Beleidskeuze:
De provincie draagt zorg voor een breed gedragen faunabeleid. Om zo de balans te bewerkstelligen tussen economische belangen, natuurwaarden, gezondheid, veiligheid en de populaties van in het wild levende dieren.
Toelichting:
Omschrijving:
De provincie is bevoegd gezag voor de uitvoering van de Wet natuurbescherming een van de onderdelen daarvan is faunabeleid. Belangrijke partner bij de uitvoering is de Faunabeheereenheid Zuid-Holland. De Omgevingsdienst Haaglanden verleent namens de provincie de vergunningen en de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid is verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving. Bij12-Faunafonds verleent namens de provincie tegemoetkomingen in de schade veroorzaakt door in het wild levende dieren, bij agrarische bedrijven.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
De provincie is bevoegd gezag voor de uitvoering van de Wet natuurbescherming een van de onderdelen daarvan is faunabeleid.
Effectief faunabeheer kan economische schade en schade aan natuur beperken en daarmee ook de kosten voor de provincie. Daarnaast draagt het faunabeheer bij aan het beperken van de risico's bij onder andere luchthavens, waterkeringen en infrastructuur.
Aanleiding:
Overlast door in het wild levende dieren.
Afweging:
De balans bewerkstelligen tussen natuurwaarden, economische belangen, gezondheid, veiligheid en de populaties van in het wild levende dieren. Daarbij hebben we aandacht voor het dierenwelzijn op de lange en korte termijn.
Beleidskeuze:
De provinciale inzet is om de gezondheidsschade aan mensen en natuur door luchtverontreiniging te beperken en daardoor bij te dragen aan een gezonde woon- en leefomgeving. De basis van het provinciale luchtkwaliteitsbeleid is om in samenwerking met andere partijen aan de wettelijke Europese luchtkwaliteitseisen te voldoen. Daarnaast streeft de provincie naar het in 2030 behalen van de in 2019 geldende advieswaarden van de World Health Organisation voor luchtkwaliteit, in samenwerking met andere partijen.
De werkwijze bij de vergunningverlening, toezicht en handhaving is uitgewerkt in de Nota vergunningverlening, toezicht en handhaving 2018 – 2021.
Toelichting:
Omschrijving:
De provincie richt zich op de volgende taken:
1. Uitvoering van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (wettelijke taak)
Het NSL bevatte maatregelen en projecten die door de partners zijn genomen om gezamenlijk de grenswaarden voor luchtkwaliteit tijdig (2015) te bereiken. In het provinciaal luchtbeleid neemt de provincie maatregelen om de uitstoot van vervuilende stoffen naar de lucht te verlagen of stimuleert anderen om dit te doen. Om toekomstige knelpunten te voorkomen en een gezonde leefomgeving verder te bevorderen heeft het Rijk samen met decentrale overheden het Schone Lucht Akkoord (SLA) ontwikkeld als opvolger van het NSL.
2. Vergunningverlening en handhaving (wettelijke taak)
Het beperken van de emissies naar de lucht van industriële activiteiten wordt gereguleerd via verguningen die zijn vastgesteld op basis van de rijksregelgeving en de Nederlandse Emissie Richtlijnen (NER). De omgevingsdiensten voeren de provinciale taken uit betreffende vergunningverlening. De Nota vergunningverlening, toezicht en handhaving 2018-2021 geeft hiertoe het kader.
3. Pieken in luchtverontreiniging door smog (wettelijke taak)
In smogperioden is het uit oogpunt van volksgezondheid belangrijk om de bevolking snel en adequaat te informeren. Daartoe treedt het Provinciale Draaiboek SMOG in werking dat aansluit bij het rijksdraaiboek. Dit provinciale draaiboek beschrijft de acties die binnen Zuid-Holland worden genomen. De uitvoering van deze taak ligt voor Zuid-Holland bij de DCMR vanwege de vierentwintig-uurs beschikbaarheid.
4. Geurhinder (wettelijke taak)
Zie afzonderlijke beleidsbeslissing geurhinder.
5. Zeer Zorgwekkende Stoffen, voorheen prioritaire stoffen (wettelijke taak)
In EU-verband zijn een aantal stoffen aangewezen die steeds minder gebruikt mogen gaan worden; de zogenaamde substances of very high concern (SVHC). De rijksoverheid heeft op basis van inzicht in de eigenschappen van stoffen een lijst samengesteld van Zeer Zorgwekkende Stoffen en recent een lijst met potentiele Zeer Zorgwekkende stoffen. Het gaat bij beide lijsten om stoffen met een risico voor mens en milieu die de overheid met voorrang wil aanpakken. De nationale stoffenlijsten en normen werken door in de kaderstelling voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (minimalisatieverplichting emissies). De provincie geeft actief inhoud aan het rijksbeleid.
6. Luchtkwaliteit en binnenvaart
Om te voorkomen dat schepen hun restlading van benzeenhoudende stoffen via ontgassen lozen, heeft de provincie een ontgassingsverbod voor de binnenvaart opgesteld. Het betreft hier primair benzeen, een schadelijke stof voor de gezondheid. Dit verbod is opgenomen in de Omgevingsverordening.
7. Stikstofdepositie (wettelijke taak)
Een overmaat aan stikstofdepositie (door stikstofoxiden en ammoniak) zorgt voor natuurschade. Daarom wordt stikstofdepositie langs twee sporen aangepakt. Het ene spoor heeft betrekking op de uitstoot van stikstofverbindingen door verkeer, industrie en landbouw. Het andere spoor betreft de natuurschade door depositie van stikstof op Natura-2000-gebieden en gaat over de kritische depositiewaarde, instandhouding-doelstellingen, en de Europese verplichting om de natuur en vooral biodiversiteit in die gebieden te beschermen.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
Voor verschillende stoffen in de lucht heeft de Europese Unie grenswaarden vastgesteld die zijn vertaald en vastgelegd in Nederlandse wetgeving. De Wereld Gezondheids Organisatie (WHO)) heeft daarnaast advieswaarden voor de luchtkwaliteit vastgesteld die voor fijn stof lager liggen dan de wettelijke grenswaarden. Daarbij is de inzet zowel gericht op het verbeteren van de gezondheid als op het mogelijk maken van nieuwe ruimtelijke ontwikkeling.
Het voldoen aan de eisen voor luchtkwaliteit kunnen de gemeenten, de provincies en het Rijk niet alleen bereiken. De Provincie Zuid-Holland streeft naar het in 2030 behalen van de in 2019 geldende WHO-advieswaarden voor luchtkwaliteit. De advieswaarden van de WHO betekenen een halvering van de norm voor fijn stof.
Aanleiding:
De huidige luchtkwaliteit in Zuid-Holland leidt volgens het RIVM nog tot een gemiddelde verkorting van de levensduur van 10-13 maanden.
Afweging:
Met het behalen van de WHO-advieswaarden is volgens het RIVM een gemiddelde levensduurverlenging van 4 maanden mogelijk.
Beleidskeuze:
De provincie bevordert de integrale afweging over het gebruik van de bodem en ondergrond, zowel in haar eigen beleid als in dat van andere overheden. In dit kader adviseert de provincie de minister van EZK voor mijnbouwactiviteiten in de diepe ondergrond, zoals gas en aardwarmtewinning op basis van de deze integrale afweging. Daarnaast gebruikt de provincie de integrale afweging bij de beoordelingvan activiteiten in de ondiepe ondergrond zoals de vergunningverlening voor open bodemenergiesystemen.
Toelichting:
Omschrijving:
Voor de provincie zijn de bodem en ondergrond een integraal onderdeel van de ruimte. Daarom werkt de provincie aan het verder vorm gegeven aan de 3D-Ordening. Zo maken wij samen met gemeenten en waterschappen bodemenergieplannen, waarin voor een bepaald gebied systemen voor warmte-koudeopslag (en andere functies) worden gepland, zodat de ondergrond in dat gebied beter wordt benut. Hierbij wordt verder geborduurd op de bestaande instrumenten, zoals de Ondergrondwijzer, Bodematlas en Bodemladder. De 3D-Ordening, van onder andere de bodem en ondergrond, heeft als doel dat het gebruik van de bodem en ondergrond “duurzaam, veilig en efficiënt” is. Hiervoor wordt gewerkt aan een integrale afweging van relevante bodenthema’s (bodemdaling, ondergrondse infrastructuur, voorraadbeheer, grondwater, ecologie, identiteit en energie) zodat deze vroegtijdig en integraal worden meegenomen bij beleidsontwikkeling, ruimtelijke planvorming, gebiedsontwikkeling en advisering in het kader van de Mijnbouwwet.
Voor de verdere uitwering van de integrale afweging en 3D-Ordening zullen we de samenwerking zoeken met regionale en lokale partners in een netwerkverband. Binnen dit 3D-netwerk activeren, stimuleren en ondersteunen we het opstellen, uitwerken en toepassen van regionale en lokale handreikingen voor benutten van kansen en wegnemen van belemmeringen voor 3D-Ordening. En hiervoor nemen we deel aan (inter)nationale netwerken om kennis en ervaring rond 3D-Ordening uit te wisselen en formuleren we nieuwe onderzoeksvragen op basis van kennisleemten in voorgenoemde netwerken.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Duurzaam, veilig en efficiënt gebruik van bodem en ondergrond is als nationaal belang benoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en verder uitgewerkt in het kader van de Structuurvisie Ondergrond. Het provinciaal belang is gelegen in het benutten van potenties van bodem en ondergrond voor de maatschappelijke opgaven op bovenlokale / regionale schaal. De provincie beoogt in samenwerking met andere overheden om 3D-Ordening standaard en structureel onderdeel te laten worden van alle relevante ruimtelijke planprocessen in Zuid-Holland. In het Convenant Bodem en Ondergrond 2016-2020 zijn tussen Rijk, provincies en gemeenten afspraken gemaakt over samenwerking en rolverdeling bij het realiseren van een duurzaam, veilig en efficiënt gebruik van bodem en ondergrond.
Aanleiding:
De provincie heeft geconstateerd dat kwaliteiten van bodem en ondergrond nog onvoldoende worden meegenomen bij het oplossen van maatschappelijk opgaven. Zo heeft de provincie de ambitie om het aandeel duurzame energie, in de vorm van aardwarmte, te vergroten. Daar komt bij dat boven- en ondergronds ruimtegebruik nog onvoldoende als een geheel van de ruimte worden geordend. Hierdoor kan het voorkomen dat conflicterende ruimteclaims pas in een laat stadium van de planvorming worden ontdekt. Ook is het mogelijk dat er kansen verloren gaan omdat mogelijke koppelingen tussen activiteiten nog niet duidelijk in beeld zijn, bijvoorbeeld het hergebruik van oude gaswinlocaties voor de winning van aardwarmte of opslag van stoffen. Daarnaast zijn er terechte zorgen over de veiligheid en impact van activiteiten in de ondergrond. Zo heeft de Provinciale Staten zich uitgesproken over de wenselijkheid van gaswinning in de provincie, met name eventuele nieuwe winningen. Door deze toenemende druk op de ruimte, belangen en zorgen is het noodzakelijk om tot een integrale afweging te komen. Met deze integrale afweging geeft de provincie een concrete invulling aan de provinciale kernopdracht: Duurzaam, veilig en efficiënt gebruik van de bodem en ondergrond.
Afweging:
De provincie streeft er naar dat boven- en ondergrond een integraal onderdeel van de ruimte vormen bij beleidsontwikkeling, ruimtelijk planvorming, gebiedsontwikkeling en advisering in het kader van de Mijnbouw wet, met behulp van 3D-instrumentarium (Ondergrondwijzer, Bodematlas en Bodemladder).
Beleidskeuze:
De provincie beschouwt permanente bewoning van recreatiewoningen als een onwenselijke ontwikkeling. Nieuwe recreatiewoningen zijn alleen toegestaan in bestaande of in nieuwe verblijfsrecreatieparken, teneinde permanente bewoning tegen te gaan.
Toelichting:
Omschrijving:
Permanente bewoning van recreatiewoningen druist in tegen het beleid van de provincie op het gebied van ruimtelijke ordening, recreatie en toerisme. Generiek bovenlokaal beleid is wenselijk om dit tegen te gaan. Nieuwe recreatiewoningen kunnen daarom alleen worden toegelaten in een bestaand of nieuw verblijfsrecreatiepark. Het risico op permanente bewoning wordt hierdoor geminimaliseerd. Een verblijfsrecreatiepark definiëren wij als een terrein van enige omvang met een recreatief karakter, met gemeenschappelijke voorzieningen en overeenkomstig inrichting en juridische bestemming bedoeld om recreatiewoningen voor tijdelijk verblijf, bedrijfsmatig te exploiteren.
Een recreatiewoning die qua aard niet gebruikt kan worden voor permanente bewoning, zoals een trekkershut, kan bij uitzondering wel worden toegelaten buiten een verblijfsrecreatiepark.
Omdat het gaat om buitenstedelijke recreatie beschouwen wij nieuwe recreatiewoningen niet als een stedelijke ontwikkeling. Om dezelfde reden beschouwen wij een bestaand verblijfsrecreatiepark niet als bestaand stads- en dorpsgebied. De parken liggen meestal in groene en recreatief aantrekkelijke gebieden buiten de steden en dorpen.
Het beleid voor ruimtelijke kwaliteit is van toepassing. De uitbreiding van een bestaand verblijfsrecreatiepark zal veelal een vorm van ‘aanpassing’ zijn. De ontwikkeling van een nieuw verblijfsrecreatiepark zal veelal een vorm van ‘transformatie’ zijn.
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Permanente bewoning van recreatiewoningen druist in tegen het beleid van de provincie op het gebied van ruimtelijke ordening, recreatie en toerisme. Generiek bovenlokaal beleid is wenselijk om dit tegen te gaan. Het is onwenselijk als gemeenten hierop verschillend beleid voeren, omdat dit het provinciaal beleid kan doorkruisen en effecten kan hebben voor de buurgemeenten.
Aanleiding:
Permanente bewoning van recreatiewoningen is een veelvoorkomend probleem. Om nieuwe gevallen te voorkomen is het wenselijk hierop beleid te voeren.
Afweging:
Permanente bewoning zal minder snel voorkomen als nieuwe recreatiewoningen alleen gebouwd kunnen worden in bestaande of nieuwe bedrijfsmatig beheerde verblijfsrecreatieparken met gemeenschappelijke voorzieningen.