Op basis van het geschetste in de Nota van Toelichting bij de ontwerp partiële herziening Visie Ruimte en mobiliteit onderdeel windenergie wordt in de Verordening het volgende aangepast:
Wind als energiebron levert een belangrijke bijdrage aan het verduurzamen van ons energiegebruik. De gezamenlijke provincies hebben met het Rijk afgesproken om 6000 MW aan windenergie op land te realiseren in 2020. Zuid-Holland heeft de taakstelling om hiervan 735,5 MW opgesteld vermogen windenergie te plaatsen. Daarmee draagt de provincie bij aan de doelstelling van het Nationaal Energieakkoord dat 14% van de energie in 2020 duurzaam wordt opgewekt.
Samenwerking met gemeenten
Voor het overgrote deel van de Zuid-Hollandse opgave van 735,5 MW sloot de provincie convenanten met gemeenten en andere partijen. Zo is er een overeenkomst voor 150 MW in de voormalige stadsregio Rotterdam, 300 MW in het Rotterdams havengebied en 225 MW op Goeree-Overflakkee.
Eind 2013 bleek de opgave van 150 MW in de regio Rotterdam niet haalbaar te zijn met de oorspronkelijk aangewezen locaties in het convenant. De gemeenten en de provincie zijn gezamenlijk gaan zoeken naar mogelijkheden om de doelstelling te halen. Dat heeft geleid tot een nieuwe set locaties die ruimtelijk mogelijk worden gemaakt door ze op te nemen in de partiële herziening van de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM).
Twee locaties buiten convenant regio Rotterdam in planMER
De locaties A12/De Balij (Pijnacker-Nootdorp) en Technopolis (Delft) zijn bij de vaststelling van de Verordening Ruimte en het Programma Ruimte in juli 2014 via zienswijzen ingebracht als mogelijke locaties voor windenergie maar destijds, op basis van een amendement in Provinciale Staten (PS), niet opgenomen omdat er onvoldoende informatie over deze locaties beschikbaar was om een besluit te kunnen nemen. De locaties zijn nu meegenomen in het planMER onderzoek.
Locaties in de voormalige stadsregio Rotterdam
In de stadsregio Rotterdam zijn 43 locaties onderzocht. Op basis van het planMER onderzoek vallen er 6 locaties af. Het gaat om de volgende locaties
In de VRM is opgenomen dat locaties voor windenergie het resultaat zijn van een afweging tussen eisen vanuit windenergie en voorwaarden vanuit landschap en ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunt daarbij is de plaatsingsvisie voor windenergie in de VRM. Die combineert locaties voor windenergie met technische infrastructuur, grootschalige bedrijvigheid of grootschalige scheidslijnen tussen land en water.
Onderzochte locaties die niet passen binnen deze uitgangspunten van het provinciale beleid zijn niet opgenomen in het ontwerp. Het gaat om de onderzochte locaties 6A Oostkant N57, 8 Kickersbloem, 20 Halfweg, 37 Vergulde Hand West en een deel van locatie 7 N57. Overigens zouden de locaties 13 A en B Bedrijventerrein Oudenland, 14 Noorden van Bergsche Bos en 47 Polder Schieveen ook zijn afgevallen op basis van het ruimtelijke beleid voor windenergie.
Voor de locatie 23 Donkersloot is een zogenaamde Heritage Impact Assesment uitgevoerd in verband met de nabije ligging van het werelderfgoed Kinderdijk. Uit dit onderzoek blijkt dat realisatie van windenergie op deze locatie een sterk negatieve invloed heeft op werelderfgoed Kinderdijk. De locatie zal daarom geen onderdeel uitmaken van de ontwerp-VRM.
Voor de locatie 4 Heinenoord ten zuiden van Barendrecht hebben Provinciale Staten eerder aangegeven dat ontwikkeling van deze locatie alleen mogelijk is als dat kan in samenhang met de ontwikkeling van de locatie Binnenmaas (die buiten de stadsregio valt). Uit diverse adviezen en de beoordeling in het planMER onderzoek blijkt dat dit lastig te realiseren is. Omdat de realisatie van de locatie Binnenmaas aannemelijk is (projectMER is afgerond en turbines zijn op deze locatie mogelijk) is besloten om de locatie Heinenoord niet mee te nemen in de ontwerp-VRM.
Locaties A12/De Balij en Technopolis
Ook de locaties A12/De Balij en Technopolis in de regio Haaglanden zijn meegenomen in het planMER onderzoek. Uit het onderzoek blijkt dat beide locaties geschikt dan wel geschikt te maken zijn voor windenergie. Ook passen beide locaties binnen de ruimtelijke visie voor windenergie in de VRM.
Uit het onderzoek blijkt dat de locatie Technopolis valt binnen het gebied waar bouwhoogte beperkingen gelden als gevolg van de nabijheid van Rotterdam The Hague Airport. Dit heeft gevolgen voor de hoogte van de molens die geplaatst kunnen worden. Ook moet nader onderzoek uitgevoerd worden naar de effecten van windturbines, met name trillingen, op het nabijgelegen meetinstituut VSL.
De locaties A12/De Balij en Technopolis worden niet in deze ontwerp-partiële herziening VRM windenergie opgenomen. In vergelijking met het in de stadsregio Rotterdam gevolgde gebiedsproces is er onvoldoende sprake geweest van een brede afweging van deze beide locaties in regionaal verband. Een zorgvuldige bestuurlijke afweging van deze locaties ten opzichte van andere locaties is om die reden niet goed mogelijk. Daarom worden toekomstige initiatieven tot het plaatsen van windmolens op deze beide locaties beoordeeld aan de hand van de in de Energieagenda Zuid-Holland aangekondigde herziening van de plaatsingsvisie voor windenergie zodat deze daarmee onderdeel worden van een bredere regionale afweging.
Schrappen locatie Nedstaal Alblasserdam en BTO Oost, Beneluxster
Conform de afspraak in het Programma ruimte is er voor de windenergie locatie Nedstaal in de Drechtsteden in opdracht van Gedeputeerde Staten een Heritage Impact Assement uitgevoerd. Op basis van de resultaten van dit onderzoek is in december 2014 door Provinciale Staten besloten dat deze locatie niet geschikt is en van de kaart in de Verordening gehaald moet worden.
De locatie Bedrijventerrein-Oost (BT-Oost) in Barendrecht was één van de oorspronkelijke locaties in het convenant windenergie stadsregio Rotterdam. In december 2013 heeft de voormalige stadsregio aan de provincie meegedeeld dat deze locatie om technische redenen niet haalbaar werd geacht.
Energietransitie
Wind als energiebron levert een belangrijke bijdrage aan het verduurzamen van ons energiegebruik. De gezamenlijke provincies hebben met het Rijk afgesproken om 6000 MW aan windenergie op land te realiseren in 2020. Zuid-Holland heeft de taakstelling om hiervan 735,5 MW opgesteld vermogen windenergie te plaatsen. Daarmee draagt de provincie bij aan de doelstelling van het Nationaal Energieakkoord dat 14% van de energie in 2020 duurzaam wordt opgewekt.
Samenwerking met gemeenten
Voor het overgrote deel van de Zuid-Hollandse opgave van 735,5 MW sloot de provincie convenanten met gemeenten en andere partijen. Zo is er een overeenkomst voor 150 MW in de voormalige stadsregio Rotterdam, 300 MW in het Rotterdams havengebied en 225 MW op Goeree-Overflakkee.
ln de Verordening Ruimte 2014 en het Programma Ruimte, onderdeel van de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) en vastgesteld juli 2014, is een aantal locaties voor windenergie door de provincie vastgelegd. De provincie geeft hiermee invulling aan haar afspraken met het Rijk om in 2020 te voorzien in 735,5 MW windvermogen op land. De locaties zijn opgenomen op kaart 10 van de Verordening Ruimte.
ln het Hoofdlijnenakkoord 2015-2019 is nogmaals bevestigd dat de provincie uitvoering geeft aan de ruimtelijke inpassing van de met het Rijk overeengekomen opgave voor windenergie op land.
Doel van deze partiële herziening van de VRM is het opnemen van geschikte locaties voor windenergie in de Verordening Ruimte 2014 en het Programma Ruimte.
In een convenant met de partners in de stadsregio Rotterdam (gemeenten, NWEA, de Zuid-Hollandse Milieufederatie en het Havenbedrijf) is de doelstelling opgenomen om 150 MW windenergie te realiseren in 2020. De in het convenant afgesproken te realiseren en potentiële locaties voor windenergie zijn op 9 juli 2014 vastgelegd in de Verordening Ruimte 2014 bijhorend bij de VRM. Daarnaast was in het convenant een aantal studielocaties opgenomen waarvoor nog nader onderzoek nodig was. Deze studielocaties zijn niet opgenomen in de Verordening Ruimte.
Eind 2013 bleek de opgave van 150 MW in de stadsregio niet haalbaar te zijn met de oorspronkelijk aangewezen locaties in het convenant. De stadsregio, de gemeenten en de provincie zijn gezamenlijk gaan zoeken naar mogelijkheden om de doelstelling te halen. Dit heeft in 2014 geresulteerd in een projectplan dat eind 2014 door de regionale portefeuillehouders (voormalig overleg GROM - Groen, Ruimtelijke Ordening en Milieu) is vastgesteld. Het projectplan leidde tot een onderzoek naar alternatieve locaties. Op basis van een technisch belemmeringenonderzoek, een workshop met alle gemeenten, een marktconsultatie en een uitvraag naar burgerinitiatieven is vervolgens een groslijst met potentiële locaties windenergie samengesteld.
Voor de partiële herziening is categorie D22.2 uit dit besluit van toepassing waarin staat dat voor een ruimtelijk plan een planMER moet worden opgesteld indien het plan kaders stelt voor windparken met een gezamenlijk vermogen van meer dan 15 MW en/of 10 windturbines.Omdat het hier gaat om verschillende locaties met een gezamenlijk vermogen van meer dan 15 MW, is besloten een planm.e.r.-procedure te doorlopen. Het doel van de planm.e.r.-procedure is om milieubelangen naast andere belangen een volwaardige rol te laten spelen bij de besluitvorming. De procedure van de m.e.r. is voorgeschreven op grond van nationale en Europese wetgeving, indien sprake is van activiteiten met potentieel aanzienlijke milieueffecten. Deze activiteiten zijn opgenomen in het Besluit milieueffectrapportage dat is gebaseerd op de Wet milieubeheer.
Provinciale Staten (PS) hebben in september 2015 de startnotitie en het startdocument hiervoor vastgesteld. Op het startdocument zijn meer dan 4000 zienswijzen ontvangen. Gedeputeerde Staten (GS) hebben op 10 mei 2016 het Advies Reikwijdte en Detailniveau (ARD), inclusief Nota van Beantwoording, vastgesteld. Ook Provinciale Staten hebben juni jl. nog uitvoerig gediscussieerd over de opzet van het planMER, en met name over het draagvlak voor een aantal individuele locaties. Provinciale Staten hebben uiteindelijk zelf geen locaties toegevoegd danwel van de lijst met onderzoekslocaties afgehaald. Moties hiertoe zijn verworpen.
In Provinciale Staten is besproken of gemeenten zelf nog locaties kunnen aandragen, zoals de gemeenten op Voorne-Putten hebben verzocht. Gedeputeerde Staten willen gemeenten de ruimte bieden onderzoek te doen naar locaties op voorwaarde dat ze zelf het publieke proces moeten doorlopen om gedragen locaties bij de provincie in te kunnen dienen. Locaties moeten ook minimaal op een gelijk kwalitatief niveau worden onderzocht als het provinciale planMER. Het moment waarop gemeenten bij de provincie een locatie kunnen aandragen is op het moment dat het ontwerp van de VRM herziening wind en de planMER ter inzage liggen (voorjaar 2017). Nissewaard is voornemens gebruik te maken van deze mogelijkheid en onderzoekt de locatie Landtong-Plaatweg/Brielse Maasdijk Oost. Rotterdam onderzoekt de uitbreiding van de locatie 28 Poor van Charlois, locatie 33, Landtong Rozenburg en de aanpassing van de begrenzing van locatie 32 Stenaterrein/Verlengde Nieuwe Waterweg.
VRM-locaties in uitvoering
Conform het convenant windenergie moet in de stadsregio 150 MW aan windenergie worden gerealiseerd. Een aantal locaties in het convenant is gerealiseerd, in aanbouw, planologische mogelijk gemaakt of er is een vergunningenprocedure gestart. Het gaat om de volgende locaties:
Het bovenstaande telt op tot 45 MW op te realiseren locaties. Dat betekent dat er nog steeds 105 MW gerealiseerd moet worden.
Bij de bespreking van de startnotitie en stardocument in september 2015 in Provinciale Staten zijn VRM-locatie Bedrijventerrein Oost in Barendrecht en studielocatie Beneluxster Rotterdam geschrapt (Zie brief gedeputeerde Bom-Lemstra aan Provinciale Staten d.d. 16 september 2015 met kenmerk PZH-2015-527976583)
Bedrijventerrein Oost (A15) - Barendrecht (oud)
De locatie Bedrijventerrein-Oost in Barendrecht was een van de oorspronkelijke locaties in het convenant windenergie van de stadsregio Rotterdam. In december 2013 heeft de (voormalige) stadsregio bij de provincie gemeld dat deze locatie – samen met de studielocatie Beneluxster Rotterdam – om technische redenen niet haalbaar werd geacht. Dit was een van de redenen dat de opgave van 150 MW met de oorspronkelijke locaties niet gehaald kon worden. Deze locatie Bedrijventerrein-Oost (A15) dient uit de VRM geschrapt te worden. Een van de onderzochte alternatieve locaties in de planMER is Oost 2 (diagonaal op het bedrijventerrein).
Beneluxster - Rotterdam
Evenals de oorspronkelijke locatie Bedrijventerrein-Oost Barendrecht werd de studielocatie Beneluxster Rotterdam door de stadsregio Rotterdam niet haalbaar geacht. In het startdocument voor het planMER is vervolgens de (aangrenzende) alternatieve locatie Bos Valckestein/Beneluxplein in de gemeente Albrandswaard opgenomen. Tijdens de zienswijzenperiode bleek dat een aantal ontwikkelaars mogelijkheden zagen in de locatie. Deze partijen hebben verzocht het onderzoeksgebied naar het zuidwesten uit te breiden. De onderzoekslocatie is vervolgens verruimd (deels op grondgebied van de gemeente Rotterdam) en als zodanig vastgesteld in het Advies Reikwijdte en Detailniveau met de naam ‘Beneluxplein’. Bij de definitieve afbakening van dit onderzoeksgebied in het planMER op basis van logische landschapskenmerken is de oorspronkelijke studielocatie Beneluxster weer deel gaan uitmaken van het onderzoeksgebied.
Gebleken is dat locaties kunnen afvallen of dat als gevolg van nadere detaillering in de realisatiefase op lokaal niveau en daarbij benodigde / gewenste mitigatie het aantal MW lager uitvalt dan vooraf ingeschat. Ervaring leert inmiddels dat een aanzienlijke risicomarge nodig is om de doelstelling van 150 MW te kunnen behalen. Voorgaand betekent dat de vast te leggen locaties voor windenergie in de voormalige stadsregio Rotterdam een benodigde risicomarge van - ingeschat - minimaal 30 MW moet hebben.
Bij de vaststelling van de Verordening Ruimte en het Programma Ruimte in 2014 zijn op basis van een amendement van Provinciale Staten, drie potentiële locaties buiten de voormalige stadsregio Rotterdam niet opgenomen in afwachting van nadere onderbouwing. Ook voor de locatie Alblasserdam liep nog een onderzoek.
Locaties in Pijnacker-Nootdorp, Delft en Westland
Naast de locaties in de gemeenten van de voormalige stadsregio Rotterdam is tijdens het proces tot besluitvorming rond de VRM in 2014 een drietal nieuwe locaties benoemd. Het gaat om de locaties A12/De Balij (gemeente Pijnacker-Nootdorp), Technopolis (gemeente Delft) en ABC Westland (gemeente Westland).
De locatie ABC Westland is niet onderzocht in het kader van de planMER. Naar aanleiding van een verkenning naar mogelijk draagvlak voor windenergie in de omgeving van de locatie heeft de initiatiefnemer ABC-Westland B.V. de provincie schriftelijk laten weten het voornemen tot het plaatsen van windturbines in te trekken. Zoals besproken tijdens de vergadering van Provinciale Staten in juni 2016 hebben Gedeputeerde Staten besloten deze locatie om genoemde reden niet mee te nemen in het MER-onderzoek.
Schrappen locatie Nedstaal Alblasserdam
Voor de locatie Nedstaal-Alblasserdam is, gelet op het in de VRM opgenomen aandachtspunt voor de locatie Nedstaal in relatie tot het nabijgelegen werelderfgoed Kinderdijk, een High Impact Assessment (HIA) gedaan door bureau Land-id. Uit dit onderzoek blijkt dat windenergie op de locatie te veel impact heeft op de kernkwaliteiten van het werelderfgoed. Gelet op deze conclusie hebben Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten voorgesteld voor de locatie Nedstaal geen inpassingsplan vast te stellen en de locatie bij de eerstvolgende herziening van de VRM te schrappen. Met dit voorstel hebben Provinciale Staten december 2014 ingestemd. Deze wijziging wordt in deze partiële herziening geëffectueerd.
Het proces om te komen tot een partiële herziening van de VRM volgt drie sporen:
Figuur 3.1 Processchema met de planning van de 3 sporen
Het ruimtelijk spoor omvat de formele procedures voor de partiële herziening van de Visie Ruimte en Mobiliteit, die nodig is voor de invulling van een deel van de opgave voor windenergie. De alternatieve locaties in de voormalige stadsregio Rotterdam en de 2 nieuwe locaties buiten de stadsregio Rotterdam zijn middels een planmilieueffectrapport (planMER) onderzocht op geschiktheid. De windenergielocaties moeten uiteindelijk een plaats krijgen in de Verordening Ruimte en het Programma Ruimte. Definitieve besluitvorming hierover vindt plaats in Provinciale Staten.
Het concept-planMER is eind augustus 2016 door Gedeputeerde Staten vrijgegeven ter bespreking met de (brede) klankbordgroepen (zie maatschappelijk spoor) en in bestuurlijke overleggen (zie bestuurlijk spoor). Daarnaast is de Commissie m.e.r. verzocht om een tussentijds advies als onderdeel van deze consultatieronde.
Het doel van de plan-m.e.r.-procedure is om het milieubelang, naast andere belangen, een volwaardige rol te laten spelen bij de besluitvorming. Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland is de initiatiefnemer om de locaties op te nemen in een partiële herziening van de VRM en is daarmee verantwoordelijk voor het opstellen van het planmilieueffectrapport (planMER). Het planMER dient als onderbouwing voor de besluitvorming over de partiële herziening VRM.
Figuur 3.2 Plan- m.e.r.- procedure
Het planMER geeft belangrijke informatie over de omgevingseffecten van windturbines op de verschillende potentiële windlocaties en daarmee over de geschiktheid van locaties. Naast geluid, slagschaduw en veiligheid is ook gekeken naar de invloed op ecologie (flora,fauna en beschermde natuurgebieden), landschap, recreatie, cultuurhistorie en archeologie. Ook de onderlinge samenhang tussen locaties is onderzocht.
Op basis van de effecten per locatie zijn de conclusies per aspect (leefomgeving, ecologie, landschap, veiligheid etc.) opgesteld en gegroepeerd. Daarbij is steeds de mate van kansrijkheid van de onderzoeksgebieden op het desbetreffende aspect aangegeven. Per aspect is aangegeven wat onder mate van kansrijkheid van gebieden wordt verstaan. In principe zijn gebieden:
De Commissie m.e.r. is om een tussentijds advies op het concept van het planMER gevraagd. Zij heeft geadviseerd om niet alleen de milieueffecten van windturbineparken op afzonderlijke locaties te beschrijven, maar ook de effecten die combinaties van locaties hebben. Zij adviseert tevens een gevoeligheidsanalyse voor alle locaties uit te voeren voor geluid, slagschaduw en natuur, zodat over- en onderschattingen van milieu- en natuureffecten worden voorkomen. Tenslotte adviseert de commissie een totaaloordeel per locatie te geven, namelijk ‘niet geschikt’ en ‘geschikt’ voor windturbineparken op basis van de verzamelde milieugegevens. Hierdoor ontstaat een nog toegankelijker overzicht voor bestuurders en omwonenden.
De provincie heeft de adviezen van de commissie op de volgende manier verwerkt in het planMER:
Het maatschappelijk spoor bestaat uit gesprekken met coöperaties, klankbordgroepen en het informeren en betrekken van de omgeving van de zoeklocaties, zoals bewoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties.
Informatieavonden
Strategische uitgangspunten voor de communicatie in 2016 waren een eenduidige, actuele en feitelijke informatievoorziening. Na vaststelling door Provinciale Staten van de opzet van het milieueffectonderzoek in het najaar van 2015 zijn er gedurende de zienswijzenperiode 12 informatieavonden in de regio Rotterdam en in de gemeenten Delft, Westland en Pijnacker-Nootdorp georganiseerd om hieraan tegemoet te komen.
In totaal hebben 670 mensen de avonden bezocht. De informatiebijeenkomsten zijn wisselend bezocht. Er waren avonden met enkele bezoekers, zoals in Lansingerland, Schiedam, Vlaardingen, Delft en Krimpen aan den IJssel. Daar was het sentiment ten opzichte van windenergie overwegend neutraal tot positief. De weerstand tegen windenergie was groter op de drukbezochte avonden in Spijkenisse, Hellevoetsluis, Ridderkerk, Barendrecht en Zoetermeer.
De inspraak was gericht op de opzet en reikwijdte van het nog op te stellen milieueffectonderzoek. Aangezien in het Startdocument PlanMER over de te onderzoeken locaties voor windenergie in Zuid-Holland onder meer de locatie A12/De Balij (Pijnacker-Nootdorp) niet goed op de kaart stond, heeft de provincie besloten de zienswijzentermijn voor deze locatie met vier weken te verlengen. Begin januari 2016 is er een extra informatiebijeenkomst in Zoetermeer georganiseerd.
Gesprekken coöperaties
In december 2015 en maart 2016 zijn twee externe bijeenkomsten gehouden over de mogelijke rol van lokale initiatieven en coöperaties bij de realisering van windenergie en andere vormen van duurzame energie). Dit heeft zijn weerslag gekregen in de Energieagenda (Meer informatie op:
In het herzieningsproces van de VRM is de inbreng van belangen en standpunten van de coöperaties verder geborgd via deelname van de overkoepelende organisatie van windcoöperaties (RescoopNL) in de Klankbordgroep. Inmiddels is in de voormalige stadsregio een aantal coöperaties actief danwel in oprichting rond mogelijke windlocaties. Soms worden deze actief ondersteund door de gemeente (bv. Vlaardingen en Lansingerland).
Oprichting Rescoop Zuid-Holland
Om lokale initiatieven verder te professionaliseren heeft de provincie opdracht gegeven om Rescoop Zuid-Holland op te richten. Nu zien we vaak dat goede initiatieven niet tot de realisatiefase komen, omdat ze niet de stap kunnen maken van goed idee naar langdurig functionerende organisatie. Daarnaast zien we dat veel gemeenten het lastig vinden om te beslissen met welke lokale initiatieven ze in zee moeten gaan. Een koepelorganisatie functioneert dan als keurmerk. De deelname van de Natuur- en Milieufederatie in de koepel zorgt voor vertegenwoordiging van de duurzaamheidsbelangen, die de provincie ook heel belangrijk vindt.
Klankbordgroepen
Er zijn voor deze partiële herziening van de VRM twee klankbordgroepen actief: één voor de Rotterdamse regio en één voor de locatie A12/De Balij.
Rotterdamse regio - Voor de voormalige stadsregio is in het najaar van 2015 een klankbordgroep ingesteld onder leiding van de externe voorzitter Dirk Louter. Deze klankbordgroep heeft in eerste instantie een informatie- en uitwisselingsfunctie tussen de deelnemers en de provincie. Ook heeft de klankbordgroep een (oriënterende) afstemmingsfunctie tussen de deelnemende partijen. Vanuit de klankbordgroep worden reacties en feedback gegeven richting de provincie over keuzes en afwegingen die in het proces tot de partiële herziening VRM aan de orde komen. De groep is tot op heden 4 keer bij elkaar geweest. Naar aanleiding van het verschijnen van het concept-planMER is in september 2016 een zogenaamde Brede Klankbordgroep gehouden met een groot aantal betrokken partijen en stakeholders. Tijdens deze bijeenkomst is plenair en gebiedsgericht gesproken over de concept planMER als onderdeel van de consultatieronde.
Uit de inhoudelijke reacties en feedback van de klankbordgroep zijn twee rode draden te halen:
Hier is invulling aan gegeven door op basis van het planMER een realistische inschatting per locatie te maken en een set op te nemen in het planMER deel D die uit gaat van bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak in de gemeenten. Economische haalbaarheid is hierin niet meegenomen omdat de informatie die daarvoor noodzakelijk is niet in deze fase beschikbaar is, maar pas in de projectfase.
De externe voorzitter heeft een eigen rapportage opgesteld waarin hij de bevindingen van de klankbordgroep toelicht. Deze rapportage is als bijlage bijgevoegd.
A12/De Balij - Voor de locatie A12/De Balij is, mede op aandringen vanuit de Statencommissie Ruimte & Leefomgeving, een eigen klankbordgroep opgericht. Hierin hadden zitting de gemeenten Pijnacker-Nootdorp en Zoetermeer, de actiegroep Balij Windmolenvrij, lokale natuur- en milieuorganisaties, de Zuid-Hollandse Natuur- en Milieufederatie en Staatsbosbeheer. Deze klankbordgroep heeft 4 maal vergaderd. Hierin is uitgebreid gesproken en informatie gedeeld over geluid, slagschaduw, ecologische aspecten, recreatie en veiligheid. De externe voorzitter, Fon ten Theij, heeft in november 2016 zijn bevindingen vastgelegd in een rapportage aan de provincie. Deelnemers aan de klankbordgroep namens omwonenden, lokale natuurorganisaties en gebruikers concluderen dat er veel ‘showstoppers’ zijn, zoals de aanwezige en zich steeds ontwikkelende natuurwaarden, de risico’s van de hogedrukgasleiding, de invloed op recreatie, het welbevinden en gezondheid van de omwonenden en gebruikers in het gebied en het ontbreken van maatschappelijk draagvlak. De initiatiefnemers in het gebied geven aan dat de planMER laat zien dat windenergie in het gebied niet onmogelijk is in het gebied. Zij achten het waard om deze locatie verder te onderzoeken mits de provincie de ocatie aanwijst als geschikt.
Ook deze rapportage is als bijlage bij deze notitie gevoegd.
Bestuurlijk overleg Stadsregio
In het overleg op 3 oktober 2016 zijn de resultaten uit het concept-planMER toegelicht en besproken. Gemeenten hebben tijdens dit overleg aangegeven de resultaten onderling te willen bespreken en tevens voorgesteld een gezamenlijk voorstel (“handreiking”) voor locaties windenergie bij de provincie neer te leggen. De resultaten uit dit gemeentelijk initiatief zijn tijdens een volgend bestuurlijk overleg op 18 november besproken. Daar is gezamenlijk geconstateerd dat de ingediende handreiking niet door alle gemeenten is onderschreven en tevens onvoldoende locaties biedt om aan de opgave te kunnen voldoen. Gedeputeerde Bom-Lemstra heeft, samen met de voorzitter van het bestuurlijk overleg, de heer van Belzen, een brief gestuurd naar de gemeenten met een oproep om op korte termijn met een aanbod te komen waarmee de gezamenlijk afgesproken doelstelling van 150 MW windenergie in 2020 binnen bereik komt.
Hoewel de handreiking in december 2016 is aangescherpt, voldoet de handreiking niet volledig aan de afgesproken eisen dat het aantal MW optelt tot 105 en dat deze tevens een risicomarge van minimaal 30 MW bevat. In januari 2017 bespreekt de gedeputeerde de aangepaste handreiking met de gemeenten.
Bestuurlijk overleg A12/De Balij
Voor de locatie A12/De Balij heeft twee keer constructief overleg plaatsgevonden tussen de wethouders van de gemeenten Pijnacker-Nootdorp en Zoetermeer en de gedeputeerde. De gemeenten zetten vraagtekens bij het draagvlak voor de locatie A12/De Balij.
Technopolis
Gemeente Delft heeft van het begin af aan positief gestaan tegenover de locatie 44 Technopolis. Hierdoor was er geen aanleiding voor bestuurlijk overleg. Daarnaast is er geen sprake van brede maatschappelijke weerstand in de omgeving die (bijvoorbeeld) het instellen van een klankbordgroep rechtvaardigt.
In de partiële herziening van de VRM worden op basis van onder meer de planMER locaties voor windenergie vastgelegd. De set van locaties die wordt vastgelegd heet in m.e.r.-termen het voorkeursalternatief (VKA). Het zijn de locaties die in de ontwerp partiële herziening VRM ter inzage worden gelegd. De op te nemen locaties zijn voor de provincie een afweging tussen de eisen vanuit windenergie en voorwaarden vanuit landschap en ruimtelijke kwaliteit. Om tot een VKA te komen, is een aantal verschillende sets van locaties beoordeeld.
Figuur 4.1 Schematische weergave van MER naar ontwerp VRM
De provincie heeft twee ‘sets van locaties’ voor ogen die de basis vormen voor het ontwikkelen van het VKA:
Set 1: alle locaties die op basis van de uitkomsten van het planMER geschikt zijn voor de ontwikkeling van windenergie.
Set 2: alle locaties die op basis van de uitkomsten van het planMER geschikt zijn en daarnaast voldoen aan de ruimtelijke en landschappelijke plaatsingscriteria voor windenergie uit het provinciale beleid (vastgelegd in de Visie Ruimte en Mobiliteit). Dit betreft:
De locaties buiten de stadsregio (44 Technopolis en 45 A12/De Balij) zijn onderdeel van de twee sets.
De DCMR vervult de rol van bevoegd gezag m.e.r. voor de provincie Zuid-Holland. In deze rol geeft de DCMR Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten advies over de mate waarin het planMER het besluit onderbouwt. De adviezen van de DCMR over eventueel benodigde verbeterpunten op het planMER worden verwerkt in het planMER voordat advies wordt aangevraagd bij de Commissie m.e.r. Dit advies wordt, zoals gebruikelijk, na afloop van de zienswijzeperiode aangevraagd.
De keuze voor de locaties in het Ontwerp VRM wordt onder andere gemaakt op basis van de conclusies uit het planMER en de plaatsingsvisie van de VRM. Ook niet-milieuargumenten, zoals bestuurlijk-maatschappelijke argumenten, spelen voor de provincie mee in de keuze welke locaties zij opneemt in de VRM.
Hieronder onderbouwt de provincie haar keuze om locaties te laten afvallen.
In eerste instantie is bepaald welke locaties niet geschikt zijn voor de ontwikkeling van windenergie op basis van resultaten uit het planMER. Dit zijn onderzoeksgebieden waar een belemmering vanuit een bepaald milieuaspect niet of nauwelijks te mitigeren is. De overige gebieden zijn (onder voorwaarden) geschikt voor de ontwikkeling van windenergie. In de onderstaande tabel is aangegeven welke onderzoeksgebieden niet geschikt zijn en deze locaties zijn in rood aangegeven in Figuur B.1 in de bijlagen.
Tabel 4.1 Onderzoeksgebieden die wegvallen op basis van belemmering
Nummer |
Naam onderzoeksgebied |
Omschrijving belemmering |
10 |
Haringvlietdam Noord verlenging |
Technisch niet mogelijk om windturbine te realiseren op of voor het sluizencomplex |
13a en 13b |
Bedrijventerrein Oudeland |
Hoogtebeperking vanwege ligging nabij Rotterdam-The Hague Airport – kans op ontheffing niet realistisch |
14 |
Noorden van Bergse Bos |
Hoogtebeperking vanwege ligging nabij Rotterdam-The Hague Airport – kans op ontheffing niet realistisch |
26 |
Ahoy |
Zeer hoog aantal gevoelige objecten binnen de geluid- en slagschaduwcontouren. Mitigatie niet realistisch omdat daardoor plaatsingspotentieel verdwijnt |
34 |
Schiedam A4/A20 |
Zeer hoog aantal gevoelige objecten binnen de geluid- en slagschaduwcontouren. Mitigatie niet realistisch omdat daardoor plaatsingspotentieel verdwijnt |
47 |
Polder Schieveen Rotterdam |
Hoogtebeperking vanwege ligging nabij Rotterdam-The Hague Airport – kans op ontheffing niet realistisch |
In de VRM zijn de ruimtelijke en landschappelijke plaatsingscriteria voor windenergie uit het provinciale beleid vastgelegd. Dit betreft:
Dit betekent dat locaties 6a, 8 en een deel van 7 in het middengebied van Voorne Putten niet mee worden genomen op basis van de drie criteria in de plaatsingsvisie voor windenergie in de VRM. Voor deze locaties geldt dat de infrastructurele lijnen (N57 en het kanaal tussen Haringvliet en Hartel) waarlangs de locaties liggen niet grootschalig zijn. Voor locatie 7 geldt dat een deel van het onderzoeksgebied (entree Voorne Putten) wel is opgenomen; deze past bij de plaatsingscriteria. Daarnaast worden locaties 20 en 37 niet meegenomen. Locatie 20 is een kleinschalig bedrijventerrein en locatie 37 ligt buiten de lijn van locaties die langs het water van Het Scheur en de Nieuwe Waterweg liggen. Deze locaties zijn in Figuur B.1 in de bijlagen met een gele kleur aangeduid.
Meer over de aanpassing van locatie 7 (N57) is terug te vinden in paragraaf 4.4 Aanpassing locaties.
23 Ridderhaven Donkersloot-Ridderkerk
Net als voor de VRM-locatie Nedstaal Alblasserdam is ook voor locatie 23 Donkersloot-Ridderkerk een HIA uitgevoerd. Realisatie van windturbines op deze locatie heeft eveneens een sterk negatieve impact op de kernkwaliteiten van het werelderfgoed. Analoog aan de locatie Nedstaal-Alblasserdam stellen Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten voor deze locatie niet als locatie voor windenergie aan te wijzen.
4 Heinenoord-Barendrecht
Bij vaststelling van de VRM in 2014 hebben Provinciale Staten aangegeven dat deze locatie alleen in goede samenhang met locatie Binnenmaas (valt buiten stadsregio) ontwikkeld kan worden. Door bureau Vista is hier een landschappelijk onderzoek naar gedaan wat heeft geleid tot een negatief oordeel (“tunneleffect door 2 parallelle opstellingen”). De Provinciaal Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit (PARK) heeft zich eerder achter dit advies geschaard.
Het planMER oordeelt nu dat de locatie landschappelijk alleen mogelijk is als het windpark aan de zuidkant van de Oude Maas (locaties Binnenmaas) kleiner wordt dan de voorgenomen 5 turbines. In dat geval zou er geen tunneleffect ontstaan. Feitelijk is hier (ondanks dat er nog geen vergunning is afgegeven) sprake van een redelijk zekere autonome ontwikkeling. Realisatie van een kleiner windpark Binnenmaas is niet aan de orde. Conclusie is dan dat er, landschappelijk gezien, geen goede samenhang gerealiseerd kan worden en dat daarmee niet voldaan kan worden aan het uitgangspunt van Provinciale Staten. Gedeputeerde Staten stellen aan Provinciale Staten voor om deze locatie niet op te nemen in het Ontwerp VRM en als bestaande locatie windenergie in de VRM te schrappen.
44 Technopolis en 45 A12 De Balij
Ook de locaties 44 Technopolis en 45 A12/De Balij in de regio Haaglanden zijn meegenomen in het planMER onderzoek. Uit het onderzoek blijkt dat beide locaties geschikt dan wel geschikt te maken zijn voor windenergie. Ook passen beide locaties binnen de ruimtelijke visie voor windenergie in de VRM.
Uit het onderzoek blijkt dat de locatie Technopolis valt binnen het gebied waar bouwhoogte beperkingen gelden als gevolg van de nabijheid van Rotterdam The Hague Airport. Dit heeft gevolgen voor de hoogte van de molens die geplaatst kunnen worden. Ook moet nader onderzoek uitgevoerd worden naar de effecten van windturbines, met name trillingen, op het nabijgelegen meetinstituut VSL.
De locaties A12/De Balij en Technopolis worden niet in deze ontwerp-partiële herziening VRM windenergie opgenomen. In vergelijking met het in de stadsregio Rotterdam gevolgde gebiedsproces is er onvoldoende sprake geweest van een brede afweging van deze beide locaties in regionaal verband. Een zorgvuldige bestuurlijke afweging van deze locaties ten opzichte van andere locaties is om die reden niet goed mogelijk. Daarom worden toekomstige initiatieven tot het plaatsen van windmolens op deze beide locaties beoordeeld aan de hand van de in de Energieagenda Zuid-Holland aangekondigde herziening van de plaatsingsvisie voor windenergie zodat deze daarmee onderdeel worden van een bredere regionale afweging.
Deze locaties zijn in Figuur B.1 in de bijlagen ook met een paarse kleur aangeduid.
Het planMER, maar ook opmerkingen uit de klankbordgroepen, geeft voor een aantal locaties aanleiding om de begrenzing aan te passen. In een aantal gevallen gaat het om het samenvoegen van locaties, in andere gevallen om het verkleinen van de locatie.
Voorafgaand aan de beoordeling van de sets is een aantal onderzoeksgebieden samengevoegd. Dit is gebeurd voor gebieden die elkaar bijna helemaal overlappen of gebieden die tegen elkaar aanliggen en waarvan het landschappelijk logisch is om ze samen te voegen. In de onderstaande tabel is dit aangegeven. Hiermee is tevens invulling gegeven aan een aantal mitigatie / optimalisatie adviezen vanuit landschap die bij de beoordeling van de afzonderlijke locaties zijn geformuleerd.
Tabel 4.2 Onderzoeksgebieden die zijn samengevoegd
Onderzoeks-gebied |
Reden |
Beschrijving |
Naam en nummer samengevoegde locatie |
Letter op VRM-kaart |
5 en 27 |
Overlap |
Begrenzing onderzoeksgebied 5 |
5 (en 27) Vaanplein |
D |
12, 15 en 16 |
Aansluitende locaties |
Begrenzing gebieden gezamenlijk |
12 (en 15, 16) Prisma/Bleizo |
I |
17 en 39 |
Aansluitende locaties |
Begrenzing gebieden gezamenlijk |
17 (en 39) Maassluis/ Oeverbos |
J |
19a en 19b |
Aansluitende locaties |
Begrenzing gebieden gezamenlijk |
19 Zuidland |
L |
21 en 22 |
Overlap |
Begrenzing onderzoeksgebied 21 |
21 (en 22) Hartel Oost |
M |
29 en 30 |
Aansluitende locaties |
Begrenzing gebieden gezamenlijk |
29 (en 30) Hoek van Holland |
Q |
35 en 42 |
Aansluitende locaties |
Begrenzing gebieden gezamenlijk |
35 (en 42) Beneluxtunnel |
U |
38, 40 en 41 |
Overlap en aansluitende locaties |
Begrenzing gebieden gezamenlijk |
38 (en 40, 41) Het Scheur |
V |
De samengevoegde gebieden worden hieronder verder aangeduid zoals in de bovenstaande tabel is aangegeven in de laatste kolom, dus als 5 (en 27) etc. In de laatste kolom staan de letters waarmee de locaties op de VRM-kaart zijn aangeduid (zie Figuur B2 in de bijlagen).
Van de volgende locaties is de begrenzing aangepast:
Tabel 4.3 Onderzoeksgebieden waarvan de begrenzing is aangepast
Locatie |
Naam locatie |
Reden |
Beschrijving |
2 |
Beneluxplein |
Aansluiten bij snelweg A15 en ontzien noordzijde vanwege veiligheid |
Alleen deel direct ten zuiden van de A15 aangehouden. Aangepast aan de hand van de begrenzing van het Havenconvenant |
3 |
Oost 2 |
Aansluiten bij de bestemde opstelling ‘Nieuw Reijerwaard’ |
Alleen noordelijk deel van het onderzoeksgebied aangehouden |
7 |
N57 |
Open houden midden gebied Voorne Putten |
Alleen westelijk deel van het onderzoekgebied aangehouden |
9 |
Haringvlietdam Noord |
Bestaande turbines op dam opnemen |
Alleen deel van het onderzoeksgebied op land aangehouden |
11 |
Stormpolder |
Aansluiten bij scheidslijn land en water |
Alleen zuidzijde van het onderzoeksgebied aangehouden |
17 (en 39) |
Maassluis/ Oeverbos |
Ontzien gevoelige objecten Westzijde |
Alleen oostelijk deel van het onderzoeksgebied wordt aangehouden |
32 |
Stenaterrein/ Verlengde Nieuwe Waterweg |
Aansluiten bij bestaande opstelling van Nieuwe Waterweg |
Alleen westzijde van het onderzoeksgebied aangehouden. Aangepast aan de begrenzing van locatie Nieuwe Waterweg |
38 (en 40, 41) |
Het Scheur |
Aansluiten bij Het Scheur en ontzien gevoelige objecten noordzijde |
Alleen zuidzijde van het onderzoeksgebied aangehouden |
Met de aanpassingen uit de vorige paragraaf en de afgevallen locaties uit paragraaf 4.3, komt de provincie tot een set locaties voor de Ontwerp VRM dat uit de volgende locaties bestaat. Bij de locaties heeft de provincie nog aandachtspunten. De locaties zijn opgenomen in Figuur B2 en B3 in de bijlagen.
Tabel 4.4 Locaties Ontwerp VRM inclusief belangrijkste aandachtspunten
Nr. |
Letter VRM-kaart |
Locatie |
Aandachtspunt |
1 |
A |
Distripark Eemhaven |
Leefomgeving: geluid Cultuurhistorie Plaatsing in noordzijde gebied leidt tot een beperking van effect op aantal gevoelige objecten (geluid en slagschaduw) en aansluiting van de opstelling bij de snelweg. Vanuit landschappelijk oogpunt in samenhang met de locaties Beneluxplein en Poort van Charlois ontwikkelen |
2 |
B |
Beneluxplein |
Leefomgeving: geluid en slagschaduw Aansluiting van de opstelling bij de snelweg. Samenhang met de locaties Distripark Eemhaven en Poort van Charlois Beschermingscategorie 2: recreatie en groene buffer in deel van de locatie |
3 |
C |
Oost 2 |
Leefomgeving: geluid en slagschaduw Vanuit landschappelijk oogpunt in samenhang met locatie Nieuw Reijerwaard ontwikkelen |
5 (en 27) |
D |
Vaanplein |
Leefomgeving: geluid en slagschaduw Aansluiting van de opstelling bij de snelweg Vanuit landschappelijk oogpunt in samenhang ontwikkelen met locatie Oost en Nieuw Reijerwaard en Poort van Charlois ontwikkelen. |
6B |
E |
N57, Entree noord |
Ecologie Vanuit landschappelijk oogpunt samenhang met de bestaande turbines aan de noordzijde van het Hartelkanaal. Beschermingscategorie 2: recreatie in deel van de locatie |
7 |
F |
N57, Entree Zuid |
Ecologie Vanuit landschappelijk oogpunt in samenhang met de bestaande turbines op de Haringvlietdam ontwikkelen |
9 |
G |
Haringvlietdam |
Ecologie Vanuit landschappelijk oogpunt in samenhang met locatie N57 Entree Zuid ontwikkelen Beschermingscategorie 1: Natuur in deel locatie Beschermingscategorie 2: recreatie in deel locatie |
11 |
H |
Stormpolder |
Leefomgeving: geluid en slagschaduw Veiligheid:aanwezigheid kwetsbare objecten Plaatsing langs de Nieuwe Maas leidt tot beperking effect op aantal gevoelige objecten (geluid en slagschaduw) en aansluiting van de opstelling bij het water. Cultuurhistorie |
12 (en 15, 16) |
I |
Prisma/Bleizo |
Veiligheid: aanwezigheid kwetsbare objecten, hoogspanningsleiding en toekomstig onderstation. Vanuit landschappelijk oogpunt in samenhang met de bestaande turbines op Lansinghage ontwikkelen. Cultuur: molenbiotopen |
17 (en 39) |
J |
Maassluis/Oeverbos |
Ecologie Leefomgeving: geluid en slagschaduw. Vanuit landschappelijk oogpunt in samenhang met locatie Het Scheur ontwikkelen Ontwikkeling afstemmen met kwaliteitsprogramma Blankenburgtunnel Beschermingscategorie 1: natuur in deel locatie Beschermingscategorie 2: recreatie en groene buffer |
18 |
K |
Beerenplaat |
Ecologie Veiligheid: buisleiding Beschermingscategorie 1: natuur in deel locatie Cultuur: effect op drinkwaterproductie |
19 |
L |
Zuidland |
Ecologie Leefomgeving: geluid en slagschaduw vanuit landschappelijk oogpunt samenhang met bestaande winturbine opstellingen Goeree-Overflakkee en Spui |
21 (en 22) |
M |
Hartel Oost |
Veiligheid: buisleidingen, hoogspanning en dijk Beschermingscategorie 2: recreatie |
24 |
N |
Tegenover Rivium 1 |
Leefomgeving: geluid en slagschaduw Plaatsing in midden van het gebied leidt tot beperking effect op aantal gevoelige objecten (geluid en slagschaduw). Vanuit landschappelijk oogpunt in samenhang met de bestaande windturbine Rivium/Kralingse Veer en de locatie Rivium 2 waarbij de keuze is om of Rivium 1 of Rivium 2 te ontwikkelen en niet allebei de locaties |
25 |
O |
Rivium West |
Leefomgeving: geluid en slagschaduw Vanuit landschappelijk oogpunt samenhang met de bestaande windturbine Rivium/Kralingse Veer en de locatie Rivium 1 waarbij de keuze is om of Rivium 1 of Rivium 2 te ontwikkelen en niet allebei de locaties . |
28 |
P |
Poort van Charlois |
Veiligheid: buisleiding en beperkt kwetsbare objecten Plaatsing in zuidzijde gebied leidt tot beperking effect op aantal gevoelige objecten (geluid en slagschaduw) en aansluiting van de opstelling bij de snelweg. Vanuit landschappelijk oogpunt samenhang met de locatie Distripark Eemhaven en Vaanplein. |
29 (en 30) |
Q |
Hoek van Holland |
Ecologie Plaatsing oostzijde gebied leidt tot beperking effect op aantal gevoelige objecten (geluid). Technisch: nader onderzoek nodig naar realiseerbaarheid van windenergie op de pier Beschermingscategorie 2: recreatie in deel locatie. |
32 |
R |
Verlenging Nieuwe Waterweg/Stenaterrein |
Vanuit landschappelijk oogpunt samenhang met vergunde locatie Nieuwe Waterweg Het ontzien van meest westelijke deel leidt tot beperking effect aantal gevoelige objecten (geluid en slagschaduw) |
33 |
S |
Rozenburg Landtong |
Veiligheid: buisleiding Vanuit landschappelijk oogpunt samenhang met de bestaande windturbines op de landtong. Beschermingscategorie 2: recreatie |
35 (en 42) |
T |
Beneluxtunnel |
Veiligheid: kwetsbare objecten Vanuit landschappelijk oogpunt aansluiting zoeken met de Nieuwe Maas. |
36 |
U |
Broekpolder |
Leefomgeving: Geluid en slagschaduw Plaatsing in noordwestzijde gebied leidt tot beperking effect op aantal gevoelige objecten (geluid en slagschaduw) Cultuur: potentieel effect op nabijgelegen kroonjuweel Beschermingscategorie 2: recreatie en groene buffer in deel locatie |
38 (en 40, 41) |
V |
Het Scheur |
Leefomgeving: Geluid Veiligheid: buisleiding en kwetsbare objecten Vanuit landschappelijk oogpunt aansluiting zoeken met het water (Het Scheur) en de locatie Maassluis/Oeverbos Plaatsing in zuidzijde gebied leidt tot beperking effect op aantal gevoelige objecten (geluid en slagschaduw) en aansluiting van de opstelling bij water. |
43 |
W |
Noordzeeboulevard |
Ecologie Veiligheid: hoogspanningsleiding Vanuit landschappelijk oogpunt aansluiting zoeken bij vergunde windturbine op deze locatie. (onderdeel windpark Slufterdam) Beschermingscategorie 1: Natuur in deel locatie |
Deze locaties zijn volgens de planMER geschikt of geschikt te maken, worden in de planMER positief beoordeeld op aspecten als samenhang, leefomgeving en landschap en passen in de drie criteria uit de plaatsingsvisie voor windenergie. Met de keuze voor deze locaties komt Gedeputeerde Staten tegemoet aan het advies van de Provinciale Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit (PARK) om te toetsen aan de plaatsingsvisie voor windenergie. Daarnaast adviseerde hij nadrukkelijk ook om de locaties in samenhang te beoordelen, wat ook is gebeurd in de planMER.
In de Visie Ruimte en Mobiliteit hanteert de provincie met het oog op behoud van ruimtelijke kwaliteit twee beschermingscategorieën. Een aantal locaties liggen in die beschermingscategorieën. De provincie wil deze locaties op voorhand nog niet laten vallen. In artikel 2.2.1, tweede lid van de Verordening ruimte is bepaald dat binnen de beschermingscategorieën beperkingen gelden voor ‘aanpassen’ en ‘transformeren’ tenzij het gaat om een in het Programma ruimte uitgezonderde ruimtelijke ontwikkeling. De plaatsing van windturbines binnen de genoemde locaties is een uitgezonderde ruimtelijke ontwikkeling, vanwege het belang en de urgentie van de energietransitie-opgave.
Beschermingscategorie 1: gebieden met topkwaliteit
In beschermingscategorie 1 gaat het om gebieden met topkwaliteit. Een relatief beperkt aantal gebieden is zo bijzonder, waardevol of kwetsbaar, dat de instandhouding en mogelijk verdere ontwikkeling van de waarden die ze vertegenwoordigen, voorrang heeft boven alle andere ontwikkelingen. Deze gebieden dragen in hoge mate bij aan de identiteit, beleving en biodiversiteit van Zuid-Holland, vormen een tegenhanger van het stedelijk gebied en versterken aldus het onderscheidend karakter van de provincie. Ze leveren bovendien een substantiële bijdrage aan het toeristisch profiel en het leef- en vestigingsklimaat in de provincie.
De energietransitie is een belangrijke opgave waar de provincie voor staat. Een deel van deze opgave wordt gerealiseerd in de Rotterdamse regio. Vanwege het belang en de urgentie van de opgave wil de provincie locaties die gelegen zijn binnen of grenzend aan gebieden met beschermingscategorie 1 voor natuur in deze fase nog niet laten afvallen. Voor al deze locaties geldt dat in de uitwerking naar aantal en plaatsing van de windturbines, nadrukkelijk de effecten op specifieke natuurwaarden en cumulatieve effecten met andere windenergie locaties onderzocht worden. Significante effecten moeten worden gemitigeerd. Is dat niet mogelijk dan is compensatie aan de orde.
Beschermingscategorie 2: gebieden met bijzondere kwaliteit
Daarnaast zijn er gebieden met een bijzondere kwaliteit in beschermingscategorie 2. De provincie wil in deze gebieden een aantal specifieke waarden in stand houden omdat ze landschappelijk, ecologisch of qua gebruikswaarde bijzonder en kwetsbaar zijn. In die hoedanigheid leveren ze een belangrijke en specifieke bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit van Zuid-Holland. De instandhouding van deze waarden vraagt om hierop toegespitste vormen van bescherming en ontwikkeling, naast de generieke bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke ontwikkelingen in deze gebieden zijn mogelijk, maar met inachtneming van het in stand houden van de specifieke waarden.
Vanwege het belang en de urgentie van de opgave vallen locaties die zijn gelegen in beschermingscategorie 2 in deze fase van het onderzoek niet af op grond van ligging in beschermingscategorie 2. Per locatie is een zorgvuldig afweging nodig om te komen tot een turbineopstelling passend bij de aard, de inrichting en het recreatieve gebruik van de locatie. Aspecten die daarbij een rol spelen zijn bijvoorbeeld de gevolgen voor de toegankelijkheid, de gebruiksmogelijkheden en voor de beleving van landschap, stilte en/of rust. Daarnaast kunnen windturbines – als zij zorgvuldig worden ingepast – een belangrijke (financiële) drager zijn voor gebiedsontwikkeling. De mogelijkheden daartoe moeten onderdeel zijn van het participatieplan van de toekomstige exploitant, evenals de eventuele compensatie van het verlies aan recreatieve waarden. Indien compensatie van een eventueel verlies aan recreatieve waarde nodig is, kan dat plaats vinden in oppervlakte (door uitbreiding van het gebied) of door toevoeging van kwaliteit (door opwaardering van voorzieningen in het bestaande gebied).
Het plaatsingspotentieel van deze voorgestelde locaties is circa 180 MW, zo blijkt uit onderstaande tabel. Dit is meer dan de 105 MW die nodig zijn om de afspraken met het Rijk te kunnen nakomen.
Ervaring leert dat er nog locaties afvallen op weg naar realisatie. Zo moet er voor een aantal locaties nog nader onderzoek gedaan worden in het kader van ecologie of veiligheid. Uitkomsten van die onderzoeken kunnen er toe leiden dat locaties alsnog afvallen. De aantallen MW’s in onderstaande tabel gaan uit van een gemiddelde windturbine van 3 MW. De tendens is echter dat er steeds meer windturbines met een lager vermogen, bijvoorbeeld 2.5 MW worden gerealiseerd. Hierdoor verandert uiteraard het plaatsingspotentieel. In de uitwerking van locaties naar concrete business cases zal de werkelijk opbrengst duidelijk worden.
Tabel 4.5 Plaatsingspotentieel
Nr. |
Letter VRM-kaart |
Locatie |
Plaatsingspotentieel |
|
Aantal turbines |
Aantal Megawatt |
|||
1 |
A |
Distripark Eemhaven |
2 |
6 |
2 |
B |
Beneluxplein |
4 |
12 |
3 |
C |
Oost 2 |
1 |
3 |
5 (en 27) |
D |
Vaanplein |
2 |
6 |
6B |
E |
N57, Entree noord |
3 |
9 |
7 |
F |
N57, Entree Zuid |
3 |
9 |
9 |
G |
Haringvlietdam |
0 |
0 |
11 |
H |
Stormpolder |
2 |
6 |
12 (en 15, 16) |
I |
Prisma/Bleizo |
6 |
18 |
17 (en 39) |
J |
Maassluis/Oeverbos |
0 |
0 |
18 |
K |
Beerenplaat |
6 |
18 |
19 |
L |
Zuidland |
10 |
30 |
21 (en 22) |
M |
Hartel Oost |
4 |
12 |
24 |
N |
Tegenover Rivium 1 |
0 |
0 |
25 |
O |
Rivium West |
1 |
3 |
28 |
P |
Poort van Charlois |
2 |
6 |
29 (en 30) |
Q |
Hoek van Holland |
0 |
0 |
32 |
R |
Verlenging Nieuwe Waterweg/Stenaterrein |
2 |
6 |
33 |
S |
Rozenburg Landtong |
4 |
12 |
35 (en 42) |
T |
Beneluxtunnel |
2 |
6 |
36 |
U |
Broekpolder |
2 |
6 |
38 (en 40, 41) |
V |
Het Scheur |
4 |
12 |
43 |
W |
Noordzeeboulevard |
0 |
0 |
Totaal |
60 turbines |
180 MW |
Het plaatsingspotentieel van een aantal locaties staat op nul in 2020. Zij worden wel op de kaart in de VRM opgenomen als locaties waar windenergie mogelijk is. Het gaat daarbij om de locaties in tabel 4.6.
Tabel 4.6 Locaties Ontwerp VRM met plaatsingspotentieel nul
Nr. |
Letter VRM-kaart |
Locatie |
Reden plaatsingspotentieel nul |
9 |
G |
Haringvlietdam |
RWS heeft negatief beslist over de vergunning voor 4 grote windturbines op het buitentalud (d.d. besluit van 15 december 2015 met kenmerk RWS-2015/53620). Daarmee is plaatsing op de waterkering niet realistisch. Dat deel van het onderzoeksgebied dat op land ligt handhaven en de bestaande locatie omdat daar al turbines staan. |
17 (en 39) |
J |
Maassluis/Oeverbos |
Een deel van de locatie is in de komende jaren werkterrein voor de aannemer die de Blankenburgtunnel bouwt. Hierdoor is realisatie voor 2020 niet realistisch. |
24 |
N |
Tegenover Rivium 1 |
Indien locatie 25 (Rivium West) niet wordt gerealiseerd, dan is deze locatie 24 een alternatief. Omdat al bij locatie 25 met 3 MW is gerekend, doen we dat niet bij locatie 24. |
29 (en 30) en 43 |
Q en W |
Hoek van Holland en Noordzeeboulevard |
Het is niet zeker of, en onder welke randvoorwaarden, windenergie mogelijk is omdat er nog onderzoek moet plaatsvinden. De locatie is om die reden wel opgenomen in de VRM, maar niet meegeteld in het aantal MW dat voor 2020 gerealiseerd kan worden. |
Voor de nieuwe locaties in de voormalige Stadsregio Rotterdam is een versnelling noodzakelijk om de afspraak in het convenant na te komen om 150 MW in 2020 te realiseren. Doel is om na vaststelling van de partiële herziening van de VRM zo snel mogelijk over te gaan tot realisatie. Daarom wil de provincie begin 2017 in gesprek met gemeenten om tot afspraken te komen over de realisatie met als doel deze afspraken vast te leggen in een samenwerkingsovereenkomst of uitvoeringsconvenant.
Uitgangspunt blijft dat de gemeenten voor de initiatiefnemers het eerste aanspreekpunt blijven voor het bestemmen van de locatie en voor het verlenen van de vergunning bij een locatie van minder dan 5 MW windenergie. Per locatie wil de provincie bekijken op welke manier een versnelling mogelijk is en welke overheid dat het beste kan doen. De provincie is bereid om daarvoor ook bijvoorbeeld de vergunningverlening van grotere windlocaties over te dragen aan de gemeenten of de inpassing van windenergie voor een locatie op zich te nemen.
Daarnaast wil de provincie gemeenten ondersteunen bij de realisatie. Hierbij kan gedacht worden aan het uitwisselen van kennis over exploitatie of het organiseren van bijvoorbeeld expertise over participatievormen bij windenergie. Over dat aanbod wil de provincie graag met gemeenten in gesprek.
Voorstel tekst Programma Ruimte
Realisatiestrategie
De provincie streeft naar optimale invulling van de vastgestelde locaties windenergie. De rol van de provincie is het ruimtelijk faciliteren van de opgave windenergie en het stimuleren van gemeenten om deze locaties te ontwikkelen. Daarnaast heeft de provincie bevoegdheden vanuit de Wet ruimtelijke ordening en de Elektriciteitswet inzake het vergunnen en bestemmen van windparken.
Versnelling
Gelet op de afspraken met het Rijk, ziet de provincie toe op de voortgang en versnelt de realisatie waar mogelijk. Voor de locaties in de VRM zal de provincie in overleg met de gemeenten bezien op welke manier versnelling mogelijk is en welke overheid dat het beste kan doen. Dit kan er toe leiden dat voor bepaalde locaties een gemeente bevoegd gezag wordt en dat voor andere locaties de provincie de inpassing op zich neemt en de coordinatie en besluitvorming over de vergunningsaanvragen behoudt.
De provincie sluit bestuursovereenkomsten met gemeenten die zelf de ruimtelijke inpassing en vergunningverlening voor de windenergielocaties willen regelen, als zij dat even snel of sneller kunnen dan de provincie. De provincie maakt in dat geval geen gebruik van de specifieke provinciale bevoegdheden tot coördinatie en besluitvorming op basis van de Elektriciteitswet 1998.
Als een initiatiefnemer een locatie windenergie wil ontwikkelen en na ambtelijk en bestuurlijk overleg blijkt dat de betreffende gemeente daar niet aan wil meewerken, dan kan de provincie wel toepassing geven aan haar bevoegdheden. In zo’n geval kan de provincie een provinciaal inpassingsplan vaststellen en/of de benodigde vergunningen verlenen. Provinciale Staten hebben op 6 november 2013 voor een aantal locaties de Koepelstartnotitie Inpassingsplannen Locaties Windenergie vastgesteld.
Participatie
De provincie vindt het belangrijk dat bij de ontwikkeling van elke windlocatie burgers, grondeigenaren en ondernemers die nabij windturbines wonen of ondernemen direct betrokken worden. Zij hanteert daarbij de randvoorwaarde dat de exploitant bij de ontwikkeling van een locatie windenergie altijd een participatieplan opstelt waarin hij aangeeft op welke manier hij de omgeving betrekt (minimaal Gedragscode Acceptatie & Participatie Windenergie op Land van de Nederlandse Windenergie Associatie-NWEA). Dit kan onder andere door de levering van stroom, financiële deelname in het windpark of middels het creëren van een leefbaarheidsfonds. Ook andere opties zijn denkbaar. De wijze waarop dit gebeurt is maatwerk en afhankelijk van de lokale wensen en de financiële ruimte van het windpark.
Uitwerking in 2017
Gedeputeerde Staten werken bovenstaande hoofdlijn van de realisatiestrategie verder uit naar een breed scala van concrete maatregelen.
Op basis van het geschetste in deze nota van toelichting zijn de volgende documenten aangepast:
Naast de hierboven genoemde doorwerking van het opnemen van nieuwe locaties voor windenergie in de voormalige stadsregio Rotterdam wordt de tekst in het Programma ruimte in lijn gebracht met de ’Voortgangsrapportage realisatie windenergie Zuid-Holland 2016’ vastgesteld d.d.6 december 2016. Omdat de tekst van het programma ruimte hierop niet jaarlijks wordt aangepast is bij de aanpassing voor de volgende lijn gekozen:
Tabel B.1 Overzicht sets
Onderzoekslocatie |
Set 1 |
Set 2 |
Set Ontwerp VRM |
||
1 |
Distripark Eemhaven |
Ja |
Ja |
Ja |
|
2 |
Beneluxplein |
Ja |
Ja |
Ja |
|
3 |
Oost 2 |
Ja |
Ja |
Ja |
|
4 |
Heinenoord |
Ja |
Ja |
Nee |
|
5 |
Vaanplein |
Ja |
Ja |
Ja |
|
6A |
Oostkant N57 |
Ja |
Nee |
Nee |
|
6B |
Oostkant N57 (noord) |
Ja |
Ja |
Ja |
|
7 |
N57 |
Ja |
Nee |
Nee |
|
8 |
Kickersbloem 3 |
Ja |
Nee |
Nee |
|
9 |
Haringvlietdam Noord |
Ja |
Ja |
Ja |
|
10 |
Haringvlietdam Noord Verlenging |
Nee |
Nee |
Nee |
|
11 |
Stormpolder |
Ja |
Ja |
Ja |
|
12 |
Verruiming Prisma/Bleizo zuid |
Ja |
Ja |
Ja |
|
13A |
Bedrijventerrein Oudeland |
Nee |
Nee |
Nee |
|
13B |
Bedrijventerrein Oudeland |
Nee |
Nee |
Nee |
|
14 |
Noorden Bergse Bos |
Nee |
Nee |
Nee |
|
15 |
Verruiming Prisma/Bleizo noord |
Ja |
Ja |
Ja |
|
16 |
Prisma Bleizo |
Ja |
Ja |
Ja |
|
17 |
Maassluis |
Ja |
Ja |
Ja (niet voor MW) |
|
18 |
Beerenplaat |
Ja |
Ja |
Ja (niet MW) |
|
19A |
Zuidland |
Ja |
Ja |
Ja |
|
19B |
Zuidland |
Ja |
Ja |
Ja |
|
20 |
Halfweg |
Ja |
Nee |
Nee |
|
21 |
Verruiming Spijkenisse Hartel |
Ja |
Ja |
Ja |
|
22 |
Hartel Oost |
Ja |
Ja |
Ja |
|
23 |
Ridderhaven-Donkersloot |
Ja |
Ja |
Nee |
|
24 |
Tegenover ‘Rivium 1’ |
Ja |
Ja |
Ja |
|
25 |
Tegenover ‘Rivium 2’ |
Ja |
Ja |
Ja |
|
26 |
Ahoy |
Nee |
Nee |
Nee |
|
27 |
Vaanplein 2 |
Ja |
Ja |
Ja |
|
28 |
Poort van Charlois |
Ja |
Ja |
Ja |
|
29 |
Hoek van Holland |
Ja |
Ja |
Ja (niet voor MW) |
|
30 |
Hoek van Holland Pier |
Ja |
Ja |
Ja (niet voor MW) |
|
32 |
Verlenging Nieuwe Waterweg/ Stenaterrein |
Ja |
Ja |
Ja |
|
33 |
Rozenburg Landtong |
Ja |
Ja |
Ja |
|
34 |
Schiedam A4/A20 |
Nee |
Nee |
Nee |
|
35 |
Beneluxtunnel Schiedam |
Ja |
Ja |
Ja |
|
36 |
Broekpolder |
Ja |
Ja |
Ja |
|
37 |
Vergulde Hand west |
Ja |
Nee |
Nee |
|
38 |
Koggehaven |
Ja |
Ja |
Ja |
|
39 |
Oeverbos |
Ja |
Ja |
Ja (niet voor MW) |
|
40 |
Scheurstrook |
Ja |
Ja |
Ja |
|
41 |
Het Scheur |
Ja |
Ja |
Ja |
|
42 |
Beneluxtunnel Vlaardingen |
Ja |
Ja |
Ja |
|
43 |
Noordzeeboulevard |
Ja |
Ja |
Ja |
|
44 |
Technopolis |
Ja |
Ja |
Nee |
|
45 |
A12 De Balij |
Ja |
Ja |
Nee |
|
47 |
Polder Schieveen Rotterdam |
Nee |
Nee |
Nee |
|