Besluit van Provinciale Staten van Zuid-Holland van [datum] [kenmerk] tot wijziging van de Omgevingsverordening in verband met het verbeterde Omgevingsbeleid
Provinciale Staten van Zuid-Holland,
Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van [datum] over de wijziging van de Omgevingsverordening in het kader van het verbeterde Omgevingsbeleid;
Gelet op artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening;
Besluiten:
Artikel I
De Omgevingsverordening wordt als volgt gewijzigd:
A
In afdeling 6.2 worden drie paragrafen met opschrift ingevoegd, luidende:
§ 6.2.11 Klimaatverandering
§ 6.2.12 Drinkwatervoorziening
B
In paragraaf 6.2.11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6.50 Risico’s van klimaatverandering
In een bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de gevolgen van de risico’s van klimaatverandering tenminste voor zover het betreft de risico’s ten aanzien van:
wateroverlast door overvloedige neerslag;
overstroming;
hitte;
droogte
C
In paragraaf 6.2.12 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6.51 Beschermingszone drinkwatervoorziening
Een bestemmingsplan voor gronden waarin een leiding, behorend tot de vitale infrastructuur openbare drinkwatervoorziening aanwezig is, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 18, wijst een zone van minimaal vijf meter aan weerszijden van de leiding aan als beschermingszone drinkwatervoorziening.
Het in het eerste lid bedoelde bestemmingsplan laat nieuwe ontwikkelingen binnen de beschermingszone drinkwatervoorziening slechts toe voor zover bij de verwezenlijking daarvan geen belemmeringen kunnen ontstaan voor het functioneren, het onderhoud en de veiligheid van de drinkwatervoorziening.
Voor de beoordeling of sprake is van belemmeringen als bedoeld in het tweede lid, wordt tijdig advies gevraagd aan het drinkwaterbedrijf dat beheerder is van de leiding.
D
In paragraaf 6.2.3 wordt artikel 6.10 als volgt gewijzigd:
1
onderdeel b van het eerste lid komt te luiden:
Indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van grote buitenstedelijke bouwlocaties.
Grote buitenstedelijke bouwlocaties zijn de locaties groter dan 3 hectare, waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd op bijlage II.
2.
Ingevoegd wordt een nieuw tweede lid, onder gelijktijdige vernummering van het tweede en derde lid tot het derde en vierde lid, luidende:
Een omgevingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling met de functie wonen mogelijk maakt, houdt rekening met de maatregelen wonen zoals opgenomen in het Omgevingsprogramma Zuid-Holland.
3.
Ingevoegd wordt een vijfde lid, luidende:
Een omgevingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt op een grote buitenstedelijke bouwlocatie houdt rekening met de aanwijzingen die gedeputeerde staten hiervoor kunnen geven in het Omgevingsprogramma.
F
Bijlage 2 Kaarten wordt als volgt aangepast:
De geometrische plaatsbepaling van de provinciale vaarwegen op kaart 2 Provinciale vaarwegen, wordt gewijzigd;
De geometrische plaatsbepaling van de Milieuschermingsgebieden voor grondwater op kaart 5 Milieuschermingsgebieden voor grondwater, wordt gewijzigd;
De geometrische plaatsbepaling van de Stiltegebieden op kaart 6 Stiltegebieden, wordt gewijzigd;
De geometrische plaatsbepaling van het Natuurnetwerk Nederland op kaart 7 Natuurnetwerk Nederland, wordt gewijzigd;
De geometrische plaatsbepaling van de Bebouwingscontour 2003 binnen Schiphol 20 Ke-contour op kaart 13 Veiligheid, wordt gewijzigd;
De geometrische plaatsbepaling van de belangrijke weidevogelgebieden op kaart 14 Ruimtelijke kwaliteit en beschermingscategorieën, wordt gewijzigd;
De geometrische plaatsbepaling van de Groene buffers op kaart 14 Ruimtelijke kwaliteit en beschermingscategorieën, wordt gewijzigd;
De geometrische plaatsbepaling van Locaties windenergie op kaart 16 Windenergie, wordt gewijzigd;
De geometrische plaatsbepaling van de landgoedbiotopen op kaart 15, wordt gewijzigd;
De geometrische plaatsbepaling van Drinkwaterinfrastructuur wordt toegevoegd op kaart 18 Drinkwaterinfrastructuur.
De geometrische plaatsbepaling van Ontwikkellocaties wordt toegevoegd op kaart 19 .
Artikel II
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal blad waarin deze verordening wordt geplaatst.
Den Haag, [datum]
Provinciale Staten van Zuid-Holland
griffier voorzitter
De geometrische plaatsbepaling van de provinciale vaarwegen op kaart 2 Provinciale vaarwegen, wordt technisch gewijzigd
De geometrische plaatsbepaling van de Milieuschermingsgebieden voor grondwater op kaart 5 Milieuschermingsgebieden voor grondwater, wordt technisch gewijzigd.
De geometrische plaatsbepaling van de Stiltegebieden op kaart 6 Stiltegebieden, wordt technisch gewijzigd
De geometrische plaatsbepaling van het Natuurnetwerk Nederland op kaart 7 Natuurnetwerk Nederland, wordt gewijzigd
De geometrische plaatsbepaling van de Bebouwingscontour 2003 binnen Schiphol 20 Ke-contour op kaart 13 Veiligheid, wordt technisch gewijzigd
De geometrische plaatsbepaling van de belangrijke weidevogelgebieden op kaart 14 Ruimtelijke kwaliteit en beschermingscategorieën, wordt gewijzigd;
De geometrische plaatsbepaling van de Groene buffers op kaart 14 Ruimtelijke kwaliteit en beschermingscategorieën, wordt gewijzigd
De geometrische plaatsbepaling van de landgoedbiotopen op kaart 15, wordt gewijzigd;
De geometrische plaatsbepaling van Locaties windenergie op kaart 16 Windenergie, wordt gewijzigd
De geometrische plaatsbepaling van Drinkwaterinfrastructuur wordt toegevoegd op kaart 18 Drinkwaterinfrastructuur
De geometrische plaatsbepaling Ontwikkellocaties wordt toegevoegd op kaart 19
In Benthuizen is het gebied ingeklemd tussen de dorpsbebouwing, bedrijventerrein, Heerewegh en de Bentwoudlaan ten onrechte aangeduid als groene buffer. Deze locatie lag binnen de voormalige bebouwingscontour van de Provinciale Structuurvisie en was geen groene buffer. De locatie is sinds 2014 als woningbouwlocatie op de 3ha-kaart opgenomen en de gemeente Alphen is nu voornemens hiervoor een bestemmingsplan op te stellen. De foutieve aanduiding groene buffer is hier strijdig mee en wordt geschrapt van kaart 14 Ruimtelijke kwaliteit en beschermingscategorieeën.
In artikel 6.14 (20Ke-contour van Schiphol) van de Omgevingsverordening wordt verwezen naar de voormalige bebouwingscontour van de streekplannen uit 2003 welke op kaart 13 Veiligheid van de Omgevingsverordening is aangegeven. In het voormalige streekplangebied Zuid-Holland Oost is op kaart 13 Veiligheid bij de kernen Korteraar en Noordeinde in de gemeente Nieuwkoop foutief de voormalige bebouwingscontour uit 2006 opgenomen. Dat wordt hersteld naar de correcte voormalige bebouwingscontour uit 2003.
Op kaart 16 Windenergie wordt een viertal bestaande locaties voor windenergie toegevoegd:
Op kaart 7 (Natuurnetwerk Nederland) wordt de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland aangepast.
Toelichting op de wijzigingen Natuurnetwerk Nederland
Toelichting op de wijzigingen
In de Kleine Westeinderpolder wordt 7 hectare NNN ontgrensd. Deze ontgrenzing hangt samen met onderstaande uitbreiding van het NNN bij De Wilck. Het gebied in de Kleine Westeinderpolder is een geïsoleerd stuk weidevogelgrasland, waarbij geen ambities gelden tot uitbreiding. Hierdoor zijn op langere termijn de kansen voor weidevogels te beperkt. Het gebied heeft geen eigen waterpeil en is gevoelig voor predatie.
Bij natuurgebied De Wilck wordt het NNN uitgebreid met ruim 9 hectare weidevogelgrasland. De Wilck is een van de beste weidevogelgebieden in de provincie, en de uitbreiding van dit gebied zal de weidevogelstand zeker ten goede komen. Dat is nodig, aangezien weidevogelsoorten als de grutto sterk onder druk staan. Deze toevoeging komt voort uit een afspraak tussen de gemeente Alphen aan den Rijn en Staatsbosbeheer. Staatsbosbeheer is beheerder van De Wilck en zal ook beheerder worden van de betreffende grond, die direct grenst aan het bestaande gebied. De betreffende gronden worden geen onderdeel van het Natura 2000-gebied De Wilck. De provincie betaalt niet de afwaardering van de betreffende gronden. Als de gronden zijn opgenomen in het NNN, verstrekt de provincie een vergoeding voor het beheer via de SNL.
Tevens wordt 2 hectare weidevogelgrasland toegevoegd aan het NNN in Polder Waterloos. Het perceel ligt ingesloten tussen water en een weidevogelreservaat van Staatsbosbeheer dat onderdeel is van het NNN. Het vergroten van bestaande weidevogelreservaten is een effectieve manier om de achteruitgang van de weidevogels aan te pakken.
Daarnaast wordt een aantal wijzigingen in de begrenzing doorgevoerd die voortkomen uit de ingediende zienswijzen op de ter visie ligging van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening. Dat geldt onder andere voor aanpassingen aan de begrenzing in Gouwe Wiericke. Hierbij zijn per abuis een aantal kleine foutjes geslopen in de begrenzing. Die worden hierbij hersteld.
De overige wijzigingen betreffen kleine aanpassingen waarbij de kaart beter in overeenstemming wordt gebracht met de werkelijkheid. Deze noodzaak komt grotendeels voort uit het volgende. Het NNN was in de voormalige streekplannen slechts globaal begrensd. In 2010 is deze voor het eerst exact begrensd. Werkende weg, bijvoorbeeld bij concrete planuitwerkingen, komen er kleine onnauwkeurigheden aan het licht. De Omgevingsverordening tackelt dat wel grotendeels door de zin "In principe behoren bestaande bebouwing, erven, tuinen en wegen met een gesloten verharding (inclusief bermen) niet tot het NNN." Maar het is wenselijk dat ook de kaart zoveel mogelijk overeenstemt met de werkelijkheid. Ook bij de eerdere herzieningen van de voormalige Verordening ruimte zijn dergelijke onjuistheden gecorrigeerd. Maar sinds de laatste herziening zijn er opnieuw kleine onnauwkeurigheden aan het licht gekomen. Het voorstel is om deze bij de komende herziening te corrigeren.
In een bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de gevolgen van de risico’s van klimaatverandering tenminste voor zover het betreft de risico’s ten aanzien van:
Als mede de effecten van de bovengenoemde risico’s ten behoeve van het risico op bodemdaling.
Voor zover risico’s zich voordoen wordt rekening gehouden met het zo veel mogelijk voorkomen en beperken, via maatregelen of voorzieningen, dan wel het gericht aanvaarden van deze risico’s.
Toelichting risico’s van Klimaatverandering
De provincie Zuid-Holland streeft naar een klimaatbestendig en waterrobuuste provincie in 2050. De provincie wil dan voorbereid zijn op de gevolgen van klimaatverandering in de vorm van wateroverlast door overvloedige neerslag, hittestress, verdroging en verzilting en het beperken van de gevolgen van overstromingen. Daarnaast voert de provincie actief beleid om de maatschappelijke kosten van bodemdaling zoveel mogelijk te beperken.
Dit heeft direct gevolgen voor locatiekeuze, ontwerp en inrichting van openbare ruimte en gebouwde omgeving. In de Omgevingsvisie is vastgelegd dat de provincie ernaar streeft om bij (nieuwe) ruimtelijke ontwikkelingen betrokken partijen de uitkomsten uit de klimaatstresstesten expliciet mee te laten wegen bij de locatiekeuze en inrichting van het gebied. Dit geldt voor alle risico’s die gepaard gaan met klimaatverandering (in ieder geval wateroverlast door overvloedige neerslag, overstroming, hitte, en droogte). Deze risico’s hebben naast lokale ook regionale aspecten.
In het convenant klimaatadaptief bouwen[1] hebben een brede groep publieke en private partijen in Zuid-Holland sinds 4 oktober 2018 afgesproken dat wij ons committeren aan de ambitie dat klimaatadaptief bouwen in Zuid-Holland ‘het nieuwe normaal’ is; we de doelen[2] en de producten[3] van het convenant hanteren als uitgangspunt in ons handelen in nieuwe gebiedsontwikkelingen; we ervoor zorgen dat klimaatadaptief bouwen waar nodig en wanneer mogelijk als uitgangspunt wordt opgenomen in alle relevante onderdelen van ons beleids- en handelingsinstrumentarium ten behoeve van gebiedsontwikkeling en bouwopgaven; ons in gezamenlijkheid, maar ook ieder voor zich, opstellen als ambassadeur van de doelen en resultaten van het convenant en zullen hier zo veel als mogelijk mee werken.
In de Omgevingsvisie zijn de afspraken van het convenant vertaald in de beleidsbeslissingen klimaatadaptatie en toekomstbestendig bouwen.
Met dit artikel verzoekt de provincie in lijn met de Omgevingsvisie aan gemeenten om bij nieuwe activiteiten in de fysieke leefomgeving in bestemmingsplannen de risico’s ten aanzien van klimaatverandering in beeld te brengen op basis van de best beschikbare wetenschappelijke kennis. Met deze formulering wordt aangesloten op de bewoording zoals opgenomen in artikel 7 van het akkoord van Parijs. In de deltabeslissing ruimtelijke adaptatie is vastgelegd dat de overheden regelmatig de klimaatadaptatiecyclus zullen doorlopen en de beschikbare wetenschappelijke kennis zullen toepassen in de uitvoering van een klimaatstresstest. Door minimaal zesjaarlijks te toetsen of de stresstest nog actueel is wordt de actualiteit van wetenschappelijke kennis gegarandeerd.
De te beschrijven risico’s kunnen risico’s zijn voor het plan zelf, maar ook voor de omgeving. Klimaatverandering kan ten gevolge van de vier genoemde risico’s ook effecten hebben op o.a. bodemdaling, biodiversiteit en waterkwaliteit. Indien relevant moeten deze effecten ook worden beschreven. Ook zal de gemeente moeten aangeven of en welke adaptieve maatregelen en voorzieningen getroffen worden, en welke afweging gemaakt is voor de implementatie van deze maatregelen en voorzieningen. Bijvoorbeeld dat op basis van kostenbeheersing een afweging wordt gemaakt om maatregelen of voorzieningen niet te treffen.
Daarbij worden, voor een duiding van die gevolgen, de opvattingen van het bestuursorgaan dat is belast met het beheer van die watersystemen betrokken. Dit in aansluiting en vooruitlopend op artikel 5.37 (weging van het waterbelang) het Besluit kwaliteit leefomgeving. Ook kan de gemeente andere partijen om advies vragen (mogelijk GGD of veiligheidsregio).
[1]
[2]
[3]
Toelichting Beschermingszone drinkwatervoorziening
Om te voorkomen dat er zonder betrokkenheid van de drinkwaterbedrijven aanpassingen gedaan moeten worden aan de hoofddrinkwaterleidingen worden via regels in het bestemmingsplan proceseisen gesteld. Dit naar aanleiding van verschillende gevallen waarin te laat rekening is gehouden met de aanwezigheid van dit type leidingen waardoor veel extra kosten zijn ontstaan.
In artikel 6.10 over stedelijke ontwikkelingen wordt een nieuwe tweede lid ingevoegd, onder gelijktijdige vernummering van het tweede en derde lid tot het derde en vierde lid.
2. Een omgevingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling met de functie wonen mogelijk maakt, houdt rekening met de maatregelen wonen zoals opgenomen in het Omgevingsprogramma Zuid-Holland.
Toelichting op wijzigen artikel 6.10 (Stedelijke ontwikkelingen) in verband met maatregelen wonen
De provincie vindt passende huisvesting voor de doelgroepen van woningcorporaties van belang. Dit betekent dat er enerzijds voldoende voorraad sociale huurwoningen in verhouding tot de omvang van de doelgroepen moet zijn en anderzijds voldoende aanbod sociale huurwoningen in verhouding tot de omvang van de actief woningzoekende doelgroepen moet zijn. Onder passend verstaat de provincie ook dat op lokaal niveau wordt bijgedragen aan een evenwichtig gespreide sociale huurvoorraad. In het provinciaal Omgevingsprogramma kunnen Gedeputeerden Staten maatregelen wonen opnemen ten aanzien van de sociale huurvoorraad. Een dergelijke maatregel wordt nu nog niet opgenomen in het Omgevingsprogramma, maar de grondslag voor het nemen van zo’n maatregel wordt nu al wel opgenomen in de Omgevingsverordening. Het is dus vooral een aankondiging van een mogelijke maatregel, waarover Gedeputeerde Staten eerst overleg zullen voeren met de betrokken partijen..
Wijzigen artikel 6.10 (stedelijke ontwikkelingen) in verband met 3 ha kaart
In artikel 6.10 (Stedelijke Ontwikkelingen) komt onderdeel b van het eerste lid als volgt te luiden:
Indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van grote buitenstedelijke bouwlocaties.
Grote buitenstedelijke bouwlocaties zijn de locaties groter dan 3 hectare, waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd op bijlage II.
In artikel 6.10 wordt een nieuw lid 5 toegevoegd, luidende:
Een omgevingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt op een grote buitenstedelijke bouwlocatie houdt rekening met de aanwijzingen die gedeputeerde staten hiervoor kunnen geven in het Omgevingsprogramma.
Toelichting op wijzigen artikel 6.10 Stedelijke ontwikkeling
De 3 ha kaart is nu in het Programma ruimte opgenomen en wordt verplaatst naar de Omgevingsverordening. De bevoegdheid tot het vaststellen van de 3 ha kaart blijft daardoor bij PS liggen. Op de 3 ha kaart zijn stedelijke ontwikkelingen groter dan 3 ha aangegeven. Het gaat om een indicatieve aanduiding van de ligging en de omvang. De bij de 3 ha kaart behorende tabellen met nadere gegevens over de locaties verschuiven van het Programma ruimte naar het Omgevingsprogramma. Gedeputeerde Staten kunnen de 3 ha kaart verder uitwerken in het Omgevingsprogramma, door in die tabellen nadere aanwijzingen te geven over bijvoorbeeld de begrenzing, de oppervlakte, de dichtheid en het aantal woningen.
Met deze wijziging wordt een sterkere link gelegd tussen het omgevingsprogramma en de omgevingsverordening. Om de woningbouw te kunnen versnellen en te voorkomen dat goede plannen mogelijk worden geblokkeerd door locaties, waar weinig activiteit plaatsvindt is het voorstel om meer vinger aan de pols te houden bij locaties op de 3 ha. kaart. Enerzijds door na 5 jaar te bezien of ontwikkeling nog steeds reëel is en anderzijds om een mogelijkheid te creëren om een aanwijzing te kunnen geven over aantal woningen en bebouwingsdichtheid.