Voorwoord

Met de invoering van de nieuwe Wro heeft elke bestuurslaag de opdracht gekregen om haar ruimtelijke belangen vooraf aan te geven met als uitgangspunt: decentraal wat kan, centraal wat moet. De afgelopen periode is daar binnen en buiten de provincie hard aan gewerkt. Met trots presenteer ik u de structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" als resultaat van dat proces.

Het Rijk heeft ons met de nota Randstad 2040 uitgangspunten meegegeven voor het ruimtelijk beleid. Onze visie speelt in op ontwikkelingen op het gebied van klimaat en water, en bouwt voort op de Voorloper Groene Hart, afspraken in Zuidvleugelverband en regionale visies.

Nieuw is dat we de stap willen zetten van het alleen sturen op functies naar het sturen op functies èn kwaliteiten. Daarom treft u naast de gebruikelijke functiekaart ook een kwaliteitskaart aan. Sturen op de ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied is daarmee één van de drie bovenregionale opgaven vanuit de structuurvisie (voor de kwaliteit van het stedelijk gebied zijn immers primair de steden verantwoordelijk).
De andere twee bovenregionale opgaven die de komende periode extra aandacht zullen krijgen zijn de Zuidvleugelgroenstructuur en daarbinnen vooral de provinciale landschappen en het Zuidvleugelnet als stedelijk netwerk, waar we mobiliteit en verstedelijking nog beter met elkaar willen verknopen.

Als we kijken naar de inhoud van de visie dan vindt er in Zuid-Holland een belangrijke verschuiving plaats. Konden we in het verleden wellicht nog kiezen voor uitbreiding en fysieke groei van stad en infrastructuur, het komende decennium zal het vooral gaan om herontwikkeling. In de structuurvisie, ligt zowel voor wonen als werken, het zwaartepunt binnen de bestaande contouren. Alleen voor bollengrondcompensatie en glastuinbouw (zoeklocaties) wordt zonodig nieuwe ruimte geboden. Dit maakt de opgave moeilijker. Als we daar bij betrekken dat markt en overheid daarvoor minder geld hebben dan kunnen we concluderen dat de provincie meer dan vroeger, andere overheden, marktpartijen en maatschappelijke organisaties moet overtuigen van het belang van een gemeenschappelijk uitvoeringsprogramma.

De provincie maakt van de structuurvisie een dynamisch instrument dat adequaat inspeelt op de ruimtelijke ontwikkelingen van Zuid-Holland. We gaan de visie regelmatig aanpassen op basis van sectorale visies (denk aan de Agenda Landbouw of de Visie Recreatie en Vrije Tijd ) en bovendien elk jaar aan andere ontwikkelingen.

Tegelijk met deze structuurvisie is in de provinciale Verordening Ruimte ook de ruimtelijke regelgeving voor de hele provincie gelijk getrokken. Na vier streekplannen met soms heel verschillende systemen is er nu één visie voor de gehele provincie; met ambitie en gericht op kwaliteit.

Govert Veldhuijzen

Gedeputeerde voor Ruimtelijke Ordening