4 De agenda's

In de voorgaande hoofdstukken is een overzicht geboden van de diverse programma's en projecten die bijdragen aan de doelen van de structuurvisie, als ook van de onderwerpen die tot beleidsbeslissingen zullen leiden en/of die om nader onderzoek vragen. Vanuit dit overzicht is het mogelijk de agenda's voor overleg met de externe partners van de provincie samen te stellen en er voor te zorgen dat de daarvoor benodigde afstemming plaatsvindt.
De agendering vindt plaats ten behoeve van het overleg van Rijk met regio's in de vorm van bestuurlijk overleg MIRT (twee keer per jaar), het overleg met de diverse platforms (Bestuurlijk Platvorm Zuidvleugel, Stuurgroep Groene Hart en de Stuurgroep Zuidwestelijke delta), en het voorgestelde overleg met de acht regio's.



4.1 Gebiedsagenda Zuid-Holland (MIRT)

Op initiatief van het Rijk is per landsdeel een gebiedsagenda opgesteld. In deze gebiedsagenda’s zijn, in overleg tussen Rijk en regio, de visies en ambities verwoord voor toekomstige (ruimtelijk economische) ontwikkelingen (indicatief voor de periode tot 2028). Insteek is dat de gebiedsagenda’s gebruikt worden voor de gesprekken tussen het Rijk en de regio over de ontwikkelingen in het betreffende landsdeel. Het gaat daarbij om zowel het agenderen van opgaven als het maken van proces- en financiële afspraken.

Inmiddels is voor de Zuidvleugel/Zuid-Holland een gebiedsagenda deel A opgesteld met visies en ambities. De opgaven waar de Zuidvleugel/Zuid-Holland voor staat leidt tot vijf keuzes om tot een metropolitane topregio te komen. Gekozen wordt om de innovatieve economie te bevorderen, stedelijk te intensiveren, het landschap dicht bij huis te brengen, de bereikbaarheid te verbeteren en de water- en energiekansen te benutten. Hierna volgt een korte uitleg per thema.

Innovatieve economie bevorderen
Versteviging van de internationale concurrentiepositie begint in het metropolitane gebied, met een grotere wervingskracht van de steden. Er wordt ingezet op versterking van de drie economische ‘pieken’ in de Zuidvleugel: het haven-industrieel complex, de greenports en Den Haag Internationaal (recht, vrede, veiligheid en ontwikkeling). Om de economie weerbaarder te maken stimuleert de regio ook opkomende clusters: life & health sciences (de vierde ‘piek’), deltatechnologie en energietransitie, en kansrijke sectoren zoals doorbraaktechnologieën, toerisme en de creatieve sector.

Stedelijk intensiveren
In de Zuidvleugel zal de nadruk meer komen te liggen op bouwen binnen het bestaand stedelijk gebied. Dit kan alleen via klimaatbestendige en duurzame stedelijke ontwikkeling en wanneer ook het voorzieningenniveau voldoende meegroeit. Door binnenstedelijk uit te breiden blijft het landschap open en groen, trekken de steden meer arbeidskrachten en bedrijvigheid aan en worden de bestaande infrastructuur en het openbaar vervoer beter benut.

Landschap dicht bij huis brengen
Vanwege de metropolitane ontwikkeling gaan landschappen aan betekenis toenemen en een landschappelijk netwerk vormen. Het gaat om het ontwikkelen van gebieden van ‘groenblauwe’ topkwaliteit die goed bereikbaar moeten zijn en voldoende recreatiemogelijkheden moeten bieden. Dit is zowel van belang voor de stadsbewoners (recreatie), als voor natuurbehoud (biodiversiteit) en economie (landbouw en vestigingsklimaat). Dit heeft een intensiever gebruik van deze gebieden tot gevolg. Daarnaast zullen de beleidsprogramma’s voor Groene Hart, kust en delta verder tot uitvoering worden gebracht.

Bereikbaarheid verbeteren
Verdere metropoolvorming vergt ook versterking van de verkeer- en vervoernetwerken in en tussen de steden. Net als in andere metropolitane gebieden is het openbaar vervoernetwerk essentieel voor het functioneren van de dagelijkse economie. Met investeringen in deze netwerken kunnen verkeers- en vervoersbewegingen op de doorgaande verbindingen beperkt worden, waardoor de congestie op deze verbindingen zoveel mogelijk wordt teruggedrongen. Daarnaast zijn selectieve investeringen nodig in achterlandverbindingen.

Water- en energiekansen benutten
Vanwege de ligging in de delta en aan de kust, is het noodzakelijk de komende jaren flink te investeren in waterveiligheid. Daarnaast vraagt de verstedelijking in combinatie met de klimaatverandering om een duurzame inrichting van de ruimte. De opgave is om klimaatbestendig en robuust te bouwen in de delta. Dit biedt kansen om te innoveren en daarvan te leren. Er wordt ingezet op kennisontwikkeling: niet alleen om het gebied droog, veilig en schoon te houden, maar ook om die kennis op de markt te brengen. De deltacommissie heeft de wateropgave stevig op de bestuurlijke agenda gezet. Nu is het zaak de duurzame verstedelijking in de delta te verankeren en de energieambities te realiseren.

Proces gebiedsagenda Zuidvleugel/Zuid-Holland
Deel A van de gebiedsagenda is in het Bestuurlijk Overleg MIRT in het najaar van 2009 besproken. De uitwerking naar deel B krijgt in 2010 haar beslag.

Over de gebiedsagenda deel B voor het bestuurlijk overleg MIRT wordt nu met de Zuidvleugelpartners en de regio's gesproken over de prioriteiten voor de komende jaren. Het is de bedoeling in het najaarsoverleg met het Rijk over deze prioriteiten afspraken te maken. Inzet van de provincie is ten eerste om de financiering van de reeds gemaakte afspraken rond te krijgen. Mocht er dan nog financiële ruimte zijn, dan zal de provincie deze inzetten op projecten die voortkomen uit de lopende MIRT-verkenningen.



4.2 Provinciale agenda voor de regio

De realisering van de vijf hoofdopgaven van de structuurvisie is nauw verbonden met de ontwikkelopgaven in de regio's. Op regioniveau worden concrete planuitwerkingen gemaakt en uitvoeringsprojecten gerealiseerd. Het gaat bijvoorbeeld om componenten van de twee netwerken (nieuwe infra en nieuwe groengebieden) en lopende sectorale programma's en projecten. Dergelijke projecten, waarvan het initiatief mede bij de regionale partijen ligt, hangen veelal samen met de provinciale activiteiten.
Het overleg over de uitvoeringsagenda van de structuurvisie richt zich voor alle regio's op het samenbrengen van al deze programma's en projecten. Doel hiervan is de aspecten van ruimtelijke ordening, samenhang en fasering en ruimtelijke kwaliteit te bespreken. Het sectoraal overleg tussen de provincie en de regio's wordt niet overgedaan, laat staan dat gemaakte afspraken worden doorkruist. In het verlengde hiervan zijn en blijven nieuw te maken uitvoeringsafspraken op sectorniveau een verantwoordelijkheid van de betreffende provinciale sector.

De komende budgettaire krapte maakt het noodzakelijk om samen met de regio's tot een goede prioritering te komen.

In de bijlage is voor de acht regio's een overzicht geboden van de meest relevante programma's en projecten en is een beknopte beschrijving gemaakt van de mogelijkheden om tot ruimtelijke samenhang te komen, gezien vanuit het provinciaal perspectief.

Vanuit dit overzicht kunnen de volgende vragen voor de agenda met de regio's worden geformuleerd:

  1. Zijn de geformuleerde opgaven en de daarin aan te brengen samenhang herkenbaar voor de regio en worden deze onderschreven? Daarbij gaat het om:
  • De ruimtelijke opgaven zoals die zijn verwoord in de structuurvisie;
  • De mate waarin aan de voor de uitvoering noodzakelijke ruimtelijke voorwaarden wordt voldaan (Wro-instrumenten, versnelling e.d.);
  • De mate waarin lopende programma's en projecten elkaar beïnvloeden en er werk met werk gemaakt kan worden (bijv. onteigening/grondverwerving, aansluiting op andere projecten, fasering ed.);
  • De drie bovenregionale opgaven:
    • Zuidvleugelnet;
    • Zuidvleugelgroenstructuur;
    • Ruimtelijke kwaliteit;
       
  1. Wat is de gewenste betrokkenheid van de regio's ten aanzien de onderwerpen op:
  • De beleidsagenda t.b.v. doorwerking in de provinciale structuurvisie?
  • De onderzoeksagenda t.b.v. de kennisvragen rond implementatie en trendmatig onderzoek voor de langere termijn?
     
  1. Welke aanvullende onderwerpen zijn vanuit de regionale optiek gewenst op de agenda te plaatsen en welke afspraken zou de regio over die onderwerpen willen maken?
     
  2. Op welke wijze kan bij komende bezuinigingen tot een onderling afgestemde prioriteitstelling worden gekomen?