6 Stedelijk netwerk 6.1 Inleiding In de huidige PSV is het stedelijk netwerk op hoofdlijnen aangegeven. Om als provincie actuele en bovenregionale beleidskeuzen in het stedelijk gebied te kunnen maken is een concretisering van de visie op het stedelijk netwerk noodzakelijk. Aanleidingen zijn de nieuwe rijksstructuurvisie Infrastructuur en ruimte, de bestuurlijke discussie over de metropoolregio Rotterdam –Den Haag en de Zuidvleugel De noodzaak tot scherpere keuzen bij bezuinigingen en decentralisatieopgaven, maar ook afwegingen in concrete projecten zoals de Nieuwe Westelijke oeververbinding, MIRT verkenningen, StedenbaanPlus en de inbedding van bijvoorbeeld de Woonvisie, de Economische Agenda en een actuele kantorenstrategie in het ruimtelijk beleid spelen hierbij een rol. Essentieel in het stedelijk netwerk was en blijft de inzet op een koppeling van verstedelijking, economische ontwikkeling en (OV) infrastructuur. In de concretisering wordt het stedelijk netwerk consequenter dan voorheen benaderd vanuit internationaal economisch perspectief (bereikbaarheid en samenhang economische clusters) en vanuit het perspectief van bewoners en gebruikers (bereikbaarheid voorzieningen en werklocaties). Stedelijke centra spelen hierbij een cruciale rol. De aanpassingen in de Actualisering 2011 richten zich vooral op een duidelijker hiërarchie en betere duiding van de stedelijke centra vanuit een bovenregionaal perspectief. Daarmee wordt beleidsmatig duidelijker welke functies in welk type centrum passen, gegeven de positie van een centrum in het stedelijk netwerk en het OV net. Daarom is sturing, ordening en afstemming van centrum gebonden ruimtelijke functies op bovenregionaal niveau beter mogelijk. Het aangescherpte beleid voor stedelijke centra wordt zowel in tekst als op kaart in de herziening van de PSV verwerkt. Met de concretisering van het stedelijk netwerk is een betere sturing en afstemming van stedelijke functies op bovenregionaal niveau mogelijk. 6.2 Wijziging structuurvisie Gehele tekst paragraaf 4.3.1 vervangen door deze nieuwe paragraaf 4.3.1: 4.3.1 Het stedelijk netwerk Het stedelijk netwerk van Zuid-Holland omvat alle stedelijke en industriële agglomeraties en kernen in de provincie die via een samenhangend hoofdnet van OV-raillijnen en wegen met elkaar verbonden zijn. Door de opschaling van de economie en het dagelijks leven is het stedelijk netwerk inmiddels omvangrijker dan het gebied van de Zuidvleugel. Het stedelijk netwerk van Zuid-Holland is onderdeel van de Randstad. Het wordt gevormd door de agglomeraties en grotere kernen in:
De verstedelijkingsopgave wordt voor het overgrote deel gebundeld en geconcentreerd in het stedelijk netwerk. Dit stedelijk netwerk is hiërarchisch en meerkernig. De hiërarchie wordt bepaald door de aanwezige economische clusters en het voorzieningenniveau in steden en centra. In het stedelijk netwerk van Zuid Holland is sprake van een rangorde, bestaande uit twee hoogstedelijke toppen (Rotterdam en Den Haag), twee industriële toppen (de mainport Rotterdam en de greenport Westland/Oostland), twee subtoppen als brandpunt van kennis en innovatie (Leiden en Delft), diverse subcentra en (boven)regionale centra. Toppen en subtoppen vormen gezamenlijk de kern van het internationaal profiel. Rotterdam en Den Haag vormen de economische en stedelijke zwaartepunten. Zij ontwikkelen zich in de context van het ruimere stedelijk netwerk geleidelijk tot een samenhangende metropoolregio. Voor het behoud van de (internationale) concurrentiepositie is het noodzakelijk de samenhang tussen economische clusters, stedelijke centra onderling en het gehele netwerk te versterken. Dit vraagt om verbetering van de externe bereikbaarheid en de interne samenhang. De samenhang en bereikbaarheid wordt gedragen door het (inter)nationale en regionale netwerk van spoor-, weg- en waterverbindingen. Binnen dit multimodale netwerk is vooral het OV-railnet de drager voor de verstedelijkingsopgave Dit betekent een verdergaande concentratie en intensivering van stedelijke functies in de stedelijke centra en rond haltes van StedenbaanPlus: de combinatie van het internationale OV-net en het stedelijk-regionale OV railnet. Daarmee is StedenbaanPlus (met de Stedenbaan als ruggengraat), een belangrijke motor voor de ruimtelijke differentiatie in woon-, werk- en voorzieningenmilieus. Concentratie van bovenregionale voorzieningen en kantoren vindt met name plaats in de stedelijke centra, nabij belangrijke knooppunten van openbaar vervoer. paragraaf 4.7 en 4.7.1. de eerste 3 alinea's vervangen door: 4.7 Divers en samenhangend stedelijk netwerk Zuid-Holland wil verstedelijking en economische ontwikkeling bundelen en concentreren in het stedelijk netwerk. Concentratie van stedelijke functies biedt meer kansen voor een betere samenhang, een grotere arbeidsmarkt en een hoger voorzieningenniveau. Dit biedt agglomeratievoordelen voor inwoners, bedrijven, voorzieningen en detailhandel. Ook geeft het mogelijkheden tot efficiënte benutting van infrastructuur en ontwikkeling van duurzame energiesystemen. Hiermee wordt de concurrentiepositie van het stedelijk netwerk in Zuid-Holland versterkt. Dit draagt bij aan een betere positie van de Randstad als geheel in Europa en de rest van de wereld. Zuid-Holland schept een aantrekkelijke leefomgeving en een aantrekkelijk vestigingsmilieu voor bedrijven. Het contrast tussen stad en land blijft behouden en gebiedskwaliteiten worden versterkt. De provincie speelt in op demografische ontwikkelingen en veranderende maatschappelijke behoeften, die een toenemende vraag naar stedelijke woonmilieus in de toekomst laten zien. Ontwikkeling van nieuwe woon- en werkmilieus in stedelijke gebieden kan gecombineerd worden met het herstructureren en transformeren van bestaande woon- en werkmilieus. Gemengde milieus, broedplaatsen en onderwijsvoorzieningen zorgen voor een betere voedingsbodem voor de kenniseconomie. Intensief gebruik van het stedelijk gebied leidt tot een reductie van de uitstoot van broeikasgassen en een zuinig gebruik van grondstoffen. Hierdoor draagt intensief stedelijk ruimtegebruik bij aan de duurzaamheid van de samenleving. Kaart 4.7: Stedelijk netwerk Tot 2020 staan de volgende provinciale belangen centraal:
4.7.1 Versterken stedelijk netwerk Het provinciaal belang richt zich op de ambities:
Samengevat richt het provinciaal belang zich op bundeling van verstedelijking, infrastructuur, voorzieningen en economische activiteiten met een accent op concentratie en functieafstemming in centra en clusters. Bundeling van verstedelijking Bundeling van verstedelijking is meer dan het concentreren van wonen in steden. Voor de leef-, werk- en woonomgeving in 2020 richt Zuid-Holland zich op een betere relatie tussen infrastructuur en verstedelijking, het onderling beter afstemmen van bovenregionale voorzieningen, economische clusters en intensivering van het stedelijk gebied. Dit geldt vooral in de invloedssfeer van hoogwaardig openbaar vervoer, met een extra accent op de stedelijke centra. Functieafstemming tussen verstedelijking en infrastructuur De verstedelijkingsopgave richt zich vooral op het bestaand stads- en dorpsgebied 2010. Gedifferentieerd ruimtegebruik maakt dit gebied aantrekkelijk voor mensen om te wonen en voor bedrijven om zich te vestigen. Dit betekent een verdergaande concentratie en intensivering van stedelijke functies in het invloedsgebied van StedenbaanPlus, het (boven)regionale OV railnet in Zuid- Holland . Dit invloedsgebied is op kaart weergegeven als stedelijk gebied met hoogwaardig openbaar vervoer en onderscheidt zich daarmee van het 'overig' stedelijk gebied. Wonen, werken en bijbehorende voorzieningen worden bij voorkeur geconcentreerd rond de stations en haltes van StedenbaanPlus. (Boven)regionale voorzieningen en grotere kantoorlocaties worden geconcentreerd in stedelijke centra. Deze benadering beperkt het stedelijk ruimtebeslag, stimuleert de benutting van het openbaar vervoer en vergroot het draagvlak van voorzieningen in het stedelijk gebied. De intensivering van stedelijke functies mag niet ten koste gaan van de kwaliteit van het binnenstedelijk leef- en vestigingsmilieu. Dat betekent dat intensivering gepaard gaat met verbetering van de milieukwaliteit en dat grotere eenheden stedelijk groen hun groene functie en kwaliteit moeten behouden en in principe niet in aanmerking komen voor verdichting. De grotere eenheden stedelijk groen en de groenblauwe hoofdroutes in de stad worden beschouwd als een onderdeel van de Zuidvleugelgroenstructuur. Intensief benutten, meervoudig ruimtegebruik, herstructurering en transformatie Zuid-Holland wil dat voor alle stedelijke ontwikkelingen het principe geldt: eerst intensiveren van bestaand gebruik, vervolgens nagaan of door herstructureren of transformeren de beschikbare ruimte in het bestaand bebouwd gebied beter benut kan worden en pas dan uitbreiden. Dit geldt ook buiten het stedelijk netwerk. Intensiveren betekent in de praktijk vaak het combineren en mengen van verschillende functies. Dit kan door stapeling of bestaande bebouwing voor meerdere of andere functies geschikt te maken. Herstructurering en transformatie zijn goede methoden om functies te herschikken in het kader van intensivering van het stedelijk gebied. Bij herstructurering betreft het vooral functiebehoud, transformatie vooral functieverandering (bijvoorbeeld de Binckhorst in Den Haag en Stadshavens Rotterdam). Via herstructurering en transformatie kan tegelijk ook de milieukwaliteit op een locatie worden verbeterd. Daarbij gaat het om geluidhinder, geurhinder, luchtkwaliteit en onveilige situaties. Een schone en veilige leefomgeving is van belang om het internationale profiel van het stedelijk netwerk te behouden en te ontwikkelen. Naast de intensiveringsopgave dient in en om het stedelijk gebied voldoende ruimte te blijven voor een robuuste groen- en waterstructuur. Dit is van belang voor de leefkwaliteit in de stad en goede verbindingen met het buitengebied. Centra in het stedelijk netwerk Zuid-Holland In de centra van het stedelijk netwerk concentreren zich de belangrijkste stedelijke voorzieningen, de (inter)nationaal georiënteerde economische bedrijvigheid en kantorenlocaties. Centra onderscheiden zich naar hun positie in het netwerk, hun aard, omvang en economisch belang. Er is dus sprake van hiërarchie en diversiteit in centra. Stedelijke centra bevatten tevens knooppunten van openbaar vervoer. Ze dienen optimaal bereikbaar te zijn, primair met openbaar vervoer, maar ook met de auto en de fiets. (Boven)regionale voorzieningen, instituten en kantoren dienen zoveel mogelijk geconcentreerd te worden in stedelijke centra, nabij de knooppunten van hoogwaardig openbaar vervoer. Niet alle centra bieden dezelfde ontwikkelingsmogelijkheden. Daarom zijn de volgende centra onderscheiden:
(Boven)regionale voorzieningen worden bij voorkeur in de stedelijk centra geconcentreerd, nabij hoogwaardig openbaar vervoer. Dit bevordert optimale bereikbaarheid, voldoende draagvlak en biedt mogelijkheden voor synergie. Het gaat immers om functies die veel mensen aantrekken. Bovenregionale centrumvoorzieningen betreffen winkelvoorzieningen, zorgvoorzieningen, onderwijsvoorzieningen, overheidsvoorzieningen, culturele voorzieningen en recreatief-toeristische voorzieningen. Culturele, recreatieve en toeristische voorzieningen Zuid-Holland wil de culturele, recreatieve en toeristische kwaliteiten in de provincie versterken. Deze kwaliteiten en bijbehorende voorzieningen beperken zich niet alleen tot de stedelijke centra. In het stedelijk netwerk zijn vooral de centra van de grote steden en de historische stadskernen van groot cultureel, recreatief en toeristisch belang. In deze steden is veelal sprake van een specifiek en breed cultureel en toeristisch profiel, bestaande uit een gaaf en bijzonder historisch karakter, moderne architectuur en/of een divers palet aan culturele en stedelijke voorzieningen. De bescherming en versterking van de culturele en toeristische kwaliteiten komen tot uiting in de centrumaanduidingen, veelal in combinatie met de aanduiding historische kern op de kwaliteitskaart. Een aantal van de historische kernen is in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur aangewezen als beschermd stads- en dorpsgezicht. Culturele, recreatieve en toeristische voorzieningen beperken zich niet alleen tot de stedelijke centra. Diverse gebieden, kernen en voorzieningen in de provincie hebben een specifiek cultureel en toeristisch/recreatief profiel met een eigen karakter. Zo is de badplaats Noordwijk tevens bekend als internationaal congrescentrum en Zoetermeer als plaats met een ruim aanbod aan vrijetijdsvoorzieningen. Versterking van dit karakteristieke profiel is van belang voor zowel de aantrekkelijkheid en het vestigingsklimaat van de steden in het stedelijk netwerk als voor de gehele provincie. Toeristische voorzieningen en attracties van nationaal of internationaal niveau met een meer specifiek karakter zijn aangeduid als toeristisch centrum. Het betreft een aantal belangrijke badplaatsen en attracties langs de kust, zoals Scheveningen, Noordwijk, Katwijk en Hoek van Holland, evenals de Brouwersdam op Goeree-Overflakkee. Deze badplaatsen kunnen zich, ieder op hun eigen wijze, verder ontwikkelen tot toeristische attracties van Europese allure. Daarnaast zijn de internationaal bekende toeristische trekpleisters zoals Keukenhof en werelderfgoed Kinderdijk aangeduid als toeristisch centrum. Verdere toeristische ontwikkeling is mogelijk met inachtneming van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Stedelijke detailhandelsstructuur De provincie wil de bestaande detailhandelsstructuur versterken, vooral in de stedelijke centra, stadsdeel- en wijkcentra. Nieuwe mogelijkheden voor detailhandel en vrije tijd ziet de provincie ook rond openbaar vervoerknooppunten. Dit betekent beperking van toelaatbare branches op perifere locaties. De provincie zet het huidige detailhandelsbeleid voort, zoals neergelegd in de Provinciale Structuurvisie Detailhandel 2007. Veel van de huidige grootschalige detailhandel is gevestigd op bedrijventerreinen. Vanuit het beleid om dit areaal juist voor reguliere bedrijven te behouden, wordt de uitbreiding van de perifere detailhandel op die locaties terughoudend benaderd (zie ook kaart 7 van de Verordening). Vervolgens de tekst na kaart 4.7.1b in deze paragraaf 4.7.1 vanaf kopje Intensief benutten, meervoudig…..etc. schrappen. Paragraaf 4.11: vervangen van legenda-eenheden van functiekaart. Internationaal hoogstedelijk en kenniscentrum Door meerdere knooppunten van hoogwaardig openbaar vervoer ontsloten, compleet stedelijk centrumgebied met ruimte voor concentratie van bedrijven, kantoren, kennisbedrijven en -instellingen, universiteiten, voorzieningen en woonmilieus van (inter)nationale betekenis en allure. Bovenregionaal stedelijk centrum Door hoogwaardig openbaar vervoer ontsloten, compleet stedelijk centrumgebied met ruimte voor concentratie van bedrijven, kantoren, voorzieningen, kennisbedrijven en -instellingen en woonmilieus van bovenregionale betekenis. Bij aanwezigheid van een universiteit is er ruimte voor gerelateerde functies van internationale betekenis. Stedelijk subcentrum Door hoogwaardig openbaar vervoer ontsloten stedelijk centrumgebied met ruimte voor concentratie van voorzieningen en/of kantoren van bovenregionaal niveau Regionaal centrum Goed bereikbaar en compleet stedelijk - of dorpscentrumgebied met ruimte voor concentratie van gemengde functies (voorzieningen, werken, wonen) van regionale betekenis. Door de gehele tekst van de structuurvisie en verordening wordt 6.3 Kaartwijziging(en) Op de functiekaart wordt de indeling in centra vervangen door de indeling:
Deze wijziging werkt door op kaart 4.7.3a Netwerk van infrastructuur en centra (zie bijlage 4). 7 Wonen: strategie en Woonvisie 7.1 Inleiding
Uit analyse blijkt dat buiten de Zuidvleugel meer nieuwbouwwoningen gepland zijn dan nodig, dat de kwaliteit van de huidige voorraad kan worden verbeterd (zowel het soort woonmilieu, de samenstelling van de woonomgeving als de woning zelf, gelet op energieconsumptie). Daarom wordt ingezet op:
De instrumenten die de provincie kent om te sturen op de woningvoorraad en woninglocaties zijn vooral ruimtelijk. Voor wat betreft wonen richt deze Actualisering 2011 zich daarom op de ruimtelijke consequenties van de in de woonvisie beschreven trends en ontwikkelingen. Dit leidt voor de structuurvisie tot de volgende wijzigingen:
De WBR 2010 gaat uit van balans in vertrek en vestiging vanaf 2010 (migratiesaldo nul). Socrates gaat uit van trendmigratie in deze periode en is de enige raming die de kwalitatieve vraag naar woonmilieus en prijsklassen weergeeft. De recente woningbehoefteramingen geven aan dat de afgesproken programma's niet zonder bijzondere inspanningen haalbaar zijn. De trendraming Socrates geeft de ontwikkeling aan die zonder extra bestuurlijke inspanning haalbaar lijkt. De ambitie om vertrek en vestiging in balans te brengen vraagt om bijzonder inspanningen en om bijzondere woonmilieus.
Bestuurlijke afspraken woningbouw
De provincie Zuid-Holland wil in 2020 een betere afstemming tussen vraag en aanbod in woonmilieus. Er is behoefte aan grotere differentiatie. Voor de bepaling van het juiste aanbod zijn verschillende parameters belangrijk, zoals de bereikbaarheid van werk, voorzieningen, recreatie en een verbeterde ruimtelijke inrichting.
De woningmarkt in balans betekent vraag en aanbod in balans en de woonmilieus in balans (de juiste mix in woningvoorraad). Hiervoor kijkt de provincie naar zowel renovatie, transformatie als nieuwbouw. Doelstelling is om de opbouw van woonmilieus evenwichtiger te maken en beter aan te laten sluiten bij de wensen van (toekomstige) bewoners: de woonmilieubalans.
Bron: Vraagdeel: Socrates 2010 en aanboddeel: provincie Zuid-Holland, monitorsysteem woningbouwplannen-20104
Toelichting artikel 6
Uitgangspunt is dat gemeentelijke bestemmingsplannen in lijn zijn met de actuele regionale woonvisie. In de toelichting van het bestemmingsplan wordt hierover een verantwoording opgenomen. Incidentele afwijkingen tussen het bestemmingsplan en de regionale woonvisie zijn alleen toegestaan na een positief advies van de regio.
Kaart 4.7.1b Ruimtelijke en bestuurlijke eenheden wordt vereenvoudigd. De aanduidingen Zuidvleugelgroenstructuur en Duin- en Bollenstreek worden geschrapt. De gebiedsaanduidingen Groene Hart en Delta worden verhelderd en Zuidvleugel wordt geactualiseerd. Zie bijlage 4. 1 De verdeling van de 115.00 woningen over de regio's in de Zuidvleugel worden eind 2011 verwacht en zullen naar verwachting dan nog in deze herziening kunnen worden opgenomen. 8 Economische Agenda Zuidvleugel 8.1 Inleiding Zuid-Holland is een regio die de potentie heeft om tot de best presterende en meest concurrerende regio’s van Europa te behoren. Om die positie te verkrijgen is een strategie nodig die gericht is op diversificatie. Een regio met verschillende sectoren die aan elkaar gerelateerd zijn, maar tegelijkertijd voldoende verschillen om elkaar aan te vullen, biedt grotere groeikansen dan een gespecialiseerde regio. Naast een aanpak op het blijvend versterken van het economisch fundament (bereikbaarheid, voldoende beschikbaarheid ruimte, arbeidsmarkt) zal de focus moeten komen te liggen op negen stuwende sectoren in de regio en de kruisbestuiving tussen die sectoren: (1) Transport&Logistiek, (2) Chemie&Energie, (3) Greenports, (4) Recht,Vrede&Veiligheid, (5) Cleantech (6) Life Sciences&Health, (7) Pensioenen&Verzekeringen, (8) Maritiem en (9) ICT&Telecom. Dit zijn de motoren van de provinciale economie. Deze actualisering op basis van de Economische Agenda Zuidvleugel leidt tot enkele tekstaanpassing. 8.2 Wijziging structuurvisie Paragraaf 3.2 laatste alinea onder figuur 3.2 vervangen door: De kracht van de economie van Zuid-Holland zit in 2040 voor een groot deel in de samenhang. Samenhang tussen economische activiteiten onderling (ketens), samenhang tussen stedelijke gebieden (agglomeratievoordelen) en samenhang tussen verschillende typen ruimtegebruik (ruimtelijke kwaliteit). De ontwikkeling van infrastructuur is gericht op de gewenste kwaliteiten van gebieden en omgekeerd kan infrastructuur kwaliteiten toevoegen aan gebieden. Hierbij vormt Zuid-Holland met de Randstad een knooppunt in een Europees en mondiaal netwerk5. Dit leidt ook tot een kleine aanpassing van de opsomming ambities in de 1e alinea van paragraaf 4.5.1: 4.5.1 Behouden en aantrekken van economische clusters Zuid-Holland is een regio die de potentie heeft om tot de best presterende en meest concurrerende regio’s van Europa te behoren. Om die positie te verkrijgen is een strategie nodig die gericht is op diversificatie. Een regio met verschillende sectoren die aan elkaar gerelateerd zijn, maar tegelijkertijd voldoende verschillen om elkaar aan te vullen, biedt grotere groeikansen dan een gespecialiseerde regio. Naast een aanpak op het blijvend versterken van het economisch fundament (bereikbaarheid, voldoende beschikbaarheid ruimte, arbeidsmarkt) zal de focus moeten komen te liggen op negen stuwende sectoren in de regio en de kruisbestuiving tussen die sectoren: (1) Transport&Logistiek, (2) Chemie&Energie, (3) Greenports, (4) Recht,Vrede&Veiligheid, (5) Cleantech (6) Life Sciences&Health, (7) Pensioenen&Verzekeringen, (8) Maritiem en (9) ICT&Telecom. Dit zijn de motoren van de provinciale economie Binnen dit provinciaal belang onderscheidt Zuid-Holland de volgende ambities met accent op kennisontwikkeling en handel:
idem in paragraaf 4.5.1.4: Energie-, water- en deltatechnologie Zuid-Holland wil de positie van het Nederlandse water- en deltacluster in de wereld versterken. Het cluster is sterk vertegenwoordigd in Zuid-Holland, maar ligt erg verspreid. Het cluster bestaat uit twee deelsectoren: deltatechnologie (waterbeheer, waterbouw) en watertechnologie (drinkwater, proces- en afvalwater). De wereldwijde vraag naar kennis uit het cluster is groot en groeiende, onder meer als gevolg van klimaatverandering. Het cluster bevindt echter zich nog in een ontwikkelfase. Zuid-Holland kan ruimtelijke referentieprojecten ontwikkelen door nieuwe technologieën en kennis toe te passen, zoals de zandmotor voor de Delflandse kust en een getijdecentrale. Life & healthsciences Zuid-Holland wil een aantrekkelijke vestigingsplaats zijn voor organisaties op het terrein van life & healthsciences, vooral voor research en development op het terrein van de (medische, groene en industriele) biotechnologie. In Leiden ligt op het Bio Sciencepark het grootste life & healthsciencescluster van Nederland. Zuid-Holland moet ruimte blijven bieden voor activiteiten in de gehele keten van dit cluster en deze versterken. Daar horen ook verbindingen bij met andere clusters zoals de greenports en ruimtevaart (Noordwijk). Aansluitend daarbij is Delft voor industriele biotechnologie een speerpunt en is de regio Delft-Rotterdam een kerngebied voor ontwikkelingen op het terrein van de biochemie, meer in het bijzonder de bio-based economy. de biobased economy6. Er is ook ruimte nodig om de zorgsector in Zuid-Holland te kunnen blijven faciliteren: Door vergrijzing en voortschrijdende technologie ontstaat naast behoefte aan ruimte voor zieken- en verzorgingshuizen ook een toenemende en veranderende zorgvraag. Die vraagt weer om ruimte voor kennisontwikkeling zoals Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam. 8.3 Beleidsagenda Vervolgonderzoek naar de ruimtelijke implicaties van de groei in de stuwende sectoren van de Zuidvleugel, vooral chemie&energie, greenport en transport & logistiek. 5 OESO review Randstad. Januari 2007. 6 In biobased economy wordt gebruik gemaakt van biomassa van planten, algen en resten uit natuur en industrie als een groene grondstof voor chemie, materialen en energie. 9 Ontwikkeling kantoren
9.1 Inleiding Een aanscherping van de kantorenstrategie in de Actualisering 2011 is van belang vanwege de oplopende problematiek op de kantorenmarkt (oplopende structurele leegstand, overmaat plancapaciteit, ed.). Naar aanleiding van het rapport “Aanzet voor een Kantorenstrategie Zuid-Holland", hebben GS de regio 's verzocht voor 1 mei 2011 hun regionale kantorenstrategieën te actualiseren. De regio’s werken nog aan bijstelling van hun kantorenstrategieën met voorstellen tot planreductie. De ingewikkeldheid van de problematiek rondom planreductie en de mogelijk hieraan gekoppelde juridische en financiële consequenties hebben er toe geleid dat meer tijd nodig is voor de uitwerking. Gezien de urgentie wil de provincie, anticiperend op de uitwerking van de kantorenstrategie, nu al een eerste stap zetten in het aanpakken van de oplopende problematiek in de kantorenmarkt. De provincie zal over deze inzet het gesprek aangaan met de regio’s. De provincie wil zeer terughoudend omgaan met de ontwikkeling van plannen voor nieuwe kantoorlocaties die nog niet zijn vastgelegd in bestemmingsplannen. Dit betekent de inzet op een kaderstellend volumebeleid voor nieuwbouw van kantoren. Tevens zal bij nieuwe plannen voor kantoren de SER-ladder moeten worden toegepast en moet worden aangegeven hoe deze plannen zich verhouden tot de behoefte aan kantoren op regionaal niveau. Indien na toepassing van de SER-ladder nieuwe kantoorontwikkelingen wenselijk zijn, dan op de locaties die zijn aangegeven op kaart 4.7.2 In de Verordening is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen waarin nieuwe kantoren ook mogelijk worden gemaakt als het gaat om het herbestemmen van onbenutte bouw- en gebruiksmogelijkheden of het bestemmen van kantoren waarvan de planontwikkeling ver gevorderd is en waarover bestuurlijke overeenstemming bestaat. Voorwaarde is dat de kantoren binnen de invloedsfeer van de haltes van StedenbaanPlus liggen en dat een toelichting in het bestemmingsplan hierover een verantwoording geeft. Samen met regio’s wil de provincie deze strategie en het kantorenprogramma verder uitwerken. Op deze manier wordt terughoudender omgegaan met het toekennen van kantorenprogramma's aan nieuwe of minder geschikte locaties. De uitwerking van deze strategie zal niet alleen goed moeten worden afgestemd met de regionale platforms voor afstemming over bedrijventerreinen (REO's) maar ook in Stedenbandverband. Met de aangescherpte kantorenstrategie wordt in de ontwerpherziening van de PSV een voorschot genomen op de voorstellen die op basis van de afspraken tussen provincie en regio door de regio’s worden aangedragen. Gegeven de urgentie en het bovenregionaal belang van een aangescherpte kantorenstrategie lijkt een stevige inzet vanuit de provincie wenselijk als inzet voor verdere discussie en overleg met de regio’s. De zienswijzeprocedure en de bestuurlijke tafels bieden hiertoe ruim gelegenheid. 9.2 Wijziging structuurvisie Tekst onder het kopje Kantorenlocaties vervangen door: Kantorenlocaties Zuid-Holland zet in op een sterke, internationaal concurrerende economie en de daarbij behorende positie op de kantorenmarkt. Daarbij is optimale bereikbaarheid en inpassing in de verstedelijkingsvisie ook van belang. Het strategisch belangrijke project StedenbaanPlus voorziet daarin. De oplopende problematiek op de kantorenmarkt (oplopende structurele leegstand, overmaat aan veelal harde plancapaciteit) heeft veel kantorenlocaties onder druk gezet. Terughoudendheid in nieuwbouw draagt bij aan actief beheer van de voorraad kantoren door bijvoorbeeld duurzame renovatie en transformatie naar andere bestemmingen. Nieuwbouw blijft ook nodig om de kwaliteit van de kantorenlocaties op peil te houden en te voorzien in de marktvraag. Aanvullende nieuwe kantoorontwikkeling moet dan ook gedoseerd en gefaseerd worden en dient plaats te vinden in de volgende centra, die mede beschouwd worden als kantoorontwikkelingslocaties: Den Haag centrum (nabij de OV knooppunten Den Haag CS, HS en NOI), Rotterdam centrum (nabij de OV knooppunten Rotterdam CS, Blaak en Kop van Zuid), Den Haag Internationale zone, Ypenburg, Leiden CS, Rijswijk, Delft CS, Schiedam CS, Zoetermeer CS, Gouda CS, Rotterdam Alexander, Rotterdam Brainpark/Rivium en Dordrecht CS . Voor locaties die zijn opgenomen in vigerende bestemmingsplannen of locaties waarvoor de planontwikkeling ver gevorderd is en waarover met de provincie bestuurlijke overeenstemming bestaat is een afwijking mogelijk en kunnen kantoorontwikkelingen conform de afspraak plaats vinden. Genoemde (hoog)stedelijke en (boven)regionale centra en subcentra zijn op de functiekaart aangegeven. Deze centra corresponderen met de belangrijke kantoorontwikkelingslocaties zoals weergegeven op kaart 4.7.2. Kantoorbestemmingen dienen binnen de invloedssfeer van de stations van StedenbaanPlus in de betreffende centra te liggen. Het gaat om gronden die binnen 10 minuten vanaf de stations bereikbaar zijn, te voet of met hoogfrequente bus- en railverbinding. Nieuwe kaart 4.7.2 Kantorenlocaties Het kantorenbeleid kent een beperkt aantal uitzonderingen. Het beleid geldt niet
Voor nieuwe ontwikkelingen moet de SER-ladder worden gegepast. Dit betekent dat bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe locaties voor kantoren of uitbreiding van bestaande locaties voor kantoren met een bruto vloeroppervlakte van meer dan 1000m2 per vestiging een verantwoording moeten bevatten waarbij de behoefte aan nieuwe locaties als gevolg van de vervangings- en uitbreidingsvraag wordt onderbouwd. Ook moet worden onderbouwd waarom deze behoefte niet kan worden ondervangen door herstructurering of intensivering van bestaande locaties of het benutten van ruimte op locaties elders in de regio. Tevens moet onderzocht worden of ter compensatie elders de kantoorruimte kan worden beperkt door sloop of functieverandering. Regionale nieuwbouwvolumes De provincie gaat kaderstellend voorlopig uit van een nieuwbouwbehoefte voor Zuid-Holland van ca 1,15 mln. m² bvo voor de periode 2010-2020. Voor een gezonde kantorenmarkt en een realistische verstedelijkingsstrategie is het noodzakelijk dat een substantiële reductie van de plancapaciteit van kantoren plaatsvindt. Bezien vanuit de diverse regionale kantorenstrategieën en het kantorenprogramma van Stedenbaan is er nu ruwweg sprake van een halvering van de nieuwbouwbehoefte. De plancapaciteit medio 2010 bedroeg ca. 4 mln. m2 bvo en een reductie tot ca 2 mln. m2 is wenselijk.
Bezien vanuit de diverse regionale kantorenstrategieën en het kantorenprogramma van Stedenbaan is er nu ruwweg sprake van een halvering van de nieuwbouwbehoefte. De plancapaciteit medio 2010 bedroeg ca 4 mln. m² bvo. De toedeling van de locaties binnen de regio’s is een verantwoordelijkheid van de regio’s. De provincie bewaakt de bovenregionale samenhang. 9.3 Wijziging verordening Artikel 7 wordt gewijzigd Lid 1 kantorenlocaties Bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen buiten de invloedsfeer van de op kaart 5 aangeduide haltes in de kantoorontwikkelingslocaties wijzen geen bestemmingen aan die nieuwe kantoren mogelijk maken. Binnen de invloedsfeer van deze haltes liggen gronden die te voet binnen 10 minuten vanaf de haltes bereikbaar zijn. Voor Den Haag Centraal en Rotterdam Centraal geldt dat binnen de invloedsfeer eveneens gronden liggen die vanaf deze haltes binnen 10 minuten bereikbaar zijn met natransport via hoogfrequente bus- en railverbindingen; kantoren mogen alleen worden toegelaten in de directe nabijheid van de haltes van het natransport. Lid 2 uitzonderingen Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op:
Bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe kantoren met een omvang van meer dan 1000 m2 bruto vloeroppervlak per vestiging, zijn op regionaal niveau afgestemd. De toelichting van het bestemmingsplan bevat hierover een verantwoording, waarbij wordt aangegeven hoe het kantorenprogramma zich verhoudt tot het actuele regionale kantorenprogramma . Lid 4 SER-ladder Bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe kantoren met een bruto vloeroppervlak per vestiging van meer dan 1.000 m2 bevatten in de toelichting een verantwoording over de behoefte aan nieuwe kantoren als gevolg van de vervangings- en uitbreidingsvraag en een onderbouwing waarom deze behoefte niet kan worden ondervangen door hergebruik van bestaande kantoorgebouwen binnen de regio. Tevens moet onderzocht worden of ter compensatie elders de kantoorruimte kan worden beperkt door sloop of functieverandering van bestaande kantoren of het wegbestemmen van nog niet gerealiseerde kantoorbestemmingen. Lid 5 Afwijkingsmogelijkheid Bestemmingsplannen mogen in afwijking van het bepaalde in lid 1 nieuwe kantoren mogelijk maken voor zover het gaat om:
9.4 Kaartwijziging(en) Op kaart 4.7.2 Kantorenlocaties wordt de aanduiding grotere kantorenlocatie vervangen door de aanduiding kantoorontwikkelingslocatie. De centra-indeling van de functiekaart is leidend. Als kantoorontwikkelingslocaties zijn aangegeven:
Op kaart 5 van de verordening worden bovengenoemde kantoorontwikkelingslocaties opgenomen. Zie bijlage 1b. |