6.1 Klimaatscenario's KNMI De vier scenario's verschillen in de verwachte wereldtemperatuur in 2050 (+1 of +2 graden) en het wel (+ scenario's) of niet wijzigen van de dominante windrichting (figuur 6.1). De scenario's verschillen in de mate waarin de mondiale temperatuur stijgt en de mate waarin de luchtstromingspatronen boven Nederland veranderen. De W en W+-scenario’s kenmerken zich door een sterke toename van de wereldgemiddelde temperatuur, terwijl die in de G en G+-scenario's gematigd is. Bij de G+ en W+ scenario's zorgt een verandering in de luchtstroming boven de Atlantische oceaan en West-Europa voor extra warme en natte winters, terwijl de zomers extra warm en droog zijn. Bij de G en W scenario's is de invloed van veranderingen in de luchtstroming klein. Alle scenario's gaan uit van een stijging van de gemiddelde temperatuur en een toenemende kans op extreme temperaturen, een stijging van de zeespiegel (35-85 cm in 2100), een toename van de gemiddelde winterneerslag en een toenemende kans op extreme neerslag, met name in de kustzone. Alleen in de plusscenario’s is sprake van een sterke afname van de gemiddelde zomerneerslag en een sterke toename van de potentiële verdamping. Figuur 6.1 Grafische weergave klimaatscenario’s (bron KNMI) 6.2 Ruimtelijke reserveringen 2020 en 2040 Dit is de nadere uitwerking van de nieuwe verkeers- en vervoersinfrastructuur zoals beschreven in Hoofdstuk 4. De provincie Zuid-Holland heeft de ambitie om de bereikbaarheid in de provincie te verbeteren. Deze ambitie is neergelegd in het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (PVVP). Binnen het kader van het PVVP is het beleid verder uitgewerkt, onder meer in de nota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart, de nota Operationalisering Openbaar Vervoer 2007-2020, het Goederenvervoerbeleidsplan 2007-2011, het Fietsplan 2008 en het Meerjarenplan Verkeersveiligheid 2008-2011. In het PVVP zijn uitvoeringsprogramma’s opgenomen. De opgave is om het stedelijke openbaar vervoer netwerk en de wegenstructuur binnen de Zuidvleugel te completeren. In de onderstaande tabel zijn het beleidsbeeld 2020 en ambitie 2040 opgenomen. De uitvoeringsprogramma’s uit de PVVP zijn nog steeds actueel. In de uitvoeringsagenda zijn de projecten opgenomen die zijn voorzien voor 2020. De visie is gebaseerd op dit programma uit de PVVP. Beleidsbeeld 2020 In het beleidsbeeld tot 2020 is een onderscheid gemaakt in (inter)nationale en regionale verbindingen. I (Inter)nationale, Randstedelijke verbindingen A1. Hoofdwegen – beleidsbeeld 2020
II. Regionale verbindingen C1. Regionale wegen - beleidsbeeld 2020
Figuur 6.2a Internationaal en Randstedelijk infrastructuurnetwerk Figuur 6.2b Regionaal wegennet Figuur 6.2c Regionaal openbaar vervoer-netwerk 6.3 Compensatieregeling bollengronden Om de greenport te laten functioneren is behoud van het bollenteeltareaal van belang. Om dit behoud te kunnen combineren met andere belangrijke ruimtelijke ontwikkelingen zoals beschreven in de Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek is door de regio een regeling uitgewerkt. De compensatie van bollengronden dient plaats te vinden volgens de door de regio uitgewerkte regeling, behoudens de inzet van de 2e Poellaan. Daarbij wordt er uitgegaan van handhaving van het netto areaal 1e klas bollengronden door het bijhouden van de ruimtelijke nulbalans door de GOM aan de hand van bestemmingsplannen en de referentiekaart Heijkoop. Compensatie van de bollengronden dient plaats te vinden volgens het 40 (herstructureren bestaande areaal en tegengaan van verrommeling) - 30 (opwaarderen 2e klas bollengronden) - 30 (omspuiten graslanden) principe. Er dient een financiële afdracht aan het GOM geregeld te zijn, wanneer bollengronden verdwijnen voor een ruimtelijk project waarbij sprake is van functieverandering van de bollengronden en bij het verdwijnen van 2e klas bollengronden. Van het 40-30-30 principe kan op de volgende wijze worden afgeweken:
Bij de beoordeling van de bestemmingsplannen die in dit kader worden opgesteld, zal op deze aspecten worden toegezien. Bij bestemmingsplannen waarbij sprake is van het omspuiten van graslanden moet voldoende inzicht geboden worden in de uitvoering van de herstructurering volgens het 40-30-30 principe en moet de haalbaarheid hiervan ook worden aangetoond. Dit geldt eveneens voor de eerste 3 jaar, waarbij van het 40-30-30 principe kan worden afgeweken. Het aantonen van de haalbaarheid dient plaats te vinden aan de hand van de voortgangsrapportages, jaarprogramma en meerjarenprogramma van de GOM. Bij het omspuiten van graslanden die onderdeel uitmaken van de EHS moet worden voldaan aan de provinciale compensatieplicht. Bij bestemmingsplannen die dit mogelijk maken, moet de EHS-compensatie geregeld zijn. 6.4 Randvoorwaarden zoeklocatie bedrijventerrein Veerstalblok In de Krimpenerwaard is in de Polder Veerstalblok een indicatieve aanduiding voor een eventueel bedrijventerrein opgenomen. De ontwikkeling van dit bedrijventerrein Veerstalblok is alleen mogelijk als voldaan is aan de voorwaarden dat:
6.6 Beschrijving IRP's Zuidplaspolder De Zuidplaspolder is één van de laagst gelegen polders in de Zuidvleugel van de Randstad, in de driehoek Rotterdam-Zoetermeer-Gouda waarin ruimte moet worden geboden aan nieuwe woningen, bedrijven en kassen, infrastructuur en natuur, water en recreatie. Het gaat om een complexe opgave, zowel inhoudelijk als bestuurlijk. De laag gelegen ligging maakt het noodzakelijk innovatieve oplossingen te ontwikkelen, waarin water, natuur, woon- en werkfuncties op slimme wijze worden gecombineerd. Met een groot aantal partijen is in 2007 overeenstemming bereikt over het volgende startprogramma 2010-2020:
Bij de ontwikkelingen staat duurzame ontwikkeling centraal. Daarbij zijn afspraken gemaakt over het klimaatbestendig ontwikkelen van de Zuidplaspolder en opzetten van een energieweb Zuidplaspolder waarbij gebruikers en leveranciers van duurzame vormen van energie aan elkaar worden gekoppeld. Ook zijn afspraken gemaakt over de ontwikkeling van de (parallelle) infrastructuur A12 en aanleg van groen- en waterstructuren. De provincie heeft de regierol voor dit project. In het voortraject zijn alle mogelijke publieke en maatschappelijke partijen betrokken. Er is intensieve samenwerking met de betrokken gemeenten, het waterschap, het Rijk (als een van de projecten in het urgentie programma Randstad) en private partijen. Kust en Goeree-Overflakkee Aan het project kustontwikkeling liggen drie opgaven ten grondslag. De eerste opgave heeft betrekking op de versterking van de zwakke schakels. De zwakke schakels in de Zuid-Hollandse kust bevinden zich langs de kust van Noordwijk, Katwijk, Scheveningen, Voorne, het Flaauwe Werk (Goeree Overflakkee) en de Delflandse Kust. De tweede opgave heeft betrekking op de zandmotor. Voor de kust wordt een zandmotor geplaatst. De zandmotor is een enorme berg zand die vlak voor de Delflandse Kust in zee wordt aangebracht. Wind, golven en zeestroming verspreiden het zand langs de kust. Zo groeit de kust in zeewaartse richting op natuurlijke wijze aan. Door de zandmotor groeit de kust mee met de stijgende zeespiegel, zodat ook voor de langere termijn de veiligheid van de kust gewaarborgd blijft. Daarnaast biedt het zand extra ruimte voor natuur en recreatie. Ten slotte gaat het om de integrale ontwikkeling van de Delflandse Kust. De Delflandse Kust is aangewezen als prioritaire zwakke schakel in de Hollandse kust. Een prioritaire zwakke schakel is een kustvak dat naar verwachting tussen nu en 20 jaar moet worden versterkt om aan de eisen voor de veiligheid te voldoen bij stijging van de zeespiegel, hogere stormfrequentie en nieuwe golfrandvoorwaarden. Belangrijk uitgangspunt is dat niet alleen gekeken wordt naar de benodigde maatregelen voor de veiligheid maar ook naar de kansen voor de ruimtelijke kwaliteit. De uitvoeringsagenda bestaat uit vier hoofdprojecten:
Delflandse Kust Het tekort aan hoogwaardige landschappelijke gebieden in het achterland van de Delflandse Kust als uitloopgebied voor de stedeling vraagt om een stevige kwantitatieve uitbreiding en functiecombinaties van natuur en recreatie. Zeewaartse kustuitbreiding zou een bijdrage kunnen leveren aan het opheffen van dat tekort. De slechte bereikbaarheid van de Delflandse Kust vanuit het achterland, met uitzondering van Hoek van Holland en Scheveningen, vraagt om een regionaal bereikbaarheidsoffensief. De kustzone is een unieke woon- en werklocatie. Bij een woningbouwopgave gaat het niet primair om een kwantitatieve opgave, maar om het opschroeven van de kwaliteit. Een woningbouwopgave is niet voorzien in de zeewaartse kustuitbreiding. De gebiedsvisie maakt duidelijk hoe de Delflandse Kust kan bijdragen aan het realiseren van deze doelstellingen:
IRP Deltapoort Deltapoort (globaal het gebied van Rotterdam-Zuid tot en met Dordrecht) kent een grote sociaal-economische problematiek met een slecht leefomgevingsklimaat. De ontwikkeling van de werkgelegenheid is achter gebleven. Er is een relatief hoge werkeloosheid onder de vooral jonge en laagopgeleide beroepsbevolking. Om deze negatieve ontwikkeling te doorbreken moet er veel meer synergie tussen economische structuurversterking en sociaaleconomische ontwikkeling ontstaan. Daarnaast nemen de problemen met de externe veiligheid langs het spoor en de snelwegen toe. Vanwege deze externe veiligheid dreigt er o.a. stagnatie van de stedenbouwkundige ontwikkelingen in een brede zone langs de hoofdtransportroutes. Om de toenemende vervoersbewegingen voortvloeiend uit de verdere ontwikkeling van de Rotterdamse haven te kunnen accommoderen wordt een maatregelenpakket voor de diverse vervoersmodaliteiten voorbereid. Hiertoe wordt een verkenning verricht naar aanpassingen van het hoofd- en onderliggend wegennet, dit in combinatie met de spoorcapaciteit. Het gaat onder meer om doorstroming van transitoverkeer en een goede ontsluiting van woon- en werklocaties. Een oplossing voor de externe veiligheidsproblematiek wordt in de ontsluiting en doorstroming nadrukkelijk meegenomen. In nauwe afstemming met het Deltaprogramma Rijnmond-Drechtsteden wordt ook een uitbreiding van de vervoerscapaciteit over water onderzocht. Voor een aantal opgaves ligt de oplossing op nationaal niveau maar vooral het verbeteren van de leefkwaliteit is een bovenregionale opgave waar de provincie een toegevoegde waarde heeft. Daarom is in het hoofdlijnenakkoord 2011-2015 de ambitie opgenomen om Deltapoort te verbreden. Behalve de inzet op ruimtelijke kwaliteit wil het college ook economische en infrastructurele verbeteringen bewerkstelligen. Er wordt dit najaar (2011) een verkenning verricht naar welke opgaven in dit bredere gebied spelen en welke in het uitgebreidere programma Deltapoort kunnen worden opgenomen. In deze verkenning dient naar voren te worden gebracht welke consequenties dit heeft, hoe dit wordt georganiseerd en welke stimulerende impulsen de provincie zou willen inbrengen. Oude Rijnzone De Oude Rijnzone is het gebied langs de rivier de Oude Rijn, grofweg tussen Leiden en Bodegraven. De gemeenten Leiden, Leiderdorp, Zoeterwoude, Rijnwoude, Alphen aan den Rijn, Bodegraven, het Hoogheemraadschap van Rijnland, het rijk en de provincie Zuid-Holland werken samen om de ontwikkeling van de Oude Rijnzone in veel opzichten te stimuleren. Bij het project zijn ook verschillende organisaties van bewoners en gebruikers betrokken. De partijen spannen zich gezamenlijk in om te komen tot herstructurering en integrale ontwikkeling van dit gebied, die erop is gericht de kwaliteit te verbeteren. Deze regionale samenwerking maakt het mogelijk om oplossingen te zoeken die voorheen niet haalbaar leken. Naarmate een gebiedsontwikkeling verder vordert, verandert de rol van de provincie. In de fase van uitvoering is de provincie vaak één van de betrokken partijen, maar niet per definitie de centrale partij. Geleidelijk komt een zwaardere rol te liggen bij andere publieke organisaties zoals gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en marktpartijen. Participatie en betrokkenheid van de provincie in de fase van uitvoering blijft wel van belang omdat het er dan op aankomt de geambieerde ruimtelijke kwaliteit te realiseren. 6.7 Afwijkingsmogelijkheden kantoorontwikkelingslocaties
In de verordening is onder artikel 7, lid 5 een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor kantoorontwikkeling op locaties die zijn opgenomen in vigerende bestemmingsplannen of locaties waarvan de planontwikkeling ver gevorderd is en waarover bestuurlijke overeenstemming met de provincie bestaat. De bestuurlijke overeenstemming geldt voor volgende locaties:
Bovengenoemde locaties staan niet op kaart 5 van de verordening, kantoren. |