Toelichting

Aan: De raad van de gemeente Graafstroom

Onderwerp: Aanwijzing ex artikel 3.8 lid 6 Wet ruimtelijke ordening; gewijzigd vastgesteld bestemmingsplan 'Buitengebied'

 

Geachte leden van de gemeenteraad,

 

Op 25 januari 2010 heeft u het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ gewijzigd vastgesteld. Na bestudering van uw besluit vinden wij het noodzakelijk om, overeenkomstig artikel 3.8 lid 6 Wro, een aanwijzing te geven, ertoe strekkend dat de artikelen 4.3.2 en 4.3.4 van de planregels geen onderdeel blijven uitmaken van het bestemmingsplan ‘Buitengebied’.

 

Aanleiding van de reactieve aanwijzing
Het provinciaal belang is vastgelegd in interim-beleid, bestaande uit de nota Regels voor Ruimte en de vigerende streekplannen. Eén van de regels hierin is de richtlijn dat er in het landelijke gebied niet meer dan 10% uitbreiding plaatsvindt van onder meer agrarisch verwante en agrarische hulp- of nevenbedrijven en niet-agrarische bedrijven. De achterliggende gedachte hiervan is om hiermee de ruimtelijke kwaliteit van het Groene Hart te behouden, door ‘verstening’ hier te beperken. De mogelijkheid in artikel 4.3.2. en 4.3.4 om hiervan voor het gehele plangebied van af te wijken, is onzes inziens dusdanig in strijd met het provinciaal belang, dat een reactieve aanwijzing noodzakelijk is.

 

Nadere toelichting inzet reactieve aanwijzing ex art 3.8 lid 6 Wro
Ten aanzien van de in artikel 3.8 lid 6 Wro opgenomen voorwaarde dat moet worden aangegeven welke feiten, omstandigheden en overwegingen ons hebben belet het betrokken belang met inzet van andere bevoegdheden te beschermen, merken wij het volgende op.
De betreffende extra motiveringsplicht is in de wet opgenomen om te voorkomen dat provincie en/of het Rijk het betreffende instrument zouden gebruiken om achteraf - passief - in te grijpen terwijl reeds vooraf op actieve wijze met andere wettelijke bevoegdheden hetzelfde doel had kunnen worden bereikt.
Bij die andere wettelijke bevoegdheden zijn met name de proactieve aanwijzing, het provinciale inpassingsplan/projectbesluit en het inzetten van algemene regels (de provinciale verordening) relevant.

De reden waarom in dit geval de reactieve aanwijzing het meest geschikte instrument is om het provinciaal belang veilig te stellen, is gelegen in het feit dat het plan pas bij (gewijzigde) vaststelling is voorzien van de gewraakte passages in de planregels 4.3.2. en 4.3.4. Hierdoor zijn wij niet in staat geweest om gebruik te maken van proactieve instrumenten. De reactieve aanwijzing is daarom het geijkte instrument.

De provinciale verordening en provinciale structuurvisie hebben nog de ontwerpstatus en kunnen in zoverre dus geen rol betekenen in de kwestie. Wel is hier nog op te merken dat ook de ontwerp provinciale verordening in artikel 2 lid 3, uitbreidingen in het landelijk gebied maximeert tot 10%.

 

Wij verzoeken u om ons aanwijzingsbesluit bekend te maken overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.8, lid 3 en lid 6 Wro.

 

Hoogachtend,

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
 

secretaris: M.H.J. van Wieringen-Wagenaar

voorzitter: J. Franssen