangeduid.



14. Hillegom, ecologische verbinding tussen Hillegom en Lisse

De ecologische verbinding is bij de watertoren iets te breed ingetekend. Het rood ingekleurde gebied wordt op kaart 3 niet meer als natuur aangeduid.



15. Rijnwoude, westkant van De Wilck

De aanduiding van het helgroengekleurde gebied verandert op kaart 3 van ‘Overige nieuwe natuur’ in “Bestaande natuur en prioritaire nieuwe natuur’ omdat het een perceel is van Staatsbosbeheer.



16. Reeuwijk, ten zuidoosten van Reeuwijk-Dorp

Het roze gekleurde gebied wordt uit EHS gehaald omdat er aldaar een deel van een stal op staat. Op kaart 3 van de verordening wordt het perceel niet meer als natuur aangeduid.



17. Waddinxveen, Polder Bloemendaal

Het roodgekleurde gebied wordt op kaart 3 van de verordening niet meer als natuur aangeuid omdat het sinds jaar en dag wordt gebruikt voor sierteelt.



18. Nederlek, natuurgebied Bakkerswaal te Nederlek

Het helgroen gekleurde gebied krijgt de aanduiding ‘Overige nieuwe natuur’ in plaats van ‘bestaande natuur en prioritaire nieuwe natuur’.



6.8 Toevoeging van landgoed- en kasteelbiotopen

Zoals is toegelicht in paragraaf 3.1 en 3.3 worden 30 kasteelbiotopen en 1 landgoedbiotoop toegevoegd aan kaart 12 van de verordening. Op onderstaande kaartjes zijn per biotoop de te onderscheiden waarden aangeduid. Op kaart 12 van de verordening zal uiteindelijk alleen de buitencontour (dus de optelsom van alle waarden) van de biotopen worden aangegeven. Deze kaart is nog in bewerking. De kleuren op de kaarten met de kasteelbiotopen geven het volgende aan:

  • oranje gebied: het kasteel zoals beschreven in de literatuur;
  • rood omlijning: status als monument;
  • oranje geruit gebied: het blikveld;
  • paarse lijn: de structuur (bijvoorbeeld een weg) waaraan het kasteel is gelegen;
  • groene lijn: de landschappelijke context.

Hofrust in Rijswijk is een landgoed, de andere toe te voegen biotopen zijn de kasteelbiotopen.



Rijswijk, Hofrust

Rijswijk, Hofrust



Alblasserdam, Hof Te Souburgh

Alblasserdam, Hof Te Souburgh



Alphen aan den Rijn, Swanendrift

Alphen aan den Rijn, Swanendrift



Ameide (Zederik), Herlaer

Ameide (Zederik), Herlaer



Capelle aan den IJssel, Capelle

Capelle aan den IJssel, Capelle



Dordrecht, Huis te Merwede

Dordrecht, Huis te Merwede



Giessenburg (Giessenlanden), Giessenburg

Giessenburg (Giessenlanden), Giessenburg



Gouda, De Molenwerf/Ter Goude

Gouda, De Molenwerf & Ter Goude



Koudekerk (Rijnwoude), Den Tol

Koudekerk, (Rijnwoude), Den Tol



Koudekerk (Rijnwoude), Groot Poelgeest

Koudekerk (Rijnwoude), Groot Poelgeest



Koudekerk (Rijnwoude), Klein Poelgeest

Koudekerk (Rijnwoude), Klein Poelgeest



Leerdam, Het Slot

Leerdam, Het Slot



Leiden, Cronestein

Leiden, Cronestein



Leiden, De Burcht

Leiden, De Burcht



Leiderdorp, Ter Does

Leiderdorp, Ter Does



Liesveld, Huis te Liesveld

Liesveld, Huis te Liesveld



Lisse, 't Huijs Dever

Lisse, 't Huijs Dever



Noordeloos (Giessenlanden), Het Slot

Noordeloos (Giessenlanden), Het Slot



Oostvoorne (Westvoorne), De Burcht

Oostvoorne (Westvoorne), De Burcht



Ouddorp (Goedereede), Spreeuwenstein

Ouddorp (Goedereede), Spreeuwenstein



Ridderkerk, Ter Woude

Ridderkerk, Ter Woude



Rotterdam, Ten Berghe

Rotterdam, Ten Berghe



Rotterdam-IJsselmonde, IJsselmonde

Rotterdam-IJsselmonde, IJsselmonde



Schipluiden (Midden-Delfland), De Kenenburg

Schipluiden (Midden-Delfland), De Kenenburg



Schiedam, Mathenesse

Schiedam, Mathenesse

 



Voorhout (Teylingen), Teylingen

Voorhout (Teylingen), Teylingen



Warmond (Teylingen), Oud-Teylingen

Warmond (Teylingen), Oud-Teylingen



Wateringen (Westland), Het Hof

Wateringen (Westland), Het Hof



Zoeterwoude, Zwieten

Zoeterwoude, Zwieten



Zwijndrecht, Develstein

Zwijndrecht, Develstein



6.9 Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport Boskoop (ISV-Boskoop)

In de tweede helft van 2010 vindt besluitvorming over de ISV- Greenport Boskoop plaats. Aan deze besluitvorming gaat binnen de gemeenten een inspraakprocedure vooraf. Die treedt in principe in plaats van de inspraak voor deze herziening. Bij het vaststellen van deze eerste herziening door PS in januari 2011 zal, voor zover aan de orde en noodzakelijk, implementatie van de ISV in de PSV en PVR plaatsvinden.



6.10 Regionale Structuurvisie Goeree-Overflakkee

In de tweede helft van 2010 vindt besluitvorming over de ISV- Goeree-Overflakkee plaats. Aan deze besluitvorming gaat binnen de gemeenten een inspraakprocedure vooraf. Die treedt in principe in plaats van de inspraak voor deze herziening. Bij het vaststellen van deze eerste herziening door PS in januari 2011 zal, voor zover aan de orde en noodzakelijk, implementatie van de Regionale Structuurvisie in de PSV en PVR plaatsvinden.