Beleidskeuze:
De provincie realiseert een adequaat aanbod van Openbaar Vervoer in Zuid-Holland. Daartoe regelt de provincie:
1. de kaderstelling en vertegenwoordiging voor regional openbaar vervoer;
2. het aanbesteden en het aansturen van de regionale OV-concessies en –contracten.
3. het uitvoeren van infrastructurele projecten / maatregelen voor het openbaar vervoer.
4. het uitvoeren van projecten / maatregelen ter verbetering van de kwaliteit van het OV.
5. het stimuleren van mobiliteitsaanbod waar onvoldoende regulier OV beschikbaar is.
6. het samenwerken met aantal gemeenten en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag aan een netwerk van personenvervoer over water in samenhang met ruimtelijke ontwikkelingen en ontwikkelingen in de vraag naar OV.
7. het stimuleren van veren en de verbetering van de veerinfrastructuur in Zuid-Holland.
8. het subsidiëren van projecten en maatregelen in het Openbaar Vervoer in Zuid-Holland.
Toelichting:
Omschrijving:
Het provinciaal beleid geeft richting aan een mobiliteitsnetwerk dat de reiziger keuzevrijheid biedt, en dat in samenhang met het ruimtelijke beleid wordt ontwikkeld. In het Mobiliteitsbeleid wordt afgestemd met andere beleidsvelden, met name het ruimtelijk-economisch beleid. Daarbij is het vertrekpunt de huidige ruimtelijke situatie gecombineerd met de volgende vier keuzes:
1. beter benutten en opwaarderen van wat er is
2. vergroten van de agglomeratiekracht
3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit
4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
Het betreft een wettelijke taak van de provincie die is vastgelegd in de wet personenvervoer 2000, en voor een aantal onderdelen en taken in de wegenwet en de wegenverkeerswet.
De provincie richt zich op een adequaat regionaal openbaar vervoer. Het rijk is verantwoordelijk voor de nationale en internationale openbaar vervoer verbindingen. De uitdaging daarbij is om het aanbod van openbaar vervoer zo goed mogelijk te laten aansluiten bij de maatschappelijke vraag en ruimtelijke ontwikkelingen.
Aanleiding:
Verbeterd vraaggericht in plaats van aanbodgericht Openbaar Vervoer dat sociaal veilig, betrouwbaar, betaalbaar, beschikbaar en comfortabel vervoer biedt aan OV-reizigers, uitgevoerd door concessiehouders, is voorwaarde voor goede bereikbaarheid in de provincie.
Afweging:
Uitgangspunt is een efficiënt en effectief openbaarvervoersysteem. Daartoe treft de provincie een aantal maatregelen.
In de concessieverlening geeft de provincie de vervoerder veel invloed op het ontwikkelen van zijn product: lijnen, frequenties, maar bijvoorbeeld ook marketing en de informatievoorziening. De verantwoordelijkheid van de provincie is dat daarbij de behoeften en belangen van reizigers goed zijn geborgd. De tariefstelling is een belangrijk instrument van de provincie. Hoewel de ontwikkelfunctie bij de vervoerder ligt, blijft zijn voorstel afhankelijk van de goedkeuring door de provincie als concessieverlener, die daarbij het advies van het reizigersoverleg betrekt. Via de concessieverlening kan de provincie eisen stellen aan de bedrijven die het openbaar vervoer in een bepaalde regio willen exploiteren. Zo dragen eisen over de aansluiting op andere lijnen of vervoersvormen bij aan het verbeteren van de ketenmobiliteit. Voorschriften over reisinformatie helpen om vraag en aanbod af te stemmen.
Afstemming met aangrenzende concessiegebieden en lokale overheden is essentieel. Hierbij zet de provincie in op een betere kostentoedeling dan een vaste prijs per kilometer. De ambitie van de provincie is om overeenstemming te bereiken met de Metropoolregio Rotterdam Den Haag over concessie-overstijgende tarieven.
In Zuid-Holland zijn er stedelijke gebieden waar de OV-vraag zich anders ontwikkelt dan in de minder stedelijke gebieden. De dunbevolkte gebieden hebben te maken met bevolkingsdaling. Als gevolg hiervan neemt het gebruik van het OV af. Dit zet het aanbod onder druk. Voor bewoners en gemeenten is het OV echter een belangrijke voorziening, zeker als voorzieningen (zoals winkels en scholen) in hoog tempo geconcentreerd worden in grotere plaatsen. Daarom wil de provincie in haar drie concessiegebieden (Zuid-Holland-Noord, Hoeksche Waard en Goeree-Overflakkee en Drechtsteden-Alblasserwaard-Vijfheerenlanden), en lijnconcessie Alphen aan den Rijn-Gouda, en het contract voor de Waterbus (Rotterdam-Drechtsteden) bezien hoe het OV beter kan aansluiten op de vraag, en hoe de klant voor hetzelfde geld een beter product kan krijgen en hoe het OV efficiënter kan worden ingericht. Dat betekent onder andere dat meer onderscheid gemaakt zal moeten worden naar verschillende doelgroepen, waardoor het OV beter aansluit bij de behoefte van de potentiële klanten.
Onderscheid wordt gemaakt naar verschillende doelgroepen. Als eerstevoor reizigers binnen en buiten de spits. Het bundelen en strekken van buslijnen heeft tot gevolg dat afstanden in het voortransport groter worden. Dat doet het belang toenemen van voldoende en kwalitatief goede voorzieningen voor ketenmobiliteit, zoals fietsenstallingen, parkeerplaatsen, transferia en regionale busstations. In het natransport moeten afstanden beperkt blijven. Verder zet de provincie in op een combinatie van knooppuntontwikkeling met bijzondere aandacht voor onbenutte capaciteit op het netwerk en slimme verbindingen van kernen en dorpen in het landelijke gebied.
Het tweede onderscheid betreft incidentele reizigers en reizigers die niet veel alternatieve vervoerwijzen tot hun beschikking hebben. Om in de sociale functie te voorzien, moet het OV in beginsel zo veel mogelijk woningen en bedrijven in het landelijke gebied ontsluiten in de vorm van een basisvoorziening. Hierbij is maatwerk vereist, waarbij ook andere oplossingen dan een traditioneel OV-aanbod in aanmerking kunnen komen. Bij de maatwerkoplossingen kan aansluiting worden gezocht bij lokale initiatieven, die de reiziger centraal stellen. De provincie onderzoekt de mogelijkheden om de verschillende vormen van doelgroepenvervoer (gehandicapten, zieken, leerlingen, etc) te verbinden met het openbaar vervoer.
Sociale veiligheid is een belangrijke voorwaarde voor het gebruik van het openbaar vervoer. Dit gebeurt samen met gemeenten, die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de openbare ruimte rondom haltes.
Voor de stedelijke gebieden werkt de provincie met het Rijk, de Metropoolregio Rotterdam Den Haag en gemeenten samen aan impulsen zoals Stedenbaan en het Programma Hoogfrequent Spoor. De provincie zet daarbij in op de ontwikkeling van het R-net netwerk. En daarnaast zoekt de provincie in de samenwerking met het Rijk en de regio’s naar het oplossen van (toekomstige) OV-knelpunten.
De provincie neemt energietransitie als uitgangspunt bij het verlenen van concessies in het openbaar vervoer. Toepassing van nieuwe technologie in bussen draagt bij aan versnelling van de transitie naar duurzame mobiliteit in termen van emissies en verbruik van niet hernieuwbare (fossiele) brandstoffen.
Beleidskeuze:
De provincie wil nieuwe bebouwing in het landelijk gebied beperken om zo de openheid te handhaven.
Agrarische ontwikkelingen (in de vorm van bebouwing en kassen) vinden plaats op bouwpercelen of anderszins geconcentreerd en houden rekening met de aanwezige kenmerken en waarden. Nieuw-vestiging van intensieve veehouderij wordt niet toegelaten binnen de provincie. Intensieve veehouderij is vanwege de schaal en de aard van de bedrijfsvoering en de daarmee samenhangende ruimtelijke verschijningsvorm, in het algemeen niet passend bij het Zuid-Hollandse landschap en het karakteristieke gebruik daarvan.
Glastuinbouw en boom- en sierteelt staat de provincie alleen toe in de daarvoor aangewezen gebieden.
Toelichting:
Omschrijving:
De provincie biedt ruimte voor een vitale landbouw die waar mogelijk bijdraagt aan behoud en versterking van de landschappelijke kernkwaliteiten en de biodiversiteit. Om de openheid van het landelijk gebied te handhaven, is het oprichten van agrarische bebouwing mogelijk indien deze noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering van volwaardige agrarische bedrijven en wordt geconcentreerd op een bouwperceel met een omvang van maximaal 2 hectare. Indien nodig is extra ruimte voor verbreding van activiteiten (met bijvoorbeeld zorg, recreatie of duurzame energieopwekking) met ten hoogste 0,5 ha mogelijk.
Gebleken is dat akkerbouwbedrijven omwille van een duurzame en efficiënte bedrijfsvoering soms behoefte hebben aan schaalvergroting. Voor deze bedrijven is er de mogelijkheid om een nabijgelegen bedrijf over te nemen en een aaneengesloten bouwperceel van meer dan 2 hectare te gebruiken. Het bouwperceel bedraagt in dit geval niet meer dan de omvang die de bouwpercelen van beide bedrijven in eerste instantie omvatten. Voorwaarde is dat het bouwperceel met de opstallen van het achtergelaten bedrijf worden gesaneerd. Voor de bedrijfswoning kan eventueel een uitzondering worden gemaakt als omzetting naar een burgerwoning ter plaatse past in het provinciale beleid voor ruimtelijke kwaliteit.
Intensieve veehouderij is vanwege de schaal en de aard van de bedrijfsvoering en de daarmee samenhangende ruimtelijke verschijningsvorm, in het algemeen niet passend bij het Zuid-Hollandse landschap en het karakteristieke gebruik daarvan. Nieuwvestiging van intensieve veehouderij, zowel als hoofdtak of als neventak, wordt daarom niet toegelaten binnen de provincie. Bestaande bedrijven (met uitzondering van geitenhouderijen) kunnen zich net als andere agrarische bedrijven ontwikkelen en verplaatsen.
Als intensieve veehouderij wordt beschouwd het houden en fokken van geiten, slacht-, leg- en pelsdieren in gebouwen, al dan niet met beperkte mogelijkheden voor uitloop of weidegang. In de Zuid-Hollandse praktijk gaat het in het bijzonder om varkens, pluimvee, melkgeiten en mestkalveren.
In de verordening zijn gebieden aangewezen voor de ontwikkeling van glastuinbouw en boom-en sierteelt. Bij agrarische bedrijven die zijn gevestigd buiten die gebieden is glastuinbouw en boom- en sierteelt uitgesloten. Voor al bestaande volwaardige bedrijven buiten de aangewezen gebieden bevat de verordening regels voor de maximale oppervlakte van kassen: 2 hectare bij een glastuinbouwbedrijf en 300 m2 bij een boom- en sierteeltbedrijf. De verordening biedt daarenboven nog de mogelijkheid van 'glas-voor-glas'.
Ook voor bollenteelt zijn gebieden aangewezen. Buiten die gebieden is bollenteelt echter niet uitgesloten.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Het landelijk gebied ligt in de gehele provincie en is gemeentegrens overschrijdend. Binnen het landelijke gebied zijn meerdere ruimtevragers aanwezig. Het is wenselijk de ruimtevraag voor agrarische ontwikkelingen op een vergelijkbare manier te accommoderen en dit niet per gemeente op gehele andere wijze in te vullen. Op deze wijze ontstaat een goede balans tussen het belang van goede ruimtelijke kwaliteit en het belang van ruimte voor agrarische ontwikkelingen.
Intensieve veehouderij is vanwege de schaal en de aard van de bedrijfsvoering en de daarmee samenhangende ruimtelijke verschijningsvorm, in het algemeen niet passend bij het Zuid-Hollandse landschap en het karakteristieke gebruik daarvan.
Aanleiding:
De provincie beschermt van oudsher het landelijk gebied en zorgt er daarbij tevens voor dat er voldoende ruimte is voor de agrarische dynamiek.
Afweging:
Het landelijk gebied ligt in de gehele provincie en is gemeentegrens overschrijdend. Binnen het landelijke gebied zijn meerdere ruimtevragers aanwezig. Het is wenselijk de ruimtevraag voor agrarische ontwikkelingen op een vergelijkbare manier te accommoderen en dit niet per gemeente op gehele andere wijze in te vullen. Op deze wijze ontstaat een goede balans tussen het belang van goede ruimtelijke kwaliteit en het belang van ruimte voor agrarische ontwikkelingen. Intensieve veehouderij is vanwege de schaal en de aard van de bedrijfsvoering en de daarmee samenhangende ruimtelijke verschijningsvorm, in het algemeen niet passend bij het Zuid-Hollandse landschap en het karakteristieke gebruik daarvan.
Beleidskeuze:
De provincie wil de brede problematiek van de arbeidsmigranten agenderen en daarbij inzetten op een integrale benadering (economie, wonen, ruimte en mobiliteit)
- Groeiende economie, toenemende vraag naar arbeidsmigranten
- Arbeidsmigranten gaan daar werken, waar de huisvesting goed geregeld is.
- Schrijnende huisvestingssituaties worden niet (adequaat) aangepakt en er is onduidelijkheid over de opgave: hoeveel arbeidsmigranten moeten worden gehuisvest, ook rekening houdend met de toenemende vraag van het bedrijfsleven en het feit dat een deel van de arbeidsmigranten nu slecht of illegaal (bijv. op een recreatieterrein) gehuisvest is.
- Arbeidsmigranten maken vaak lange verkeersbewegingen tussen hun werk- en woonplaats en belasten daardoor het wegennet.
Bij een integrale benadering denken we aan:
- Bij besluitvorming over aanleg van bedrijventerreinen of realisatie infrastructuur projecten ook de vraag betrekken of hier arbeidsmigranten voor worden ingezet, waar ze worden gehuisvest en wat dat betekent voor de verkeersbewegingen
- Samen met het bedrijfsleven de behoefte aan arbeidsmigranten bepalen en nagaan hoe in die behoefte voorzien kan worden. Gemeenten, bedrijfsleven, corporaties en aanbieders van huisvesting kunnen hierin gezamenlijk optrekken om maatwerk te leveren. Er kan ook een verbinding worden gelegd met Flexwonen (huisvesting voor meerdere doelgroepen).
Arbeidsmigranten die zich slechts voor kortere tijd in Nederland vestigen, zijn aangewezen op tijdelijke woonruimte in de vorm van short stay of logies in tijdelijke en permanente bouwwerken.
Toelichting:
Omschrijving:
De provincie wil vanuit economische, ruimtelijke en wonen belangen komen tot verantwoorde en adequate huisvesting van arbeidsmigranten die aangewezen zijn op tijdelijke woonruimte.
Economie
De provincie wil in overleg met het bedrijfsleven komen tot een inschatting van het aantal arbeidsmigranten dat nodig is voor goede economische ontwikkeling.
Ruimte
De verordening ruimte kan op grond van de wet ook van toepassing worden verklaard op omgevingsvergunningen die worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, ook wel genoemd de kruimelregeling’
Deze kruimelregeling is van toepassing op bestaande bebouwing, met uitzondering van kassen of vergelijkbare bebouwing. De uitzondering geldt ook voor agrarische bedrijfswoningen of bedrijfsgebouwen die in de op 11 oktober 2016 door de gemeente en de provincie vastgestelde Ruimtelijk-economische Strategie Westland zijn aangeduid in categorie 1 ten behoeve van de herstructureringsopgave.
Bij nieuwbouw voor de huisvesting van arbeidsmigranten is de verordening van toepassing met uitzondering van tijdelijke huisvesting van maximaal drie maanden, om te voorzien in een piekbehoefte. Bij nieuwbouw is het van belang de uitgangspunten van ruimtelijke kwaliteit in acht te nemen en ervoor te zorgen dat de huisvesting geen belemmering vormt voor de (agrarische) bedrijfsvoering in de omgeving.
Wonen
Aan de samenwerkende gemeenten vraagt de provincie om in hun regionale woonvisie inzicht te geven in de geraamde behoefte aan logiesplekken, het aantal reeds beschikbare logiesplekken, het aantal te ontwikkelen logiesplekken en de manier waarop de gemeenten deze behoefte aan logiesplekken ruimtelijk binnen en buiten bestaand stads- en dorpsgebied willen faciliteren. Door dit inzicht samen met het plaatselijk bedrijfsleven te ontwikkelen ontstaat een meerwaarde. De gemeenten kunnen bij de raming van de behoefte aan logiesplekken per regio gebruik maken van de provinciale raming van de behoefte en dienen bij het ruimtelijk faciliteren rekening te houden met het provinciaal ruimtelijk beleid.
Arbeidsmigranten die zich permanent vestigen zijn aan aangewezen op reguliere woonruimte.
Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de logiesplekken niet tot de woningvoorraad van de gemeenten worden gerekend; dit betekent dat deze plekken niet meetellen bij de door de provincie toegestane woningbouw.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Het nationale belang dat volgt uit Nationale verklaring tijdelijke huisvesting EU-arbeidsmigranten (28 maart 2012). In deze verklaring onderschrijven het rijk, de gemeenten in 9 regio's, werkgevers, huisvesters, uitzendbureaus en andere partijen onder meer:
- Het feit dat de open Nederlandse economie arbeidsmigranten nodig heeft, waarvoor de aanwezigheid van adequaat aanbod van huisvesting voor kortdurend verblijf nodig is, en
- Dat het nodig is dat zij werken aan kwantitatief en kwalitatief voldoende aanbod van huisvesting op plekken waar het kan.
Aanleiding:
Vanuit economische, ruimte en Wonen belangen is het belangrijk dat het beleid met betrekking tot arbeidsmigranten integraal wordt aangepakt.
Afweging:
Zie de Omschrijving hierboven.
Beleidskeuze:
De provincie draagt samen met partners zorg voor het beheer van recreatiegebieden, -netwerken en -voorzieningen. Waaronder de recreatieve netwerken voor varen, fietsen, wandelen en paardrijden.
Toelichting:
Omschrijving:
Een groenblauwe structuur versterkt de recreatieve gebruiks- en belevingswaarde van het landschap.
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Schaalgrootte en gemeentegrensoverschrijdend
Aanleiding:
In de jaren 70 was er een grote behoefte aan meer recreatievoorzieningen die ook moeten worden beheerd
Afweging:
Onderdeel van een aantrekkelijk woon- en vestigingsklimaat
Beleidskeuze:
Het provinciale beleid is gericht op het behouden, herstellen en op langere termijn vergroten van de biodiversiteit in Zuid-Holland, inclusief de biodiversiteit van de bodem. Om dit doel te bereiken zet de provincie in op duurzaam beheer, bescherming en voltooiing van de het Natuurnetwerk Nederland, meer natuurwaarden op boerenland en in recreatiegebieden. De actieve bescherming van soorten geven we vorm en inhoud aan de hand van 40 icoonsoorten en binnen het faunabeheer hebben we aandacht voor de (welzijns-)effecten van dieren op de langere termijn.
We ontwikkelen samen met de stakeholders een integrale visie voor alle gebieden (met Natura 2000, natuurnetwerk Nederland, agrarisch natuurbeheer als vertrekpunt) waarbij we de systemische, ecologische en hydrologische samenhang van gebieden met de omgeving integraal versterken. De druk op kernen van natuurgebieden is gereguleerd door de ontwikkeling van toeristische- recreatieve magneetplekken, waar ondernemers extra waarde creëren. De ruimtelijke bescherming van het NNN, belangrijke weidevogelgebieden, recreatiegebieden en karakteristieke landschapselementen is geregeld in de verordening. De wettelijke bescherming van gebieden en soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming. Compensatie is het sluitstuk in de bescherming van deze waarden en moet voorkomen dat die door ingrepen in het landelijk gebied per saldo afnemen. Het provinciale compensatiebeleid is uitgewerkt in de beleidsregel.
Toelichting:
Omschrijving:
Met deze beleidsbeslissing wordt niet alleen een belangrijke bijdrage geleverd aan het in stand houden van de Europese en mondiale biodiversiteit, maar ook aan andere maatschappelijke doelen. Zo zijn koppelingen mogelijk met een gezond, aantrekkelijk en klimaatbestendig woon- en vestigingsklimaat, waterveiligheid en waterkwaliteit, erfgoed, recreatie en het tegengaan van bodemdaling.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
Voor het bereiken van de VHR-doelen is het belangrijk dat de biodiversiteit in de gehele provicie wordt versterkt
Aanleiding:
Nieuwe Wet Natuurbescherming en de actualisatie van de Beleidsvisie Groen
Afweging:
De wettelijke verplichting om een (natuur-)visie op te stellen en de uitwerking van een provinciale Omgevingsvisie. De beleidsbeslissing vormen het resultaat van een integrale afweging op basis van het doorlopen open planproces waarbij tal van partijen hebben geparticipeerd.
Beleidskeuze:
De provincie geeft richting en ruimte aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en gebiedskwaliteit. In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een ‘ja, mits-beleid’: ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit (waarborg ruimtelijke kwaliteit).
Het ruimtelijk kwaliteitsbeleid bestaat uit een viertal kwaliteitskaarten, samengevat in één integrale kwaliteitskaart, bijbehorende richtpunten en een aantal bepalingen in de verordening (‘handelingskader ruimtelijke kwaliteit’). Dit beleid maakt naar zijn aard meerdere uitleg mogelijk. Vanuit de nieuwe sturingsfilosofie is dit een kans en geen bedreiging. Gelet op het gezamenlijke belang is een gedeelde opvatting over de uitleg en interpretatie van het kwaliteitsbeleid per concreet gebied wenselijk. Daarmee ontstaat ruimte voor maatwerk. De kwaliteitskaart en de richtpunten geven richting aan de interpretatie van ruimtelijke kwaliteit.
De gebiedsprofielen, die gezamenlijk met decentrale overheden en andere partijen in de regio zijn opgesteld, spelen een belangrijke rol bij het ontwikkelen van zo’n gedeelde opvatting. De gebiedsprofielen hebben de status van handreiking, maar nadrukkelijk niet de status van toetsingskader.
Om te kunnen bepalen of een ontwikkeling past bij de gebiedskwaliteit, onderscheidt de provincie de kwaliteit van gebieden in categorieën en onderscheidt ze ruimtelijke ontwikkelingen naar hun mate van impact op de omgeving.
Naast het generieke kwaliteitsbeleid, dat geldt voor de gehele provincie, wordt een tweetal beschermingscategorieën onderscheiden, waar onder voorwaarden van ruimtelijke kwaliteit ook ontwikkelingen mogelijk zijn, maar waar vanwege de kwetsbaarheid of bijzonderheid extra voorwaarden van toepassing zijn.
Toelichting:
Omschrijving:
De kwaliteitskaart toont in vier lagen, de laag van de ondergrond, de laag van de cultuur- en natuurlandschappen, de laag van de stedelijke occupatie en de laag van de beleving, de gebiedskenmerken en kwaliteiten die de provincie belangrijk vindt. Doel van de kaart is om nieuwe ontwikkelingen binnen de provincie op een logische en aantrekkelijke manier te verbinden aan een plek in Zuid-Holland. Betrokken partijen houden bij ruimtelijke ingrepen rekening met de gebruikswaarde, de toekomstwaarde en de belevingswaarde van een gebied. Het gaat daarbij onder andere om gebiedskenmerken zoals de aard en schaal, om duurzaam gebruik van de ondergrond, de versterking van de ruimtelijke opbouw en de inpassing in de wijdere omgeving. De kaart geeft randvoorwaarden voor het maken van integrale afwegingen in het begin van het planproces. De randvoorwaarden zijn nader geconcretiseerd in de richtpunten.
Richtpunten benoemen en beschrijven (generiek voor Zuid-Holland en gebiedsspecifiek) de bestaande kenmerken en waarden en de wijze waarop nieuwe, ruimtelijke ontwikkelingen hiermee rekening kunnen houden.
Kwaliteitskaart: https://www.zuid-holland.nl/onderwerpen/ruimte/ruimtelijkekwaliteit/kwaliteitskaart/
De gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit vormen een uitwerking van de kwaliteitskaart en de richtpunten op gebiedsniveau en zijn opgesteld in samenwerking met regionale partijen. Ze bieden een gebiedsspecifieke handreiking voor het omgaan met ruimtelijke kwaliteit bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Gebiedsprofielen: https://www.zuid-holland.nl/onderwerpen/ruimte/ruimtelijkekwaliteit/gebiedsprofielen/
Om te kunnen bepalen of een ontwikkeling past bij de gebiedskwaliteit, onderscheidt de provincie de kwaliteit van gebieden in categorieën en onderscheidt ze ruimtelijke ontwikkelingen naar hun mate van impact op de omgeving.
Drie soorten ruimtelijke ontwikkeling
Om te kunnen bepalen of een ruimtelijke ontwikkeling passend is, is vooral de ruimtelijke impact van belang. Daarbij hanteert de provincie met het oog op de wisselwerking tussen gebiedskwaliteiten en ontwikkelingen de volgende uitgangspunten:
- De aard en schaal van een gebied bepalen of een ontwikkeling in meer of mindere mate passend is. In een agrarisch gebied passen stedelijke functies als woonwijken of bedrijventerreinen niet bij de aard en zijn daarmee gebiedsvreemd. De schaal van een gebied (‘korrelgrootte’) bepaalt of een ontwikkeling al dan niet past bij die schaal. Het ‘laadvermogen’ van een coulisselandschap is immers anders dan dat van een open veenweidepolder.
- Een ontwikkeling die past bij de schaal en aard van een gebied heeft in beginsel weinig ruimtelijke impact op gebiedskwaliteiten en vraagt daarom weinig tot geen provinciale betrokkenheid.
- Hoe meer een ontwikkeling afwijkt van de aard en schaal van een gebied, des te groter is in beginsel de ruimtelijke impact van nieuwe ontwikkelingen en des te eerder raken ze provinciale doelen of belangen.
- Dit geldt eveneens naarmate de kwaliteit van een gebied bijzonderder of kwetsbaarder is.
De gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit bieden handvatten om te bepalen hoe groot de ruimtelijke impact in specifieke gevallen is.
In dit licht wordt onderscheid gemaakt in drie soorten ontwikkeling; inpassing, aanpassing en transformatie.
Beschermingscategorieën
De provincie geeft richting en ruimte aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en gebiedskwaliteit. Om te kunnen bepalen of een ontwikkeling past bij de gebiedskwaliteit, waardeert de provincie de kwaliteit van gebieden in categorieën en onderscheidt ze ruimtelijke ontwikkelingen naar hun mate van impact op de omgeving. Er wordt een tweetal beschermingscategorieën onderscheiden, waar ook onder voorwaarden van ruimtelijke kwaliteit ontwikkelingen mogelijk zijn, maar waar vanwege de kwetsbaarheid of bijzonderheid extra voorwaarden van toepassing zijn.
Beschermingscategorieën
Gebieden met topkwaliteit (beschermingscategorie 1)
Een relatief beperkt aantal gebieden is zo bijzonder, waardevol of kwetsbaar, dat de instandhouding en mogelijk verdere ontwikkeling van de waarden die ze vertegenwoordigen, voorrang heeft boven alle andere ontwikkelingen. Deze gebieden dragen in hoge mate bij aan de identiteit, beleving en biodiversiteit van Zuid-Holland, vormen een tegenhanger van het stedelijk gebied en versterken aldus het onderscheidend karakter van de provincie. Ze leveren bovendien een substantiële bijdrage aan het toeristisch profiel en het leef- en vestigingsklimaat in de provincie.
Het gaat om de volgende kwaliteiten:
- Hoge en specifieke natuurwaarden in Zuid-Holland, gebundeld in het NNN en Natura 2000, die met elkaar een substantiële bijdrage leveren aan de Europese biodiversiteit. Provincie en rijk hebben hier een gedeelde verantwoordelijkheid voor instandhouding en versterking van deze waarden.
- Cultuurhistorische kroonjuwelen. Deze gebieden hebben landschappelijk en cultuurhistorisch een dusdanig uniek karakter dat de bescherming en versterking van deze kwaliteiten centraal staat.
- Graslanden bollenstreek. De graslanden zijn waardevol vanwege hun open karakter, structurerend effect en belang voor weidevogels. Ze zijn een kenmerkend, maar inmiddels zeldzaam onderdeel van het bollenlandschap.
Gebieden met deze kwaliteiten liggen veelal buiten bestaand stads- en dorpsgebied (BSD), maar soms ook daarbinnen (met name bij de cultuurhistorische kroonjuwelen). Ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met beschermingscategorie 1 zijn in beginsel alleen mogelijk voor zover ze bijdragen aan het behoud of de ontwikkeling van de specifieke waarden.
Gebieden met bijzondere kwaliteit (beschermingscategorie 2)
De provincie wil een aantal specifieke waarden en gebieden in stand houden omdat ze landschappelijk, ecologisch of qua gebruikswaarde bijzonder en kwetsbaar zijn. In die hoedanigheid leveren ze een belangrijke en specifieke bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit van Zuid-Holland. De instandhouding van deze waarden vraagt om hierop toegespitste vormen van bescherming en ontwikkeling, naast de generieke bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke ontwikkelingen in deze gebieden zijn mogelijk, maar met inachtneming van het instandhouden van de specifieke waarden.
Het betreft gebieden met de volgende kwaliteiten:
- Belangrijke weidevogelgebieden, gelegen buiten het NNN, vanwege de specifieke maatschappelijke verantwoordelijkheid voor deze karakteristieke en kwetsbare vogels, die mede de kwaliteit van het Zuid-Hollandse (veen)weidelandschap bepalen.
- Openbare recreatiegebieden, vanwege hun onmisbare bijdrage aan de leef- en vestigingskwaliteit in zowel het stedelijk als het landelijk gebied in de provincie.
- Groene buffers. Als landschap zijn deze gebieden relatief klein, soms ruimtelijk versnipperd en altijd medebepaald door stadsranden. Behoud van deze ruimtes is van belang voor de identiteit en leefkwaliteit van het stedelijk gebied. De stedelijke druk is relatief groot, maar tegelijkertijd vormen ze op de schaal van de provincie een onmisbare ‘tegenhanger’ van de stedelijke dynamiek en verdichting. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn hier mogelijk, maar extra bescherming tegen (grootschalige) stedelijke ontwikkeling is van belang om de schaal en het karakter van deze gebieden in stand te houden.
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
De provincie geeft richting en ruimte aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en gebiedskwaliteit: een evenwicht en samenspel van toekomstwaarde, gebruikswaarde en belevingswaarde. Ruimtelijke kwaliteit speelt op verschillende niveaus: veelal plekgebonden, maar ook op het niveau van de gehele provincie en soms daarbuiten.
De provincie stelt met het handelingskader ruimtelijke kwaliteit spelregels vast die het bovenlokale, algemene belang borgen. Samen met regionale partijen is in gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit een gedeeld kwaliteitsbeeld per gebied geformuleerd.
Aanleiding:
In 2014 is in plaats van ‘rode contouren’ het kwaliteitsbeleid - ‘ja, mits-beleid’ - in werking getreden: ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit (waarborg ruimtelijke kwaliteit).
Afweging:
Het rode contouren beleid heeft plaatsgemaakt voor de ladder voor duurzame verstedelijking. De provincie stuurt niet meer op eindbeeld en locatie maar op regionale programma's en behoud en verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
Buiten de rode contouren waren nauwelijks ontwikkelingen mogelijk. Nu zijn er meer mogelijkheden voor ontwikkeling in het buitengebied mits de ruimtelijke kwaliteit gelijk blijft of verbetert.
Beleidskeuze:
De provincie draagt zorg voor het behouden en/of verbeteren van de waarden van de kroonjuwelen cultureel erfgoed in Zuid-Holland.
De provincie doet dit om te zorgen voor:
Een beter beschermd, benut, en beleefbaar cultureel erfgoed.
De provincie regelt dit door:
Kaders te stellen via de omgevingsverordening ten behoeve van (historisch landschappelijke) kroonjuwelen erfgoed, als specifieke beschermingscategorie voor ruimtelijke kwaliteit
Toelichting:
Omschrijving:
Via deze beleidsbeslissing beoogt de provincie invulling te geven aan de volgende maatschappelijke opgave:
Zuid-Holland wil een toonaangevende provincie zijn waar mensen met plezier wonen, werken en recreëren. Daartoe verbeteren wij de kwaliteit van de leefomgeving. Cultuur en erfgoed zijn daarin belangrijke factoren.
De provincie wil daarom haar unieke erfgoed, in dit geval kroonjuwelen cultureel erfgoed, behouden voor toekomstige generaties, door dit erfgoed ruimtelijk te beschermen.
Cultuurhistorische kroonjuwelen zijn unieke, zeer karakteristieke en gave ensembles van erfgoed en landschap in Zuid-Holland. Deze waardevolle historische landschappen en ensembles zijn van groot belang voor de kwaliteit van onze leefomgeving. Ze bepalen de identiteit van de bebouwde en groene ruimte in de provincie, en vertellen de geschiedenis van Zuid-Holland. De provinciale kroonjuwelen zijn: de Landgoederenzone, het Kagerplassengebied, de Keukenhof, de kerngebieden van Midden-Delfland en de Krimpenerwaard, Aarlanderveen e.o., de Oude Hollandse Waterlinie, de lintdorpen Meije en Weipoort, het Schurvelingengebied op Goeree, het molengebied van Kinderdijk en Polder de Biesbosch op het Eiland van Dordrecht.
Zie verder: https://www.zuid-holland.nl/onderwerpen/landschap/cultuur-erfgoed/
Hier vormen de aanwezige cultuurhistorische waarden dé bepalen¬de drager bij ruimtelijke ontwikkelingen. Dit betekent overigens niet dat gebieden ‘op slot’ moeten. Want wij willen ook ruimte bieden aan nieuwe ontwikkelingen. Daarom is ‘behoud door ontwikkeling’ het leidende thema. Waar het om gaat is dat een ontwikkeling past binnen de aanwezige cultuurhistorische kwaliteiten of liever nog: die kwaliteiten versterkt. Alle kroonjuwelen zijn beschreven bij de Kwaliteitskaart van deze Omgevingsvisie, met daarbij specifieke richtpunten voor behoud en ontwikkeling
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Kroonjuwelen op het gebied van erfgoed zijn iconen van de Hollandse ruimte en identiteit. Het provinciaal belang betreft behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit van dit erfgoed. Dit doet de provincie mede vanuit een wettelijk taak op grond van de Omgevingswet. Dit belang overstijgt dat van individuele gemeenten en regio’s. Sommige landschappen en ensembles zijn zelfs uniek in de wereld zoals de karakteristieke veenweidegebieden en het molencomplex van Kinderdijk. Vaak sluit dit provinciaal belang aan op rijks- en gemeentelijk belang. Zo bevinden zich binnen de provinciale erfgoedgebieden veel beschermde stads- en dorpsgezichten en monumenten.
Aanleiding:
Het probleem is dat het beschermen, beleven en benutten van erfgoed een omvangrijke en complexe zaak is. Dat gaat niet vanzelf. Dat geldt ook voor het behoud van kroonjuwelen als iconen in het Zuid-Hollandse landschap. Zodoende stelt de provincie hier regels voor behoud van hun waarde en ruimtelijke kwaliteit.
Afweging:
Kroonjuwelen cultureel erfgoed zijn te beschouwen als iconen van de Hollandse ruimte en identiteit. Hun belang overstijgt dat van individuele gemeenten en regio´s. Sommige delen zijn zelfs uniek in de wereld zoals de karakteristieke veenweidegebieden van het Groene Hart.
Beleidskeuze:
De provincie zet in op een betere, gebiedsgerichte verweving van de verschillende ‘klassieke’ functies in de groene ruimte (landbouw, natuur, recreatie, water, cultuurhistorie) en een betere relatie tussen stad en land. Daarmee wil de provincie gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde van de verschillende Zuid-Hollandse landschappen behouden en versterken.De klimaat- en energie-efficiënte samenleving stelt nieuwe eisen aan de groene ruimte. Deze worden zo veel mogelijk ingepast met behoud of zelfs verbetering van bestaande functies.
De provincie wil samen met haar partners een kwaliteitsslag maken in de groene ruimte binnen en buiten de stad, zodanig dat de intrinsieke waarden worden beschermd en versterkt, en dat de groene ruimte aansluit bij de vraag van de gebruikers en bewoners, toekomstbestendig is en bijdraagt aan de identiteit en ruimtelijke kwaliteit van Zuid-Holland.
Toelichting:
Omschrijving:
Belangrijk is het versterken van de economische kracht van de groene ruimte. Een aantrekkelijke groene ruimte, zowel buiten als binnen de stad, is een voorwaarde voor een duurzaam woon- en leefklimaat en een wervend vestigingsklimaat binnen het stedelijk gebied. Door het verstedelijkingspatroon in Zuid-Holland is de groene ruimte nooit ver weg. Er zijn maar weinig stedelijke regio’s in Europa met zo veel verschillende landschappen in de buurt van de steden.
Ruimtelijke kwaliteit in de groene ruimte
De veelzijdige groene ruimte bestaat uit de overwegend onbebouwde ruimte buiten de steden, dorpen, linten en kassen en uit de stedelijke groen- en waterstructuur. De grote agrarische cultuurlandschappen behoren ertoe, net als de wateren in de flanken van de provincie en de natuurgebieden. Ook de kleinere landschappen en groengebieden in de nabijheid van de steden dragen bij aan de veelzijdigheid van de groene ruimte, evenals de groen- en waterstructuren in de stad zelf die als ‘haarvaten’ van de onbebouwde ruimte het stedelijk gebied dooraderen. De economie van het landelijk gebied is bijna net zo divers als die van het stedelijk gebied. Zowel bezien vanuit de economische vitaliteit als vanuit de ruimtelijke kwaliteit is een benadering uitsluitend gericht op functiescheiding in het landelijk gebied niet langer effectief. Ook actuele ontwikkelingen als de economische stagnatie en de stabilisering van de bevolking vragen om een integrale en op gebiedskwaliteiten gerichte aanpak.
De water- en energie-efficiënte samenleving stelt nieuwe eisen aan de groene ruimte, bijvoorbeeld voor de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en het winnen van duurzame energie. Het beter benutten en opwaarderen hangt samen met de ruimtevraag van een aantal functies in de groene ruimte, bijvoorbeeld de recreatie, de waterhuishouding en energiewinning. Deze worden zo veel mogelijk ingepast met behoud of zelfs verbetering van bestaande functies (zoals landbouw, natuur en cultuurhistorie). Bij de versterking van de recreatieve kwaliteit ligt de nadruk minder op de aanleg van nieuwe groengebieden, maar meer op verbetering van de landschappelijke kwaliteit en de toegankelijkheid van de groene ruimte. Daarbij is een betere benutting door functiemenging vaak goed mogelijk.
Soms is juist een duidelijke prioriteit voor één functie wenselijk. Dat is het geval bij uitzonderlijke agrarische, ecologische of cultuurhistorische waarden. Innovatieve grondgebonden productielandbouw en internationaal gewaardeerde natuur- en erfgoedgebieden vormen het equivalent van de agglomeratiekracht in de groene ruimte. Met deze bijzondere waarden en gebieden kan Zuid-Holland zich meten met de internationale top. Voor zover ze kwetsbaar zijn, verdienen die waarden en gebieden bescherming. Voor zover ze een economische waarde vertegenwoordigen, hebben ze ontwikkelingsruimte nodig. De provincie biedt ruimte aan de economische ontwikkeling van de landbouw en het toerisme, maar ook op passende wijze aan de steeds diverser wordende economie van het landelijk gebied
De groene ruimte, en daarbinnen vooral de natuur en het cultureel erfgoed, heeft een intrinsieke waarde. De groene ruimte draagt in hoge mate bij aan de biodiversiteit in de provincie en kent kwaliteiten die onderscheidend en uniek zijn vanwege de typisch Zuid-Hollandse combinatie van deltalandschappen: het kustlandschap, het veenlandschap en het rivierdeltalandschap. Deze landschappen zijn ontstaan op het grensvlak van zout en zoet, van land, zee en rivieren. Ze vormen de grondslag voor de identiteit van de bebouwde en de groene ruimte en vertellen de geschiedenis van Zuid-Holland.
De provincie wil in een aantal gebieden specifieke waarden in stand houden omdat ze landschappelijk, ecologisch of qua gebruikswaarde bijzonder en kwetsbaar zijn. De instandhouding van deze waarden vraagt om toegespitste vormen van bescherming en ontwikkeling. Ruimtelijke ontwikkelingen in deze gebieden zijn mogelijk, maar met inachtneming van de specifieke waarden naast de generieke bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit. Veel van gebieden in deze categorie zijn van betekenis voor de recreatie en het toerisme. Het gaat daarbij om toeristische trekpleisters en iconen zoals de Keukenhof en Kinderdijk, maar ook om de unieke natuurgebieden en landschappen met een hoge recreatieve kwaliteit zoals de Nieuwkoopse Plassen, het eiland Tiengemeten en de Biesbosch. Sommige gebieden hebben beide elementen in zich: een hoogwaardige toeristische trekpleister gecombineerd met unieke natuur, zoals de kust (duinen en strand) van Zuid-Holland en Brouwersdam. De provincie vindt het belangrijk dat overheden en particulieren verder investeren in deze locaties, waar overheden ook in het verleden al in hebben geïnvesteerd, om de belevingswaarde en herkenbaarheid te vergroten.
Het sturen op ruimtelijke kwaliteit bepaalt in hoge mate de keuzes in de groene ruimte. Ruimtelijke ontwikkelingen die maatschappelijk en economisch gewenst zijn, moeten bijdragen aan de balans tussen de instandhouding, benutting en versterking van de bestaande gebiedskwaliteiten. Deze vinden hun grondslag in de drie onderscheiden deltalandschappen.
Drie deltalandschappen
Ruimtelijke kwaliteit en verweving van functies in de groene ruimte krijgen pas betekenis bij gebiedsgerichte toepassing. Ieder gebied heeft daarin een eigen opgave. De basis daarvoor ligt in de drie deltalandschappen: het veenlandschap, het rivierdeltalandschap en het kustlandschap.
Het veenlandschap van het Groene Hart
In het veenlandschap zet de provincie in op behoud en versterking van het waterrijke en open karakter. Daarnaast is behoud van de kenmerkende afwisseling van veenweidelandschap, rivieren, boezems, plassen en droogmakerijen van groot belang. De veenlandschappen combineren een agrarische economie met cultuurhistorische en ecologische waarden. Deze combinatie maakt de landschappen ook aantrekkelijk als recreatief en toeristisch gebied. Dat is goed te zien in bijvoorbeeld het landschap van Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en het Hollandse Plassengebied.
Het veenlandschap valt voor een belangrijk deel samen met het Groene Hart. Te midden van de grote steden heeft het Groene Hart grote aantrekkingskracht vanwege de ruimtelijke kwaliteiten, de aansluiting op internationale vervoersknooppunten (Schiphol en Rotterdam) en de vele producten en diensten voor de stedelingen. Dat blijkt ook uit de vele vitale bedrijven in het Groene Hart en de grote betrokkenheid van bewoners, ondernemers en bestuurders. Er is ruimte voor vernieuwing en marktinitiatieven met als aanknopingspunten onder meer gezonde, dichtbij geproduceerde en herkenbare voeding, goede zorg, duurzame landbouw en combinatie van recreatie en toerisme.
De provincie wil ruimte bieden voor agrarisch ondernemerschap en andere economische activiteiten die passen bij de gebiedskwaliteiten. Verder kent Zuid-Holland een aantal bijzondere kwaliteiten op het gebied van de biodiversiteit, het cultureel erfgoed, recreatie en het contrast tussen bebouwd en open gebied. Instandhouding en versterking van deze bijzondere kwaliteiten is van groot belang. Zowel het agrarisch bedrijfsleven als recreatie-ondernemers en natuurbeheerders spelen hierbij een belangrijke rol.
Zuid-Holland werkt samen met de andere Groene Hart-provincies en overige betrokken partners. Belangrijke opgaven zijn de aanpak van bodemdaling, behoud van de karakteristieken van het veenweidelandschap, herstructurering van de greenport Boskoop, verbetering van de waterkwaliteit en instandhouding en ontwikkeling van de bijzondere natuurwaarden. Het accent komt wordt gelegd op innovatiemaatregelen voor de grondgebonden landbouw en alternatieve realisatiestrategieën voor natuurontwikkeling. Het behoud van de belangrijke weidevogelgebieden vraagt om een specifieke vorm van verweving van landbouw en natuur. Met name het waternetwerk en de cultuurhistorische kwaliteiten lenen zich voor verdere ontwikkeling van de mogelijkheden voor recreatie en toerisme. Binnen het veenlandschap laten zich gebieden onderscheiden met een eigen gebiedskarakteristiek en daarbij passende opgave.
Het Zuid-Hollandse rivierdeltalandschap
In de Zuid-Hollandse delta zijn de wateropgaven en de opgaven voor de eilanden nauw met elkaar verweven. De provincie zet in op het bieden van ontwikkel- en vergroeningsmogelijkheden voor de grondgebonden landbouw. Met name in de Hoeksche Waard en op Goeree-Overflakkee is ruimte voor innovatieve landbouw, naast de recreatieve en landschappelijke waarden. Rond de hoogwaardige landbouw in de Hoeksche Waard en Goeree-Overflakkee, de dominante economische sector in dit gebied, speelt een aantal ruimtelijk-economische vraagstukken. Dat zijn bijvoorbeeld de beschikbaarheid van goede landbouwgrond, de verkeersontsluiting, de verduurzaming van de energievoorziening en schaalvergroting. Goeree-Overflakkee heeft daarnaast een opgave om de sociaal-economische ontwikkeling een impuls te geven. Versterking van de toeristische en cultuurhistorische kwaliteiten is hier onderdeel van. Op Voorne-Putten en de Hoeksche Waard vormt de ontwikkeling van goede en recreatief aantrekkelijke overgangen tussen stad/dorp en land een opgave. Op het niveau van de gehele Zuid-Hollandse Delta zet de provincie in op de instandhouding en de voltooiing van Deltanatuur, en op gerichte ontwikkeling van recreatie en toerisme. Die ontwikkeling zal vooral moeten worden gekoppeld aan de kust en het waternetwerk van zeearmen en rivieren, maar ook aan de kwaliteit van het cultuurlandschap.
Het Zuid-Hollandse kustlandschap
Veel meer dan de andere grote landschappen wordt het kustlandschap gekenmerkt door een afwisseling van stedelijk gebied, natuur en landschap. Instandhouding van de kwaliteiten van het duingebied en de landgoederenzone is van groot belang, met het oog op biodiversiteit en kustveiligheid. Dit gaat samen met de functie van een aantal duingebieden als waterwingebied. De kust wordt tussen Hoek van Holland en Scheveningen op een innovatieve, natuurlijke manier beschermd en uitgebreid door de Zandmotor. Voor de gehele kustzone is gebiedsgerichte versterking van het toerisme als economische sector een centrale opgave. De kust vormt een belangrijke drager voor de versterking van het vestigingsklimaat in Zuid-Holland. Belangrijk is een goede zonering en aansluiting bij de grote variatie in stedelijke, economische, cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische kwaliteiten. Verbetering van de bereikbaarheid van enkele badplaatsen is hier onderdeel van. Van belang is dat de diverse badplaatsen aan de Zuid-Hollandse kust een eigen, onderscheidend profiel ontwikkelen, met bijbehorend aanbod, afgestemd op hun ligging en bereikbaarheid. In de genoemde zonering biedt het strand een belangrijke kwaliteit als openbare en recreatieve ruimte op de schaal van de gehele provincie. Binnen dit gegeven kan strandbebouwing bijdragen aan het onderscheidend profiel van de badplaatsen.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Nationaal belang omdat de drie deltalandschappen (kust, groene hart, deltawateren) als ruimtelijke eenheden in meerdere provincies liggen. Het Rijk streeft naar unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten. De provincie wil ruimte bieden voor agrarisch ondernemerschap en andere economische activiteiten die passen bij de gebiedskwaliteiten. De water- en energie-efficiënte samenleving stelt nieuwe eisen aan de groene ruimte, bijvoorbeeld voor de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en het winnen van duurzame energie. Het beter benutten en opwaarderen hangt samen met de ruimtevraag van een aantal functies in de groene ruimte, bijvoorbeeld de recreatie, agrarisch ondernemerschap, de waterhuishouding en energiewinning.
Aanleiding:
De provincie beschermt van oudsher de verschillende landschappen met bijbehorende kenmerkende eigenschappen en grondgebruik
Afweging:
Zuid-Holland bestaat uit een groot aantal kenmerkende landschappen. Elk landschap heeft zijn eigen karakteristieken en grondgebruik. Het is wenselijk de ruimtevragen op een vergelijkbare manier af te wegen in relatie tot de landschappelijke en bovenregionale context en dit niet per gemeente op verschillende wijze in te vullen. Elke ontwikkeling op zich vraagt om een maatwerkafweging.
Op deze wijze ontstaat een goede balans tussen het belang van gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde van de Zuid-Hollandse landschappen en het belang van ruimte voor ontwikkeling.
Beleidskeuze:
De provincie draagt zorg voor het behoud en/of de versterking van de unieke en universele waarden van werelderfgoed in Zuid-Holland.
De provincie doet dit om te zorgen voor een beter beschermd, benut, en beleefbaar cultureel erfgoed.
De provincie regelt dit door kaders te stellen via de omgevingsverordening
Toelichting:
Omschrijving:
Via deze beleidsbeslissing beoogt de provincie invulling te geven aan de volgende maatschappelijke opgave:
Zuid-Holland wil een toonaangevende provincie zijn waar mensen met plezier wonen, werken en recreëren. Daartoe verbeteren wij de kwaliteit van de leefomgeving. Cultuur en erfgoed zijn daarin belangrijke factoren.
De provincie wil haar unieke erfgoed behouden voor toekomstige generaties, door het erfgoed te beschermen, te bewaren en beleefbaar te maken. Dat geldt in het bijzonder voor behouden en beleefbaar maken (presenteren en toegankelijk maken) van werelderfgoed. Te weten het molengebied van Kinderdijk, de Romeinse Limes (nominatie) en de Nieuwe Hollandse Waterlinie (Diefdijk). Daarbij gaat het vooral om de ensemblewaarde van dit erfgoed.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
Op basis van de Wet op de ruimtelijke (WRO) c.q. het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) dient de provincie de bescherming van de kernkwaliteiten van genoemd werelderfgoed verder uit te werken in een provinciale verordening. Dit belang overstijgt dat van individuele gemeenten en regio’s omdat het uniek erfgoed betreft op mondiale schaal.
Aanleiding:
Genoemd werelderfgoed is van unieke en universele waarde, en zodoende van groot belang voor de kwaliteit en identiteit van de leefomgeving in Zuid-Holland. Op basis van de WRO en Barro dient de provincie regels te stellen voor de bescherming van dit erfgoed.
Afweging:
Zuid-Holland wil een toonaangevende provincie zijn waar mensen met plezier wonen, werken en recreëren. Daartoe verbeteren wij de kwaliteit van de leefomgeving. Cultuur en erfgoed zijn daarin belangrijke actoren. De provincie wil daarom haar unieke erfgoed behouden voor toekomstige generaties, door het erfgoed te beschermen, beleefbaar te maken en te benutten.
Beleidskeuze:
De provincie draagt zorg voor het beschermen en bewaren van archeologische waarden. Hierbij gaat het om bekende terreinen van provinciaal archeologisch belang en de archeologische verwachtingszone van de Romeinse Limes.
De provincie doet dit om te zorgen voor beschermd, benut, en beleefbaar cultureel erfgoed.
De provincie regelt dit door kaders te stellen via de omgevingsverordening en de provincie te vertegenwoordigen ten behoeve van archeologische waarden. Doel hierbij is deze waarden ‘in situ’ te behouden, dat wil zeggen dat het archeologisch erfgoed in principe niet verstoord mag worden.
Toelichting:
Omschrijving:
Deze beleidsbeslissing beoogt de provincie invulling te geven aan de volgende maatschappelijke opgave:
Zuid-Holland wil een toonaangevende provincie zijn waar mensen met plezier wonen, werken en recreëren. Daartoe verbeteren wij de kwaliteit van de leefomgeving. Cultuur en erfgoed zijn daarin belangrijke factoren.
De provincie wil daarom haar unieke erfgoed behouden voor toekomstige generaties, door het erfgoed te beschermen, te bewaren en beleefbaar te maken. In het bijzonder een beter beschermd archeologisch cultureel erfgoed in Zuid-Holland.
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
Nationaal belang:
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) zijn overheden gehouden om bij vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten (archeologische) monumenten. De provincie heeft als wettelijke taak: - de provinciale archeologische waarden met behulp van haar RO-instrumentarium te beschermen.
Op grond van de Erfgoedwet heeft de provincie de taak om archeologische vondsten in Zuid-Holland (inclusief documentatie) vakkundig te bewaren en te beschrijven (behalve de vondsten uit de acht Zuid-Hollandse gemeenten die zelf een gemeentelijk depot hebben). Hiertoe beschikt de provincie over een archeologisch depot in Alphen aan den Rijn.
Provinciaal belang:
Naast deze beschermingstaken wil de provincie ook zorgen voor meer draagvlak onder de bevolking voor (de bescherming van) het archeologisch erfgoed. De verwachting is dat daardoor de baten van de archeologie beter opwegen tegen de kosten in tijd en geld, die de samenleving opbrengt voor archeologie.
Zie verder: https://www.zuid-holland.nl/onderwerpen/landschap/cultuur-erfgoed/
Aanleiding:
Een groot deel van de cultuurhistorische waarden in Zuid-Holland bevindt zich in de bodem en onttrekt zich aan het oog. Behoud hiervan is een complexe zaak en gaat niet vanzelf. Mede op grond van de erfgoedwet stelt de provincie regels voor behoud van deze waarden. Archeologische waarden kunnen zowel binnen als buiten bestaand stads- en dorpsgebied worden aangetroffen. De bekende en te verwachten archeologische vindplaatsen zijn benoemd in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) en dienen beschermd te worden. Uitgangspunt van Europees, landelijk en provinciaal beleid is behoud ‘in situ’ van archeologische waarden; dat wil zeggen dat het archeologisch erfgoed in principe niet verstoord mag worden.
Afweging:
De provincie Zuid-Holland wil een toonaangevende provincie zijn waar mensen met plezier wonen, werken en recreëren. Daartoe verbeteren wij de kwaliteit van de leefomgeving. Cultuur en erfgoed zijn daarin belangrijke factoren. De provincie wil haar unieke erfgoed behouden voor toekomstige generaties.
Beleidskeuze:
Binnenstedelijk realiseren wij gezamenlijk met de steden een fijnmazig groenblauw recreatief netwerk van groenblauwe schoolpleinen, groenblauwe daken, groenblauwe winkelcentra, groenblauwe bedrijfsterreinen en parken. Een netwerk op het niveau van het landschapspark Zuidvleugel dat zich uitstrekt tot buiten de stadsranden, met als drager het karakteristieke cultuurhistorische watersysteem van Zuid-Holland met lijnen als de Rotte, Vliet, Schie en Oude Rijn. Hiertoe worden de mogelijkheden verkend van een scorekaart en een groenfonds.
Toelichting:
Omschrijving:
Voor het ontwikkelen van een groenblauwe leefomgeving in en om de stad werken wij samen met de steden aan een scorekaart. Dit betreft een kwalitatieve en kwantitatieve scorekaart voor verschillende te onderscheiden gebieden. De scorekaart geeft richting aan natuurinclusieve nieuwbouw, renovatie en het klimaatbestendig maken van woningen; de basiskwaliteit aan groen van woon- en werkgebieden en de toegankelijkheid van groen.
Samen met onze partners gaan wij de mogelijkheden van de invoering van een Groenfonds onderzoeken. Dit betreft een fonds dat gelden uit verschillende sectoren samenbrengt, waardoor de opgave in een gebied centraal staat. Gemeenten mogen aanspraak maken op het Groenfonds om projecten te bekostigen die ervoor zorgen dat zij aan de scorekaart gaan voldoen.
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Gemeentes kunnen het niet alleen, de winst zit in gezamenlijkheid en samenhang. De provincie beschikt bij uitstek over de mogelijkheden en instrumenten om dit toe te voegen. Voor de provincie is de aansluiting met de Nationale parken van extra belang omdat men nu moeilijk bij het groen en blauw buiten de stad komt.
Aanleiding:
Er is sprake van een brede maatschappelijke behoefte en vraag richting provincie om meer te doen aan groen en blauw in en om de stad. Het is nu moeilijk om bij het groen en blauw buiten de stad te komen.
Afweging:
Zie boven bij Omschrijving.
Beleidskeuze:
De provincie streeft naar een kostenefficiënte en functiegerichte aanpak van bodemverontreiniging.
Toelichting:
Omschrijving:
De provincie wil gezondheidsrisico`s als gevolg van bodemverontreiniging reduceren tot een aanvaardbaar niveau en ruimte optimaal kunnen gebruiken voor de gewenste functies.
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
De provincie is bevoegd gezag in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb) en draagt de verantwoordelijkheid voor bodemsaneringsoperaties in Zuid-Holland. Zij voert de regie over de werkvoorraad voor de gehele provincie met uitzondering van de rechtstreeks bevoegd gezaggemeenten Dordrecht, Rotterdam, Den Haag, Leiden en Schiedam. Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet in 2021 gaat het bevoegd gezag van de provincies naar de gemeenten.
Aanleiding:
Ernstige bodemverontreinigingen vormen een belemmering voor ruimtelijke en economische ontwikkelingen in een gebied, omdat zij een risico vormen voor mensen en ecologie. Het saneren van verontreinigingen stimuleert ruimtelijke en economische ontwikkelingen. Als voorbeeld kan worden genoemd het EMK-terrein in Krimpen aan den IJssel. Door het terrein in zijn geheel te saneren, ontstaat een aantrekkelijk bedrijventerrein voor maritieme bedrijvigheid.
Afweging:
Betaalbaarheid en ruimtelijke kwaliteit.
Beleidskeuze:
De provincie zet zich in voor de realisatie van een bovenregionaal warmte infrastructuur, als essentieel onderdeel van een goed functionerende warmtemarkt waarin de vraag naar warmte kan worden vervuld door een betaalbare, betrouwbare en duurzame warmtevoorziening.
Toelichting:
Omschrijving:
De provincie streeft naar een substantiële verhoging van het aandeel duurzame energie in 2020 in Zuid-Holland, conform de Europese en nationale doelstellingen om een CO2-reductie te realiseren van 20% in 2020 ten opzichte van 1990 en een energie-efficiëntiebesparing van 20% in 2020 ten opzichte van 2007.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Rijk en provincies hebben afspraken gemaakt in het Nationaal Energieakkoord voor het realiseren van de nationale doelstellingen. Provinciaal belang vanwege de invloed op het leef- en vestigingsklimaat van de provincie. Noodzaak voor bovenlokale keuzes: warmtemarkt en -transport overstijgt gemeentegrenzen.
Aanleiding:
Inzet van rest- en aardwarmte kan in belangrijke mate bijdragen aan de besparingsdoelstellingen.
Afweging:
In Zuid-Holland is veel restwarmte uit de industrie beschikbaar. Ook is de Zuid-Hollandse bodem geschikt voor geothermie. Het bestaande transportnet heeft nog onvoldoende capaciteit om vraag en aanbod bij elkaar te brengen.
Beleidskeuze:
De provincie Zuid-Holland treft maatregelen om de transitie naar een circulair Zuid-Holland te versnellen, vanuit een rolopvatting die ieders verantwoordelijkheden intact laat. De strategische doelen zijn: 100 procent circulair Zuid-Holland in 2050, met als tussendoel 50 procent in 2030.
Toelichting:
Omschrijving:
Onze samenleving draait op wat de aarde en de zon ons bieden. Wij gebruiken grondstoffen en energie voor voedsel, onderdak, warmte, kleding, elektrische apparaten en mobiliteit. Die behoefte aan grondstoffen en energie neemt de komende jaren toe, in Nederland en de rest van de wereld. Tegelijkertijd is er veel verspilling, waardoor we onnodig waarde verloren laten gaan, het milieu vervuilen en het klimaat
beïnvloeden.
Duurzaam omgaan met natuurlijk kapitaal, in combinatie met efficiënt en slim omgaan met grondstoffen en materialen, versterkt het verdienvermogen van de Zuid-Hollandse economie. Bovendien levert het een bijdrage aan klimaat- en milieudoelen.
Leidraad is:
1. Grondstoffen in bestaande ketens worden efficiënt en hoogwaardig benut.
2. Waar nieuwe grondstoffen nodig zijn, worden waar mogelijk fossiele, kritieke en niet-duurzaam geproduceerde grondstoffen vervangen door duurzaam geproduceerde, hernieuwbare en algemeen beschikbare grondstoffen.
3. Nieuwe productiemethodes en producten worden circulair ontworpen, gebieden anders ingericht en nieuwe manieren van consumeren bevorderd waardoor de gewenste reductie, vervanging en benutting van grondstoffen ter versterking van de economie een extra impuls krijgt.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
De provincie heeft de wettelijke taak om de regionale economie te stimuleren.
De provincie heeft het Grondstoffenakkoord ondertekend daarin zijn de volgende Transitieagenda’s opgesteld door samenwerkende partijen, gericht op:
- biomassa en voedsel;
- kunststoffen;
- maakindustrie;
- bouw;
- consumptiegoederen.
De provincie heeft de Greendeals circulair inkopen en grond- weg- en waterbouw ondertekend. Hierin zitten doelstellingen en afspraken rond verduurzaming en circulair.
Het betreft een provinciaal belang omdat duurzaam omgaan met natuurlijk kapitaal, in combinatie met efficiënt en slim omgaan met grondstoffen en materialen, het verdienvermogen van de Zuid-Hollandse economie versterkt. Bovendien levert het een bijdrage aan klimaat- en milieudoelen.
Aanleiding:
De behoefte aan grondstoffen en energie neemt de komende jaren toe, in Nederland en de rest van de wereld. Tegelijkertijd is er veel verspilling, waardoor we onnodig waarde verloren laten gaan, het milieu vervuilen en het klimaat beïnvloeden.
Afweging:
De provincie Zuid-Holland zal afwegen welke rol ze kan innemen gelet op de transitieagenda’s. Daarbij zoeken wij naar synergie en bewaken wij de coherentie met bestaand beleid ten aanzien van energie, klimaat, innovatie, onderwijs en arbeidsmarkt. Het gaat onder meer om: het provinciale inkoop- en aanbestedingsbeleid, de Energieagenda, Klimaatadaptatie, Biobased Delta, Groene Cirkels, Duurzame Landbouw, Water en initiatieven als: Transitiecampus, Waste-to-Chemistry.
De ambitie om een circulair Zuid-Holland te realiseren sluit goed aan bij bestaande provinciale doelen, die beogen:
- Een groeiende, duurzame en innovatieve economie.
- Schone en toekomstbestendige energie.
- Schonere bodem en beter benutte bodem en ondergrond.
- Groen, Waterrijk en Schoon: een goede kwaliteit en kwantiteit van grond- en oppervlaktewater, biodiversiteit behouden en waar mogelijk versterken, een sterke positie voor duurzame economisch rendabele grondgebonden landbouw en een gezond(er) en veilig(er) leefmilieu.
De voorstellen van het programma worden aan de politiek voorgelegd in de vorm van een beleidskader en (uitvoerings)programma. Het beleidskader zal inzicht geven in de doelen de provincie nastreeft, de rol van de provincie en het (financiële) instrumentarium. Onderdeel wordt een afwegingskader voor initiatieven. Belangrijke input voor het beleidskader verwacht de provincie van de maatschappelijke dialoog die in de tweede helft van 2018 speciaal voor dit doel met stakeholders wordt georganiseerd.
Na een eerste interne verkenning is in oktober 2017 een studie opgeleverd door Royal HaskoningDHV om te komen tot een beleidskader circulaire economie. Deze studie gaat in op drie verschillende schaalniveaus (nationaal, provinciaal en intern). Speciale aandacht is er voor de sectoren landbouw, industrie, logistiek, publiek domein en de bouw. Deze inzichten, samen met de huidige en lopende afspraken (zoals de initiatieven W2C en Transitiecampus , grondstoffenakkoord) gecombineerd met de kennis en ervaringen uit de organisatie (ook vanuit landbouw) worden verwerkt in het beleidskader voor CE.
Om tot een beleidskader te komen is aanvullend onderzoek nodig. Er is opdracht gegeven voor een meer gedetailleerde grondstoffenanalyse van de input en output aan stromen in onze regio. Per Zuid-Hollandse sector (bijvoorbeeld: industrie, tuinbouw, bouw) willen we weten wat er nodig is om van een lineaire naar een circulaire keten te komen. Ook willen we weten welke stoffenstromen er door de provincie gaan en wat die stromen ‘kosten’ in euro’s, natuurlijk kapitaal en sociale impact.
Beleidskeuze:
De provincie wil Zuid-Holland de best bereikbare provincie maken. Voor mobiliteit stelt de provincie de behoefte van de mobiliteitsgebruiker centraal.
Daartoe stelt de provincie kaders op en zorgt de provincie voor vertegenwoordiging in diverse gremia voor het compleet maken van het mobiliteitsnetwerk, het verbeteren van de bereikbaarheid en verkeersveiligheid in Zuid-Holland, en het verbeteren van de keuzemogelijkheden tussen vervoersalternatieven en de combinatie van vervoermiddelen. De provincie wil deur-tot-deurverplaatsingen optimaliseren.
Toelichting:
Omschrijving:
De provincie onderzoekt aan de hand van nieuwe ontwikkelingen en inzichten of haar kader voor activiteiten en projecten op het gebied van mobiliteit voldoende houvast en richting geven om de gestelde doelen te bereiken.
Daartoe trekt de provincie samen op met partners in de regio. Dit betreft zowel andere overheden als maatschappelijke organisaties. Vandaar dat de provincie deelneemt in diverse samenwerkingsverbanden en overleggen. Zo komen provinciale ambities wat betreft mobiliteit, maar ook groen, water, economie en ruimte in gezamenlijkheid met deze partners tot uitvoering. Voorbeelden hiervan zijn de lopende MIRT onderzoeken en gebiedsverkenningen zoals voor het Westland.
Daarnaast maakt de provincie samen met de partners in de Zuidelijke Randstad afspraken met het Rijk in het kader van het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) vanuit een gecoördineerde ruimtelijke en bereikbaarheidsaanpak. Per project of programma worden bestuurlijke afspraken gemaakt.
De Het provinciaal beleid geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt, en bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven. In het Mobiliteitsbeleid wrodt afgestemd met andere beleidsvelden, met name met het ruimtelijke-economisch beleid. Daarbij is het vertrekpunt de huidige ruimtelijke situatie gecombineerd met vier keuzes:
1. Beter benutten en opwaarderen van wat er is
2. Vergroten van agglomeratiekracht
3. Verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit
4. Bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
De provincie voert maatregelen uit die aansluiten op haar wettelijke taak als wegbeheerder en vervoersautoriteit en daarmee haar bevoegdheden en verantwoordelijkheden vastgelegd in dewegenwet, wegenverkeerswet en wet personenvervoer 2000.
Aanleiding:
De provincie koppelt de ruimtelijke ontwikkeling aan het compleet maken van het mobiliteitsnetwerk. De nog beschikbare capaciteit op dat netwerk helpt om keuzes te maken over verdichting en concentratie in de bebouwde ruimte. Zo wordt zowel het mobiliteitsnetwerk als de bebouwde ruimte beter benut.
Afweging:
De provincie wil het eigen netwerk op orde krijgen, opwaarderen en goed beheren en onderhouden. Daarbij ligt het primaat voor het verbeteren van personenvervoer in de dichtbevolkte gebieden bij de auto, het hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) en de fiets. In dunbevolkte gebieden ligt het primaat bij de auto en wordt het OV-aanbod afgestemd op de vraag en de specifieke doelgroepen. Voor de mainport en greenport stimuleert de provincie multimodaal goederenvervoer. Mobiliteitspatronen zijn aan verandering onderhevig, bijvoorbeeld door ontwikkelingen als internetshoppen. Innovaties zoals voertuiggeleiding en elektrisch vervoer kunnen zorgen voor schoner, stiller, veiliger en efficiënter vervoer, ook als mobiliteitspatronen veranderen. Welke ontwikkelingen en innovaties precies zullen ontstaan en doorzetten is nu niet te voorspellen. De provincie volgt ze nauwlettend, pakt waar nodig haar rol en betrekt ze bij de verdere uitwerking van het mobiliteitsbeleid.
De provincie weegt daarbij af:
- Dat de tien belangrijkste vaarwegtrajecten die in beheer zijn van de provincie in 2030 zoveel mogelijk zullen voldoen aan de eisen overeenkomstig de aan de betreffende vaarweg toegekende CEMT klasse;
- Dat de hoofdverbindingen van het openbaar vervoernetwerk in Zuid-Holland de R-net kwaliteitstandaard krijgen;
- Dat de regionale hoofdverbindingen voor de fiets met fietsverbindingen van hoge kwaliteit (in beheer bij gemeenten) inclusief bijbehorende voorzieningen zoals stallingen worden gerealiseerd;
- Dat zoveel mogelijk bundeling met bestaande buisleidingen voor gevaarlijke stoffen en met bestaande (weg)infrastructuur wordt gerealiseerd;
- Dat nieuwe infrastructuur niet onmogelijk wordt gemaakt door ruimtelijk reserveren.
Beleidskeuze:
De provincie zorgt ervoor dat het Natuurnetwerk in Zuid-Holland compleet is inclusief de ecologische verbindingen. Dit behelst het hiertoe verwerven en inrichten van grond.
Toelichting:
Omschrijving:
Het provinciale natuurbeleid is gericht op het behouden en waar mogelijk versterken van de biodiversiteit in de provincie. De realisatie (verwerving, inrichting en beheren) van de restantopgave aan ‘nieuwe natuur’ ten behoeve van het Natuurnetwerk Nederland draagt daaraan bij.
Met deze beleidsbeslissing beoogt de provincie invulling te geven aan de Zuid-Hollandse bijdrage aan versterking van de mondiale biodiversiteit. Zuid-Holland wil een toonaangevende provincie zijn waar mensen met plezier recreëren, met een aantrekkelijke groene en gezonde leefomgeving.
Via deze beleidsbeslissing wordt bijgedragen aan:
-Een jaarlijkse groei van het aantal hectares NNN.
-Een jaarlijkse groei van het aantal km ecologische verbindingen, waardoor natuurgebieden verbonden worden.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
Op grond van afspraken met het Rijk zoals in het ‘Natuurpact’ (2013) en op grond van het bepaalde in artikel 1.12 lid 2 van de Wet natuurbescherming (“Met het oog op het eerste lid dragen Gedeputeerde Staten in hun provincie in elk geval zorg voor de totstandkoming en instandhouding van een samenhangend landelijk ecologisch netwerk, genaamd «natuurnetwerk Nederland»”) is de provincie ervoor verantwoordelijk dat deze taak wordt uitgevoerd.
Aanleiding:
Zonder deze beleidsbeslissing wordt de biodiversiteit niet versterkt en worden de natuurgebieden in het NNN niet met elkaar verbonden.
Afweging:
Bij de ‘herijking’ van de restantopgave aan nieuwe natuur ten behoeve van het Natuurnetwerk Nederland, in 2013, is het deel van de restantopgave gehandhaafd dat het meeste bijdraagt aan de realisatie van internationale doelen; de overige eerder vastgestelde restantopgave is in 2013 geschrapt.
Beleidskeuze:
Bovenregionale en regionale (centrum)voorzieningen worden zoveel mogelijk geconcentreerd in stedelijke centra en bij multimodale HOV-knooppunten. Dit beleid draagt bij aan de vitaliteit en daarmee de kwaliteit van stedelijke agglomeraties en centra.
Toelichting:
Omschrijving:
Het provinciaal concentratiebeleid voor kantoren, detailhandel en voorzieningen draagt bij aan de vitaliteit en daarmee de kwaliteit van stedelijke agglomeraties en centra. De provincie vindt het wenselijk dat gemeenten bovenlokale voorzieningen zoveel mogelijk realiseren nabij of in de directe omgeving of invloedsfeer van een multimodaal HOV-knooppunt. Daarbij maakt de provincie op basis van aard en omvang onderscheid naar bovenlokale centrumvoorzieningen (bv musea, bioscopen, theaters) en overige bovenlokale voorzieningen (bv onderwijsinstellingen, ziekenhuizen, grootschalige sportvoorzieningen en megabioscopen). Bovenlokale centrumvoorzieningen worden zoveel mogelijk in stedelijke centra gerealiseerd. De provincie vraagt hiervoor aandacht in de reguliere overleggen met gemeenten en regio’s en zal zo nodig haar ruimtelijk instrumentarium inzetten.
De aard en omvang van een bovenlokale voorziening (niet zijnde detailhandelsvestigingen en kantoren) moet aansluiten bij de aard en omvang van de locatie.
Daarbij zijn de volgende aspecten van belang:
a. De mate van bereikbaarheid van de locatie;
b. De mate van stedelijkheid van de locatie;
c. Het profiel van de locatie.
Over a.: Een bovenlokale voorziening heeft per definitie een groot verzorgings-/bedieningsgebied of -bereik. Een goede, multimodale bereikbaarheid (OV, auto, fiets) is een primaire voorwaarde. Bovenlokale voorzieningen liggen daarom bij voorkeur, of worden bij voorkeur gesitueerd nabij of in de invloedssfeer of omgeving van een multimodaal HOV knooppunt.
Over b.: Bovenlokale voorzieningen kunnen in belangrijke mate bijdragen aan de aantrekkelijkheid en vitaliteit van stedelijke centra. Dat geldt niet voor alle bovenlokale voorzieningen in gelijk mate. Aard en omvang van de voorziening kunnen hierin verschil maken. Voorzieningen als musea, theaters, bioscopen dragen bij uitstek bij aan de kwaliteit en het functioneren van stedelijke centra.(bovenlokale centrumvoorzieningen). Dergelijke voorzieningen liggen daarom bij voorkeur /worden bij voorkeur gesitueerd op multimodaal bereikbare plekken in stedelijke centra.
Echter, bovenlokale voorzieningen als onderwijsinstellingen, ziekenhuizen en grootschalige sportvoorzieningen, dragen niet per definitie bij aan het functioneren van een stedelijk centrum; zijn vaak van een omvang die situering in een centrum lastig maakt en zijn vooral gebaat bij een goede, multimodale bereikbaarheid. Dergelijke voorzieningen liggen bij voorkeur, of worden bij voorkeur gesitueerd nabij of in de invloedssfeer of omgeving van een multimodaal HOV knooppunt. Hierbij kan een afweging aan de orde zijn of voorzieningen niet teveel in elkaars verzorgings- of bedieningsbereik ingrijpen.
Over c.: Profilering van een stads(centrum) kan clustering van specifieke, op de positionering aansluitende voorzieningen extra legitimeren. Vervolgens blijven de benadering, geschetst onder a) en b) gelden.
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Het gaat om bovenlokale en bovenregionale voorzieningen, waarbij het van belang is dat die aansluiten bij de aard en de omvang van de locatie. Dit vraagt derhalve om sturing door de provincie.
Aanleiding:
Met het provinciaal beleid speelt de provincie in op ontwikkelplannen voor onevenredig grote (centrum)voorzieningen, zoals megabioscopen, op locaties buiten de grote centra.
Afweging:
Het is wenselijk bovenlokale centrumvoorzieningen (zoals musea, bioscopen en theaters) en overige bovenlokale voorzieningen (zoals ziekenhuizen en onderwijsinstellingen), zoveel mogelijk te realiseren in stedelijke centra respectievelijk bij HOV-knooppunten, waarbij de aard en omvang van de voorziening moet aansluiten bij de aard en omvang van de locatie. Dit draagt bij aan de agglomeratiekracht, de bereikbaarheid van voorzieningen en het gebruik van het openbaar vervoer.
Beleidskeuze:
Nieuwe detailhandelsontwikkelingen concentreren binnen de centra van dorpen en steden. Uitzondering hierop zijn goederen van een aard en omvang die fysiek niet in te passen zijn in centra.
Toelichting:
Omschrijving:
De Provincie Zuid-Holland versterkt samen met andere overheden, ondernemers en kennisinstellingen Zuid-Holland als economische topregio. Dit doet zij door de kennisinfrastructuur en innovatiekracht te versterken, groei en vernieuwing van het bedrijfsleven te stimuleren en een transitie vorm te geven naar een duurzame en digitale economie.
De provincie doet dit om te zorgen voor levendige en krachtige stads- en dorpscentra en werklocaties die de vitaliteit en de kracht van het bedrijfsleven versterken. Daarbij dienen we slim om te gaan met ruimte en leegstand en overaanbod van werklocaties te beperken.
Er zijn in Zuid-Holland grofweg drie type winkelcentra te onderscheiden: de grote centra, de middelgrote centra en de overige centra. De grote centra hebben over het algemeen voldoende massa en bieden naast detailhandel een breder aanbod aan publieksvoorzieningen die er samen voor zorgen dat deze centra ook voor de aankoop van niet-dagelijkse artikelen veelal worden bezocht. Dit geldt in mindere mate voor de middelgrote centra die over het algemeen een minder grote regionale rol (zijn gaan) vervullen. De overige centra hebben vooral op lokaal niveau een verzorgende functie waarin het dagelijks aanbod een belangrijke positie inneemt.
Het generieke beeld in het functioneren van de verschillende type centra is doorvertaald in een ontwikkelingsperspectief voor de provinciale detailhandelsstructuur. Deze bestaat uit drie categorieën: ‘te versterken centra’, ‘te optimaliseren centra’ en de ‘overige centra’. Deze driedeling maakt het ‘level playing field’ herkenbaar. Hierdoor wordt duidelijk en inzichtelijk welke positie een centrum heeft in de provinciale detailhandelsstructuur en worden onze keuzes voor ontwikkelingsmogelijkheden (investeringen, ruimtelijke toevoegingen en herstructureringen/transformaties) daarbinnen helder.
Te versterken centra
Het toekomstperspectief voor de 'te versterken centra' is over het algemeen goed. Het provinciale beleid richt zich op behoud en versterking van de (boven)regionale positie van deze centra. Kwantitatieve uitbreiding is in deze centra mogelijk, maar dient altijd weloverwogen plaats te vinden. De Ladder voor duurzame verstedelijking blijft hiervoor een belangrijk instrument. Ontwikkelingen in deze centra moeten niet leiden tot onaanvaardbare leegstandseffecten in andere centra. Qua omvang, functioneren en verwacht toekomstperspectief onderscheiden de binnensteden van Rotterdam en Den Haag zich ten op zichte van de andere centra. Ook hebben deze twee centra een grote aantrekkingskracht op (inter)nationale bezoekers. De andere centra in deze categorie vervullen vooral een regionale functie. Nieuwe ontwikkelingen zouden ook bij dat profiel moeten passen. Te versterken centra van de provinciale hoofdstructuur bestaat op dit moment uit elf locaties:
- Internationale centra: Den Haag binnenstad en Rotterdam binnenstad;
- Nieuwe centra: Zoetermeer Stadshart, Rijswijk in de Bogaard, Rotterdam Alexandrium I, Rotterdam Zuidplein en Leidschendam Leidsenhage;
- Historische binnensteden: Leiden centrum, Delft binnenstad, Dordrecht binnenstad en Gouda binnenstad.
Te optimaliseren centra
De 'te optimaliseren centra' nemen een prominente positie binnen de structuur in en zijn van groot belang voor de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit. De omvang van het winkelareaal in deze centra is de afgelopen jaren over het algemeen te veel in omvang toegenomen in relatie tot hun verzorgingsfunctie maar missen een kritische massa die juist de grotere steden aantrekkelijk maken voor aankoop van niet-dagelijkse artikelen. Internet is een belangrijk aankoopkanaal voor vooral niet-dagelijkse goederen. Branches die veelal op internet worden gekocht, zijn juist aanwezig in dit type centra. Andere publieksfuncties zoals horeca en leisure zijn over het algemeen wat minder sterk vertegenwoordigd. Het gevolg is dat deze centra een minder grote koopkrachttoevloeiing realiseren en dat de bestedingen per m2 op een lager niveau liggen. De betreffende gemeenten hebben ook nagenoeg geen ontwikkelingsruimte voor nieuwe detailhandelsontwikkelingen. De combinatie van deze factoren zorgt er voor dat het (toekomstig) functioneren van deze groep centra onder druk staat. Detailhandel is een belangrijke drager voor de aantrekkelijkheid en levendigheid van deze centra. Doordat de functie van detailhandel in deze centra terugloopt, dreigt ook de sociaal-maatschappelijke functie van deze centra terug te lopen. De belangrijkste (ruimtelijke) opgaven liggen voor alle betrokken partijen (overheden en markt) dan ook bij deze categorie centra.
Het winkelbestand in deze centra zou bij voorkeur niet moeten uitbreiden en zich primair moeten richten op de eigen bewoners en geen of heel beperkte regionale ambities moeten nastreven. Mocht het eigen inwonertal in aanzienlijke mate toenemen, dan kan het winkelaanbod hierop afgestemd worden. Soms kan intensivering op een plek aan de orde zijn, gevolgd door sanering of transformatie elders. Een belangrijke opgave ligt in het terugdringen van winkelleegstand, o.a. door transformatie naar andere functies. Toevoeging van andere publieksfuncties, zowel maatschappelijk als commercieel van aard, kan de aantrekkelijkheid van deze centra verhogen. Het gaat hierbij om een maatwerkopgave per centrum, waarbij de provincie via het Actieplan detailhandel Zuid-Holland en het Actieprogramma Slim Ruimtegebruik ondersteuning kan bieden.
Overige centra
De overige centra vervullen een lokale functie, zijn belangrijk voor de bereikbaarheid van het dagelijks aanbod en hebben een meerwaarde voor de leefbaarheid van de kleine kernen, wijken en buurten. Het toekomstperspectief is divers: sommige centra functioneren goed, andere centra komen in aanmerking voor een facelift, herprofilering, (gedeeltelijke) transformatie of samenvoeging. Voor deze categorie centra kan eventuele beperkte groei van het winkeloppervlak aan de orde zijn om de dynamiek in de dagelijkse sector te faciliteren. Beperkte groei van het aanbod in de overige centra is ook mogelijk indien dit aanbod geen gelijke tred houdt met een sterke bevolkingsgroei die recent heeft plaatsgevonden, of aanstaande is, bij achterstand in het voorzieningenniveau of bij feitelijke en planologische saldering van aanwezige detailhandel uit hetzelfde verzorgingsgebied.
Een 'overig centrum' kan op een andere centrale en goed bereikbare locatie binnen hetzelfde verzorgingsgebied geaccommodeerd worden indien bij de achterblijvende locatie zicht is op zowel feitelijke als planologische sanering van detailhandel. Hier zou sprake van kunnen zijn op het moment dat meerdere locaties worden samengevoegd op een nieuwe locatie of bij opheffing en verplaatsing van een slecht functionerende aankoopplaats. Indien er als gevolg van de verplaatsing bovengemeentelijke effecten optreden of per saldo sprake is van een toename van het winkelareaal gelden dezelfde toelichtingsvereisten voor het bestemmingsplan zoals beschreven onder ‘toelaatbaarheid nieuwe ontwikkelingen’.
Leefbaarheid in en van kleine kernen hangt in veel gevallen samen met de beschikbaarheid en bereikbaarheid van dagelijks winkelaanbod. In deze sector zien we een tendens naar schaalvergroting van supermarkten. In sommige gevallen zal het echter niet mogelijk zijn een toekomstbestendige supermarkt in een winkelconcentratie van een kleine kern onder te brengen omdat er geen geschikte ruimte te vinden is voor de benodigde omvang van de supermarkt. Via lokaal maatwerk wordt daarom de mogelijkheid geboden voor de vestiging of uitbreiding van een supermarkt in een kleine kern net buiten het winkelconcentratiegebied. Er moet dan aangetoond worden dat die hier niet in of aansluitend aan gerealiseerd kan worden en dat de leefbaarheid in het geding kan komen als er geen locatie net buiten het winkelconcentratiegebied beschikbaar komt. De omvang van de supermarkt dient wel in overeenstemming te zijn met de lokale verzorgingsfunctie en er dienen geen (blijvende) negatieve effecten op te treden op de bestaande detailhandelsstructuur.
Toelaatbaarheid nieuwe ontwikkelingen
Ruimtelijke ontwikkelingen die met nieuwe detailhandel gepaard gaan, worden in de toelichting op het bestemmingsplan onderbouwd via de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarnaast moet inzicht gegeven worden in de eventuele toename van de leegstand en de gevolgen voor de ruimtelijke kwaliteit in het verzorgingsgebied, alsmede eventuele mogelijkheden voor saldering. In de Verordening ruimte is aangegeven dat nieuwe detailhandel primair binnen of aansluitend aan een bestaande winkelconcentratie moet worden gerealiseerd. Voor (ontwerp)bestemmingsplannen die nieuwe detailhandel groter dan 2000 m² bruto vloeroppervlak binnen de centra mogelijk maken, moet worden aangetoond dat het woon- en leefklimaat en de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast. Het gaat daarbij onder meer om het voorkomen van onaanvaardbare leegstand. Met het oog hierop is advies nodig van de Adviescommissie Detailhandel Zuid-Holland en wordt zo nodig een distributieplanologisch onderzoek (DPO) uitgevoerd. Voor de binnensteden van Rotterdam en Den Haag ligt de grens voor het aanvragen van advies bij de Adviescommissie Detailhandel Zuid-Holland vanwege eerdergenoemde redenen op 4000 m2 bvo.
Vanwege de mogelijke bovenlokale ruimtelijke effecten van grootschalige detailhandelsontwikkelingen, vindt de provincie het van belang dat nieuwe grootschalige ontwikkelingen in regionaal verband worden afgestemd. Indien een ontwikkeling bovengemeentelijke effecten met zich meebrengt, beoordeelt de provincie de toelichting op het bestemmingsplan waarin de uitkomsten van deze regionale afstemming zijn opgenomen.
Kleinschalige en ondergeschikte detailhandel
Buiten de centra zijn enkele uitzonderingen mogelijk voor de vestiging van kleinschalige detailhandel, zoals gemakswinkels. Op locaties met veel passanten en bezoekers, zoals de grote treinstations, zijn meerdere vestigingen passend. Op andere locaties, zoals een benzinestation, zal het aantal vestigingen in het algemeen beperkt blijven tot één. Als vorm van kleinschalige detailhandel kan ook detailhandel worden toegelaten die ondergeschikt is aan een beroep aan huis of ondergeschikt aan een ambachtelijk of dienstverlenend bedrijf, bijvoorbeeld de verkoop van producten bij een kapper of een schoonheidssalon. Detailhandel in ter plaatse vervaardigde goederen bij productiebedrijven is mogelijk. Bij agrarische bedrijven is de verkoop van producten uit eigen teelt toegestaan.
Internetdetailhandel
De provincie beschouwt afhaalpunten voor de internetdetailhandel als een vorm van detailhandel, vanwege de hiermee gepaard gaande publieksfuncties. Ze horen daarom thuis in winkelconcentraties. De provincie staat op dit standpunt naar aanleiding van de resultaten van een integraal onderzoek naar de gevolgen van internetdetailhandel, voor de kwaliteit van de leefomgeving en de mobiliteit. Afhaal- en brengpunten voor de internetdetailhandel van niet dagelijkse goederen zonder een etalage/showroomfunctie kunnen ook gesitueerd worden op goed bereikbare plekken buiten winkelconcentraties.
Voorzien in vraag perifere detailhandel
Vanuit ruimtelijke ovrwegingen en het beleid om bedrijventerreinen voor reguliere bedrijven te behouden, wordt uitbreiding van de perifere, solitaire en verspreide detailhandel zeer terughoudend benaderd. Buiten de centra van steden, dorpen en wijken wordt alleen ruimte geboden aan enkele specifieke branches die vanwege aard of omvang van de goederen niet goed inpasbaar zijn in centra.
PDV-locaties voor woongerelateerde detailhandel
Er zijn opvanglocaties aangewezen voor grootschalige detailhandel in meubelen (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting) en voor detailhandel in keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en jacuzzi’s. Deze zogenaamde PDV-locaties (voor Perifere Detailhandels Vestigingen) zijn aangeduid in de Verordening ruimte.
Een aantal van deze PDV-locaties heeft een regionale aantrekkingskracht en andere bedienen vooral een lokale markt. Sommige zijn als ‘woonboulevard’ ontwikkeld en vormen een stedenbouwkundig geheel. Andere locaties zijn in feite gemengde bedrijventerreinen waar woongerelateerde detailhandel zich heeft gevestigd. Er is in Zuid-Holland een overschot aan woongerelateerde detailhandel waardoor veel PDV-locaties niet optimaal functioneren. Voor de meeste PDV- locaties is vanuit het beleid geen kwantitatieve versterking van de detailhandel gewenst.
Bij (ontwerp)bestemmingsplannen die nieuwe detailhandel groter dan 1000 m² bruto vloeroppervlak (bvo) op een PDV-locatie mogelijk maken, moet worden aangetoond dat het woon- en leefklimaat en de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast. Het gaat daarbij onder andere om het voorkomen van onaanvaardbare leegstand. Hiervoor gelden vrijwel dezelfde voorwaarden voor onderzoek en advies als bij nieuwe detailhandel in centra.
Tuincentra en bouwmarkten
Tuincentra en bouwmarkten kunnen op bedrijventerreinen gehuisvest worden. Bij nieuwe ontwikkelingen groter dan 1000 m2 geldt dat moet worden aangetoond dat het woon- en leefklimaat en de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast. Het gaat daarbij onder andere om het voorkomen van onaanvaardbare leegstand. Hiervoor gelden vrijwel dezelfde voorwaarden voor onderzoek en advies als bij nieuwe detailhandel in centra.
Detailhandel in volumineuze en brand- en explosiegevaarlijke goederen
Detailhandel in volumineuze goederen zoals auto’s, boten, caravans, motoren, scooters, zwembaden, buitenspeel- en fitnessapparatuur, piano’s, surfplanken, tenten, grove bouwmaterialen, en landbouwwerktuigen versterkt de detailhandelsstructuur niet en is moeilijk inpasbaar in centra. Vestiging van deze branches kan daarom vanuit ruimtelijke overwegingen buiten de reguliere detailhandelsstructuur plaatsvinden. Vanwege de aard van brand- en explosiegevaarlijke goederen is de verkoop ervan in centra in het algemeen onwenselijk. Daarom kan hiervoor buiten de centra ruimte worden geboden.
GDV-locaties: Megastores en Alexandrium 2
In de jaren 90 ontstond de behoefte om goed bereikbare locaties buiten de bestaande centra aan te wijzen voor grootschalige detailhandel zonder branchebeperkingen. In Zuid-Holland zijn twee locaties voor Grootschalige Detailhandels Vestigingen (GDV) aangewezen: Alexandrium II en een deel van Haaglanden Megastores. Een GDV-locatie heeft meerdere grootschalige vestigingen, waarbij de branchebeperkingen van het perifere detailhandelsbeleid niet gelden. De omvang van een vestiging is minimaal 1.500 m². De provincie gaat uit van behoud en versterking van de bestaande ruimtelijke detailhandelsstructuur en handhaaft het aantal GDV-locaties in Zuid-Holland tot de bestaande twee. Er is op dit moment geen aanleiding om beleid en regels voor de GDV-locaties aan te passen.
In het Programma Ruimte wordt nader ingegaan op de doelen om de plancapaciteit en het bestaande winkelareaal terug te brengen.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Detailhandel is een belangrijke ruimtelijke ontwikkeling waar de provincie op toeziet. De provincie maakt daarbij gebruik van haar wettelijke taken op het gebied van ruimtelijke ordening. Het provinciaal belang richt zich op de grotere ruimtelijke ontwikkelingen van de detailhandelssector die grote ruimtelijke, vaak bovengemeentelijke impact heeft. Via retaildeals met het Rijk zijn afspraken gemaakt over een stevige, regisserende rol van de provincies op dit dossier.
Aanleiding:
Het provinciale detailhandelsbeleid is erop gericht om de detailhandelsstructuur zoveel als mogelijk te versterken door deze vooral kwalitatief te verbeteren en de beschikbaarheid en bereikbaarheid van detailhandelsvoorzieningen te garanderen. De kern van het provinciaal detailhandelsbeleid ligt in de concentratie en clustering van detailhandel in de centra van steden, dorpen en wijken. Verspreid liggend aanbod draagt niet bij aan het clusteren en concentreren van het detailhandelsaanbod en tast de detailhandelsstructuur in ruimtelijke zin (afname ruimtelijke kwaliteit, toename leegstand) aan. Voor alle winkelgebieden, zowel regulier als perifeer, geldt dat kwalitatieve versterking een doorlopende opgave is.
Afweging:
Door de concentratie en bundeling van detailhandel in centra worden dorpen en steden versterkt en wordt een bijdrage geleverd aan de leefbaarheid. Concentratie en bundeling van detailhandel in centra levert namenlijk een bijdrage aan krachtige, levendige,vitale en aantrekkelijke stads- en dorpscentra. Daarnaast worden op deze wijze vervoersstromen efficient gericht. Door het bevorderen en faciliteren van herbestemming en transformatie kunnen slecht functionerende detailhandelslocaties een bijdrage leveren aan de woningbouwopgave of andere opgaven in het bestaand stedelijk gebied.
Beleidskeuze:
De Provincie Zuid-Holland versterkt samen met andere overheden, ondernemers en kennisinstellingen Zuid-Holland als economische topregio. Dit doet zij door de kennisinfrastructuur en innovatiekracht te versterken, groei en vernieuwing van het bedrijfsleven te stimuleren en een transitie vorm te geven naar een duurzame en digitale economie
Het Rotterdamse havengebied verandert van een klassieke haveneconomie naar een kennisintensief complex gebaseerd op (informatie)technologie, hernieuwbare grondstoffen en innovatieve diensten. Wij willen dit moderniseringsproces faciliteren. Wij gaan daarvoor innovatie en investeringen binnen de sector stimuleren met de inzet van ons ruimtelijk instrumentarium, onze taken op het gebied van infrastructuur en milieu en de lobby in Brussel en bij het Rijk. Wij willen de samenwerking tussen de havens in de Vlaams-Nederlandse Delta bevorderen.
Toelichting:
Omschrijving:
De provincie Zuid-Holland wil een aantrekkelijke en concurrerende provincie zijn. Een sterke, slimme en schone haven is één van de pijlers daarvan.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Het Rotterdamse havengebied is één van de belangrijke mainports voor Nederland en van groot economisch belang voor de provincie Zuid-Holland. Het havenbedrijf Rotterdam werkt op dit moment aan een herijking van de havenvisie 2030. Reden hiervan is dat de afgelopen jaren er een aantal ontwikkelingen hebben plaatsgevonden, zoals het Klimaatakkoord van Parijs, die nu een plek krijgen in de herijkte visie. Deze herijking doet zij tezamen met haar partners; het Rijk, de provincie, Deltalinqs, de Gemeente Rotterdam en de andere regio gemeenten. Het resultaat moet een herijkte Havenvisie 2030 van het havenbedrijf Rotterdam worden, waar iedere partner vanuit zijn eigen rol en verantwoordelijkheid een bijdrage aan levert.
Aanleiding:
Mondiale afspraken over het beperken van klimaatverandering én de noodzaak om koploper te blijven in een steeds mondialer opererend logistiek systeem
Afweging:
De Rotterdamse haven is de grootste haven van Europa. Ongeveer 45% van de overslag en verwerking bestaat uit natte bulkgoederen, voornamelijk fossiele olieproducten, waarmee Rotterdam een echte chemie- en energiehaven is. De wereldwijde afspraken over de beperking van de opwarming van de aarde plaatsen de haven voor de uitdaging om te veranderen naar een duurzame haven. Een substantieel deel van de overslag bestaat daarnaast uit containers, naast de grootschalige bulkstromen. Het behouden van een sterke positie in zowel een veranderend chemie- en energiespeelveld als een toenemende schaalvergroting van het transport én het binden van (nieuwe) ketens aan de haven zijn de uitdagingen voor de toekomst.
Beleidskeuze:
De provincie is verantwoordelijk voor en draagt zorg voor de bescherming van de bronnen waaruit drinkwater wordt gewonnen, zodat er altijd voldoende drinkwater beschikbaar is om tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten te produceren.
Toelichting:
Omschrijving:
Voldoende drinkwatervoorziening en drinkwatervoorraden (kwalitatief en kwantitatief)
Rolverdeling bij drinkwatervoorziening.
De provincie is verantwoordelijk voor de bescherming de bronnen voor de drinkwaterproductie.
Dit doet zij door het aanwijzen van milieubeschermingsgebieden voor grondwater en het opstellen van regels voor deze gebieden. De grondwaterbeschermingsgebieden zijn verankerd in de Provinciale Milieu Verordening welke t.z.t. wordt opgenomen in de omgevingsverordening. Daarnaast heeft de provincie gebieden aangewezen als strategische voorraad zoet grondwater. Deze gebieden bevinden zich aan weerszijden van de Lek en in delen van de Vijfheerenlanden, Alblasserwaard en het eiland van Dordrecht. De provincie heeft de regie over de gebiedsdossiers drinkwater, waarin de additionele bescherming van de drinkwatervoorziening wordt geregeld.
De provincie is niet alleen verantwoordelijk voor het strategisch beleid maar ook voor het operationele beleid en de vergunningverleningvoor onttrekkingen t.b.v. de drinkwatervoorziening. De vergunningverlening is ondergebracht bij de Omgevingsdienst Haaglanden, evenals de ontheffingen..
Toezicht en handhaving is ondergebracht bij de omgevingsdienstenin de regio’s van Zuid-Holland.
Het rijk is verantwoordelijk voor de drinkwaterkwaliteit in relatie tot de volksgezondheid.
Het rijk legt de functie ‘oppervlaktewater bestemd voor de bereiding van water voor menselijke consumptie’ vast voorrijkswateren. Het rijk en de waterschappen zijn verantwoordelijk voor de kwantiteit en kwaliteit van de oppervlaktewateren.
Gemeenten hebben evenals de andere overheden bij de besluitvorming van hun plannen rekening te houden met de drinkwatervoorziening als ‘een dwingende reden van groot openbaar belang’. Deze zorgplicht is vastgelegd in de Drinkwaterwet.
De drinkwaterbedrijven hebben een leveringsplicht en dienen zorg te dragen voor voldoende drinkwater van goede kwaliteit.
Wettelijk kader en relatie met andere plannen
Voor de provincie zijn naast de Waterwet (Omgevingswet in 2021) en de Drinkwaterwet ook andere kaders en plannen bepalend en richtinggevend voor het beleid ten aan zien van de drinkwatervoorziening.
In de Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn doelen geformuleerd en eisen gesteld die betrekking hebben op de drinkwatervoorziening. Hiervoor en voor de te nemen maatregelen wordt verwezen naar naar de Voortgangsnota Europese Kaderrichtlijn Water.In het Nationaal Waterplan 2016-2021, waarin de gebruiksfunctie drinkwater is toegekend (aan rijkswater), wordt voor de uitwerking van het rijksbeleid ten aanzien van het drinkwater verwezen naar de nationale beleidsnota Drinkwater 2014 .
In het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren is de rol van Rijkswaterstaat ten aan aanzien van de kwaliteit van het oppervlaktewater voor de drinkwatervoorziening aangegeven. Daarnaast zijn de innamepunten uit oppervlaktewater voor drinkwaterbereiding en de beschermingszones aangewezen.
https://www.zuid-holland.nl/onderwerpen/landschap/water/schoon-zoetwater/europese/
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/beleidsnota-s/2015/12/14/nationaal-waterplan-2016-2021
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2014/04/25/beleidsnota-drinkwater-schoon-drinkwater-voor-nu-en-later
https://staticresources.rijkswaterstaat.nl/binaries/Printversie%20Bprw%202016-2021%20(zonder%20links)_tcm21-72095.pdf
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
In het kader van de drinkwaterwet is de provincie verantwoordelijk voor de aanwijzing van grondwaterbeschermingsgebieden. Drinkwatervoorziening is een nutsvoorziening van nationaal belang. Volgens de Drinkwaterwet moeten bestuursorganen zorg dragen voor de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening bij de uitoefening van hun bevoegdheden en toepassing van wettelijke voorschriften. Het gaat om een regionaal belang.De Kaderrichtlijn Water verplicht de provincie tot het zodanig verbeteren van de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater dat het niveau van zuivering voor de drinkwatervoorziening verlaagd kan worden.
Aanleiding:
Noodzaak tot waarborgen beschikbaarheid drinkwater
Afweging:
Drinkwatervoorziening is een nutsvoorziening van nationaal belang. Volgens de drinkwaterwet moeten bestuursorganen zorg dragen voor de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening bij de uitoefening van hun bevoegdheden en toepassing van wettelijke voorschriften. In de afwegingen die de provincie Zuid-Holland maakt, neemt de bescherming van de bronnen voor drinkwaterbereiding derhalve een primaire plaats in. De drinkwaterproductie in Zuid-Holland is bijna geheel afhankelijk van oppervlaktewater. Die grote afhankelijkheid van kwalitatief goed oppervlaktewater toont tevens haar kwestbaarheid aan. Ondanks de normenstelling voor stoffen in het oppervlaktewater blijft de kwaliteit van het oppervlaktewater een bron van zorg door oa. bestrijdingsmiddelen, andere verontreinigingen die nog steeds in hoge concentraties voorkomen en de toename van milieuvreemde stoffen zoals o.a. geneesmiddelen en hormonen. Zo voldoet de kwaliteit van het oppervlaktewater en grondwater nog niet voor de bereiding van drinkwater. Ook de in - en externe verzilting van het grond- en oppervlaktewater is een bedreiging voor de drinkwaterbronnen. Er zijn nog wel de nodige opgaven. Doelen voor stikstof, fosfor en bestrijdingsmiddelen zijn vooral in regionale wateren nog niet bereikt. Daarnaast zijn er nieuwe stoffen die risico’s met zich meebrengen. door vervuiling vanuit landbouw, oude bodemverontreinigingen en verstedelijking. Vooral nieuwe stoffen die door de Industrie worden geloosd op het oppervlaktewater zijn een bedreiging voor ons drinkwater. Te denken valt aan Pyrazool, Gen X , PFOA e.d. Ruimtelijke en maatschappelijke ontwikkelingen en veranderingen in het watersysteem (door bijvoorbeeld klimaatverandering) brengen risico's met zich mee voor de drinkwatervoorziening. Het wordt boven en onder de grond steeds 'drukker'. Er komen steeds meer systemen en constructies in de ondergrond en het aantal doorboringen van de ondergrond neemt toe. Hierdoor neemt het risico op verspreiding van verontreinigingen naar het grondwater toe. De voornaamste hiervan zijn: • Toenemend aantal gesloten en open bodemenergiesytemen . Verticale drainage • Geothermie • door klimaatverandering kan verzilting van grond- en oppervlaktewater toenemen. een stijging van het chloridegehalte van grond- of oppervlaktewater bij onttrekkings- en innamepunten kan leiden tot normoverschrijding voor chloride. • een toename van nieuwe stoffen in het oppervlaktewater en grondwater. De gevolgen van deze ontwikkelingen op de huidige bronnen voor drinkwater kunnen zijn: • vergroten van de zuiveringsinspanning • het - op termijn - moeten sluiten of verplaatsen van winlocaties; • de noodzaak voor het zoeken naar nieuwe winlocaties ; • het wijzigen van de huidige verdeling in gebruik van verschillende bronnen voor drinkwater; • de noodzaak om alternatieve bronnen te zoeken. Aan deze ontwikkelingen zijn ruimtelijke consequenties verbonden, zowel boven- als ondergronds. De provincies en gemeenten hebben in het kader van de Drinkwaterwet expliciet de verantwoordelijkheid gekregen om te zorgen voor een duurzame bescherming van de drinkwaterbronnen, inclusief de ruimtelijke vastlegging daarvan.
Beleidskeuze:
De provincie zet zich in voor een duurzame groei van het toerisme in Zuid-Holland, met respect voor kernwaarden van gebieden en haar bewoners.
We willen het aanwezige toeristisch-recreatieve potentieel van erfgoedlijnen, vaarwegen en groengebieden beter benutten (toename van gebruik en bestedingen). Vanuit een toeristische invalshoek kunnen economie, cultureel erfgoed, (recreatieve) infrastructuur, groengebieden en recreatie met elkaar verbonden en versterkt worden. Toerisme en recreatie kunnen bijvoorbeeld als nieuwe economische drager worden ingezet bij regionale ontwikkeling, waardoor voorzieningen beschikbaar blijven. Daarbij is de vrijetijdssector een arbeidsintensieve sector (met name banen voor lager opgeleiden) met groeipotentie.
Vanuit de provinciale kerntaken dragen we bij aan een duurzame ontwikkeling van toerisme en recreatie in Zuid-Holland.
Toelichting:
Omschrijving:
Zuid Holland kent een unieke, veelzijdige combinatie van landschappen, waterrijke gebieden en aantrekkelijke bestemmingen (natuur, cultuur en attracties) vlakbij de stad. Het gevarieerde aanbod is ontsloten door een hoogwaardige recreatieve infrastructuur. Dit maakt de provincie tot een aantrekkelijke bestemming voor recreatieve dagtochten en vakanties. Tegelijk is er nog veel onbenut economisch potentieel. Ook kan Zuid-Holland meer profiteren van de wereldwijde groei van het toerisme door te investeren in de kwaliteit en samenhang van het toeristische product.
Om (inter)nationale toeristen te kunnen trekken is een aantrekkelijk – samenhangend - toeristisch product belangrijk, gekoppeld aan heldere communicatie-boodschappen. Door middel van een thematische aanpak kunnen toeristen tevens worden verleid om ook minder bekende plekken te bezoeken. Daarvoor is samenwerking op nationaal en regionaal niveau van groot belang.
De kracht van Zuid-Holland vormen de (regionale) bestemmingen, steden en verhaallijnen. ‘’Zuid Holland’’ is geen toeristische merk. Regio’s zijn zelf verantwoordelijk voor productontwikkeling inclusief marketing en promotie. Vanuit de provincie participeren wij in bovenregionale projecten met een (inter)nationale dimensie, zoals HollandCity en Nationale Parken van Wereldklasse, wanneer we een duidelijke meerwaarde kunnen bieden. Daarmee faciliteren we regionale samenwerkingsverbanden en initiatiefnemers om aansluiting te vinden bij deze programma’s.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Aanleiding:
Verzoek vanuit rijksoverheid aan provincies.
Afweging:
Duurzame groei en spreiding van toerisme is onderdeel van de gezamenlijke opgave Toerisme en Recreatie.
Beleidskeuze:
De provincie kiest voor een duurzaam waterveiligheidsbeleid door in te zetten op sterke keringen en aanpassing in ruimtegebruik, en door te anticiperen op de potentiele gevolgen van overstromingen.
Toelichting:
Omschrijving:
Duurzame bescherming van Zuid-Holland tegen overstroming, door primaire inzet op preventie, in combinatie met een gebiedsgerichte, kwalitatief hoogwaardige en waterrobuuste ruimtelijke inrichting en goede rampenbeheersing.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
De provincie is kaderstellend voor de regionale keringen (Waterwet). Het gewenste beschermingsniveau van de genormeerde regionale keringen is vastgelegd in afzonderlijke waterverordeningen per waterschap. Vanuit provinciaal belang wordt op basis van huidige en toekomstige (economische) gebruiksfuncties bepaalt welk beschermingsniveau voor een regionale kering noodzakelijk is.
In het Deltaprogramma is een interbestuurlijke voorkeursstrategie waterveiligheid overeengekomen dat aanvullend op dijkversterking (zowel primair als regionale dijkversterkingen) meerlaagse maatregelen de waterveiligheid kunnen vergroten, waaronder maatregelen voor waterrobuust inrichten. Sluit aan bij taken van de provincie gaat het gemeentelijk schaalniveau te boven.
In buitendijkse gebieden van de grote rivieren die bebouwd zijn of worden, neemt de
druk op de ruimte toe. Buitendijkse gebieden zijn gebieden die niet beschermd worden door een primaire kering. Door hun ligging zijn het vaak aantrekkelijke gebieden voor wonen en werken. De provincie ziet het als haar rol om te zorgen dat gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen in deze gebieden ook gezien klimaatverandering, een goede afweging maken van de hoogwaterrisico’s.
Aanleiding:
Specifiek in Zuid-Holland, als provincie die grotendeels onder de zeespiegel ligt, zijn ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit verbonden aan de bescherming tegen hoog water.
Afweging:
Waterveiligheid vormt onderdeel van onze ruimtelijke inrichting. De keuzes die worden gemaakt hebben invloed op de gebruiksmogelijkheden. In buitendijkse gebieden worden gemeenten gevraagd bij nieuwe ontwikkelingen en herstructureringen een inschatting te maken van het slachtofferrisico en te motiveren hoe zij daarmee zijn omgegaan.
Beleidskeuze:
De Provincie bevordert een uitstekend ecosysteem voor innovatie en ondernemerschap.
Toelichting:
Omschrijving:
De Provincie Zuid-Holland versterkt samen met andere overheden, ondernemers en kennisinstellingen Zuid-Holland als economische topregio. Dit doet zij door de kennisinfrastructuur en innovatiekracht te versterken, een uitstekende fysieke omgeving voor economische activiteiten en groei en vernieuwing van het bedrijfsleven te stimuleren, en een transitie vorm te geven naar een duurzame en digitale economie. Onderdeel daarvan is dat de Provincie een uitstekend ecosysteem voor innovatie en ondernemerschap bevordert.
Dit doet de Provincie door de inzet van verschillende beleidsmaatregelen gericht op het beter benutten van het innovatiepotentieel van de bedrijven en kennisinstellingen in Zuid-Holland. Daarbij gaat het onder andere om het voorzien van risicokapitaal en subsidie aan onze Regionale Ontwikkelingsmaatschappij Innovation Quarter die deelneemt en investeert in innovatief MKB, en buitenlandse investeringen en internationalisering van innovatief MKB stimuleert. Innovatie door MKB wordt gestimuleerd en versneld door de verstrekking (samen met de Rijksoverheid) van subsidies voor haalbaarheidsstudies en onderzoek & ontwikkelingsprojecten via de MKB Innovatiestimulering (MIT) en subsidies voor regionale netwerken voor innovatie in topsectoren (RNIZ). In samenwerking met kennisinstellingen wordt de bijdrage van de kennisinfrastructuur van Zuid-Holland aan innovatie en de oplossing van maatschappelijke vraagstukken versterkt. De rol van campussen als brandpunt in het regionale ecosysteem voor innovatie en ondernemerschap wordt versterkt door financiële bijdragen aan versterking van campussen, en de introductie op de markt van innovatieve producten, processen en diensten wordt versneld door financiële bijdragen aan field labs en pilot plants ('real life' testomgevingen voor innovaties). Daarnaast wordt voor specifieke clusters gerelateerd aan de topsectoren ondersteuning geboden om de bijdrage aan de economie van Zuid-Holland en aan maatschappelijke opgaven te vergroten, zoals bijvoorbeeld in de life sciences (regeneratieve geneeskunde) en ruimtevaart. Op grond van een verkenning zullen beleidsmaatregelen worden geformuleerd om de economische potentie van specifieke thema's op het terrein van digitalisering te benutten, mede met het oog op de bijdrage aan maatschappelijke uitdagingen en voor de randvoorwaarden met betrekking tot digitale infrastructuur. Met het oog op versterking van het innovatief vermogen en internationaal concurrentievermogen van Zuid-Hollands MKB wordt de vorming en benutting van Europese netwerken (zoals Vanguard Initiative, Eriaff) gericht op het 'matchen' van bedrijven en kennisinstellingen met elkaar aanvullende competenties gestimuleerd.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Met de rijksoverheid wordt samengewerkt aan innovatiestimulering van innovatief MKB middels de MIT, daarnaast heeft het Rijk een generiek (vooral fiscaal) instrumentarium voor ondersteuning van innovatie in topsectoren. De Provincie ondersteunt daarnaast op andere wijzen innovatie in topsectoren.
Aanleiding:
Zuid-Holland levert met een brede, dynamische economie een forse bijdrage aan de nationale economie en aan het welzijn van de inwoners van Zuid-Holland, maar benut in verhouding tot andere provincies nog onvoldoende haar innovatiepotentieel, terwijl de transitie naar een digitale en duurzame economie juist om meer en snellere innovaties vraagt.
Afweging:
Nieuwe producten, processen en diensten (innovaties) van bedrijven komen vooral tot stand door inspanningen van bedrijven zelf, maar in algemene zin komen deze innovaties vaak niet of trager tot stand zonder overheidsmaatregelen gericht op het stimuleren en faciliteren van innovatie (er is sprake van marktfalen). In de Provincie Zuid-Holland in het bijzonder wordt het innovatiepotentieel onvoldoende benut terwijl er een extra uitdaging ligt in de transitie naar een duurzame en digitale economiebeter benutten dan nu gebeurt.
Beleidskeuze:
De provincie zet in op een optimaal functionerend logistiek systeem door middel van een efficiëntere en duurzamere afhandeling van het goederenvervoer vanuit het economisch belang van goederen, ten behoeve van betere vestigingsplaatsfactoren voor bedrijven. Voor de mainport en greenport stimuleert de provincie multimodaal goederenvervoer.
De provincie realiseert hiertoe maatregelen om te zorgen voor een groeiende, duurzame en innovatieve economie in combinatie met het verbeteren van de bereikbaarheid en de verkeersveiligheid in Zuid-Holland.
Toelichting:
Omschrijving:
Een optimaal functionerend logistiek systeem blijft een essentiële voorwaarde voor de economische ontwikkeling van Zuid-Holland. De provincie zet, naast het verbeteren van de bestaande en aanleg van nieuwe infrastructuur ook in op het beter benutten en slimmer gebruiken van de bestaande infrastructuur. Hierdoor kan in principe worden gekomen tot: Betere doorstroming goederenvervoer vanuit het economisch belang van goederen op het wegennet in Zuid-Holland en het multimodaal ontsluiten van de topsectoren mainport en greenport.
- Versterking regionale bereikbaarheid greenports
Door de samenwerking met het bedrijfsleven en andere overheden wordt het logistiek netwerk tussen mainports en greenports versterkt. Het succes van de Nederlandse greenports drijft op export, maar staat wel onder druk. Door investeringen in kwaliteit, product- en procesinnovatie maar ook in logistiek kunnen nieuwe markten worden aangeboord en kan de sector haar positie van wereldmarktleider behouden. De nabijheid van de mainport Rotterdam blijkt hierin cruciaal. In het vervoer van versproducten neemt het gebruik van containers snel toe. De greenports zullen steeds meer gebruik maken van de grote logistieke mogelijkheden van de mainport Rotterdam voor vervoer van containers. Voor de greenports zet de provincie daarom, in samenwerking met bedrijfsleven en andere overheden, in op de versterking van het verbindend logistieke netwerk tussen greenports, mainport(s)en achterland. Belangrijke opgave voor de greenport Westland/ Oostland en Barendrecht is het verbeteren van de interne ontsluitingsstructuur en integratie in het logistieke netwerk van de Rotterdamse haven. De doorstroming van het vrachtverkeer over de weg kan worden geoptimaliseerd door bijvoorbeeld het installeren van tovergroen (vrachtauto’s worden gedetecteerd en krijgen groen bij verkeerslichten), het mede gebruiken van busbanen, het aanpassen van rotondes en overige infrastructurele maatregelen. Door de oplopende kosten, de congestie en het oplopende tekort aan chauffeurs zal voor de afhandeling van de goederenstromen steeds meer gebruik moeten worden gemaakt van de rails en het water. De agrologistieke handels- en transportcentra (Coolport Waal / Eemhaven, ABC Westland) moeten daarom zo optimaal als mogelijk worden aangesloten op de verschillende modaliteiten (weg, water en rail). Om het gewenste synchromodale/multimodale vervoer te bereiken zijn er terminals noodzakelijk voor de overslag tussen de verschillende modaliteiten zowel in de Rotterdamse haven als daarbuiten.
- Stimuleren ontwikkeling inlandterminals
De provincie vindt duurzame en multimodale bereikbaarheid van de mainport en het realiseren van een netwerk van multimodale inlandterminals van belang. Naast het in samenwerking met het bedrijfsleven optimaliseren van het gebruik van bestaande binnenvaart terminals in Alphen aan de Rijn (onderdeel Groene Cirkels), Ridderkerk, Alblasserdam en Gorinchem werkt de provincie mee aan de realisatie van binnenvaart terminals in Bergambacht en Vlaardingen. De mogelijkheden van terminals in Gouda en Bergambacht worden onderzocht
Ook op de kleinere vaarwegen wordt gezocht naar mogelijkheden voor de binnenvaart, in dit kader wordt het Scheepshalte concept uitgewerkt. In deze vaart een klein zelf ladend en lossend schip een roundtrip voor verschillende opdrachtgevers (stedelijke distributie, bouwhubs, bouwmaterialen). Er wordt gekeken naar Scheepshaltes bij in eerste instantie Den Haag, Delft en Rotterdam.
De provincie zoekt in samenwerking met het bedrijfsleven naar mogelijkheden om continentale koelcontainers met verse producten via de rail te laten vervoeren (greenrail). Voor de overslag van lading op het spoor zijn er in de Rotterdamse haven twee mogelijkheden: het CTT Rotterdam (Pernis) en het Railservice Centrum (Coolport Waal-Eemhaven). Wellicht dat terminals moeten worden verbeterd. Vanzelfsprekend ligt het initiatief bij het bedrijfsleven. De rol van de provincie is faciliterend. De overslag op het spoor van trailers met verse producten zal bij Bleiswijk gaan plaatsvinden. De mogelijkheden om ook in Waal-Eemhaven trailers op de trein te zetten zal in nauwe samenwerking met het Havenbedrijf Rotterdam en het Railservice Centrum worden onderzocht
- Verbeteren achterlandcorridors
De provincie voert de acties uit die zijn opgenomen in de uitvoeringsprogramma van de MIRT goederencorridors oost en zuid oost met als doel de versterking van achterlandcorridors:
- MIRT goederencorridors oost en zuid oost uitvoering programma
- Corridor onderzoek Rotterdam Antwerpen
- TEN-T corridor studie Northsea- Mediterranean.
- TEN-T corridor Rhine - Alpine
- TEN-T corridor Northsea - Baltic
Door een ruimtelijk economische benadering van de corridor kan het internationale kernnet structurerend werken waardoor de totale corridor kan worden versterkt. De MIRT verkenning A15, de goederenspoorlijn Rotterdam Antwerpen (ROBEL) en de aansluiting van de Betuwelijn in Duitsland zijn onderdeel van de corridors.
- Optimaliseren logistiek
Voor een optimale en duurzame logistiek is het noodzakelijk dat de infrastructuur op orde is, maar ook dat het gebruik ervan zo duurzaam en efficiënt als mogelijk is. Voor het optimaliseren van de infrastructuur ligt het primaat bij de overheden. Voor het optimaliseren van het gebruik van het infranetwerk ligt de verantwoordelijkheid vanzelfsprekend bij het bedrijfsleven. In de meeste gevallen is hiervoor samenwerking tussen bedrijven noodzakelijk. Door het initiëren/ faciliteren van samenwerkingsprojecten wil de provincie vraag en aanbod zo goed als mogelijk op elkaar laten aansluiten. In dit kader kan het Fresh Corridorproject worden genoemd. De grote groente- en fruit handelspartijen van de greenports in Zuid-Holland werken hierin samen om meer gebruik te maken van de faciliteiten van de mainport en de binnenvaart. Het fresh corridor gebeuren is overgegaan in het Green MeetsPort platform waar naast de belangrijkste spelers in de groente- en fruit handel ook de toonaangevende bloemen en planten partijen zijn aangesloten. Bedrijven werken in het platform onder andere samen om green rail verder te brengen, douane en inspecties te optimaliseren en om de overslag van trailers naar het spoor mogelijk te maken.
- Goederenvervoer over water
De vaarwegen in Zuid-Holland, met name de Gouwe en Delftse Schie, worden belangrijker voor het goederenvervoer. Bij een volledig netwerk van vaarwegen horen voldoende, kwalitatief hoogwaardige overslaglocaties. De bestaande bedrijventerreinen aan de oevers van dit netwerk worden behouden en beter benut. Dit geldt zowel voor de provinciale vaarwegen als voor de rijksvaarwegen, zoals de oost- en zuidwaartse achterlandverbindingen en de Hollandse IJssel.
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Door verbetering van de doorstroming goederenvervoer wordt bijgedragen aan betere vestigingsplaatsfactoren, en daarmee aan een groeiende, duurzame en innovatieve economie.
Aanleiding:
De provincie kan door samenwerkingsprojecten en door het uitvoeren van infrastructurele aanpassingen en verbeteringen bijdragen aan een kwaliteitsnet goederenvervoer.
Afweging:
Het optimaliseren van het logistieke netwerk om beter gebruik te maken van de nabijheid van de mainport Rotterdam en de Greenports Westland/Oostland en Barendrecht vraagt om ruimtelijke keuzes en prioriteit in het gebruik van het infranetwerk. Het aansluiten van de agrologistieke handels- en transportcentra op de verschillende modaliteiten (weg, water en rail), de locatie en ontwikkeling van inlandse terminals, en overslaglocaties voor het stimuleren van goederenvervoer over water.
Beleidskeuze:
De provincie brengt samen met partners de fysieke infrastructuur in kaart om een gezamenlijk begrippenkader te ontwikkelen ten behoeve van optimaal transport, opslag en balancering van energie. De provincie doet dit via de drie hoofdmodaliteiten: duurzame moleculen (biogas, waterstof etc.), elektronen en warmte.
Toelichting:
Omschrijving:
Met Een toekomstbestendig energiesysteem bestaat uit meerdere bouwstenen. Het gaat om de hoofdbestanddelen (commodities) duurzame moleculen, electronen en warmte. Samen met hun infrastructuur vormen zij de bloedbanen van het toekomstig volledig duurzame energiesysteem. Het slim aansturen hiervan via data-uitwisseling, markten en rollen, oftewel het zenuwstelsel, vormt hierbij een cruciaal onderdeel. Zodat veelal weersafhankelijke duurzame bronnen beter kunnen worden gebalanceerd met de veranderende pieken in vraag. Samen beweegt dit mogelijk tot een ‘Internet of Energy’Juist Zuid-Holland is een ideale plek om voorop te lopen in de ontwikkeling van een dergelijk geïntegreerd energiesysteem.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Met dit beleid wordt invulling gegeven aan de afspraken op landelijk en Mondiaal (Parijsakkoord) niveau over energie. Vanwege de nabijheid van het havenindustrieel complex, de glastuinbouw, stedelijk gebied en buitengebied, inclusief de Noordzee zijn er uitgelezen mogelijkheden voor een echt duurzaam energiesysteem en een nieuwe economisch model, welke ook kunnen gelden voor andere grootstedelijke gebieden wereldwijd.
Aanleiding:
Zuid-Hollandse bijdragen aan afspraken in Parijs gemaakt voor terugbrengen CO2-uitstoot met 80 tot 95% in 2050 t.o.v. 1990.
Afweging:
Innovatie op energie biedt ook economische kansen, de energietransitie is daardoor niet alleen een bedreiging voor huidige economische activiteiten.
Beleidskeuze:
De provincie werkt mee aan Europese en nationale energiedoelen om de CO2-uitstoot te verminderen en het energieverbruik te reduceren. Het gaat om een CO2-reductie van 85 -95% in 2050 ten opzichte van 1990. Zuid-Holland hanteert als ambitie om in 2020 minimaal 9% van de energieconsumptie duurzaam op te wekken.
De beste manier om het gebruik van fossiele bronnen terug te dringen, is het volgen van de trias energetica. Op de eerste plaats door besparen. Op de tweede plaats hernieuwbare bronnen benutten. Op de derde plaats onvermijdbare koolstofbronnen zó gebruiken zodat ze tot een zo min mogelijk CO2-uitstoot leiden.
Om een substantiële verhoging van het aandeel duurzame energie in 2020 in Zuid-Holland te realiseren wordt rekening gehouden met de (omgevings)kenmerken van Zuid-Holland, zoals relatief veel industrie, weinig onbebouwde ruimte en veel windvermogen. De provincie spant zich daarnaast in om Europese en nationale energiedoelen in de breedte te bereiken, namelijk het realiseren van de reductie van energiegebruik en uitstoot van broeikasgassen (met name CO2), energiebesparing is de voordeligste manier van CO2 –reductie.
De provincie werkt op een integrale manier aan het bevorderen van de energietransitie, waarbij de mainport, de greenports, het stedelijk gebied en mobiliteit alle van belang zijn. Vijf hoofdthema’s zijn van belang: warmte, wind, zon, energie-efficiëntie en mobiliteit. Naast deze vijf prioriteiten zet de provincie, daar waar zich kansen aandienen, ook in op andere energie-oplossingen, zoals bij de getijdencentrale in de Brouwersdam. Door samen met de regionale partners ruimtelijke energie-actieagenda’s op te stellen, beoogt de provincie een meer integrale en resultaatgerichte benadering van besparing, opwekking en CO2-reductie te bereiken.
Toelichting:
Omschrijving:
De provincie wil de doelstellingen bereiken door in te zetten op windenergie, warmte, bodemenergie, biomassa, hydro- en zonne-energie. Vanwege de onderlinge relaties en de ruimtevraag is de provincie samen met haar partners op regionaal niveau ruimtelijke energiestrategieën aan het opstellen. Ook zet de provincie in op energietransitie en besparing bij industrie, gebouwde omgeving en mobiliteit.
Als de besparingsambities niet gehaald worden, betekent dit automatisch dat ingezet moet worden op een hoger aandeel hernieuwbare energie.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Rijk en provincies hebben afspraken gemaakt in het Nationaal Energieakkoord voor het realiseren van de nationale doelstellingen om de energietransitie te versnellen. Hier speelt ook het provinciaal belang vanwege de invloed op het leef- en vestigingsklimaat van de provincie.
Aanleiding:
Het Hoofdlijnenakkoord zet in op een extra impuls op de energietransitie. Dit heeft geleid tot het beschrijven van de beleidsdoelen in de Visie Ruimte en Mobiliteit en de Energie-agenda.
Afweging:
De provincie ziet urgentie voor de energietransitie en heeft hierin verschillende rollen en verantwoordelijkheden, zoals een goede ruimtelijke ordening, vergunningverlening, toezicht en handhaving, aanbesteding van concessies openbaar vervoer.
Beleidskeuze:
De provincie wil de transitie naar een energie-efficiënte samenleving bevorderen, zodat op termijn duurzaam en CO2-neutraal wordt voorzien in de energiebehoefte.
Bestaande bebouwing wordt gereed gemaakt voor de energietransitie. En nieuwbouw (woningen én overige gebouwen) hoort energie neutraal of energie leverend te worden uitgevoerd.
Toelichting:
Omschrijving:
De provincie zet zich in voor energiebesparing en -opwekking in bestaand stedelijk gebied, zoals bij beheer en renovatie van woningen (verduurzaming voorraad), woningbouw en herstructurering van bedrijventerreinen, kantorenlocaties en glastuinbouw. Middelen die hiervoor ingezet kunnen worden zijn: isoleren, aansluiten op een warmtenetwerk, cascaderen van lokale warmte, co-siting (bijeenbrengen en plannen van bedrijven met aansluitende warmtebehoeften) en efficiënter gebruik van energie. Om deze opgave te kunnen realiseren is de inzet van menskracht en middelen van de provincie, maar ook van onze partners van groot belang. Procesondersteuning en kennisdeling zijn bij uitstek middelen die de provincie kan leveren danwel faciliteren.
Het provinciale instrument van Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving zal nadrukkelijker worden ingezet om bedrijven daadwerkelijk maatregelen ter besparing van het energiegebruik te laten nemen.
Nieuwbouwlocaties bieden de grootste kans om energie-efficiency te realiseren. In deze tijd is het ondenkbaar dat er niet energiezuinig of zelfs energieneutraal wordt gebouwd al dan niet in combinatie met een decentrale hernieuwbare energievoorziening. De provincie is een groot voorstander van aardgasloze wijken, zowel bij nieuwbouw als renovatie. Dit vergt een andere blik op woning(ver)bouw van zowel provincie, gemeente, corporatie, ontwikkelaars, bouwsector, netbeheerders en installateurs. Deze nieuwe benadering van de woningbouwopgave is geëffectueerd door in de regionale woonvisies expliciet aandacht te vragen voor de duurzaamheid en energietransitie. Een paar voorbeelden van deze nieuwe gedachtegang zijn: het opnieuw beoordelen van woningbouwplannen die in de pijplijn zitten om deze alsnog gasloos te maken, het maken van afspraken met woningbouwcorporaties over het verduurzamen van woningen tijdens renovatierondes en het opstellen van criteria voor renovatie. De provincie wil alle stakeholders graag ondersteunen met middelen en mensen om deze omslag te laten plaatsvinden. Het is van belang hier kennis van op te doen en deze kennis breed te delen onder alle belanghebbende partners.
Regionale woonvisies worden gemaakt voor één of meerdere woningmarktgebieden. Hierbij vraagt de provincie om een onderbouwing van de keuzes en maatregelen in de woonopgave met betrekking tot energietransitie en klimaatadaptatie.
Het Zuid-Hollandse bedrijfsleven brengt onder andere innovaties voort die bijdragen aan de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving. Zuid-Holland wordt daar niet alleen concurrerender door, maar ook duurzamer.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
De provincie zet in op haar ambities voor duurzame energie, om dit te bereiken is inzet op warmte, wind en zon alleen niet voldoende. In de provinciale energieagenda ‘Watt Anders’ is de ambitie opgenomen om alle woningen in Zuid-Holland in 2035 CO2 neutraal te laten zijn.
De noodzakelijke transitie naar een energie- en waterefficiënte samenleving biedt maatschappelijke en economische kansen, voor Zuid-Holland in het bijzonder.
Europese en nationale doelstellingen zijn een CO2-reductie van 20% in 2020 ten opzichte van 1990 en een energie-efficiëntiebesparing van 20% in 2020 ten opzichte van 2007.
De ambitie van het Rijk betreft 49% CO2 besparing in 2030 ten opzichte van 1990.
De provincie spant zich in om deze Europese en nationale energiedoelen in de breedte te bereiken, namelijk het realiseren van de reductie van energiegebruik en uitstoot van broeikasgassen (met name CO2). Hoe meer energie er wordt bespaard, hoe sneller de hernieuwbare energiedoelstelling wordt bereikt. Bespaarde energie hoeft bovendien niet te worden opgewekt, en is daarom vaak de voordeligste manier van CO2 –reductie.
De provincie wil haar ambities voor duurzame energie behalen, daarvoor is de inzet op warmte, wind en zon alleen niet voldoende. De provincie zet samen met de partners ook in op energiebesparing in bestaand stedelijk gebied, zoals bij renovatie en nieuwbouw van woningen en herstructurering van bedrijventerreinen, kantorenlocaties en glastuinbouw. Er wordt samengewerkt aan lokale warmte- en energietransitieplannen met aandacht voor de benodigde energie infrastructuur.
In de provinciale energieagenda ‘Watt Anders’ is de ambitie opgenomen om alle woningen in Zuid-Holland in 2035 CO2 neutraal te laten zijn. Dit betekent vanaf 2018 een opgave van ruim 92.000 bestaande woningen per jaar tot en met 2035.
Aanleiding:
De overgang van fossiele brandstoffen naar duurzame of hernieuwbare energie en het hele proces (transitie) dat daarmee gepaard gaat.
Afweging:
CO2 reductiedoelstellingen en de beschikbaarheid van fossiele brandstoffen leiden tot een noodzakelijke energietransitie.
Het gaat om het volgens de trias energetica toewerken naar besparing, opwekking en CO2-reductie op vele terreinen, waarbij de mainport, de greenports, het stedelijk gebied en mobiliteit alle van belang zijn. Dat gebeurt op vijf hoofdthema’s: warmte, wind, zon, energie-efficiëntie en mobiliteit.Ook in de gebouwde omgeving.
Beleidskeuze:
De provincie wil transitie naar een energie-efficiënte samenleving, waarbij op termijn grotendeels duurzaam en CO2- neutraal kan worden voorzien in de energiebehoefte. In 2030 rijdt alle regionaal openbaar vervoer, waarvoor de provincie concessiehouder is, volledig emissievrij. In 2050 is van elke provinciale weg en vaarweg de CO2-balans neutraal. De maatregelen zijn opgenomen in het Programma Mobiliteit.
Toelichting:
Omschrijving:
De aanbesteding van het openbaar regionaal vervoer is een verantwoordelijkheid van de provincie. Het busvervoer zal in 2030 volledig emissievrij zijn. De twaalf provincies, het ministerie van I&M en de vervoerregio’s MRDH en MRA hebben dat vastgelegd in het Bestuursakkoord zero emissie regionaal openbaar vervoer per bus. Bij de inrichting van ons beheerareaal spelen we in op nieuwe ontwikkelingen op het gebied van voertuig- en vaartuigtechniek. De ambitie van de provincie is om voorloper te zijn op energiebesparing bij uitvoering van groot onderhoud en bij het energiezuinig maken van provinciale wegen tijdens het reguliere gebruik. Met de proeftuinen N211 en N470 wordt kennis opgedaan over de haalbaarheid van de besparingsdoelen. In 2025 heeft elke provinciale weg of waterweg een CO2 -boekhouding. Het energiegebruik is dan met 25% gedaald t.o.v. 2015. In 2050 wordt er CO2 -neutraal gewerkt.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
De beleidsbeslissing past in de brede beslissing van de Energieagenda 2016-2020-2050 (Watt Anders) en is onderdeel van het brede afsprakenpakket met overheden in Nederland om een bijdrage te leveren aan de realisatie van het VN Klimaatakkoord van Parijs (2015).
Aanleiding:
Een optimaal functionerend mobiliteitssysteem blijft een essentiële voorwaarde voor de economie van Zuid-Holland. De provincie zet, naast het verbeteren van de bestaande en aanleg van nieuwe infrastructuur ook in op het beter benutten en slimmer gebruiken van de bestaande capaciteit van het mobiliteitssysteem. Mobiliteit draagt bij aan 25% van de CO2 uitstoot.
Afweging:
Om het eindbeeld van energietransitie te bereiken liggen veel kansen bij de uitvoering van het provinciaal verkeer- en vervoerbeleid. Daar waar de provincie rol en positie heeft zijn ambities geformuleerd die ambitieus maar haalbaar zijn op basis van marktconsultaties en rapporten nationale kennisinstituten . Daarbij geldt de aanpak van de trias energetica:
1. Bespaar waar mogelijk energie bij aanbestedingen van aanleg en onderhoud van infrastructuur en bij OV concessies,
2. Biedt ruimte om duurzame (hernieuwbare) energie op te wekken binnen provinciale infrastructuur,
3. Stimuleer het gebruik van duurzame energie via aanbesteding en OV-concessies.
Beleidskeuze:
De provincie draagt zorg voor het ontwikkelen en beleefbaar maken van Erfgoedlijnen
De provincie doet dit om te zorgen voor beschermd, benut, en beleefbaar cultureel erfgoed.
De provincie stimuleert door kaders te stellen en de provincie te vertegenwoordigen ten behoeve het ontwikkelen en beleefbaar maken van cultureel erfgoed zijnde erfgoedlijnen.
Toelichting:
Omschrijving:
Met deze beleidsbeslissing beoogt de provincie invulling te geven aan de volgende maatschappelijke opgave:
Zuid-Holland wil een toonaangevende provincie zijn waar mensen met plezier wonen, werken en recreëren. Daartoe verbeteren wij de kwaliteit van de leefomgeving. Cultuur en erfgoed zijn daarin belangrijke factoren. De provincie wil daarom haar unieke erfgoed behouden voor toekomstige generaties, door het erfgoed te beschermen, beleefbaar te maken en te benutten, zijnde het ontwikkelen en beleefbaar maken van Erfgoedlijnen.
Een erfgoedlijn is een geografische structuur (kust, trekvaart, oude duinenrij, eiland, etc.), die meerdere monumentale stippen met één gemeenschappelijk historisch verhaal verbindt tot één streep of lijn op de kaart. De erfgoedlijnen zijn ensembles van erfgoed, landschap en water, die kwaliteit verschaffen aan de ruimte en beschikken over groot recreatief en toeristisch potentieel. Let wel: de bij de erfgoedlijnen behorende netwerken van monumenten en daarbij behorende belanghebbende partijen zijn hiermee dus op twee manieren afgegrensd: via de geografie én het verhaal van de erfgoedlijn.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Nationaal belang: De provincie geeft uitvoering aan de decentralisatie van restauratiemiddelen voor rijksmonumenten. Hiermee wordt de restauratie van rijksmonumenten verbonden met gebiedsontwikkeling. Het provinciaal beleid voor erfgoedlijnen gaat over het behoud en beleefbaar maken van grote monumentale structuren die gemeentegrenzen overschrijden en de geschiedenis van Zuid-Holland vertellen.
Aanleiding:
Het verhaal van de geschiedenis van Zuid-Holland is nog niet voldoende beleefbaar gemaakt. Tevens is de restauratie van rijksmonumenten nog niet voldoende verbonden aan gebiedsontwikkeling en integrale opgaven.
Afweging:
Bij de erfgoedlijnen wil de provincie erfgoed op (boven)regionaal schaalniveau ontwikkelen tot goed bekende en bereikbare recreatief toeristische attracties. Door erfgoed te combineren met groen, water en landschap wordt hun aantrekkelijkheid nog eens sterk vergroot. Dit is een complexe integrale opgave die aansluit bij het provinciaal schaalniveau maar die de provincie niet alleen kan realiseren. Daarom sluit de provincie bewust aan bij de grote energie die in de samenleving leeft. Bijvoorbeeld bij de vele vrijwilligers, stichtingen, verenigingen, medeoverheden en ondernemers. De provincie werkt daarbij op het meest effectieve schaalniveau samen in netwerken.
Beleidskeuze:
Hoofddoel is een veiliger Zuid-Holland door de kans dat grote groepen mensen slachtoffer worden van ongevallen met gevaarlijke stoffen te minimaliseren.
In Zuid-Holland zijn het transport, de opslag en de verwerking van gevaarlijke stoffen zo op elkaar aangesloten dat de kans op een ramp tot een minimum wordt beperkt. In de buurt van risicovolle activiteiten zijn geen grote groepen mensen meer aanwezig, Transport van gevaarlijke stoffen vindt niet langer plaats door dichtbevolkte binnensteden. Risicovolle bedrijven zijn grotendeels geclusterd in risicoconcentratiegebieden. Het transport van en naar deze gebieden is op een veilige wijze geregeld. Daarnaast is, waar mogelijk, overgegaan op veiligere productieprocessen waarbij minder gebruik wordt gemaakt van gevaarlijke stoffen.
Om op lange termijn de knelpunten rond het spoorvervoer op te lossen, zet de provincie in op maximaal vervoer over de Betuweroute en de aanleg van een goederenlijn tussen Rotterdam en Antwerpen (Robel).
De werkwijze bij de vergunningverlening, toezicht en handhaving is uitgewerkt in de Nota vergunningverlening, toezicht en handhaving 2018 – 2021.
Om het ontstaan van nieuwe knelpunten rond de risicobronnen te voorkomen, vraagt de provincie de gemeenten om aannemelijk te maken dat op termijn aan de oriëntatiewaarde wordt voldaan, wanneer het groepsrisico als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling toeneemt en het berekende groepsrisico boven de oriëntatiewaarde ligt. De provincie vraagt in dat geval aan te tonen dat een maximale inspanning is geleverd om de gevolgen van een ongeval tot een minimum te beperken. Indien in bovengenoemde situatie het aantal blootgestelden toeneemt, dan vraagt de provincie maatregelen te nemen ter voorkoming of mitigatie van de gevolgen.
Daarnaast wordt voor specifieke infrastructuur met een groot economisch belang aanvullend beleid gevoerd om ontwikkelingen nabij deze infrastructuur niet te laten interfereren met de economische ontwikkeling. Dat gaat over de oevers van de Nieuwe Maas en de Nieuwe Waterweg en Rotterdam The Hague Airport.
Toelichting:
Omschrijving:
De provincie richt zich op de volgende taken:
1. Het clusteren van risicovolle activiteiten
De provincie richt zich op het clusteren van risicovolle activiteiten. Clustering beperkt indirect het ruimtebeslag van en het aantal blootgestelden aan risicovolle activiteiten. Daarnaast kan clustering van dergelijke activiteiten ook agglomeratiekracht opleveren (bundeling van kennis/ mensen). Binnen de clusters geven we ruimte aan het economische belang van de bedrijven. Ook besteden we aandacht aan eventuele negatieve gevolgen van het clusteren van risicovolle activiteiten, zoals domino-effecten en mogelijke toename van transport. Het clusteren van risicovolle activiteiten speelt vooral in de regio’s Rotterdam-Rijnmond en Zuid-Holland Zuid.
2. Verantwoord combineren van risicovolle activiteiten
Een combinatie van risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten is niet altijd te vermijden. In die gevallen willen we het gebied zo veilig mogelijk inrichten, zodat grote groepen mensen beschermd worden tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico speelt hierin een belangrijke rol. Dit is uitgewerkt in de werkwijze groepsrisico en ruimtelijke ordening. Externe veiligheid zal om volwaardig meegenomen te kunnen worden vroegtijdig in de ruimtelijke overwegingen een plaats moeten krijgen. Vervoer van gevaarlijke stoffen is een grote risicoveroorzaker, waar provincie en gemeenten zelf geen rechtstreekse invloed op hebben. De provincie zet in op een lobby richting het Rijk voor de resterende knelpunten.
3. Reduceren van risico’s aan de bron
Wanneer het onvermijdelijk is dat functies samenkomen, zetten we in op het reduceren van risico’s aan de bron. De wens tot het reduceren van risico’s aan de bron geldt zowel voor inrichtingen als voor transport. De uitwerking voor provinciale inrichtingen is vastgelegd in de Nota vergunningverlening, toezicht en handhaving. Voor gemeentelijke inrichtingen is de inzet om dit beleid door de gemeenten te laten overnemen. Voor transport wordt vooral ingezet op beleidsbeïnvloeding.
4. Nemen van maatregelen in de omgeving van een risicovolle activiteit
Naast het nemen op maatregelen bij de bron, stimuleren we dat er zo veel mogelijk maatregelen worden genomen in de omgeving van de risicovolle activiteit, om de effecten van een calamiteit te beperken. Het gaat dan om maatregelen zoals alarmering, bescherming, zelfredzaamheid en hulpverlening. De provincie stimuleert dat de benodigde basisinformatie hiervoor beschikbaar komt en dat hierover wordt gecommuniceerd.
5. Verhogen van de kwaliteit van de uitvoering
De provincie zet zich in om de verantwoordelijke organisaties (provincie, omgevingsdiensten, veiligheidsregio’s, gemeenten) in staat te stellen de wet- en regelgeving rond externe veiligheid adequaat uit te voeren. Daartoe zet de provincie zich in om het onderwerp externe veiligheid te borgen in beleid: de omgevingsvisie, beleidsplannen en beleidsinstrumenten.
6. Risicokaart
In de Wet veiligheidsrisico’s is vastgelegd dat de provincies zorg dragen voor de productie en het beheer van een geografische kaart waarop aanwezige risico’s zijn aangeduid.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
De beleidsbeslissing en taken komen voort uit bestaande wet- en regelgeving waarvan de belangrijkste de Wet milieubeheer is.
Aanleiding:
De beleidsbeslissing sluit aan op de al lang bestaande aandacht voor externe (voorheen industriële) veiligheid in een dichtbevolkte en geïndustrialiseerde provincie.
Afweging:
Externe veiligheid gaat over risico’s voor de omgeving door productie, opslag en transport (inclusief buisleidingen) van gevaarlijke stoffen en luchtvaart. De provincie Zuid-Holland – de regio Rijnmond in het bijzonder – heeft meer dan andere delen van Nederland te maken met deze risico’s. Er vindt hier veel transport van gevaarlijke stoffen plaats en er is hier een concentratie van risicovolle bedrijvigheid. Tegelijkertijd is Zuid-Holland een dichtbevolkte provincie, wat het risico op slachtoffers bij rampen vergroot.
Beleidskeuze:
De provincie draagt zorg voor een breed gedragen faunabeleid. Om zo de balans te bewerkstelligen tussen economische belangen, natuurwaarden, gezondheid, veiligheid en de populaties van in het wild levende dieren.
Toelichting:
Omschrijving:
De provincie is bevoegd gezag voor de uitvoering van de Wet natuurbescherming een van de onderdelen daarvan is faunabeleid. Belangrijke partner bij de uitvoering is de Faunabeheereenheid Zuid-Holland. De Omgevingsdienst Haaglanden verleent namens de provincie de vergunningen en de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid is verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving. Bij12-Faunafonds verleent namens de provincie tegemoetkomingen in de schade veroorzaakt door in het wild levende dieren, waaronder verwilderde dieren en exoten bij agrarische bedrijven.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
De provincie is bevoegd gezag voor de uitvoering van de Wet natuurbescherming een van de onderdelen daarvan is faunabeleid.
Effectief faunabeheer kan economische schade en schade aan natuur beperken en daarmee ook de kosten voor de provincie. Daarnaast draagt het faunabeheer bij aan het beperken van de risico's bij onder andere luchthavens, waterkeringen en infrastructuur.
Aanleiding:
Overlast door in het wild levende dieren.
Afweging:
De balans bewerkstelligen tussen natuurwaarden, economische belangen, gezondheid, veiligheid en de populaties van in het wild levende dieren. Daarbij hebben we aandacht voor het dierenwelzijn op de lange en korte termijn.
Beleidskeuze:
De provincie wil gemeenten stimuleren om te voorzien in woonruimte voor woningzoekenden die snel tijdelijke woonruimte nodig hebben. Vanwege de huidige spanning op de woningmarkt is het voor veel woningzoekenden lastig om op eigen kracht op tijd een voor hen betaalbare woning te vinden. Bij flexwonen gaat het om het voorzien in woonruimte voor woningzoekenden die snel tijdelijk woonruimte nodig hebben en daarmee tijd krijgen om op de reguliere woningmarkt naar een structurele oplossing te zoeken. Flexwonen is een mogelijkheid om de bestaande woningmarkt meer flexibel te maken en de druk op de reguliere voorraad te verminderen. De provincie ondersteunt initiatieven op het gebied van flexwonen en zal met regio’s het gesprek aangaan of dit type woningen een plek kunnen krijgen in de regionale woonvisie.
Toelichting:
Omschrijving:
Flexwonen is bedoeld voor een heel brede groep mensen, zoals vergunninghouders, (buitenlandse) studenten, starters op de woningmarkt, gescheiden mensen, mensen die uit hun woning zijn gezet, mensen afkomstig uit een woonzorginstelling, arbeidsmigranten, mantelzorgers.
Veelal gaat het om mensen die met spoed een woonruimte zoeken, daarom worden ze ook wel spoedzoekers genoemd.
In de provincie Zuid-Holland zien we dat de woningmarkt op dit moment weinig woonruimte voor spoedzoekers biedt.
Flexwonen kan echter ook ingezet worden in gebieden waar veel druk op de woningmarkt is (permanente flexibele schil) of juist (op termijn) sprake is van afnemende vraag (en de bouw van permanente woningen niet nodig is).
Flexwonen heeft daarmee een functie als ventiel; de (tijdelijke) druk op de woningmarkt kan met behulp van flexwonen opgevangen worden.
Bij flexwonen kan gedacht worden aan het transformeren van kantoorgebouwen of voormalige verzorgingstehuizen naar woonruimten, het neerzetten van (verplaatsbare) woonunits, bijvoorbeeld op lege gronden die nu nog niet bebouwd worden, of het werken met tijdelijke huurcontracten in (permanente) woningen; deze kunnen dan bijvoorbeeld fungeren als doorstroomwoning.
Via flexwonen kunnen meerdere doelgroepen gemengd worden gehuisvest. Op die manier wordt dus tegelijkertijd woonruimte aangeboden aan meer dan één doelgroep.
Wij zien dat er een grote vraag is naar snel beschikbare, tijdelijke woonruimten. Tegelijk zien we dat het nog niet echt tot initiatieven komt.
Met de activiteiten die wij op het gebied van flexwonen in gang willen zetten, willen we ons richten op het agenderen én promoten van dit onderwerp, het ontwikkelen van veel meer inzicht op dit onderwerp (bij onszelf en bij andere partijen) en op het wegnemen van belemmeringen die partijen nu (denken te) ervaren. Een aantal van deze belemmeringen heeft ook te maken met te weinig kennis op dit onderwerp.
Wij denken met flexwonen de druk op de reguliere voorraad te verminderen en een aantal minder gewenste oplossingen die diverse doelgroepen nu gebruiken, zoals de permanente bewoning van recreatieterreinen, te kunnen verminderen.
Beleid
Vanuit de provincie Zuid-Holland willen wij de volgende lijn inzetten:
- Flexwonen agenderen én promoten: vanuit de provincie actief het belang van flexwonen uitdragen
- Beleid maken op flexwonen
Beleid maken op flexwonen
In het beleid slaat het flexwonen neer in de regionale woonvisies en ons ruimtelijk beleid.
Het flexwonen willen wij meer dan nu het geval is, integreren in de woonvisies. De doelgroepen voor flexwonen maken onderdeel uit van de regionale woonvisies, een belangrijk deel van deze doelgroepen kan via flexwonen worden gehuisvest. Ook dit past binnen de uitwerking van het sturen op kwaliteit in plaats van op kwantiteit.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Het rijk wil samen met andere overheden de opgaven op de woningmarkt aanpakken en deze met grote(re) maatschappelijke meerwaarde realiseren. Hier doorheen spelen verschillende kwalitatieve vragen die aandacht vragen. Bijvoorbeeld rondom klimaat, duurzaamheid, leefomgeving, betaalbaarheid, integratie, doorstroming, doelgroepen (w.o. vergunninghouders en studenten), zorg (ouderen en mensen met GGZ-problematiek) en mobiliteit. Het rijk kijkt daarbij ook naar mogelijkheden om de bestaande voorraad beter en flexibeler te benutten en heeft aandacht voor doorstroming, betaalbaarheid (zeker in de sociale huursector) en klimaatbestendigheid en zorg. De huisvesting van bijzondere doelgroepen maakt onderdeel uit van de Nationale woonagenda.
Aanleiding:
Diverse maatschappelijke ontwikkelingen geven aanleiding om aandacht te besteden aan flexwonen.
Afweging:
Aanleidingen in Zuid-Holland zijn:
- Vergunninghouders: de instroom van vergunninghouders kent een sterk fluctuerende samenstelling en daarmee een fluctuerende huisvestingsvraag: van alleenstaanden (vraag naar 1-persoonswoonruimtes) tot (grote) gezinnen (vraag naar (grote) gezinswoningen). De woningvoorraad binnen een gemeente is lang niet altijd toegesneden op deze wisselende vraag en daarnaast zijn er meer mensen die op de wachtlijst staan voor goedkope woningen.
- Arbeidsmigranten: arbeidsmigranten zijn van belang voor de economie van Zuid-Holland. Er is een tekort . aan locaties om arbeidsmigranten te huisvesten. Bedrijven kunnen niet voldoende arbeidsmigranten aantrekken wegens gebrek aan huisvestingsmogelijkheden en komen hierdoor in de knel met hun bedrijfsvoering.
- In Zuid-Holland is een enorme druk op de woningmarkt. Met de verstedelijkingsopgave die er ligt wordt voor een groot deel ingezet op de verdichtingsopgave. Flexwonen kan helpen als flexibele schil om de bestaande woningvoorraad heen (ook in gebieden waar in de toekomst de woningbehoefte zal afnemen) en fungeren als ‘ventiel’ voor de verstedelijkingsdruk.
- Bewoning vakantieparken: in heel Nederland en zeker ook in Zuid-Holland is sprake van ongewenste permanente bewoning van vakantieparken door diverse groepen spoedzoekers ( arbeidsmigranten, gescheiden mensen, mensen die uit huis geplaatst zijn etc). Vanuit ons ruimtelijk beleid vinden wij permanente bewoning ongewenst,. Mensen hebben echter vaak geen andere oplossing beschikbaar. Met het toevoegen van flexwoningen aan de reguliere woningvoorraad bieden we woningzoekenden die snel andere woonruimte willen, tijdelijke woonruimte die hen de rust geeft om verder te zoeken naar een structurele huisvestingsoplossing.
Beleidskeuze:
De provincie draagt zorg voor het garanderen (in voldoende mate) van vrije windvang van en zicht op historische windmolens in Zuid-Holland.
De provincie doet dit om te zorgen voor een beter beschermd, benut en beleefbaar cultureel erfgoed
De provincie regelt dit door kaders te stellen via de omgevingsverordening en de provincie te vertegenwoordigen ten behoeve van het garanderen van vrije windvang van en het zicht op historische windmolens in Zuid-Holland (molenbiotoop).
Toelichting:
Omschrijving:
Via deze beleidsbeslissing beoogt de provincie invulling te geven aan de volgende maatschappelijke opgave. Zuid-Holland wil een toonaangevende provincie zijn waar mensen met plezier wonen, werken en recreëren. Daartoe verbeteren wij de kwaliteit van de leefomgeving. Cultuur en erfgoed zijn daarin belangrijke factoren. De provincie wil daarom haar unieke erfgoed behouden voor toekomstige generaties, door het erfgoed te beschermen, beleefbaar te maken en te benutten, zijnde het behoud van vrije windvang van en zicht op historische windmolens in Zuid-Holland.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Bijna alle 228 historische windmolens in Zuid-Holland zijn ook van nationaal belang (beschermd als rijksmonument). Via de provinciale molenbiotoop wordt aanvullend op het behoud van het monumentale object ook de omgeving van het monument beschermd, door het behouden van vrij zicht en voldoende windvang.
Aanleiding:
Het beschermen, beleven en benutten van historische windmolens gaat niet vanzelf. Dat geldt in het bijzonder voor een provincie als Zuid-Holland waar de druk op de ruimte groot is. . Daarom moet het molenbelang worden afgewogen tegen andere ruimtelijke en ook economische belangen. Gezien het grote belang van historische windmolens voor Zuid-Holland is hier sprake van een provinciaal belang wat het niveau van de gemeente te boven gaat., Vanuit haar ambitie voor een goede ruimtelijke ontwikkeling en een aantrekkelijke leefomgeving stelt de provincie zodoende bij historische windmolens regels voor behoud van hun omgeving en functioneren. Deze ‘molenbiotoopregel’ kent een verschil tussen landelijk en stedelijk gebied. Voor het stedelijk gebied is de regel soepeler, om zo rekening te houden met de grotere druk op de ruimte.
In het geval een ruimtelijke afweging toch nadelig uitpakt voor de molen kan, na een ontheffingsprocedure,
een financiële compensatieregeling in werking treden. Het is dus niet zo dat het molenbelang alle ruimtelijke ontwikkelingen kan tegen houden. Er is altijd een bestuurlijke afweging mogelijk.
Afweging:
Historische windmolens zijn iconen van Zuid-Holland. Onze provincie telt 228 complete molens, maar liefst een kwart van het Nederlandse molenbestand. Zuid-Holland zonder zijn historische windmolens is ondenkbaar. Ze zijn blikvangers in het landschap en op buitenlandse toeristen hebben zij een grote aantrekkingskracht. Een molen moet kunnen draaien en malen, want ‘rust, roest’. Bovendien is een draaiende molen - als functionerend monument - van extra waarde voor zijn omgeving Het is bij het draaien van belang dat de windvang niet door obstakels belemmerd wordt. Een molen draagt veel bij aan de kwaliteit van de ruimte, maar dan moet je hem wel kunnen zien. Allemaal goede redenen om de ruimte rond een molen zo veel mogelijk van (hoge) bebouwing en beplanting vrij te houden. Dat is het doel van de ‘molenbiotoop’ in de Omgevingsverordening. Zie verder: https://www.zuid-holland.nl/onderwerpen/landschap/cultuur-erfgoed
Beleidskeuze:
De belangrijkste provinciale verantwoordelijkheden voor geluidhinder concentreren zich op de provinciale infrastructuur, provinciale inrichtingen, regionale luchthavens en stiltegebieden. De inzet is gericht op het voorkomen en verminderen van geluidhinder door weg-(en rail) verkeer, luchtvaart en industrie (zonering en vergunningverlening) en het aanwijzen en beschermen van stiltegebieden. Maatschappelijk gewenste ontwikkelingen (op het gebied van bijvoorbeeld economie, verkeer en vervoer) moeten kunnen plaatsvinden terwijl tegelijkertijd de burger wordt beschermd tegen geluidhinder. Daarbij is het streven om de wettelijke geluidtaken, naast vergunningverlening Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO), te integreren in de provinciale kerntaken ruimte, economie en bereikbaarheid.
De provincie wil als bevoegd gezag voor kleine en recreatieve luchthavens milieurandvoorwaarden scheppen waarbinnen kan worden voldaan aan de maatschappelijke behoefte aan luchtvaart.
De werkwijze bij de vergunningverlening, toezicht en handhaving is uitgewerkt in de Nota vergunningverlening, toezicht en handhaving 2018 – 2021.
Toelichting:
Omschrijving:
De provincie richt zich op de volgende taken:
1. Wegen
- Aanpak geluidhinder langs provinciale wegen via het Actieplan geluid, waarbij de provincie zich inzet om binnen de beschikbare middelen het aantal geluidgehinderden zoveel mogelijk terug te dringen. (wettelijke taak);
- Besluiten hogere grenswaarden bij provinciale- en rijksinfrastructuur (wettelijke taak);
- Maken en monitoren en geluidbelastingkaarten (wettelijke taak);
- Verbetering van de geluidwetgeving via Samen Werken in de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid). (SWUNG 2) (provinciale inzet);
- Kwaliteit van de besluitvorming voor geluidhinder verbeteren (provinciaal beleid);
- Inzet ISV gelden op te saneren woningen (wettelijke taak). (in OW onder de naam Ssv)
2. Luchtvaart
Verlenen van luchthavenbesluiten en luchthavenregelingen en ontheffingen (wettelijke taak) waarbij als provinciaal doel (Beleidsplan Regionale Luchtvaart 2008-2020) gesteld is dat de kwaliteit van de leefomgeving zoals veiligheid en milieu niet mag verslechteren door de regionale luchtvaart ten opzichte van de situatie in 2008.
3. Industrie
De vergunningverlening wordt uitgevoerd door de regionale omgevingsdiensten op basis van de Nota vergunningen, toezicht en handhaving 2018-2021. Verder is de provinciale inzet gericht op
verbetering van de geluidwetgeving (SWUNG 2 en het optimaliseren van efficient ruimtegebruik op industrieterreinen gekoppeld aan geluidruimteverdeling (provinciaal beleid).
4. Cumulatie: optelsom van geluidbronnen
De provincie is verplicht bij diverse besluitvorming rekening te houden met cumulatie van geluid (reconstructie of aanleg wegen, inpassingsplannen) (wettelijke taak).
5. Stiltegebieden
Aanwijzen en beschermen van stiltegebieden (wettelijke taak). De stiltegebieden zijn aangewezen in de Omgevingsverordening.
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
Deze taken komen voort uit bestaande wet- en regelgeving waarvan de belangrijkste de Wet milieubeheer, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet geluidhinder, de Wet luchtvaart en de Crisis- en herstelwet zijn. Als provincie willen we invloed uitoefenen op in ontwikkeling zijnde wetgeving, ten gunste van ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden.
Vanuit de Wet geluidhinder is de provincie verplicht tot het maken van een geluidbelastingkaart voor de provinciale wegen, het opstellen van een actieplan geluid voor provinciale wegen en het aanwijzen van stiltegebieden.
Aanleiding:
Op basis van wettelijke taken om geluidhinder en nadelige gezondheidseffecten zoveel mogelijk te voorkomen.
Afweging:
Vermindering van geluidbelasting geeft veel gezondheidswinst en vergroot de mogelijkheden voor economische en ruimtelijke ontwikkeling.
Beleidskeuze:
Geurhinder - ofwel stank - wordt vooral veroorzaakt door industriële activiteiten en veehouderij (megastallen). Geureffecten worden beperkt door het nemen van bronmaatregelen. Bij de vergunningverlening past de provincie het geurhinderbeleid toe. Hierbij wordt het acceptabele hinderniveau vastgesteld om te zorgen dat geurgevoelige objecten worden beschermd tegen onacceptabele geurhinder. Het industriële complex in de regio Rijnmond veroorzaakt nog steeds stankhinder. Voor Rijnmond is er dan ook beleid vastgesteld gericht op lokale geuraanpak.
De werkwijze bij de vergunningverlening, toezicht en handhaving is uitgewerkt in de Nota vergunningverlening, toezicht en handhaving 2018 – 2021.
Toelichting:
Omschrijving:
Het geurhinderbeleid werkt enerzijds door richting bedrijven met Hoge Milieuhindercategorie (HMC-bedrijven), die te vinden zijn in de zeehavengebieden in de Rotterdamse Regio en de Drechtsteden. De ruimte voor HMC-bedrijven staan onder druk door de milieuzoneringen rond de oprukkende woningbouw. Gezien het belang van de HMC bedrijven is de (milieu)ruimte voor dit type bedrijven van provinciaal belang. Uitgangspunt voor bestemmingsplannen is het mogelijk maken van de hoogst mogelijke categorie op het bedrijventerrein.
Anderzijds werkt het geurhinderbeleid door naar de vergunningverlening aan bedrijven waar de provincie het bevoegd gezag voor is en het acceptabel hinderniveau bepaalt. Ook zijn er regels opgenomen met betrekking tot geurneutraliserende middelen.
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
Op grond van de Wet milieubeheer heeft het bevoegd gezag de verplichting om aan te geven wat een aanvaardbaar geurhinderniveau is. Omdat er geen landelijk beleid is waarbij kan worden aangehaakt, is provinciaal geurbeleid opgesteld om uniforme afweging per besluit waar geur een rol speelt, mogelijk te maken.
De (milieu)ruimte voor HMC bedrijven is een provinciaal belang (VRM).
Aanleiding:
De aanwezigheid van veel geurgehinderden door industriegeur in Zuid-Holland. In Rijmond deed zich de meeste geurhinder van de industrie voor vanwege de cumulatie van bronnen. Daarom is hiervoor aanvullend beleid geformuleerd.
Afweging:
Het terugdringen van de geurhinder tot een acceptabel hinderniveau en het veiligstellen van de (milieu)ruimte voor de HMC bedrijven.
Beleidskeuze:
De provincie streeft naar het voorkomen en verminderen van stress-gerelateerde ziektes door het aanbieden van verschillende soorten groen (bos, park, recreatieterreinen). Samen met partners zetten we hiermee in op verhoging van de levensverwachting in verschillende wijken. Hiertoe ontwikkelen we onder andere een platform voor alle groeninitiatieven.
Toelichting:
Omschrijving:
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Een gezonde leefomgeving betreft een groot belang voor de inwoners van Zuid-Holland. Met name voor het voorzien van groenblauw in de leefomgeving kan de provincie vanuit haar verantwoordelijkheden en taken een significante bijdrage leveren aan deze opgave.
Aanleiding:
De gezondheid van de Zuid-Hollander staat onder druk door ongezonde leefgewoonten en milieufactoren.
Afweging:
Beleidskeuze:
Provincie Zuid-Holland ondersteunt structureel de groene vrijwilligers en stimuleert groenparticipatie.
Toelichting:
Omschrijving:
De provincie bevordert de groenbeleving door de betrokkenheid van de Zuid-Hollandse burger bij het groen in de provincie te stimuleren. Eén van de manieren om burgers te betrekken is vrijwilligerswerk in het groen. De provincie wil samen met maatschappelijke partners een efficiëntere organisatie van aanleg, onderhoud en herstel van landschapselementen realiseren. De uitwerking hiervan heeft geleid tot het programma De Groene Motor.
Het programma De Groene Motor ondersteunt vrijwilligerswerk door het aanbieden van cursussen, gereedschap uitleen, verzekering en ladderkeuring. Hierbij is veilig en professioneel werken van belang. Via het platform zelfdoeninerfgoedengroen.nl wordt deze ondersteuning gefaciliteerd. Tevens kunnen vrijwilligersgroepen via het platform vacatures plaatsen voor activiteiten/vrijwilligerswerk.
Het groene vrijwilligerswerk is divers. Vrijwilligers zijn o.a. actief bij beheer landschapselementen, natuurbeheer, weidevogelbeheer, natuurinventarisatie en als natuurgids. De laatste jaren is dit verder aan het ontwikkelen via burgerparticitatie. Deze burgerinitiatieven vinden vooral plaats in het stedelijk gebied.
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Met de decentralisatie van het natuurbeleid is de provincie de hoofdverantwoorlijke overheid voor het natuurbeleid en groenbeleving. Om dit beleid goed uit te voeren zijn betrokkenheid en draagvlak van de inwoners essentieel. Met de ondersteuning van groene vrijwilligers via het programma De Groene Motor geeft de provincie Zuid-Holland hieraan invulling.
Aanleiding:
Op verzoek van PS bij de behandeling van de beleidsvisie Groen. Bevorderen groenbeleving en betrokkenheid van de Zuid-Hollandse burger bij het groen.
Afweging:
Het ontbreken van aandacht voor vrijwilligers in de beleidsvisie Groen en de wens hier een vernieuwingsimpuls aan te geven.
Beleidskeuze:
De provincie wil in alle overgangsgebieden van stedelijk gebied naar open landschap het contrast behouden tussen de dynamiek en dichtheid van de stad en de luwte van de aangrenzende groene ruimte. Daarom zijn deze gebieden aangewezen als groene buffer en als zodanig beschermd.
Toelichting:
Omschrijving:
Het contrast tussen de dynamiek en dichtheid van de stad en de luwte van de aangrenzende groene ruimte is een belangrijke kwaliteit. De provincie wil in alle overgangsgebieden van stedelijk gebied naar open landschap deze contrastkwaliteit behouden. Het accent in de groene ruimte rond het stedelijk gebied ligt op een betere verweving van recreatie, natuur, water en landbouw.
Aantrekkelijke landschappen en toegankelijke natuur nabij de stad zijn belangrijk voor een goed leef- en vestigingsklimaat in de stad. Ze hebben een positief effect op de gezondheid en het welbevinden van mensen. In de groene ruimte nabij de stad is verbetering van de recreatieve kwaliteit en bereikbaarheid daarom een belangrijke opgave. Goede stad-landverbindingen, fijnmazige netwerken en opheffing van barrières kunnen de toegankelijkheid van het landschap nabij de stad verbeteren. Ook natuur heeft een recreatieve waarde en moet zo veel mogelijk toegankelijk zijn. De landbouw kan op diverse manieren verbreden en inspelen op de nabijheid van de stad.
Deze opgave heeft extra urgentie in relatief kleine open ruimten grenzend aan stedelijk gebied en in de groene ruimten tussen de stedelijke gebieden. Omdat de stedelijke invloed hier verhoudingsgewijs groot is en soms van meerdere kanten komt, is extra zorgvuldigheid bij ruimtelijke ontwikkelingen geboden. Behoud van deze ruimten is van belang voor de identiteit en leefkwaliteit van het stedelijk gebied, aangezien ze op de schaal van de provincie een onmisbare tegenhanger vormen van de stedelijke dynamiek en verdichting. Voor een aantal gebieden nabij de stad, blijft de provincie kiezen voor behoud van en verdere ontwikkeling tot robuuste groene buffers, die vanuit hun gebiedskwaliteit en gebruikswaarde verstedelijkingsdruk kunnen en moeten weerstaan. Dit betreft Midden-Delfland, IJsselmonde, het Kaaggebied, het Eiland van Dordrecht en Duin, Horst en Weide / Wijk en Wouden.
Deze groene buffers vallen in categorie 2 van het beleid voor ruimtelijke kwaliteit, ‘gebieden met een specifieke kwaliteit’. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn hier mogelijk, maar extra bescherming tegen (grootschalige) stedelijke ontwikkeling is van belang om de schaal en het karakter van deze gebieden in stand te houden. Stabiele en aantrekkelijke stadsranden en goede inpassing van infrastructuur dragen hieraan bij.
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
De groenblauwe structuur is provinciebreed en gemeentegrensoverschrijdend. Ook de groene buffers beslaan meerdere gemeenten. Daar komt bij dat de stedelijke invloed op de groene buffers groot is en van meerdere kanten komt. Dit belang kan daarom beter door de provincie, als hogere overheid, bewaakt worden.
Aanleiding:
Het gaat om voormalige rijksbufferzones. De bescherming daarvan heeft het rijk overgelaten aan provincie en gemeente, waarbij de provincie de regie heeft.
Afweging:
Zie bovenstaande omschrijving.
Beleidskeuze:
De provincie stelt kaders voor grondwaterkwaliteit en -kwantiteit en beheert de grondwaterkwaliteit en een deel van de kwantiteit. Namelijk de vergunningverlening en handhaving van grote industriële onttrekkingen, drinkwaterinfiltratie en –onttrekkingen en voor bodemenergieopslagsystemen. De belangrijkste doelen zijn: grondwater schoon te krijgen en te houden en de voorraad zoet grondwater niet achteruit te laten gaan. Dit laatste betekent dat verzilting van het grondwater dient te worden voorkomen.
Toelichting:
Omschrijving:
De provincie wil dat de kwantiteit en kwaliteit van het grondwater uiterlijk 2027 voldoen aan een 'goede toestand' die volgt uit de kaderrichtlijn Water.. Dit zorgt ervoor dat de kwaliteit en hoeveelheid van het grondwater voldoet aan de eisen voor de drinkwatervoorziening, en voor terrestrische ecosystemen in natuurgebieden. Ook zorgt de goede toestand ervoor dat de grondwaterkwaliteit voor één of meer verontreinigende stoffen in een grondwaterlichaam niet voor meer dan 50% bijdraagt aan de verontreiniging van oppervlaktewaterlichamen binnen dit grondwaterlichaam met de betreffende stof(fen).
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
De provincie is de verantwoordelijke overheid voor de zorg voor goede grondwaterkwaliteit en voldoende zoet grondwater in het kader van de EU-kaderrichtlijn water (KRW) en de daaruit voortvloeiende EU-grondwaterrichtlijn. Deze taak is overgenomen in de Waterwet.
Aanleiding:
Er is sprake van toenemende druk op het gebruik van de ondergrond en daarmee ook op de grondwaterkwaliteit door zeespiegelstijging, klimaatverandering, intensiever agrarisch en industrieël gebruik, toenemende mobiliteit en voortdurende historische bodemverontreiniging.
Afweging:
De provincie wil de beschikbaarheid van voldoende en goed grondwater voor drinkwater en natuur, verdroging, verzilting, vermesting en verspreiding van verontreiniging tegengaan en achteruitgang van de grondwater- en oppervlaktewaterkwaliteit zoveel mogelijk voorkomen.
Beleidskeuze:
De provincie vindt het van belang dat de behoefte aan grootschalige recreatieve ontwikkelingen wordt onderbouwd en regionaal afgestemd.
Toelichting:
Omschrijving:
Grootschalige recreatieve ontwikkelingen buiten bestaand stads- en dorpsgebied, zoals een verblijfsrecreatiepark, een golfbaan of een jachthaven, beschouwt de provincie in het algemeen als vormen van buitenstedelijke recreatie. De ladder voor duurzame verstedelijking is hierop dus niet van toepassing. Het is wel van belang om, op een vergelijkbare manier als bij de Ladder voor duurzame verstedelijking, de behoefte aan de recreatieve ontwikkeling te onderbouwen en regionaal af te stemmen. Ook verwachten wij van gemeenten en initiatiefnemers dat eerst de mogelijkheden voor herontwikkeling en intensivering van een bestaand terrein met een recreatieve functie worden onderzocht, alvorens te komen tot een nieuwe ontwikkeling in het buitengebied. De mogelijkheden hiertoe zijn afhankelijk van de lokale situatie, waaronder ruimtelijke kwaliteit.
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Grootschalige recreatieve ontwikkelingen hebben een bovenlokale of zelfs bovenregionale impact. Het is daarom gewenst te zorgen voor goede afstemming.
Aanleiding:
Zie bovenstaande motivering.
Afweging:
Zie bovenstaande motivering.
Beleidskeuze:
De provincie draagt zorg voor het instandhouden en/of verbeteren van de waarden van de landgoed- en kasteelbiotopen in Zuid-Holland.
De provincie doet dit om te zorgen voor een beter beschermd, benut en beleefbaar cultureel erfgoed.
De provincie regelt dit door kaders te stellen via de omgevingsverordening ten behoeve van cultureel erfgoed, zijnde landgoed- en kasteelbiotopen.
Toelichting:
Omschrijving:
Via deze beleidsbeslissing beoogt de provincie invulling te geven aan de volgende maatschappelijke opgave:
Zuid-Holland wil een toonaangevende provincie zijn waar mensen met plezier wonen, werken en recreëren. Daartoe verbeteren wij de kwaliteit van de leefomgeving. Cultuur en erfgoed zijn daarin belangrijke factoren. De provincie wil daarom haar unieke erfgoed behouden voor toekomstige generaties, door het erfgoed te beschermen, beleefbaar te maken en te benutten, zijnde landgoed- en kasteelbiotopen.
De provincie wil deze landgoed- en kasteelbiotopen beschermen en versterken door de waarde hiervan integraal mee te wegen in ruimtelijke ordenings- en ontwikkelingsprocessen. Doel is behoud en/of versterking van de waarden van de landgoed- en kasteelbiotoop. Ontwikkelingen zijn met het oog op de exploitatie van het landgoed nadrukkelijk niet uitgesloten. Het gaat immers om behoud door ontwikkeling.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Landgoederen en kastelen vormen voor Zuid-Holland een kenmerkende combinatie van cultuurhistorie, natuur en landschap. Daarbij gaat het niet alleen om het monument op zich maar ook om zijn omgeving en de ensemblewaarde (biotoop). De provincie wil die waarden van de historische landgoederen en kastelen integraal mee (laten) wegen in ruimtelijke ordenings- en ontwikkelingsprocessen. Dit provinciaal belang wordt geborgd aan de hand van een ‘landgoed- en kasteelbiotoop’.
De meeste van de ca 150 historische landgoederen en kasteelplaatsen in Zuid-Holland zijn ook van nationaal belang. Doorgaans is het hoofdgebouw beschermd als rijksmonument. De omgeving is dat vaak niet of beperkt. Die omgeving - met zijn groene en statige karakter - bepaalt in sterke mate de identiteit en unieke kwaliteit van een gebied en daarmee ook de leefbaarheid en het welbevinden van bewoners en bezoekers. Om er voor te zorgen dat dit unieke culturele erfgoed niet verloren gaat, heeft de provincie een zogeheten ‘landgoed- en kasteelbiotoop‘ ingesteld. Hier geldt - in aanvulling op de bescherming van monumentale objecten - een bredere ruimtelijke bescherming voor het landgoed- of kasteelensemble.
Aanleiding:
Landgoederen en kastelen vormen voor Zuid-Holland een kenmerkende combinatie van cultuurhistorie, natuur en landschap. Daarbij gaat het niet alleen om het monument op zich maar ook om zijn omgeving en de ensemblewaarde (biotoop). De provincie wil die waarden van de historische landgoederen en kastelen integraal mee (laten) wegen in ruimtelijke ordenings- en ontwikkelingsprocessen. Dit provinciaal belang wordt geborgd aan de hand van een ‘landgoed- en kasteelbiotoop’.
De meeste van de ca 150 historische landgoederen en kasteelplaatsen in Zuid-Holland zijn ook van nationaal belang. Doorgaans is het hoofdgebouw beschermd als rijksmonument. De omgeving is dat vaak niet of beperkt. Die omgeving - met zijn groene en statige karakter - bepaalt in sterke mate de identiteit en unieke kwaliteit van een gebied en daarmee ook de leefbaarheid en het welbevinden van bewoners en bezoekers. Om er voor te zorgen dat dit unieke culturele erfgoed niet verloren gaat, heeft de provincie een zogeheten ‘landgoed- en kasteelbiotoop‘ ingesteld. Hier geldt - in aanvulling op de bescherming van monumentale objecten - een bredere ruimtelijke bescherming voor het landgoed- of kasteelensemble.
Afweging:
Beschermen, beleven en benutten van erfgoed is een omvangrijke en complexe zaak. Dat gaat niet vanzelf. Dat geldt ook voor het behoud van historische landgoederen en kasteelplaatsen als iconen in het Zuid-Hollandse landschap. Zodoende stelt de provincie hier ruimtelijke richtlijnen voor behoud van hun waarde en ruimtelijke kwaliteit.
De provincie wil de waarden (monument en/of ensemblewaarde) van de historische landgoederen en kastelen integraal mee (laten) wegen in ruimtelijke ordenings- en ontwikkelingsprocessen. Dit vanuit de opvatting dat dit onderwerp bij uitstek bovenregionaal schaalniveau is, en zodoende (mede) een opgave is voor de provincie.
Beleidskeuze:
Nieuwe kantorenontwikkelingen concentreren zich bij voorkeur op toplocaties (centrum Rotterdam en centrum Den Haag) en scienceparken. Daarnaast reductie van kantoren (zowel fysiek als qua plancapaciteit) op minder kansrijke locaties.
Toelichting:
Omschrijving:
De Provincie Zuid-Holland versterkt samen met andere overheden, ondernemers en kennisinstellingen Zuid-Holland als economische topregio. Dit doet zij door de kennisinfrastructuur en innovatiekracht te versterken, groei en vernieuwing van het bedrijfsleven te stimuleren en een transitie vorm te geven naar een duurzame en digitale economie. De provincie doet dit om te zorgen voor levendige en krachtige stads- en dorpscentra. We dragen bij om werklocaties te realiseren die de vitaliteit en de kracht van het bedrijfsleven versterken. Daarbij dienen we slim om te gaan met ruimte en leegstand en het overaanbod van werklocaties te beperken.
De provincie Zuid-Holland wil een toonaangevende provincie zijn met een goed woon-, werk- en leefklimaat. Voor een goede kantorenmarkt is het noodzakelijk dat vraag en aanbod van kantoren kwalitatief en kwantitatief in balans is, er voldoende ruimte is voor kantoorwerkgelegenheid op de juiste plekken. Dit vraagt aan de ene kant om een aantal sterke kantorenclusters en aan de andere kant ook (beperkte) ruimte voor kleine kantoren met een lokale reikwijdte. Het huidige kantorenbeleid is dan ook gericht op het concentreren van kantoren op de juiste plek, het reduceren van plancapaciteit op kansarme plekken en het bevorderen van transformatie van leegstaande kantoren. Transformatie van kantoren op incourante locaties naar bijv. woningen is niet alleen goed voor de toename van het aantal woningen en zorgvuldig ruimtegebruik, maar werkt ook versterkend voor de kantorenmarkt. De centra waar zich kantoren bevinden dienen multimodaal goed bereikbaar te zijn.
Voor een goede kwalitatieve en kwantitatieve match van vraag en (plan- en bestaand) aanbod en tegengaan van ongewenste nieuwbouw, is regionale afstemming noodzakelijk. Hiervoor heeft de provincie Zuid-Holland de regio’s gevraagd om hun regionale visies te actualiseren. In het Programma Ruimte is hier meer specifieke informatie te vinden.
De kantorenmarkt is een markt die sterk in ontwikkeling is en door zijn grilligheid lastig te voorspellen. Belangrijke trends zijn onder andere de doorontwikkeling van het Nieuwe Werken en de opkomst van flexkantoren en business centers met flexibele verhuur van kleinschalige units. Door de onzekerheid van verschillende trends is de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aan kantoorruimte lastig te voorspellen De toekomstige vraag naar kantoren kent een grote bandbreedte met een minimum en maximum scenario. Zelfs bij het maximale scenario is de huidige kantorenvoorraad in Zuid-Holland kwantitatief genoeg om in de toekomstige vraag te voorzien. Kwalitatief is er echter een mismatch.
Over de gewenste locaties bestaat meer duidelijkheid. De kantorenmarkt is grillig en wordt tweekoppiger. Aan de ene kant is toevoeging van kwalitatief goed en modern aanbod van kantoorruimte nodig op de toplocaties in Zuid-Holland omdat hier een tekort is. Aan de andere kant is er te veel incourant aanbod en plancapaciteit op minder courante plekken.
De provincie hanteert daarom een kantorenstructuur die recht doet aan de eigenschappen van een bepaalde locatie. Zo geeft de provincie meer ruimte voor uitbreiding voor de toplocaties, beperkte uitbreiding voor kleinschalige en lokale vraag en streeft naar het terugdringen van overaanbod en plancapaciteit op locaties met (sub)regionale reikwijdte. Voor uitzonderingskantoren die geen onderdeel uitmaken van de reguliere kantorenmarkt zoals science locaties (Bio Science Park (Leiden), Technopolis (Delft), Estec en Space Business Park (Noordwijk)) of locaties zoals Erasmus Hoboken (Rotterdam), Internationale Zone en (Oude) Waalsdorperweg (Den Haag),wordt geadviseerd vooral te kijken naar de groeiontwikkeling in combinatie met de specifieke bestemming/doelgroepen voor deze locaties. Ze opereren veelal op (inter)nationale schaal en passen daarmee in de top van de kantorenstructuur. Bedrijfskantoren (solitaire kantoorpanden op bedrijventerreinen) maken wel onderdeel uit van de behoefteraming, maar niet van de structuur voor de reguliere kantorenmarkt.
Hieronder volgt de strategie per locatietype. Op basis van de behoefteberamingen is bepaald in welke categorie in de kantorenstructuur een kantorenlocatie het beste past. Via monitoring zal er gekeken worden of de kantorenlocatie en het locatietype nog matchen of dat er aanleiding is om dit te wijzigen. In het Programma Ruimte is terug te vinden welke locaties zich in welke categorie bevinden.
Grootstedelijke toplocaties / centrumlocaties
Grootstedelijke toplocaties (eersteklas, moderne kantoorlocaties in het topsegment) aangevuld met direct omliggende centrumlocaties. Hier zijn meerdere (inter)nationale hoofdkantoren te vinden. Verder is de grote van deze gebieden significant groter dan andere kantorenlocaties
Reikwijdte: (inter)nationaal
Strategie: groei
OV-knooppuntlocaties en centrum/(intercity)stationslocaties
Het gaat hier om OV-knooppuntlocaties die zowel per intercity én per auto uitstekend bereikbaar zijn (<5 min snelweg) en multifunctionaliteit (mix van functies, incl. voorzieningen). Daarnaast betreft het centrum/(intercity)stationslocaties in de grotere kantoorgemeenten in Zuid-Holland.
Feitelijk gaat het daarmee om locaties, die na de grootstedelijke toplocaties, de meeste toekomstpotentie hebben. De kwaliteit en het onderscheidend vermogen van deze locaties is dan ook bovengemiddeld. Binnen dit locatietype is er echter wel een verschil tussen strategieën.
Reikwijdte: provinciaal
Strategie: beperkt groei op enkele locaties, en afname planaanbod op andere locaties
Snelweglocaties, ov-knooppuntlocaties en overige
Het gaat om snelweglocaties, ov-knooppuntlocaties (zonder intercity bereikbaarheid) en overige locaties met een gemeentegrens overschrijdend profiel. Gemiddeld genomen zijn op deze locaties vooral bedrijven met een regionale reikwijdte gevestigd. Daarbij gaat het om een mix van kleinschalige en (middel)grote eindgebruikers (vaak in een multi-tenant omgeving).
Deze locaties kenmerken zich momenteel veelal door bovengemiddelde leegstand, beperkte multifunctionaliteit en/of zijn terug te vinden in gemeenten met een beperkte kantorenvoorraad. Het onderscheidend vermogen van deze locaties is vaak beperkt.
Reikwijdte: regionaal
Strategie: fors verdunnen (afname planaanbod én bestaand aanbod)
Kleinschalige kantoorruimte (in bestemmingsplannen) in kleinere kantoorgemeenten en/of op bedrijventerreinen.
In deze categorie vinden we vooral kantoorgebruikers met een gemiddeld lokale reikwijdte. Het gaat vaak om kleinere (of middelgrote) eindgebruikers op bedrijventerreinen of in de kleinere kantoorgemeenten.
Reikwijdte: lokaal
Strategie: verdunnen met ruimte voor lokaal maatwerk
Deze kantoren bevinden zich in kleinere kantoorgemeenten en/of op bedrijventerreinen.
In de actualisering regionale kantorenvisies vraagt de provincie Zuid-Holland de regio’s om in te gaan op:
1. Visie op kwaliteit en kwantiteit van de bestaande kantorenvoorraad, inclusief aanpak leegstand
2. Gevolgen van de visie op de bestaande kantorenvoorraad voor toekomstige kwaliteit en kwantiteit en benodigde plancapaciteit, met inachtneming van het kwantitatieve kader zoals opgenomen in de Behoefteraming kantoren Zuid-Holland (Stec, 2018)
3. Speciale kantorenlocaties vanuit ruimtelijk beleid
4. Visie op duurzaamheid (bijvoorbeeld energieverbruik van kantoren).
Door het goed monitoren van de kantorenmarkt, gezamenlijk met de regio’s, zorgt de provincie voor flexibiliteit en adaptiviteit in het kantorenbeleid. Monitoring kan leiden tot wijzigingen van de cijfers waarop de regio’s hun actualisering regionale kantorenvisies hebben gebaseerd. Verder wordt in de actualisatie van de regionale kantorenvisies aandacht gevraagd voor een visie op de relatie met ander relevante beleidsveld zoals andere werklocaties, wonen en mobiliteit. Wij vinden het een goede zaak om deze verschillende functies, en de bereikbaarheid ervan, meer in samenhang met elkaar te bezien. Het daadwerkelijk komen tot integrale visies zal de nodige tijd en inspanning vragen, maar is wel iets om op termijn naar te streven.
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Kantoren betreffen een belangrijke ruimtelijke ontwikkeling waar de provincie op toeziet.De provincie maakt daarbij gebruik van haar wettelijke taken op het gebied van ruimtelijke ordening.
Het provinciaal belang richt zich op de grotere ruimtelijke ontwikkelingen van kantoren die een grote ruimtelijke, vaak bovengemeentelijke impact heeft.
Aanleiding:
De provincie streeft naar krachtige en levendige dorpen en steden. Kantoren zijn daarbij een belangrijke ruimtelijk-economische drager.
Afweging:
Door de concentratie van kantoren worden dorpen en centra versterkt. Via deze concentratie wordt het vestigingsklimaat verder versterkt. Door het bevorderen en faciliteren van herbestemming en transformatie kunnen slecht functionerende kantoren of kantoorlocaties een bijdrage leveren aan de woningbouwopgave of andere opgaven in het bestaand stedelijk gebied. Zie voor meer informatie over het kantorenbeleid:
- https://www.zuid-holland.nl/onderwerpen/economie-energie/werklocaties/
- De Discussienotitie kantoren 2018
Beleidskeuze:
Binnen de stedelijke agglomeratie stuurt de provincie op sterke en complementaire centra en ontwikkelingslocaties bij knooppunten. Nieuwe investeringen in gebiedsontwikkeling, mobiliteit en infrastructuur worden zo veel mogelijk geconcentreerd. Daarvoor komen locaties in aanmerking binnen de stedelijke agglomeratie, waar het infrastructuurnetwerk nog onbenutte capaciteit heeft en waar door de stedelijke dynamiek kansen liggen voor de versterking van de agglomeratiekracht en complementariteit in de regio. Andere ontwikkelingslocaties kunnen in aanmerking komen, als ze uitstekend zijn ontsloten over de weg en per hoogwaardig openbaar vervoer en goed te bereiken zijn per fiets. Nieuwe bovenregionale voorzieningen (zoals bovenregionale ziekenhuizen, opleidingscentra en culturele voorzieningen) wil de provincie concentreren op locaties die verschillende voordelen combineren: de te bereiken schaalvoordelen, de bijdrage aan de stedelijke dynamiek van de gebieden en het benutten van de capaciteit op het mobiliteitsnetwerk.
Toelichting:
Omschrijving:
De provincie zet in op een combinatie van knooppuntontwikkeling met bijzondere aandacht voor onderbenutte capaciteit op het netwerk en slimme verbindingen van kernen en dorpen in het landelijke gebied. De provincie zet het bestaande beleid van Stedenbaan door. Naast de impulsen van Stedenbaan, het R-net en het Programma Hoogfrequent Spoor blijft het oplossen van knelpunten belangrijk. Omdat er een steeds sterkere verwevenheid ontstaat tussen het regionale OV en het hoofdrailnet vindt de provincie dat zij een actieve rol moet krijgen bij de gedachtenvorming en besluiten die het rijk neemt over het hoofdrailnet en de daarbij behorende concessie.
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
De stedelijke agglomeratie overschrijdt de gemeentegrenzen. Het is van belang dat alle betrokken gemeenten dezelfde uitgangspunten hanteren, zodat sprake is van een gelijk speelveld.
Aanleiding:
Om gebruik van het openbaar vervoer te stimuleren, is het van belang datonen en werken zoveel plaatsvindt nabij HOV en juist daar de hoogste dichtheden worden gerealiseerd. Meer mensen kunnen dan gebruik maken van het openbaar vervoer.
Afweging:
Zie bovenstaande motivering.
Beleidskeuze:
Versterken van het zakelijk profiel van de luchthaven.
Toelichting:
Omschrijving:
De aanwezigheid van de luchthaven Rotterdam The Hague Airport is een belangrijke vestigingsfactor voor internationale bedrijven. De luchthaven levert daarmee een belangrijke bijdrage aan de economische ontwikkeling van de provincie. De ambitie is dat de luchthaven deze positie behoudt en versterkt.
Om deze positie te behouden en te versterken heeft de luchthaven aangegeven te willen groeien. Omdat de vraag naar vervoer via Rotterdam The Hague Airport (RTHA) is toegenomen en de grens van de vergunde milieucapaciteit in de omzettingsregeling bereikt is, heeft de luchthaven de behoefte om in het toekomstige luchthavenbesluit meer ruimte te realiseren voor de commerciële en maatschappelijk relevante c.q. spoedeisende luchtvaart, zoals trauma- en politiehelikopters.
Tegelijkertijd vindt de provincie het van belang dat de hinder voor de omgeving beperkt blijft tot een noodzakelijk minimum (kwaliteit leefomgeving). Samen met gemeenten, de luchthaven, bewonersvertegenwoordigers en andere belanghebbende partijen op en rond de luchthaven worden afspraken gemaakt over hinderbeperkende maatregelen (programma hinderbeperkende maatregelen).
Hoewel de provincie geen wettelijke bevoegdheid heeft bij de vaststelling van het luchthavenbesluit voor Rotterdam The Hague Airport, wordt bestuurlijk draagvlak bij de provincie en gemeenten in het beperkingengebied van de luchthaven als voorwaarde gesteld door de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. De toekomstige ontwikkeling van de luchthaven is daarmee afhankelijk van het draagvlak in de regio.
In het kader van de veiligheid en een goede ruimtelijke ordening is de provincie zeer terughoudend met het toestaan van ruimtelijke ontwikkelingen binnen de geluidscontouren van de luchthaven.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Aanleiding:
Afweging:
Vinden van balans tussen groei luchtvaart, beperken hinder en woningbouw.
Beleidskeuze:
De provinciale inzet is om de gezondheidsschade aan mensen en natuur door luchtverontreiniging te beperken en daardoor bij te dragen aan een gezonde woon- en leefomgeving. Inzet van het provinciale luchtkwaliteitsbeleid is om in samenwerking met andere partijen aan de wettelijke Europese luchtkwaliteitseisen te voldoen.
De werkwijze bij de vergunningverlening, toezicht en handhaving is uitgewerkt in de Nota vergunningverlening, toezicht en handhaving 2018 – 2021.
Toelichting:
Omschrijving:
De provincie richt zich op de volgende taken:
1. Uitvoering van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (wettelijke taak)
Het NSL bevatte maatregelen en projecten die door de partners zijn genomen om gezamenlijk de grenswaarden voor luchtkwaliteit tijdig (2015) te bereiken. In het provinciaal luchtbeleid neemt de provincie maatregelen om de uitstoot van vervuilende stoffen naar de lucht te verlagen of stimuleert anderen om dit te doen. Om toekomstige knelpunten te voorkomen en een gezonde leefomgeving verder te bevorderen is het Rijk samen met decentrale overheden bezig om het Schone Lucht Akkoord (SLA) te ontwikkelen als opvolger van het NSL.
2. Vergunningverlening en handhaving (wettelijke taak)
Het beperken van de emissies naar de lucht van industriële activiteiten wordt gereguleerd via verguningen die zijn vastgesteld op basis van de rijksregelgeving en de Nederlandse Emissie Richtlijnen (NER). De regionale omgevingsdiensten voeren de provinciale taken uit betreffende vergunningverlening. De Nota vergunningverlening, toezicht en handhaving 2018-2021 geeft hiertoe het kader.
3. Pieken in luchtverontreiniging door smog (wettelijke taak)
In smogperioden is het uit oogpunt van volksgezondheid belangrijk om de bevolking snel en adequaat te informeren. Daartoe treedt het Provinciale Draaiboek SMOG in werking dat aansluit bij het rijksdraaiboek. Dit provinciale draaiboek beschrijft de acties die binnen Zuid-Holland worden genomen. De uitvoering van deze taak ligt voor Zuid-Holland bij de DCMR vanwege de vierentwintiguursbeschikbaarheid.
4. Geurhinder (wettelijke taak)
Zie afzonderlijke beleidsbeslissing geurhinder.
5. Zeer Zorgwekkende Stoffen, voorheen prioritaire stoffen (wettelijke taak)
In EU-verband zijn een aantal stoffen aangewezen die steeds minder gebruikt mogen gaan worden; de zogenaamde substances of very high concern (SVHC). De rijksoverheid heeft op basis van inzicht in de eigenschappen van stoffen een lijst samengesteld van Zeer Zorgwekkende Stoffen en recent een lijst met potentiele Zeer Zorgwekkende stoffen. Het gaat bij beide lijsten om stoffen met een risico voor mens en milieu die de overheid met voorrang wil aanpakken. De nationale stoffenlijsten en normen werken door in de kaderstelling voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (minimalisatieverplichting emissies). De provincie geeft actief inhoud aan het rijksbeleid.
6. Luchtkwaliteit en binnenvaart
Om te voorkomen dat schepen hun restlading van benzeenhoudende stoffen via ontgassen lozen, heeft de provincie een ontgassingsverbod voor de binnenvaart opgesteld. Het betreft hier primair benzeen, een schadelijke stof voor de gezondheid. Dit verbod is opgenomen in de Omgevingsverordening.
7. Stikstofdepositie (wettelijke taak)
Een overmaat aan stikstofdepositie (door stikstofoxiden en ammoniak) zorgt voor natuurschade. Daarom wordt stikstofdepositie langs twee sporen aangepakt. Het ene spoor heeft betrekking op de uitstoot van stikstofverbindingen door verkeer, industrie en landbouw. Het andere spoor betreft de natuurschade door depositie van stikstof op Natura-2000-gebieden en gaat over de kritische depositiewaarde, instandhouding-doelstellingen, en de Europese verplichting om de natuur en vooral biodiversiteit in die gebieden te beschermen.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
Voor verschillende stoffen in de lucht heeft de Europese Unie grenswaarden vastgesteld die zijn vertaald en vastgelegd in Nederlandse wetgeving. Daarbij is de inzet zowel gericht op het verbeteren van de gezondheid als op het mogelijk maken van nieuwe ruimtelijke ontwikkeling.
Het voldoen aan de eisen voor luchtkwaliteit kunnen de gemeenten, de provincies en het Rijk niet alleen bereiken. Daarvoor is het Nationale- en Regionale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL en RSL) opgesteld.
Aanleiding:
Door overschrijdingen van de normen voor luchtkwaliteit kwamen in 2006 veel bouwplannen stil te liggen; daarom is gestart met het NSL.
Afweging:
Door aanvullende middelen in te zetten voor verbetering van de luchtkwaliteit kunnen ruimtelijke ontwikkelingen doorgaan. Verder levert een betere luchtkwaliteit ook een betere gezondheid van de bevolking op.
Beleidskeuze:
De provincie is verantwoordelijk voor de nazorg van stortplaatsen in het kader van de Wet milieubeheer en zorgt er tevens voor dat hergebruik van deze stortplaatsen geen nadelige effecten heeft op de nazorg
Toelichting:
Omschrijving:
Schoon Zuid-Holland
In Zuid-Holland behoren 11 stortplaatsen tot de categorie waarop de Wet milieubeheer van toepassing is. Om ervoor te zorgen dat deze stortplaatsen na sluiting geen of zo min mogelijk invloed hebben op de omgeving is in de Wet milieubeheer een regeling met nazorgbepalingen opgenomen. Deze regeling geeft de provincie de verantwoordelijkheid voor de nazorg. De nazorgkosten worden ten laste gebracht van het provinciaal nazorgfonds. De exploitanten van de stortplaatsen hebben de nazorgkosten afgedragen aan dit fonds.
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
De provincie is in het kader van de Wet milieubeheer verplicht om nazorg te verrichten op in de Wm aangewezen stortplaatsen
Aanleiding:
Er is een noodzaak tot nazorg bij stortplaatsen
Afweging:
De provincie geeft hiermee invulling aan haar wettelijke taak, om te voorkomen dat er negatieve effecten op het milieu ontstaan
Beleidskeuze:
De provincie stimuleert het ondersteunen van openbare bibliotheken en het bibliothekennetwerk in Zuid-Holland (voor de vijf kernfuncties voor inwoners van Zuid-Holland)
De provincie doet dit om te zorgen voor cultuurparticipatie en bibliotheken
De provincie regelt dit door ondersteuning van openbare bibliotheken en het bibliothekennetwerk via het verstrekken van een boekjaarsubsidie aan de Provinciale Ondersteuningsinstelling ProBiblio.
Toelichting:
Omschrijving:
Met deze beleidsbeslissing beoogt de provincie invulling te geven aan de volgende maatschappelijke opgave:
De provincie wil door uitvoering van haar taken uit hoofde van de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob) dat inwoners van Zuid-Holland zo goed en volledig mogelijk worden bediend in hun zoektocht naar kennis, informatie en cultuur. De openbare bibliotheek is een laagdrempelige, algemene publieke voorziening die bijdraagt aan persoonlijke ontwikkeling en verbetering van maatschappelijke kansen. Bibliotheken hebben daartoe vijf kernfuncties:
a. Informeren
b. Leren
c. Lezen
d. Organiseren van ontmoeting en debat
e. Kennismaken met kunst en cultuur
De bibliotheek kan daardoor bijdragen aan eeen gezonde economie en een samenleving van burgers die niet gehinderd door taal- en kennisbarrières actief kunnen deelnemen en bijdragen.
Daarvoor streeft de provincie naar sterke bibliotheken en een sterk bibliothekennetwerk in Zuid-Holland. De provinciale ondersteuningsinstelling ontvangt een boekjaarsubsidie van de provincie. Met deze middelen worden activiteiten uitgevoerd ter ondersteuning van de openbare bibliotheken en het bibliothekennetwerk.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
Nationaal belang: Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen. De provincie Zuid-Holland heeft de uitvoering van de wettelijke provinciale taken voortvloeiend uit de Wsob belegd bij de provinciale ondersteuningsinstelling. De Wsob bevat de volgende definitie van een provinciale ondersteuningsinstelling: in overwegende mate door één of meer provincies gesubsidieerde of in stand gehouden voorziening die een pakket aan ondersteunende activiteiten biedt voor lokale openbare bibliotheken in de desbetreffende provincie of provincies.
Aanleiding:
Via de Wsob zijn de verantwoordelijkheden en taken van de verschillende deelnemers aan het netwerk op hoofdlijnen benoemd. Daarbinnen is veel ruimte voor interpretatie. In de beleidsvisie Cultureel Erfgoed en basisvoorzieningen 2017-2020 is het volgende opgenomen ten aanzien van de provinciale rol: "De bibliotheeksector is sterk in beweging en daarom vragen bibliotheken en andere partners in het netwerk om een betrokken en goed geïnformeerde provincie die een volwaardig sparringpartner en sturend opdrachtgever voor de provinciale ondersteuningsinstelling is".
Afweging:
Zie voor de afweging bovenstaande Omschrijving.
Beleidskeuze:
De provincie ondersteunt via subsidie de huidige basisvoorzieningen cultuurparticipatie.
De provincie doet dit om te zorgen voor waarborging van basisvoorzieningen cultuurparticipatie (Kunstgebouw, Jeugdtheaterhuis, Popunie, Stichting Educatieve Orkestprojecten).
De provincie regelt dit door:
Instandhouden basisvoorziening Cultuurparticipatie van de vier genoemde instellingen op gebied van cultuurparticipatie. Deze ondersteunen de gemeenten bij hun taken op het gebied van hun cultuurparticipatie, regelmatig in samenwerking met onderwijsinstellingen, zodat meer kinderen en jongeren in aanraking komen met cultuur door kwalitatief goede en gespreide cultuurparticipatie.
Toelichting:
Omschrijving:
Zuid-Holland wil een toonaangevende provincie zijn waar mensen met plezier wonen, werken en recreëren. Daartoe verbeteren we de kwaliteit van de leefomgeving.
We ondersteunen gemeenten bij hun taak op het gebied van cultuurparticipatie. Met name cultuureducatie, waardoor kinderen en jongeren in aanraking komen met allerlei vormen van cultuur (zowel actief als passief) in Zuid-Holland.
Via deze beleidsbeslissing wordt bijgedragen aan het instandhouden van de basisvoorzieningen cultuurparticipatie, zodat meer kinderen en jongeren in aanraking komen met cultuur door kwalitatief goede en gespreide cultuurparticipatie aan te bieden via gemeenten en onderwijsinstellingen.
Meer informatie https://www.zuid-holland.nl/onderwerpen/landschap/cultuur-erfgoed/cultuurparticipatie/
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Bij de stelselwijziging van 2007 zijn afspraken gemaakt over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten. Cultuur is een kerntaak van provincies waar dit de lokale belangen overstijgt. Provincies zijn verantwoordelijk voor bovengemeentelijke coördinatie op regionaal niveau, ze zetten zich in voor de diversiteit en spreiding van culturele voorzieningen in de regio en zijn verantwoordelijk voor de financiering van provinciale collecties. Bij cultuureducatie spelen provincies een rol in de taakverdeling in de tweedelijns ondersteuning, in het bevorderen van de kwaliteit door deskundigheidsbevordering en in de regionale spreiding.
De basisvoorziening cultuurparticipatie in Zuid-Holland, bestaande uit 4 culturele instellingen, biedt gemeenten tweedelijnsondersteuning bij de uitvoering van hun taken op het gebied van cultuurparticipatie. Op deze wijze wordt de 'onderbouw' van de dienstverlening aan gemeenten geborgd, ervan uitgaande dat de gemeenten zelf de 'bovenbouw' zullen afnemen. De basisvoorziening zal inhoudelijk worden aangestuurd door gemeenten, zij moeten zelf actief hun behoeften aangeven en met de instellingen prestatieafspraken maken en afrekenen. De provincie behoudt een minimale financiële- en systeemverantwoordelijkheid.
Aanleiding:
Verhogen of behouden aantal kinderen en jongeren die doen aan cultuurparticipatie door:
- Verbeteren en instandhouden kwaliteit, aanbod en bekendheid van muziek, dans, theater, beeldende kunst en andere cultuurvormen
- Ontwikkelen en aanbieden van educatieve programma’s, kwaliteitsverbetering en PR aan gemeenten en onderwijs gericht op kinderen en jongeren (de basisvoorziening cultuurparticipatie).
Afweging:
Waarborgen de huidige culturele basisvoorziening en daarom continueren provinciale bijdrage aan deze voorziening. Zie verder 2 Omschrijving.
Beleidskeuze:
Schiphol handhaaft zijn positie als belangrijke internationale luchthaven en versterkt zijn netwerk van internationale verbindingen binnen de geldende (milieu)normen. Geluidhinder en andere negatieve effecten van luchtvaart zijn zo veel mogelijk tegengegaan of gecompenseerd. Binnen de geluidcontouren rondom Schiphol wordt terughoudend omgegaan met nieuwe woningbouw, echter binnen de regels is kleinschalige woningbouw mogelijk indien dit de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid ten goede komt.
Toelichting:
Omschrijving:
De provincie hecht waarde aan de luchthaven Schiphol als belangrijke schakel in de internationale bereikbaarheid en economie van de Randstad. Tegelijkertijd vindt de provincie het van belang dat de hinder zoveel mogelijk wordt teruggedrongen. Verdere groei van Schiphol is wat de provincie betreft dan ook alleen mogelijk als daar een evenredige reductie van de hinder tegenoverstaat. In de onderhandelingen die daarover aan de Omgevingsraad Schiphol worden gevoerd wordt dit het zogenaamde 50/50 principe genoemd: milieuwinst door bijvoorbeeld stillere vliegtuigen komt voor de helft ten goede aan de luchtvaartsector, en voor de helft aan de omgeving.
Daarnaast vindt de provincie dat binnen de geluidcontouren rondom Schiphol terughoudend moet worden omgegaan met nieuwe woningbouw. Daar waar er bij de luchtvaartsector op wordt aangedrongen om het aantal geluidgehinderden niet te laten toenemen, moet de overheid op haar beurt niet voor een toename zorgen door op grote schaal woningen binnen de geluidcontouren te bouwen. De provincie pleit er echter wel voor dat er binnen de regels mogelijkheden blijven om op kleine schaal woningbouw te kunnen plegen, bijvoorbeeld als dit de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid ten goede komt.
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
De hinderlijke effecten en economische belangen van Schiphol zijn gemeentegrensoverschrijdend en daarom is de provincie het aangewezen schaalniveau.
Aanleiding:
De provincie is lid van de Omgevingsraad Schiphol die adviezen over de toekomst van Schiphol opstelt ten behoeve van besluitvorming door de minister en Tweede Kamer. Door dit lidmaatschap heeft de provincie een positie om mee te praten over de toekomst van Schiphol en het vliegverkeer boven de provincie.
Afweging:
Het vinden van een balans tussen ontwikkeling van de luchtvaart, het borgen van de internationale bereikbaarheid van Zuid-Holland, het beperken van hinder en het wegen van belangen bij woningbouw.
Beleidskeuze:
De provincie bevordert de integrale afweging over het gebruik van de bodem en ondergrond, zowel in haar eigen beleid als in dat van andere overheden. In dit kader adviseert de provincie de minister van EZK voor mijnbouwactiviteiten in de diepe ondergrond, zoals gas en aardwarmtewinning op basis van de deze integrale afweging. Daarnaast gebruikt de provincie de integrale afweging bij de beoordelingvan activiteiten in de ondiepe ondergrond zoals de vergunningverlening voor open bodemenergiesystemen.
Toelichting:
Omschrijving:
Voor de provincie zijn de bodem en ondergrond een integraal onderdeel van de ruimte. Daarom werkt de provincie aan het verder vorm gegeven aan de 3D-Ordening. Hierbij wordt verder geborduurd op de bestaande instrumenten, zoals de Ondergrondwijzer, Bodematlas en Bodemladder. De 3D-Ordening, van onder andere de bodem en ondergrond, heeft als doel dat het gebruik van de bodem en ondergrond “duurzaam, veilig en efficiënt” is. Hiervoor wordt gewerkt aan een integrale afweging van relevante bodenthema’s (bodemdaling, ondergrondse infrastructuur, voorraadbeheer, grondwater, ecologie, identiteit en energie) zodat deze vroegtijdig en integraal worden meegenomen bij beleidsontwikkeling, ruimtelijke planvorming, gebiedsontwikkeling en advisering in het kader van de Mijnbouwwet.
Voor de verdere uitwering van de integrale afweging en 3D-Ordening zullen we de samenwerking zoeken met regionale en lokale partners in een netwerkverband. Binnen dit 3D-netwerk activeren, stimuleren en ondersteunen we het opstellen, uitwerken en toepassen van regionale en lokale handreikingen voor benutten van kansen en wegnemen van belemmeringen voor 3D-Ordening. En hiervoor nemen we deel aan (inter)nationale netwerken om kennis en ervaring rond 3D-Ordening uit te wisselen en formuleren we nieuwe onderzoeksvragen op basis van kennisleemten in voorgenoemde netwerken.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Duurzaam, veilig en efficiënt gebruik van bodem en ondergrond is als nationaal belang benoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en verder uitgewerkt in het kader van de Structuurvisie Ondergrond. Het provinciaal belang is gelegen in het benutten van potenties van bodem en ondergrond voor de maatschappelijke opgaven op bovenlokale / regionale schaal. De provincie beoogt in samenwerking met andere overheden om 3D-Ordening standaard en structureel onderdeel te laten worden van alle relevante ruimtelijke planprocessen in Zuid-Holland. In het Convenant Bodem en Ondergrond 2016-2020 zijn tussen Rijk, provincies en gemeenten afspraken gemaakt over samenwerking en rolverdeling bij het realiseren van een duurzaam, veilig en efficiënt gebruik van bodem en ondergrond.
Aanleiding:
De provincie heeft geconstateerd dat kwaliteiten van bodem en ondergrond nog onvoldoende worden meegenomen bij het oplossen van maatschappelijk opgaven. Zo heeft de provincie de ambitie om het aandeel duurzame energie, in de vorm van aardwarmte, te vergroten. Daar komt bij dat boven- en ondergronds ruimtegebruik nog onvoldoende als een geheel van de ruimte worden geordend. Hierdoor kan het voorkomen dat conflicterende ruimteclaims pas in een laat stadium van de planvorming worden ontdekt. Ook is het mogelijk dat er kansen verloren gaan omdat mogelijke koppelingen tussen activiteiten nog niet duidelijk in beeld zijn, bijvoorbeeld het hergebruik van oude gaswinlocaties voor de winning van aardwarmte of opslag van stoffen. Daarnaast zijn er terechte zorgen over de veiligheid en impact van activiteiten in de ondergrond. Zo heeft de Provinciale Staten zich uitgesproken over de wenselijkheid van gaswinning in de provincie, met name eventuele nieuwe winningen. Door deze toenemende druk op de ruimte, belangen en zorgen is het noodzakelijk om tot een integrale afweging te komen. Met deze integrale afweging geeft de provincie een concrete invulling aan de provinciale kernopdracht: Duurzaam, veilig en efficiënt gebruik van de bodem en ondergrond.
Afweging:
De provincie streeft er naar dat boven- en ondergrond een integraal onderdeel van de ruimte vormen bij beleidsontwikkeling, ruimtelijk planvorming, gebiedsontwikkeling en advisering in het kader van de Mijnbouw wet, met behulp van 3D-instrumentarium (Ondergrondwijzer, Bodematlas en Bodemladder).
Beleidskeuze:
De provincie wil onder andere vanuit de medeverantwoordelijkheid voor het interbestuurlijke Programma Aanpak Stikstof in samenwerking met partners de depositie van stikstof van de landbouw – maar ook van de industrie en verkeer – langdurig en stevig terugdringen, ruimtelijke en economische ontwikkeling mogelijk maken en natuurherstel realiseren.
Toelichting:
Omschrijving:
Het terugdringen van stikstofdepositie, het realiseren van Europese natuurdoelstellingen en het mogelijk maken van ruimtelijke en economische ontwikkelingen. Waarbij meer wordt ingezet op bronbeleid.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
De provincie heeft een wettelijke taak op basis van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Het Programma Aanpak Stikstof is interbestuurlijk (tussen Rijk en Provincies) vastgesteld.
Het betreft hier een onderwerp van regionaal belang en het onderwerp is gemeentegrensoverschrijdend.
Aanleiding:
Europese regelgeving ter behoud en ontwikkeling van natuurwaarde. Vernietiging van vergunningen omdat deze niet voldeden aan Europese regelgeving.
Afweging:
Het inzicht om deze drie doelstellingen met elkaar te verbinden: de depositie terug te dringen, ruimtelijke en economische ontwikkeling mogelijk te maken en natuurherstel te realiseren.
Beleidskeuze:
De provincie zorgt voor een vlotte en veilige afwikkeling van verkeer in Zuid-Holland en heeft de wettelijke plicht haar areaal, provinciale wegen en vaarwegen te beheren en te onderhouden. Daartoe realiseert of draagt de provincie bij aan:
1. De dagelijkse beheer- en onderhoudswerkzaamheden, het Dynamisch Verkeersmanagement en bediening van bruggen over cruciale vaar- en wegroutes;
2. De uitvoering van planmatige onderhoudsprojecten;
3. De instandhouding van Zuid-Hollandse veren en veerinfrastructuur;
4. De uitvoering Provinciale fietsroutes in haar Fietsplan 2016-2025.
Toelichting:
Omschrijving:
De provincie wil een vlotte en veilige afwikkeling van het verkeer waarborgen, en heeft daartoe ook de wettelijke plicht voor haar areaal van provinciale wegen en vaarwegen. Er is één samenhangend netwerk van (inter)nationale, (boven)regionale en lokale wegen die beheerd worden door verschillende wegbeheerders. De provincie acht zich primair verantwoordelijk voor (boven)regionale wegen. Niet alle (boven)regionale wegen zijn provinciale wegen. Historisch gegroeid is dat verschillende regionale verbindingen (bijv. N59, N11, N44) rijkswegen zijn of gemeentelijke wegen zijn (vooral in het gebied van de regio’s Rotterdam en Den Haag, bijv. Abram van Rijckevorsel weg in Capelle aan den IJssel).
Het gebruik van het netwerk is diffuus en de indeling in verschillende categorieën naar gebruik is niet strikt. Het illustreert dat wegbeheerders intensief onderling moeten samenwerken om het wegennet op orde te houden. Voor het maken van (inter)nationale verplaatsingen wordt bijvoorbeeld ook gebruik gemaakt van regionale wegen (bij vertrek en aankomst). (Inter)nationale verbindingen worden anderzijds ook gebruikt voor regionale verplaatsingen. Regionale wegen zijn vaak niet geschikt om de omvangrijke verkeerstromen, die veroorzaakt worden door regionale verplaatsingen (10-40 km), zonder aanpassingen van het rijkswegennet over te nemen.
Verspreid over het gehele areaal worden dagelijkse beheer- en onderhoudswerkzaamheden (DBO) uitgevoerd om de wegen en vaarwegen technisch in stand te houden, de veiligheid te bewaken en de doorstroming te waarborgen. Het betreft onder meer: toezicht, inspectie en handhaving, juridisch beheer, bediening van bruggen, verkeersvoorzieningen, gladheidsbestrijding, kleinschalig civieltechnisch en groenonderhoud aan wegen, vaarwegen en kunstwerken, exploitatie van steunpunten, vaar- en voertuigen. Door middel van dynamisch verkeersmanagement wordt de doorstroming van het weg- en vaarwegverkeer verbeterd. Er wordt ingespeeld op de actuele verkeerssituatie en er is betrouwbare reistijdinformatie beschikbaar. De provincie verzorgt voor een aantal beheerders (zoals gemeenten, Rijkswaterstaat, Prorail) de bediening op afstand en het technisch beheer van bruggen over cruciale vaar- en wegroutes. Hierdoor ontstaat meer zicht op de actuele verkeerssituatie rond bruggen en kan de doorstroming op weg en vaarweg worden geborgd. Verder worden ontheffingen, vergunningen en toestemmingen verleend op basis van de Wegenwet en de Wegenverordening Zuid-Holland, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement en de vaarwegenverordening. Hiervoor gelden wettelijke termijnen.
Het onderhoud aan de provinciale wegen en vaarwegen wordt uitgevoerd op een conditiegestuurde, integrale en trajectgewijze manier. Deze manier is beschreven in het assetmanagementsysteem gebaseerd op de internationale assetmanagementstandaard NEN-ISO 55001. Het moment van onderhoud wordt zodanig gepland dat precies op tijd wordt onderhouden. Zo blijft de infrastructuur optimaal functioneren tegen de laagste kosten, met overwogen, aanvaardbare risico's. Het PZI geeft een overzicht van de weg- en vaarwegprojecten waarvan het planmatig onderhoud in de jaren 2018 tot en met 2022 wordt uitgevoerd.
Het provinciaal beleid geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt, en bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven. In het mobiliteitsbeleid wordt afgestemd met andere beleidsvelden, met name het ruimtelijk-economisch beleid. Daarbij is het vertrekpunt de huidige ruimtelijke situatie gecombineerd met vier keuzes:
1. Beter benutten en opwaarderen van wat er is
2. Vergroten van de agglomeratiekracht
3. Verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit
4. Bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
Het betreft een wettelijke taak van de provincie voor provinciale wegen en vaarwegen in de wegenwet en de wegenverkeerswet.
Aanleiding:
Provinciaal wegen- en vaarwegennetwerk op orde, voor een beschikbaar, beheersbaar en veilig vervoer van personen en goederen. Om het netwerk op orde te brengen is het in ieder geval nodig dat de al afgesproken plannen en projecten, vastgelegd in het Programma Mobiliteit en het Programma Zuid-Hollandse Infrastructuur worden gevoerd. Daartoe wil de provincie beter sturen op de financiële ruimte die in de loop van de jaren is vastgelegd. Daarbij kansen benutten door selectief te investeren en te stimuleren. De provincie richt zich in de eerste plaats op het oplossen van knelpunten, waarbij geldt: de grootste knelpunten eerst. Daarnaast wil de provincie het Inzicht in planning vergroten. De beschreven acties worden daarom zo veel mogelijk voorzien van een tijdspad met beslismomenten.
Afweging:
De provincie beoogt een infrastructuur met een constant kwaliteitsniveau en transparant opererende beheerorganisatie. Daartoe staat centraal een structurele, trajectgewijze en integrale aanpak bij het beheer en onderhoud van de provinciale infrastructuur. Een éénmalige en grootschalige voorbereiding, aanbesteding en uitvoering van werken kan tot optimale efficiëntie leiden voor de organisatie en beperkt en concentreert de overlast voor de omgeving. Goed beheer en onderhoud geven kansen om het mobiliteitssysteem meer kwaliteit te geven en veiliger te maken. Bij periodiek groot onderhoud worden verschillende verbeteringen meegenomen (werk met werk maken). Verder is van belang om wegwerkzaamheden qua planning af te stemmen met lokale evenementen. De combinatie van beheer en onderhoud met innovatie kan de meerwaarde vergroten.
Beleidskeuze:
De beleving van het landschap en erfgoed neemt verder toe, de provincie ontwikkelt en verbindt hiervoor onder meer regio’s van wereldklasse voor waterrecreatie (Nationaal Park Biesbosch Haringvliet en Hollands Plassengebied) en verbindt de vaarnetwerken in- en om de stad. En bevordert dit door het stimuleren van duurzame waterrecreatie en meerdaags verblijf op het water.
Toelichting:
Omschrijving:
De provincie draagt bij aan versterking van groenblauwe structuren en groenbeleving (1.3 begroting).
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Met de decentralisatie (2012) van Het rijksrecreatiebeleid (RodS) is de provinciale verantwoordelijkheid voor het recreatiebeleid uitgebreid. De provincie was reeds verantwoordelijk voor aanleg en onderhoud voor de recreatiegebieden buiten de stad.
Aanleiding:
De provincie was reeds verantwoordelijk voor het groenbeleid, met de decentralisatie is de provinciale verantwoordelijkheid uitgebreid.
Afweging:
Afweging is dat de provincie verantwoordelijk is voor voldoende, gevarieerd, nabij, bekend en beleefbaar groen voor onze bewoners en bezoekers.
Beleidskeuze:
In Zuid-Holland wordt ruimte geboden aan diverse vormen van kleine en recreatieve luchtvaart. De provincie ondersteunt dit, maar hecht tegelijkertijd waarde aan een goede inpassing in de directe omgeving. Daarom willen Provinciale Staten dat terughoudend wordt omgegaan met nieuwe locaties voor commerciële en bedrijfsgebonden luchtvaart, helikopterhavens, luchthavens voor onbemande luchtvaartuigen en luchthavens voor gemotoriseerde recreatieve luchtvaart. Luchthavens met een duidelijk maatschappelijk belang (zoals heliplatforms bij ziekenhuizen) worden daarentegen wel ondersteund.
Toelichting:
Omschrijving:
In Zuid-Holland wordt ruimte geboden aan diverse vormen van kleine en recreatieve luchtvaart. De provincie ondersteunt dit, maar hecht tegelijkertijd waarde aan een goede inpassing in de directe omgeving. Daarom willen Provinciale Staten dat terughoudend wordt omgegaan met nieuwe locaties voor commerciële en bedrijfsgebonden luchtvaart, helikopterhavens, luchthavens voor onbemande luchtvaartuigen en luchthavens voor gemotoriseerde recreatieve luchtvaart. Luchthavens met een duidelijk maatschappelijk belang (zoals heliplatforms bij ziekenhuizen) worden daarentegen wel ondersteund.
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
De provincie is bevoegd gezag voor de meeste luchthavens voor kleine recreatieve luchtvaart op basis van de wet luchtvaart.
Luchtvaart is per definitie gemeentegrensoverschrijdend en vanwege de hinderlijke effecten van de luchtvaart is de provincie het aangewezen schaalniveau.
Aanleiding:
Het rijk heeft in 2009 haar bevoegdheden voor kleine recreatieve luchtvaart overgedragen naar de provincies.
Afweging:
Het rijk heeft in 2009 haar bevoegdheden voor kleine recreatieve luchtvaart overgedragen naar de provincies.
Beleidskeuze:
De provincie beschouwt permanente bewoning van recreatiewoningen als een onwenselijke ontwikkeling. Nieuwe recreatiewoningen zijn alleen toegestaan in bestaande of in nieuwe verblijfsrecreatieparken, teneinde permanente bewoning tegen te gaan.
Toelichting:
Omschrijving:
Permanente bewoning van recreatiewoningen druist in tegen het beleid van de provincie op het gebied van ruimtelijke ordening, recreatie en toerisme. Generiek bovenlokaal beleid is wenselijk om dit tegen te gaan.
Het beleid voor ruimtelijke kwaliteit is van toepassing. De uitbreiding van een bestaand verblijfsrecreatiepark zal veelal een vorm van ‘aanpassing’ zijn. De ontwikkeling van een nieuw verblijfsrecreatiepark zal veelal een vorm van ‘transformatie’ zijn. Een recreatiewoning wordt niet gezien als een stedelijke ontwikkeling.
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Permanente bewoning van recreatiewoningen druist in tegen het beleid van de provincie op het gebied van ruimtelijke ordening, recreatie en toerisme. Generiek bovenlokaal beleid is wenselijk om dit tegen te gaan. Het is onwenselijk als gemeenten hierop verschillend beleid voeren, omdat dit het provinciaal beleid kan doorkruisen en effecten kan hebben voor de buurgemeenten.
Aanleiding:
Permanente bewoning van recreatiewoningen is een veelvoorkomend probleem. Om nieuwe gevallen te voorkomen is het wenselijk hierop beleid te voeren.
Afweging:
Permanente bewoning zal minder snel voorkomen als nieuwe recreatiewoningen alleen gebouwd kunnen worden in bestaande of nieuwe bedrijfsmatig beheerde verblijfsrecreatieparken met gemeenschappelijke voorzieningen.
Beleidskeuze:
De provincie streeft naar een reductie van 7,8 PetaJoule energieverbruik bij de industrie in Zuid-Holland in 2020 en een reductie van de CO2 emissies bij de industrie.
Toelichting:
Omschrijving:
Bijdrage aan transitie naar een CO2 arme samenleving (broeikasgasemissiereductie van 80-95% in 2050 tov 1990).
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Betreft uitvoering van het klimaatakkoord van Parijs (COP21) en daaruit voortvloeiend het nationaal energieakkoord.
Aanleiding:
Een derde van het totale energieverbruik en 70% van de CO2 emissie in Zuid-Holland komt van de industrie, hier is veel winst te behalen.
Afweging:
Gebruik makend van de trias energetica gaat besparen voor het opwekken van duurzame energie en het opwekken van duurzame energie gaat voor het gebruiken van schoon fossiel
Beleidskeuze:
De provincie stimuleert het restaureren en herbestemmen van rijksmonumenten.
De provincie doet dit om te zorgen voor beschermd, benut en beleefbaar cultureel erfgoed.
De provincie stimuleert door kaders te stellen en de provincie te vertegenwoordigen ten behoeve van het restaureren en herbestemmen van monumenten.
Toelichting:
Omschrijving:
Zuid-Holland wil een toonaangevende provincie zijn waar mensen met plezier wonen, werken en recreëren. Daartoe verbeteren wij de kwaliteit van de leefomgeving. Cultuur en erfgoed zijn daarin belangrijke factoren. De provincie wil daarom haar unieke erfgoed behouden voor toekomstige generaties, door het erfgoed te beschermen, beleefbaar te maken en te benutten, door het restaureren en herbestemmen van rijksmonumenten.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Nationaal belang: De provincie geeft uitvoering aan de decentralisatie restauratie rijksmonumenten. Hiermee wordt de restauratie van rijksmonumenten verbonden met gebiedsontwikkeling.
De provincie Zuid-Holland is rijk aan cultuurhistorisch bouwkundig erfgoed. Hiertoe behoren ruim 9.000 monumenten en 65 van rijkswege beschermde stads- en dorpsgezichten. Deze monumenten en gezichten vertellen het verhaal van Zuid-Holland en verlenen kwaliteit en identiteit aan hun omgeving. Wij koesteren deze monumenten, waaronder de molens, landgoederen, binnenstedelijke monumenten en kerkgebouwen. We houden de monumenten in stand door restauratie te stimuleren en leegstand te voorkomen door middel van herbestemming. De provincie kan de restauratie van rijksmonumenten ook verbinden aan gebiedsontwikkeling (in het kader van modernisering monumentenzorg). Om toekomstige restauratie te voorkomen en behoud van rijksmonumenten te garanderen wordt tevens ingezet op herbestemming van rijksmonumenten.
Aanleiding:
Beschermen, beleven en benutten van erfgoed is een omvangrijke en complexe klus. Dat gaat niet vanzelf. Dat geldt ook voor de restauratie en herbestemming rijksmonumenten. Zodoende stimuleert de provincie dit via subsidies en projecten. Mede aanleiding hiertoe is de decentralisatie van rijksmiddelen voor restauratie van rijksmonumenten In 2016 is de Erfgoedmonitor uitgevoerd. Hieruit blijkt dat 15% van de Zuid-Hollandse rijksmonumenten in een matige tot slechte staat verkeert. Dit betreft de restauratieachterstand. De provincie streeft naar een maximale achterstand van 10%. Uit de Erfgoedmonitor blijkt ook dat de restauratiebehoefte groter is bij leegstand. Leegstand leidt tot een slechte onderhoudsstaat van monumenten. De provincie wil leegstand van monumenten daarom tegengaan en voorkomen. Beoogd resultaat: Inlopen van de restauratieachterstand tot 10%: De Zuid-Hollandse rijksmonumenten zijn de komende jaren gerestaureerd en/of herbestemd. En zodanig dat deze voor de toekomst beter beschermd, beleefbaar, bekend en/of benut worden.
Afweging:
De taak om rijksmonumenten te restaureren is in 2012 gedecentraliseerd naar de provincies. Zuid-Holland telt ruim 9.000 monumenten, waarvan 228 molens. Voor provinciale subsidie komen echter alleen monumenten in aanmerking die geen woonhuis zijn of een rendabele bestemming hebben. Die groep van onrendabele rijksmonumenten telt ruim 3.000 gebouwen en objecten. Voor de groep van rendabele monumenten bestaat een fiscale regeling, respectievelijk kan een lening met lage rente worden aangevraagd bij het Nationaal Restauratie Fonds (NRF).
Beleidskeuze:
De provincie draagt zorg voor het restaureren, onderhouden en laten draaien van historische windmolens.
De provincie doet dit om te zorgen voor een beter beschermd, benut, en beleefbaar cultureel erfgoed.
Toelichting:
Omschrijving:
Zuid-Holland wil een toonaangevende provincie zijn waar mensen met plezier wonen, werken en recreëren. Daartoe verbeteren wij de kwaliteit van de leefomgeving. Cultuur en erfgoed zijn daarin belangrijke factoren.
De provincie wil daarom haar unieke erfgoed behouden voor toekomstige generaties, door dit erfgoed te beschermen, beleefbaar te maken en te benutten. Dat geldt in het bijzonder voor historische windmolens. Dit zijn immers iconen van Zuid-Holland. Onze provincie telt nog 228 complete molens, maar liefst een kwart van het Nederlandse molenbestand. Via subsidie ondersteunt de provincie het restaureren, onderhouden en laten draaien van deze historische windmolens. Daarnaast adviseert de provinciale consulent monumenten moleneigenaren over behoud en restauratie. Via het Erfgoedhuis Zuid-Holland ondersteunt de provincie de professionalisering van de vrijwillige molenwereld.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
De provincie geeft hiermee uitvoering aan de decentralisatie (van Rijk naar provincies) van restauratiemiddelen voor rijksmonumentale windmolens. Om toekomstige restauraties te voorkomen en behoud van rijksmonumenten te garanderen wordt tevens ingezet (groot) onderhoud van molens. De provincie kan de restauratie van historische windmolens verbinden aan kwaliteit van de leefomgeving. Monumenten vertellen het verhaal van onze geschiedenis en geven identiteit aan de omgeving. Dat geldt in het bijzonder voor historische windmolens. Dat zijn iconen van Zuid-Holland. Onze provincie telt 228 complete molens, maar liefst een kwart van het Nederlandse molenbestand. Zuid-Holland zonder zijn historische windmolens is ondenkbaar. Ze zijn blikvangers in het landschap en op buitenlandse toeristen hebben zij een grote aantrekkingskracht. Voor hen zijn molens en Holland vrijwel synoniem. Voor ons zijn ze zo vanzelfsprekend dat we bijna vergeten dat we er wat voor moeten doen om ze in goede staat te houden en verder te benutten. Zie verder: https://www.zuid-holland.nl/onderwerpen/landschap/cultuur-erfgoed/
Aanleiding:
Het probleem is dat het beschermen, beleven en benutten van erfgoed een omvangrijke en complexe zaak is. Dat gaat niet vanzelf. Dat geldt ook voor de instandhouding van de 228 historische molens als iconen in het Zuid-Hollandse landschap.
Afweging:
Historische windmolens zijn iconen van Zuid-Holland. Onze provincie telt 228 complete molens, maar liefst een kwart van het Nederlandse molenbestand. Zuid-Holland zonder zijn historische windmolens is ondenkbaar. Ze zijn blikvangers in het landschap en op buitenlandse toeristen hebben zij een grote aantrekkingskracht.
Draaiende monumentale molens versterken het iconische karakter en garanderen een beter behoud.
Tijdig onderhoud en restauratie van erfgoed draagt zowel bij aan bescherming als beleefbaarheid.
Beleidskeuze:
In lijn met de maatschappelijke behoefte zet de provincie in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Beter benutten van de bebouwde ruimte krijgt ruimtelijk invulling door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie.
Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in nationale wet- en regelgeving Toepassing is van provinciaal belang, daarom is in de verordening een verwijzing opgenomen naar de Rijksladder.
Uitgangspunt van de Ladder is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte. De provincie wil bevorderen dat de ladder op (sub)regionaal niveau wordt toegepast en dat samenwerkende gemeenten een gezamenlijk beeld ontwikkelen van de ontwikkelmogelijkheden binnen en buiten bestaand stads- en dorpsgebied. De gemeenten stemmen de geplande opgave met behulp van actuele regionale visies voor in ieder geval wonen en kantoren af met andere gemeenten in de regio. Het is aan gemeenten zelf om te bepalen of zij ook behoefte hebben aan regionale visies ter afstemming van het beleid met betrekking tot bedrijventerreinen en detailhandel, of aan regionale ruimtelijke visies. De provincie laat die keus aan hen. Gedeputeerde Staten kunnen echter voor een bepaalde regio aangeven dat het nodig is om een regionale visie voor bedrijventerreinen te maken.
Toelichting:
Omschrijving:
De provincie wil de bebouwde ruimte beter benutten. Onder “bebouwde ruimte” wordt het stelsel verstaan van de stedelijke agglomeratie, het systeem van kernen en linten en het logistiek-industrieel systeem. Tegelijkertijd is er het streven om de leefkwaliteit van die bebouwde ruimte te verbeteren.
Met de inzet voor beter benutten van de bebouwde ruimte volgt de provincie ontwikkelingen in de maatschappelijke behoefte. De vraag naar wonen en werken in of rond stads- en dorpscentra neemt toe. Die vraag verandert ook van karakter. Mede door technologische ontwikkelingen vervaagt de strikte scheiding tussen wonen en werken. Ruimtelijk staat daarom niet langer functiescheiding centraal.
De onderbouwing conform de Ladder voor duurzame verstedelijking vormt een belangrijk uitgangspunt bij het opstellen van regionale visies. Als het plan qua regionale behoefteraming past in een actuele regionale visie die de instemming heeft van GS, kan daarnaar worden verwezen bij de beschrijving van de behoefte als bedoeld in de Ladder voor duurzame verstedelijking. Gedeputeerde Staten kunnen bij de aanvaarding van een regionale visie aangeven in hoeverre de Ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau volgens de provincie geheel of gedeeltelijk is doorlopen.
Nieuwe verstedelijking moet passen past in regionale visies en de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit en andere in de visie en verordening aangegeven ruimtelijke kaders. Tevens moet nieuwe verstedelijking passen binnen wettelijke voorschriften.
Naast het toepassen van de Ladder voor duurzame verstedelijking wil de provincie de ruimte beter benutten door in te zetten op transformeren, herstructureren en verdichten bij voorkeur binnen de invloedsgebieden van de stations en haltes van Stedenbaan.
Met regionale visies voor -in ieder geval- wonen en kantoren stemmen gemeenten in regionaal verband het aanbod af op de vraag. De schaal van deze regionale visies is afgestemd op de markt voor de desbetreffende functie. De regionale visies zijn afgestemd op behoefteonderzoek dat door de provincie is vastgesteld. De provincie is betrokken bij de totstandkoming van deze visies en committeert zich aan de afspraken in de door haar aanvaarde regionale visies. Het is gewenst de regionale visie actueel te houden.
De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het verwerken van de regionale visie wonen, kantoren, en –indien van toepassing – detailhandel en bedrijventerreinen. De provincie gaat er vooralsnog vanuit dat de samenwerkende gemeenten zelf hun verantwoordelijk nemen en zo nodig bestaande plancapaciteit voor stedelijke ontwikkelingen die niet (langer) in overeenstemming zijn met een regionale visie, zullen wegbestemmen. In het overleg met gemeenten of bij de beoordeling van bestemmingsplannen, zal de provincie hier aandacht voor vragen. Mocht het provinciaal belang dat noodzakelijk maken, dan kan de provincie alsnog overwegen om generieke of specifieke maatregelen te treffen, gericht op het schrappen van onbenutte plancapaciteit. De provincie kan in dat geval regels in de verordening opnemen, een regionale visie wonen of bedrijventerreinen opstellen, een (proactieve) aanwijzing geven of een inpassingsplan maken.
De provincie is zich bewust dat er grenzen zitten aan de mogelijkheden om te verdichten. Het bepalen of de woningbehoefte binnen de bebouwde ruimte opgevangen kan worden, is niet alleen een technische afweging (is het fysiek mogelijk om de woningbehoefte te accommoderen) maar bevat ook kwalitatieve elementen. Deze elementen zijn er vooral op gericht de leefkwaliteit van de inwoners te beschermen of zo nodig te versterken. Het gaat daarbij om:
• het belang van ruimtelijke kwaliteit,
• het behoud van voldoende groen binnen de bebouwde ruimte,
• de ruimtevraag vanuit klimaat, lucht, geluid, externe veiligheid, bodem, ondergrond en energie.
Daarnaast zijn er in sommige gemeenten binnen de bebouwde ruimte specifieke maatschappelijke opgaven. Te denken valt aan wijken met een zeer zware herstructurerings- en veranderopgave zoals Rotterdam-Zuid. Maar ook aan de voormalige groeikernen waar in sommige delen de opgave juist is om de dichtheid te verminderen om zo de jaren zestig en zeventig wijken een duurzame en leefbare toekomst te geven.
Ook dit soort argumenten spelen een rol bij de afweging of er voldoende ruimte is binnen de bebouwde ruimte. Overigens gelden deze kwalitatieve uitgangspunten natuurlijk ook voor buiten de bebouwde ruimte te realiseren locaties.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Het beter benutten van de bebouwde ruimte geldt voor elk dorp en elke stad in Zuid-Holland op dezelfde manier en met dezelfde bedoeling. Behartiging op lokaal niveau zou tot ongewenste verschillen kunnen leiden. Ook het rijk streeft ernaar ontwikkelingen zoveel mogelijk te laten plaatsvinden binnen bestaand stedelijk gebied en heeft daarom de ladder voor duurzame verstedelijking ontwikkeld. De ladder laat ruimte voor de provinciale regierol in de ruimtelijk ordening.
Aanleiding:
Er zijn keuzes nodig tussen nieuwe stedelijke uitbreidingen en het investeren in bestaande steden en dorpen. Daarbij speelt de wens voor behoud van het landelijk gebied en tegelijkertijd de ontwikkeling van bestaande steden en dorpen.
Afweging:
Beter benutten en opwaarderen leidt tot een intensiever, compact ruimtegebruik. Een effect daarvan is dat functies en activiteiten beter met elkaar in verband worden gebracht.
Beleidskeuze:
Niet alle vraag naar wonen en werken kan en hoeft te worden opgevangen binnen bestaand stads- en dorpsgebied (BSD). Een deel van die vraag past qua kwaliteit niet daarbinnen. Daarnaast kunnen er kwantitatieve beperkingen zijn. Een randvoorwaarde bij beter benutten is namelijk dat de leefkwaliteit in de bebouwde ruimte behouden blijft en waar mogelijk wordt versterkt. Ook kan de kwaliteit van de groene ruimte aanleiding zijn om een kwaliteitsverbetering te realiseren door middel van het toevoegen van stedelijke functies.
Stedelijke ontwikkelingen die niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied gerealiseerd kunnen worden en kleinschalige stedelijke ontwikkelingen, kunnen in het landelijk gebied plaatsvinden in aansluiting op bestaand stads- en dorpsgebied of in bebouwingslinten. Gedeputeerde Staten zien toe op toepassing door gemeenten van de Ladder voor duurzame verstedelijking en het beleid voor ruimtelijke kwaliteit. Het eindoordeel over stedelijke ontwikkelingen groter dan 3 hectare buiten bestaand stads- en dorpsgebied ligt bij Provinciale Staten. Deze worden door Provinciale Staten afgewogen en opgenomen op de 3 hectare kaart.
Toelichting:
Omschrijving:
Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stads- en dorpsgebied (BSD) wordt door gemeenten toepassing gegeven aan de ladder voor duurzame verstedelijking en het beleid voor ruimtelijke kwaliteit. Gedeputeerde Staten zien toe op een adequate toepassing in het kader van de beoordeling van bestemmingsplannen. Stedelijke ontwikkelingen groter dan 3 hectare buiten BSD moeten eerst door Provinciale Staten worden afgewogen en worden op de kaart ‘woningbouwlocaties, bedrijventerreinen en andere stedeljike ontwikkelingen’ (ook wel genoemd: ‘3 ha kaart’) gezet. Daarmee ligt het eindoordeel over omvangrijke verstedelijking buiten BSD bij Provinciale Staten.
Op de ‘3 ha kaart’) zijn nog te ontwikkelen woningbouwlocaties, bedrijventerreinen en andere stedelijke ontwikkelingen groter dan 3 ha buiten BSD opgenomen. Op de bijbehorende tabellen is een overzicht opgenomen van de namen en de oppervlaktes van de locaties. Als een locatie is opgenomen op de ‘3 ha kaart’ betekent dit dat de provincie op hoofdlijnen geen ruimtelijk bezwaar heeft tegen de betreffende ontwikkeling. Dit neemt niet weg dat de gemeente bij de verdere detaillering van de betreffende ontwikkeling (in het kader van het bestemmingsplan) nog wel rekening moet houden met specifieke onderdelen van het provinciaal beleid, bijvoorbeeld het beleid voor ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunt voor het opnemen van een locatie op de ‘3 ha kaart’ is dat het gaat om een reële ontwikkeling. Binnen een periode van ten hoogste 10 jaar moet er voldoende behoefte bestaan voor ontwikkeling van de locatie. De regionale visies voor wonen en bedrijventerreinen vormen belangrijke input voor de ‘3 ha kaart’. Het is daarom wenselijk om al voordat een nieuwe buitenstedelijke locatie wordt opgenomen in de regionale visie in overleg te treden met de provincie over de ruimtelijke aanvaardbaarheid van die locatie.
De 3 ha kaart en de bijgehorende tabellen zijn opgenomen in het Programma ruimte.
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Voor de bebouwde ruimte streeft de provincie naar een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied. Dit streven geldt voor alle steden en dorpen in de provincie. Daarom voert de provincie hierop de regie.
Aanleiding:
Het loslaten van de bebouwingscontouren was aanleiding om nieuw beleid voor verstedelijking en ruimtelijke kwaliteit te ontwikkelen.
Afweging:
Voor de bebouwde ruimte streeft de provincie naar een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied. De provincie zet ten eerste in op verdichting, concentratie en specialisatie binnen het bestaand stads- en dorpsgebied, en ten tweede op een hiërarchie van knooppunten en centra met een goede onderlinge bereikbaarheid. Als binnen het bestaand stads- en dorpsgebied geen ruimte is om een nieuwe stedelijke ontwikkeling te accommoderen, kan die ontwikkeling daarbuiten worden gerealiseerd. Zowel vanuit een oogpunt van verstedelijking als vanuit een oogpunt van ruimtelijke kwaliteit is het wenselijk daarbij zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaand stads- en dorpsgebied en bebouwingslinten.
Beleidskeuze:
De provincie streeft naar een kwantitatief en kwalitatief evenwicht in vraag en aanbod van bedrijventerreinen op regionaal en bovenregionaal schaalniveau. Daarbij wordt ingezet op beter benutten en duurzaam functioneren van bestaande bedrijventerreinen en op het behoud van voldoende ruimte voor bedrijven in hogere milieucategorieën en watergebonden bedrijven.
Toelichting:
Omschrijving:
Met het bedrijventerreinenbeleid wordt een bijdrage geleverd aan twee ambities van de provincie:
- Naar een nieuwe economie: the next level
- Naar een levendige meerkernige metropool
Bedrijventerreinen vormen een belangrijke voorwaarde voor de Zuid-Hollandse economie. De schaarse ruimte moet zo efficiënt mogelijk worden benut met aandacht voor kwaliteit. Kwalitatief goede bedrijventerreinen zijn nodig voor een optimaal vestigingsklimaat voor het gehele Zuid-Hollandse bedrijfsleven. Daarvoor zijn drie beleidslijnen aangehouden:
- Het op lange termijn in evenwicht brengen van de vraag naar en het aanbod van bedrijventerreinen
- Het beter benutten van bestaande, kwalitatief goede bedrijventerreinen en het ontwikkelen van nieuwe locaties die kwalitatief toegevoegde waarde hebben ten opzichte van de bestaande voorraad.
- Het verduurzamen van bedrijventerreinen waarbij ze zich tevens voorbereiden op toekomstige ontwikkelingen.
1. Het op lange termijn in evenwicht brengen van de vraag naar en het aanbod van bedrijventerreinen
De inzichten in de kwantitatieve behoeften komen uitgebreid aan de orde in de behoefteraming die in 2017 is uitgevoerd. Een van de conclusies daarbij is dat er binnen de Zuid-Hollandse regio’s zeker nog kwalitatieve behoefte is aan nieuwe ontwikkelingen. In sommige gevallen kan het nodig zijn om slechte plekken, waaraan geen behoefte blijkt, uit de markt te nemen of een andere invulling te geven. Er wordt op basis van de huidige informatie geconstateerd dat vooral voor grootschalige (logistieke) bedrijven en HMC-bedrijven in veel regio’s een kwalitatieve mismatch lijkt te bestaan: het bestaande aanbod dekt mogelijk niet volledig de vraag vanuit deze segmenten, maar het beeld verschilt per regio. Daarnaast is het aanbod voor regulier-gemengde bedrijvigheid (lokaal MKB) geografisch niet altijd optimaal verdeeld in de regio’s. Zo zijn er gemeenten/subregio’s met nauwelijks nog hard planaanbod voor dit segment, terwijl daar zeker wel vraag te verwachten is van soms sterk lokaal gewortelde bedrijven. Hierover kan een regionale visie goed inzicht geven.
In tabellen in het Programma Ruimte is opgenomen welke bedrijventerreinen een zachte plancapaciteitstatus hebben en welke een harde status. Inmiddels zijn er bestuurlijke afspraken in de A12 corridor gemaakt. Deze afspraken zijn nog niet terug te vinden in de genoemde tabellen omdat het provinciaal programma bedrijventerrein A12 nog niet geactualiseerd is.
Een deel van de bedrijventerreinen sluit niet goed aan op de vraag van bedrijven, terwijl zachte, mogelijk gewenste plannen onbenut blijven. Het is hierdoor lastig om vraaggericht en flexibel te zijn. Daarmee wordt het vermogen van de Zuid-Hollandse regio’s om in te spelen op nieuwe economische kansen belemmerd.
De focus op kwaliteit vraagt tevens om een andere houding van de provincie. Elk gebied kent andere opgaven, andere spelers en andere coalities. De opgave wordt om ruimte te geven aan lokale en regionale initiatieven die bijdragen aan de gewenste kwaliteit. Daarbij passen maatwerk, flexibiliteit en een verbindende rol van de provincie. Dat heeft gevolgen voor de programmering van bedrijventerreinen in de verschillende regio’s. Om de mismatch tussen kwantitatief aanwezig planaanbod en kwalitatieve vraag op te heffen zou er soms her-, of deprogrammering of fasering van het (harde) planaanbod aan de orde kunnen zijn, om zo kwalitatief goed aanbod de ruimte te geven.
Voor binnenstedelijk gelegen bedrijventerreinen met milieucategorie 1 en 2 schept de provincie de mogelijkheid van transformatie en functiemenging om te transformeren, om beter te kunnen inspelen op de vraag, onder andere naar gemengde woon-werkmilieus en vestigingsplaatsen voor ‘new economy’. Voor binnenstedelijk gelegen bedrijventerreinen met milieucategorie 3 is functiemenging alleen mogelijk wanneer de belangen van bedrijven niet worden geschaad.
Bedrijventerreinen waar bedrijven gevestigd zijn van categorie 3 en hoger (HMC) en watergebonden bedrijven, mogen worden getransformeerd naar een andere functie. Het aantal hectare dat wordt getransformeerd, moet door de gemeente wel worden gecompenseerd, tenzij aangetoond kan worden dat er geen behoefte is. Deze behoefte moet zijn afgestemd in regionaal verband en aangegeven moet worden waar de eventuele compensatie zal plaatsvinden. Regionale visies kunnen hierbij behulpzaam zijn.
Bij het beoordelen van nieuwe plannen kijkt de provincie, de Ladder voor duurzame verstedelijking indachtig, naar kwantiteit en kwaliteit. De regio’s en de individuele gemeenten vervullen een belangrijke rol bij de onderbouwing van de ladder. Geactualiseerde regionale bedrijventerreinenvisies kunnen zorgen voor de kwalitatieve onderbouwing van vraag en aanbod en kunnen inzicht geven in de realistische vraag die ontstaat door vervanging (transformatie). Voor de kwantiteit dient er voor de vraagkant te worden gekeken naar de actuele behoefteramingen, die het uitgangspunt vormen voor het gesprek met partijen die willen ontwikkelen. Daarbij zullen de uitkomsten van de reële vervangings- en tranformatievraag van de regionale bedrijventerreinenvisie worden betrokken. Voor de kwantitatieve aanbodkant dient te worden gekeken naar het huidige bestaande aanbod en het huidige planaanbod.
De kwalitatieve vraag naar bijvoorbeeld bepaalde kavelgrootte, type terrein etc. kan worden onderbouwd in de motivatie bij het plan. De provincie kan op basis daarvan een goede kwalitatieve en kwantitatieve afweging maken.
Nieuwe ontwikkelingen kunnen mogelijk gemaakt worden indien deze voorzien in een kwalitatieve behoefte. Dit kan op gespannen voet staan met kwantitatieve overprogrammering. Indien de kwalitatieve behoefte echter goed onderbouwd is en er zijn (regionale) afspraken over fasering en programmering van niet bij de vraag passende terreinen/plancapaciteit, heeft de provincie een positieve grondhouding. Indien er bij de bestemmingsplannen voor zowel nieuwe, als bestaande bedrijventerreinen sprake is van een plan dat onvoldoende te motiveren is, kan er door reductie van harde plancapaciteit elders in de regio alsnog ruimte worden gemaakt om het plan te motiveren. Hiermee kunnen nieuwe, gewenste ontwikkelingen op de juiste plek worden gerealiseerd. In de motivering moet dit worden opgenomen en er dient voorzienbaarheid gecreëerd te worden. Drie jaar na de vaststelling van het betreffende bestemmingsplan dient er voldoende plancapaciteit onttrokken te zijn.
De provincie laat de keuze voor het opmaken van regionale bedrijventerreinenvisies aan de regio’s zelf, maar de kwalitatieve invulling in die regionale visies kan op basis van de eerder genoemde terreintypes. Dit past ook binnen de ladder voor duurzame verstedelijking. Hierbij zal de kwalitatieve onderbouwing een steeds grotere rol gaan spelen. Dit vraagt van de indiener van een voorstel voor een nieuwe ontwikkeling een stevigere kwalitatieve onderbouwing, waarbij regionale visies als belangrijke drager kunnen dienen.
Onbenutte plancapaciteit kan voor de provincie reden zijn om kritisch te kijken of er nog sprake is van goede ruimtelijke ordening.
De provincie stelt regionale bedrijventerreinenvisies niet verplicht maar is bereid om vanuit de uitgestoken hand mee te denken en te helpen bij het opstellen daarvan. Gedeputeerde Staten kunnen echter voor een bepaalde regio aangeven dat het nodig is om een regionale visie voor bedrijventerreinen te maken. Daarbij zullen Gedeputeerde Staten vooraf duidelijkheid geven over gewenste inhoud van de visie. Als de betreffende regio hier geen goede invulling aan geeft, kunnen Gedeputeerde Staten zo nodig zelf de regionale bedrijventerreinen visie opstellen.
Zolang er geen regionale visies zijn, moeten plannen individueel beoordeeld moeten worden. De samenhang tussen nieuwe plannen, overaanbod, profileren, faseren en deprogrammeren, maar ook het transformeren van bestaande bedrijventerreinen komt dan niet goed uit verf.
2. Het beter benutten van bestaande, kwalitatief goede bedrijventerreinen en het ontwikkelen van nieuwe locaties die kwalitatief toegevoegde waarde hebben ten opzichte van de bestaande voorraad
Uit onderzoeken en gesprekken blijkt dat ondernemers in het algemeen honkvast zijn, uitzonderingen daargelaten. Hun werknemers komen uit de buurt, ze zijn betrokken bij de plaatselijke samenleving en hun “plek” in de keten en hebben (grote) investeringen gedaan op de huidige locatie. Ze vertrekken doorgaans pas naar een nieuwe locatie wanneer het vestigingsklimaat van het bedrijventerrein niet meer passend is en/of de huidige kavel niet meer voldoet. Wanneer vervolgens de achtergelaten bedrijfsbebouwing niet meer gebruikt wordt en er bovendien sprake is van achterstallig beheer en onderhoud op het terrein, wordt het bedrijventerrein steeds minder aantrekkelijk als vestigingsplaats voor bedrijven. Als dat proces lang doorgaat komen sommige terreinen in beeld voor andere functies.
Om bedrijventerreinen nu en in de toekomst optimaal te kunnen benutten is aandacht voor de volgende aspecten nodig:
- Zorgvuldig ruimtegebruik: voorrang geven aan het opvullen van leegstand en leegstaande kavels d.m.v. het toepassen van de Ladder.
- Vestigingsklimaat: behouden en verbeteren van de kwaliteit conform de eisen van de ondernemers en sectoren.
- Voorbereiden op toekomstige ontwikkelingen en verduurzamen.
- Transformatie en functiemenging.
3. Het verduurzamen van bedrijventerreinen waarbij ze zich tevens voorbereiden op toekomstige ontwikkelingen.
Maatregelen voor een toekomstbestendig bedrijventerrein, het verduurzamen, zoals collectieve energie (besparing en opwekking) en een collectief glasvezelnetwerk, kunnen efficiënter gezamenlijk worden uitgevoerd. Bijna alle bedrijven op een bedrijventerrein behoren immers tot het mkb. Daardoor missen ze vaak de slagkracht van een groot bedrijf, wat kan gecompenseerd worden door samen te werken en collectieve acties op te zetten. Deze zaken kunnen via de BIZ gefinancierd worden als dat van te voren in het programma is opgenomen. Als er geen BIZ aanwezig is op het terrein zijn er aparte draagvlakonderzoeken nodig om dit gezamenlijk te kunnen bereiken. Bedrijven maken samen gebruik van voorzieningen en de openbare ruimte, daar is veel winst te behalen.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
De Provincie Zuid-Holland versterkt samen met andere overheden, ondernemers en kennisinstellingen Zuid-Holland als economische topregio. Dit doet zij door de kennisinfrastructuur en innovatiekracht te versterken, groei en vernieuwing van het bedrijfsleven te stimuleren en een transitie vorm te geven naar een duurzame en digitale economie. De provincie doet dit om te zorgen voor: levendige en krachtige stads- en dorpscentra en werklocaties realiseren die de vitaliteit en de kracht van het bedrijfsleven versterken. Daarbij dienen we slim om te gaan met ruimte en leegstand en overaanbod van werklocaties te beperken. De provincie richt zich op de grotere ruimtelijke ontwikkelingen van bedrijventerreinen die vaak een bovengemeentelijke impact hebben. Bedrijventerreinen vormen een belangrijke voorwaarde voor de Zuid-Hollandse economie. De schaarse ruimte moet zo efficiënt mogelijk worden benut met aandacht voor kwaliteit. Kwalitatief goede bedrijventerreinen zijn nodig voor een optimaal vestigingsklimaat voor het gehele Zuid-Hollandse bedrijfsleven. Het op lange termijn in evenwicht brengen van de vraag naar en het aanbod van bedrijventerreinen is een belangrijk uitgangspunt voor het bedrijventerreinenbeleid. Het gaat om een combinatie van het beter benutten van bestaande, kwalitatief goede bedrijventerreinen en het ontwikkelen van nieuwe locaties die kwalitatief toegevoegde waarde hebben ten opzichte van de bestaande voorraad. Dit doet de provincie onder andere door deel te nemen in de ROM-Drechtsteden. Daarbij maakt de provincie gebruik van haar wettelijke taken op het gebied van ruimtelijke ordening.
Aanleiding voor de beleidsbeslissing:
De provincie streeft naar een weerbare en concurrende economie. Bedrijventerreinen spelen daar een belangrijke rol in.
Afwegingen die tot deze beleidsbeslissing hebben geleid:
Op bedrijventerreinen bevindt zich grofweg een derde van de werkgelegenheid. Het is van belang om een goede kwalitatieve en kwantitatieve balans te vinden tussen vraag en aanbod zodat ondernemers kunnen worden geaccomodeerd. Daarnaast hebben bedrijventerreinen een grote, ruimtelijke impact. Door het beter benutten van bedrijventerreinen kan onnodige uitleg voorkomen en blijft het gebied vrij. Tot slot kunnen bedrijventerreinen een bijdrage leveren aan energie- en klimaatopgaven. Meer informatie over het vraaggericht bedrijventerreinenbeleid is te vinden op: https://www.zuid-holland.nl/onderwerpen/economie-energie/werklocaties/
Aanleiding:
De provincie streeft naar een weerbare en concurrende economie. Bedrijventerreinen spelen daar een belangrijke rol in .
Afweging:
Op bedrijventerreinen bevindt zich grofweg een derde van de werkgelegenheid. Het is van belang om een goede kwalitatieve en kwantitatieve balans te vinden tussen vraag en aanbod zodat ondernemers kunnen worden geaccomodeerd.
Daarnaast hebben bedrijventerreinen een grote, ruimtelijke impact. Door het beter benutten van bedrijventerreinen kan onnodige uitleg voorkomen en blijft het gebied vrij.
Tot slot kunnen bedrijventerreinen een bijdrage leveren aan energie- en klimaatopgaven.
Meer informatie over het vraaggericht bedrijventerreinenbeleid is te vinden in de voortgangsrapportage vraaggericht bedrijventerreinenbeleid 2017. Zie daarvoor onderstaande link onder agendapunt 5c.
https://staten.zuid-holland.nl/DMS_Import/Statencommissie_Ruimte_en_Leefomgeving_RenL/2017/Ruimte_en_Leefomgeving_10_mei_2017
Beleidskeuze:
De provincie Zuid-Holland versnelt de transitie naar toekomstbestendige en duurzame Greenports die op mondiale schaal toonaangevend en innovatief opereren.
Toelichting:
Omschrijving:
De Provincie Zuid-Holland versterkt samen met andere overheden, ondernemers en kennisinstellingen Zuid-Holland als economische topregio. Dit doet zij door de kennisinfrastructuur en innovatiekracht te versterken, groei en vernieuwing van het bedrijfsleven te stimuleren en een transitie vorm te geven naar een duurzame en digitale economie.
Zuid-Holland kent een diversiteit aan Greenports: de Duin- en Bollenstreek met bollenteelt en sierteelt, het tuinbouwcluster met vruchtgroente, bloemen en potplanten in West-Hollland, het sierteeltcluster in de Greenport Aalsmeer en de boomteelt in de regio Boskoop. Deze Greenports vormen een belangrijke motor voor de Zuid-Hollandse en de Nederlandse economie. De combinatie van excellente teelt, de nabijheid van twee Mainports, een efficiënt logistiek systeem en de inzet op kennis en innovatie maakt dat Zuid-Holland internationaal een toppositie heeft als productie- en handelsgebied voor vers- en sierteeltproducten.
De provincie Zuid-Holland voert meerjarig beleid op de ontwikkeling van de Greenports, zodat deze toppositie behouden kan blijven. Hiervoor is nodig dat de Greenports een transitie doormaken, gericht op kwalitatief beter (duurzaam) productieareaal, schaalvergroting, bovenregionale triple helix samenwerking, ketenintegratie en nieuwe verdiencapaciteiten, zoals de biobased economy.
Het garanderen van een duurzame, innovatieve toekomst voor deze belangrijke economische sector van Zuid-Holland vraagt inzet van ondernemers, kennisinstellingen én overheden. De provincie pakt haar rol in het versterken van het netwerk en in het zorgdragen voor, ontwikkelen, stimuleren en faciliteren van de benodigde transitie.
Hiervoor heeft de provincie een brede opgave geïdentificeerd met verschillende maatregelen, zowel regulerend via de verordening, als algemeen en gebiedsspecifiek.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
De tuinbouw, de sierteelt en agrologistieke concepten vormen een belangrijk en herkenbaar
exportproduct voor Zuid-Holland en voor Nederland. Maar de economische positie hiervan staat in internationaal opzicht onder druk. Een nauwe samenwerking tussen de greenports onderling en met de mainports is nodig en transities moeten gedragen worden door ondernemers en overheden samen. Omdat wij zien dat regionale en bovenregionale afstemming onvoldoende tot stand kwamen, innovaties hierdoor achterbleven en marktimperfecties leidden tot onwenselijk ruimtebeslag heeft de provincie een actieve rol genomen in het versterken van het netwerk en de realisatiekracht op regionaal en op nationaal niveau. Dit hebben wij onder andere gedaan door het ondertekenen van de verklaring Impulsagenda Greenports 3.0 samen met ondernemers, kenninsinstellingen en mede overheden. Hiermee geeft de provincie samen met haar partners een impuls aan transities die nodig zijn om als gezamenlijke Greenports ook straks een leidende positie in de wereld te kunnen behouden.
De Greenportgebieden in Zuid-Holland bestrijken ruimtelijk het gebied van meerdere gemeenten. De provincie is verantwoordelijk voor een goede ruimtelijke ordening in deze gebieden. De provincie werkt samen met deze gemeenten, het bedrijfsleven en de kennisinstellingen op provinciaal niveau én op niveau van de afzonderlijke Greenports aan het versnellen van de transitie naar toekomstbestendige en duurzame Greenports die op mondiale schaal toonaangevend en innovatief opereren.
Aanleiding:
Greenports en tuinbouw zijn al lange tijd onderdeel van provinciaal beleid en provinciale doelstellingen, vanwege het grote belang ervan voor de regionale (en nationale/internationale) economie, de energietransitie, het ruimtegebruik en de logistieke netwerken.
Afweging:
De provincie heeft vanwege haar positie in het netwerk, haar bevoegdheden en haar instrumentarium een belangrijke regulerende, ontwikkelende, stimulerende en faciliterende rol in het versnellen van de transitie van de Greenports naar innovatief en duurzaam. De Greenports vormen een belangrijk economisch cluster in Zuid-Holland, vanwege het aandeel in de regionale economie, het ruimtegebruik, de energietransitie en de logistieke netwerken.
Beleidskeuze:
De provincie houdt toezicht op de gemeentelijke uitvoering van de Huisvestingswet 2014, wat betreft de huisvesting van vergunninghouders en de huisvestingsverordening.
Toelichting:
Omschrijving:
De provincie houdt toezicht op de gemeentelijke uitvoering van de Huisvestingswet 2014, wat betreft de huisvesting van vergunninghouders en de huisvestingsverordening.
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
De provincie is toezichthouder op de gemeentelijke uitvoering van de Huisvestingswet 2014.
Aanleiding:
Het wettelijk kader van de Huisvestingswet 2014.
Afweging:
Zie hierboven bij Omschrijving.
Beleidskeuze:
In het kader van de zwemwaterwet heeft de provincie de verplichting om jaarlijks zwemwaterlocaties aan te wijzen, deze locaties worden gecontroleerd op waterkwaliteit, hygiëne en veiligheid.
Toelichting:
Omschrijving:
In het kader van de zwemwaterwet heeft de provincie de verplichting om jaarlijks zwemwaterlocaties aan te wijzen, deze locaties worden gecontroleerd op waterkwaliteit, hygiëne en veiligheid.
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
In het kader van de zwemwaterwet heeft de provincie de verplichting om jaarlijks zwemwaterlocaties aan te wijzen, deze locaties worden gecontroleerd op waterkwaliteit, hygiëne en veiligheid.
Aanleiding:
Noodzaak om de gezondheid en de veiligheid van gebruikers van zwemwater op een adequate manier te beschermen.
Afweging:
Eén en ander komt voort uit een wettelijke taak en draagt bij aan een gezonde leefomgeving.
Beleidskeuze:
De provincie zet in op het beter benutten en slimmer gebruiken van capaciteit van regionale mobiliteitssysteem Zuid-Holland, en zorgt voor opwaardering van haar infrastructuurnetwerk.
Daartoe realiseert de provincie:
1. projecten en maatregelen voor bereikbaarheid;
2. projecten en maatregelen voor verbeteren van verkeersveiligheid en vermindering van het aantal verkeersslachtoffers;
3. projecten, programma's en maatregelen gericht op betere benutting van de infrastructuur;
4. En voert de provincie verkenningen en onderzoeken uit ter versterking en opwaardering van het mobiliteitssysteem.
Toelichting:
Omschrijving:
De provincie wil betere benutting van mobiliteitsnetwerk en minder congestie door beter evenwicht tussen vraag en aanbod, want betere bereikbaarheid levert een grotere bijdrage aan economische vestigingsklimaat in Zuid-Holland. Dat betekent dat de vraag naar mobiliteit beter afgestemd wordt op het aanbod van infrastructuur en vervoermiddelen, en dat de integratie van netwerken wordt verbeterd. Bij het programmeren van wonen, werken en voorzieningen wil de provincie dat de beschikbaarheid van capaciteit op het mobiliteitsnetwerk één van de keuzefactoren vormt, en dat hiervoor bij planvorming voortdurend aandacht aan wordt besteed.
Verder wil de provincie verkeersdeelnemers de mogelijkheid bieden om op andere en meer gedifferentieerde tijden te reizen, alternatieve modaliteiten te gebruiken en flexibel te werken. Dit draagt bij aan betere bereikbaarheid en verkeersveiligheid. Meer afstemming (gedragscomponent) is vooral nodig op drukke uren en drukke bundels. Innovatieve ideeën bieden daarbij veel kansen.
Nationale infrastructuur is een verantwoordelijkheid van het Rijk. De provincie werkt constructief mee aan de totstandkoming van rijks infrastructuur waarover tracékeuzes zijn of worden gemaakt. Ze waakt over een goede aansluiting op het onderliggend wegennet en de ruimtelijke inpassing. Voor ontbrekende rijks-infrastructuur waarover nog niet is besloten, treft de provincie een ruimtelijke reservering. Dat doet zij om kapitaalvernietiging en persoonlijk leed te voorkomen, want als er in de tussentijd gebouwen worden gerealiseerd, zouden die weer verwijderd moeten worden voor de aanleg van de infrastructuur.
Aansluitend is er een stelsel van (boven)regionale wegen en lokale wegen. De provincie is zelf als beheerder verantwoordelijk voor het (boven)regionale wegennet en het compleet maken en opwaarderen van het wegennetwerk in Zuid-Holland, zoals afgesproken in het MPI. Scheiding van doorgaande hoofdrijbanen en een (regionale) parallelstructuur op autosnelwegen zal op de drukste punten uitkomst bieden. Er zullen spelregels geformuleerd worden over toekomstige economische effectrapportages.
Op operationeel vlak en in samenwerking met andere wegbeheerders, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties in Zuid-Holland werkt de provincie aan het intelligent maken van verkeersregelinstallaties in het kader van Talking Traffic. Ook op de vaarwegen zal dit steeds meer worden toegepast bijvoorbeeld bij het bedienen van bruggen (Blauwe Golf) en het informeren van vaarweggebruikers over brugopeningen. De integratie van netwerken, zoals bijvoorbeeld de koppeling tussen weg en vaarweg, de afstemming tussen vraag en aanbod en kansrijke toekomstige ontwikkelingen zullen nadrukkelijker aandacht krijgen.
Parallel aan het op orde brengen en beter benutten van het mobiliteitssysteem voert de provincie gebieds- en bereikbaarheidsverkenningen uit. De provincie participeert daarom in diverse MIRT-onderzoeken gericht op versterken van de agglomeratiekracht van de hele provincie. De provincie doet dit steeds vaker gebiedsgericht om knelpunten en kansen voor de toekomst te inventariseren en mogelijke verbetermaatregelen te definiëren. De focus ligt hierbij op de toekomstvastheid van het mobiliteitssysteem en de goederencorridors. Deze onderzoeken moeten leiden tot afspraken met het Rijk over programma’s en vervolgonderzoeken om te komen tot maatregelpakketten. In gebiedsuitwerkingen richt de provincie zich met regiopartners op gebiedsthema's zoals herstructurering tuinbouw, energietransitie en bereikbaarheid.
Samen met partners in de Economic Board Zuid-Holland wordt gewerkt aan het Investeringsprogramma Zuidelijke Randstad waarin ook projecten en programma's op het economisch vlak uitgevoerd en ontwikkeld.
Met het uitvoeren van projecten en maatregelen uit het Programma Zuid-Hollandse Infrastructuur (PZI) wordt de provincie beter bereikbaar en verkeersveiliger. Daarbij streeft de provincie naar een duurzaam financieel evenwicht tussen investeringen in, en onderhoud van de infrastructuur.
De provincie voert eigen provinciale projecten en maatregelen uit en daarnaast projecten en maatregelen die in samenwerking met, of met medefinanciering van andere partners als Rijk, gemeenten en waterschappen. De projecten zijn opgenomen in het PZI.
De verkeersveiligheidsmaatregelen (Duurzaam Veilig) zijn gericht op het verbeteren van de verkeersveiligheid van provinciale wegen.
Daarnaast zet de provincie door middel van educatie, communicatie, campagnes en voorlichting in op gedragsverandering van de verkeersdeelnemers. Dit doet de provincie in samenwerking met diverse partners zoals Rijk, gemeenten, scholen en politie. In de PZI-paragraaf Fiets wordt de uitwerking gegeven van de Uitvoeringsagenda Samen verder fietsen.
Reduceren milieueffecten mobiliteit
Wettelijke milieueisen voor lucht, geluid en externe veiligheid komen steeds meer vanuit de EU.
Ze worden bijvoorbeeld voor lucht steeds strenger en uitgebreider, waardoor de luchtkwaliteit in Europa en ook in Nederland de afgelopen decennia sterk is verbeterd en ook verder zal verbeteren.
Die Europese eisen stimuleren innovaties en zorgen binnen Europa voor eenduidigheid en een level playing field. Daarbij zijn bronmaatregelen veruit het meest kosteneffectief, zoals aan motoren en voertuigen. Energielabels en innovaties als cruise control, voertuiggeleiding en stillere banden maken het verkeer schoner, stiller en veiliger.
De provincie zal investeren in geluidsreducerende maatregelen aan infrastructuur. Het Actieprogramma Luchtkwaliteit bevat maatregelen die de provincie in eigen beheer neemt om de emissies naar de lucht te beperken, zoals de subsidieregeling voor de binnenvaart. Ook zal de provincie scherpere eisen stellen aan busmaterieel. Daarnaast zullen investeringen in de doorstroming ervoor zorgen dat verkeer minder hoeft af te remmen en op te trekken. Hinder door verkeer en energie-efficiëntie zullen blijvend aandacht houden gericht op het verminderen van de uitstoot.
De provincie zet zich in voor de bescherming van grote groepen burgers tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen en met luchtvaart. Risicovolle activiteiten worden zo veel mogelijk geclusterd op geschikte terreinen en aan daarvoor geschikte transportassen. Om op lange termijn de knelpunten rond het spoorvervoer op te lossen, zet de provincie in op maximaal vervoer over de Betuweroute en de aanleg van een goederenlijn tussen Rotterdam en Antwerpen (Robel). Deze laatste lost met name de problemen bij Zwijndrecht en Dordrecht op.
Het provinciaal beleid geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt, en bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven. In het Mobiliteitsbeleid wordt afgestemd met andere beleidsvelden, met name het ruimtelijk-economisch beleid. Daarbij is het vertrekpunt de huidige ruimtelijke situatie gecombineerd met vier keuzes:
1. Beter benutten en opwaarderen van wat er is
2. Vergroten van agglomeratiekracht
3. Verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit
4. Bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
De provincie voert maatregelen uit die aansluiten op haar wettelijke taak voor onderhoud van de provinciale wegen en vaarwegen in de wegenwet en wegenverkeerswet, en haar taak voor openbaar vervoer vastgelegd in de wet personenvervoer 2000.
Aanleiding:
De wereld van mobiliteit is dynamisch en randvoorwaarden kunnen veranderen. De provincie wil Beter sturen in de voorraad van infrastructuurprojecten en haar inzicht in de planning vergroten en de samenhang van mobiliteit met ander provinciael beleid vergroten. Infrastructurele projecten staan niet op zich zelf maar hebben relatie met de totale kwaliteit van het netwerk en de gebieden waar ze liggen en met andere beleidsvelden. Dit zal vooral in gebiedsverkenningen verder worden uitgewerkt.
Afweging:
De provincie voert maatregelen uit die aansluiten op haar wettelijke taak voor onderhoud van de provinciale wegen en vaarwegen in de wegenwet en wegenverkeerswet, en haar taak voor openbaar vervoer vastgelegd in de wet personenvervoer 2000.
Beleidskeuze:
De provincie bevordert de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving via verduurzaming van de landbouw door:
- Sluiten van kringlopen van grondstoffen;
- Versterken van regionale voedselketens;
- Versterken biodiversiteit bij normale agrarische bedrijfsvoering door vernieuwde verdienmodellen.
De provincie versterkt een volhoudbare sterke economische sector:
- Landbouwsector als sterk economisch cluster op lange termijn in stand houden.
Toelichting:
Omschrijving:
De provincie streeft naar verduurzaming van de landbouwketen en voedselketen met gezond, duurzaam en betaalbaar eten voor iedereen met een duurzame innovatieaanpak. Dit doen we met proeftuinen; een zichtbare plek waar de provincie samen met koplopers in de voedselketen duurzame landbouw uitprobeert en ontwikkelt in het proefveld Zuid-Holland. Dit ondersteunen wij mede door het platform Duurzame Landbouw.
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Het gaat om een verandering van de gehele landbouw- en voedselketen binnen en buiten Zuid-Holland dit is gemeentegrensoverstijgend. Het economisch en landschappelijk belang van de landbouw zijn bepalend voor Zuid-Holland.
Aanleiding:
In 2014 is gestart met een strategische verkenning van de ontwikkelingen in de landbouw vanwege de vele ontwikkelingen. Dit heeft geleid tot een discussiedocument en uiteindelijk dit beleid.
Afweging:
Er is een brede afweging gemaakt tussen de verschillende belangen waarbij gekozen is voor:
- Sluiten van kringlopen van grondstoffen;
- Versterken van regionale voedselketens;
- Versterken biodiversiteit bij normale agrarische bedrijfsvoering door vernieuwde verdienmodellen.
De provincie versterkt een volhoudbare sterke economische sector:
- Landbouwsector als sterk economisch cluster op lange termijn in stand houden.
Beleidskeuze:
De provincie stimuleert het draagvlak voor archeologie door:
Presenteren en toegankelijk maken van archeologische vondsten en verhalen van Zuid-Holland.
De provincie doet dit om te zorgen voor: Beschermd, benut, en beleefbaar cultureel erfgoed.
De provincie regelt dit door kaders te stellen en de provincie te vertegenwoordigen ten behoeve van het presenteren en toegankelijk maken van archeologische vondsten en verhalen van Zuid-Holland.
Toelichting:
Omschrijving:
Zuid-Holland wil een toonaangevende provincie zijn waar mensen met plezier wonen, werken en recreëren. Daartoe verbeteren wij de kwaliteit van de leefomgeving. Cultuur en erfgoed zijn daarin belangrijke factoren. De provincie wil daarom haar unieke erfgoed behouden voor toekomstige generaties, door het erfgoed te beschermen, beleefbaar te maken en te benutten, door het stimuleren c.q. subsidiëren van presenteren en toegankelijk maken van archeologische vondsten en verhalen van Zuid-Holland.
Het doel van de subsidieregeling publieksbereik archeologie Zuid-Holland is om het draagvlak voor de archeologie onder de inwoners van Zuid-Holland te vergroten door subsidie te verstrekken voor archeologische publieksactiviteiten, die leiden tot een beter beschermd, bekend en beleefbaar cultureel erfgoed in Zuid-Holland.
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
Met deze subsidieregeling wordt mede invulling gegeven aan de ambities in het EU-verdrag van Malta, waarbij elke ondertekenende partij zich er toe heeft verplicht om “de toegang van het publiek tot belangrijke bestanddelen van het archeologisch erfgoed, met name vindplaatsen, te bevorderen en het tentoonstellen aan het publiek van geselecteerde archeologische voorwerpen te stimuleren” (art. 9, lid 2 van het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (herzien), Valletta, 16-01-1992).
Aanleiding:
Verplichting die voortvloeit uit het EU-verdrag van Malta (artikel 9) en tevens voornemen uit het Hoofdlijnenakkoord 2015 - 2019: nl. te zorgen voor meer draagvlak onder de bevolking voor (de bescherming van) het archeologisch erfgoed. Doel is om meer kinderen, jongeren, volwassenen te betrekken bij de Zuid-Hollandse archeologie door gerichter presenteren en toegankelijk maken van de Zuid-Hollandse archeologische vondsten. Daartoe treft de provincie een aantal maatregelen, zoals benoemd onder kopje Maatregelen in Programma’s (kopje 6). “De provincie verzorgt ook een betere presentatie en toegankelijkheid van de in provinciaal beheer toevertrouwde archeologische vondsten”
Afweging:
Zie voor de afweging bovenstaande Omschrijving.
Beleidskeuze:
Het verstandig omgaan met (de gevolgen van) bodemdaling is een gezamenlijke opgave voor de overheden en grondgebruikers en -eigenaren. Niet één partij is verantwoordelijk en niet één partij heeft de oplossing. Samenwerking is nodig. De provincie stimuleert het verstandig omgaan met (de gevolgen van) bodemdaling. Afhankelijk van de lokale omstandigheden en mogelijkheden is dat mitigeren (tegengaan van de bodemdaling) of adapteren (meebewegen met de bodemdaling). Vanwege de klimaatopgave en het terugdringen van de broeikasgasemissies, geldt een generieke opgave voor het tegengaan van veenbodemdaling die gepaard gaat met broeikasgasemissie. Met de andere overheden hebben wij afgesproken om samen te werken aan veenbodemvisies en deze te vertalen in strategieën om de bodemdaling en de effecten ervan tegen te gaan. Daar waar we bodemdaling niet kunnen of willen accepteren zullen maatregelen moeten worden genomen of zal zelfs een verandering van het grondgebruik noodzakelijk zijn. Daarbij kan gedacht worden aan de toepassing van natte teelten of functieverandering naar bijvoorbeeld waterberging, natuur, recreatie, zonneweiden, wonen of combinaties daarvan. Een dergelijke transitie kost tijd. Technieken, zoals het toepassen van piepschuim onder wegen of onderwaterdrainage in landbouwgebieden, kunnen worden ingezet om de bodemdaling te vertragen en daarmee tijd te kopen om een transitie mogelijk te maken.
Met alle belanghebbende partners beperken wij de maatschappelijke kosten van bodemdaling in diepe veenweiden (riolering, wegen, leidingen, funderingen, waterbeheer, veenoxidatie), bieden perspectief voor de melkveehouderij en behouden het kenmerkende polderlandschap.
Toelichting:
Omschrijving:
De provincie zet zich in voor het gezamenlijk met andere partijen afremmen van bodemdaling in veengebieden. Het proces van bodemdaling kan niet volledig worden gestopt, zonder ingrijpende vernatting. Op lange termijn gaat het veenlandschap onvermijdelijk veranderen. Dat kan consequenties hebben voor het ruimtegebruik. De provincie zet zowel generiek in op het vertragen van de bodemdaling als gebiedspecifiek in de urgent kwetsbare gebieden. De provincie verwacht van de waterschappen dat ze bij het vaststellen van de peilbesluiten rekening houden met de gevolgen van bodemdaling. Waar het tegengaan van bodemdaling vraagt om adaptatie of transitie, hebben overheden, ondernemers en grondeigenaren of gebruikers ieder hun eigen verantwoordelijkheid.
De provinciale ambitie en inzet is gericht op het zichtbaar en bespreekbaar maken van de gevolgen van bodemdaling in de toekomst en het helpen bieden van handelingsperspectieven voor een vitale en (be)leefbare toekomst van de gebieden met slappe veen- en kleigronden.
De provincie wil de kennis, bewustwording en samenwerking ten behoeve van de opgave bodemdaling vergroten, om te komen tot een strategie en inzet van middelen en instrumenten. Daarbij gaat het om het begrijpen van de bodemdalingsprocessen en –effecten, de impact op het toekomstperspectief voor mensen en gebieden en het ontwikkelen van strategieën en handelingsperspectieven voor een passende adaptatie of transitie. Dat doen we met aandacht voor de differentiatie van de bodemdalingseffecten in ruimte en tijd, met oog voor de relatie met andere maatschappelijke opgaven zoals klimaat, circulaire economie en toekomstbestendig wonen, en in afstemming en samenwerking met andere overheden, kennisinstellingen, bedrijfsleven en andere relevante partijen en partners.
Deze ambitie realiseren we langs vier strategische lijnen "kennen", "doen", "communiceren" en "kunnen kiezen", die zijn uitgewerkt in het provinciaal Programma Bodemdaling 2016-2019 en de GS-brief "uitvoering moties bodemdaling en zonneboeren" aan Provinciale Staten (door GS vastgesteld in mei 2018).
1. Kennen van bodemdalingsprocessen en-effecten en van handelingsperspectieven.
2. Doen en concreet aan de slag gaan met maatregelen om praktisch te leren en te laten zien
3. Communiceren om de problematiek en perspectieven te delen en bespreekbaar te maken en in samenwerking door te ontwikkelen en uit te rollen.
4. Kunnen kiezen en de resultaten van het kennen, doen en communiceren benutten als bouwstenen voor strategie en beleid.
De provincie vraagt om bij de locatiekeuzes voor en het ontwikkelen van nieuwe woningbouwplannen, de bodemdalingsgevoeligheid van een gebied expliciet mee te nemen vanwege het toekomstig beheer van de woningbouw en woonomgeving. De potentieel hoge beheerskosten zijn voor ons extra reden om terughoudend te zijn ten aanzien van het toevoegen van nieuwe woningbouwlocaties buiten bestaand stad- en dorpsgebied in bodemdalingsgevoelige gebieden.
Zonnevelden kunnen, onder voorwaarden, bijdragen aan een economisch rendabel veenweidegebied en de transitie naar duurzame energie. Echter, de provincie beschermt ook de schaarse open ruimte en landschapswaarden en is om die reden terughoudend in het toestaan van zonnevelden. In beperkte mate en onder voorwaarden worden mogelijkheden voor zonnevelden geboden, waaronder in het knikpuntgebied pilot Zuidplas. De huidige landbouw heeft hier geen toekomst vanwege de keuze om de bodemdaling te stoppen en de waterpeilen niet meer mee te laten zakken.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Het is een grote maatschappelijke opgave die speelt op de lange termijn, en over gebieden en sectoren heen. Bodemdaling heeft gevolgen voor het landschap, klimaat, grondgebruik, gebouwen en infrastructuur en waterbeheer en zorgt voor hoge maatschappelijke kosten. Circa 75% van de provincie Zuid-Holland bestaat uit bodem die gevoelig is voor bodemdaling. De belangrijkste oorzaken van de bodemdaling zijn zettingen als gevolg van belasting van de slappe bodem (in bebouwd gebied) en veenafbraak als gevolg van ontwatering (in het landelijke veenweidegebied). Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft berekend dat de maatschappelijke kosten van bodemdaling in slappe bodems tot 2050 zullen zijn opgelopen tot 22 miljard euro. Bodemdaling heeft een duidelijke relatie met klimaatverandering. In het landelijk gebied draagt veenbodemdaling bij aan de uitstoot van broeikasgassen, een slechtere waterkwaliteit en hoge kosten voor met name beheer en onderhoud van infrastructuur. In het stedelijk gebied veroorzaakt zetting of compactie van de slappe bodem voor schade en/of hoge kosten voor beheer en onderhoud aan funderingen, wegen, openbare ruimte, rioleringen en leidingen. Bij extreme regenval kan het water minder goed worden afgevoerd door rioleringen en bij langdurige droogte kunnen houten palen droog komen te staan.
Aanleiding:
Doorgaande bodemdaling en klimaatverandering heeft impact op gebieden en sectoren, op landschap, klimaat, grondgebruik, gebouwen, infrastructuur, waterbeheer, schades en maatschappelijk- en beheerskosten. Niets doen leidt tot toenemende negatieve gevolgen en maatschappelijke kosten..
Afweging:
Het provinicaal beleid is gebaseerd op lange termijn (>30 jaar) effecten van bodemdaling en klimaatverandering op water, groen, milieu, klimaat, economie, leefbaarheid en cultuurhistorie. En de maatschappelijke kosten en baten nu en op de lange termijn.
Beleidskeuze:
De provincie voorziet op regionaal niveau, samen met gemeenten, marktpartijen en woningbouwcorporaties, in voldoende en passende woningen voor de verschillende doelgroepen, waaronder de doelgroepen van het huurbeleid. Hierbij gaat de voorkeur uit naar nieuwe woningbouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied en georiënteerd op hoogwaardig openbaar vervoer. De provincie is terughoudend over het toevoegen van nieuwe woningbouwlocaties buiten bestaand stads- en dorpsgebied en vragen om de bodemdalingsgevoeligheid van een gebied expliciet mee te wegen.
De provincie heeft de ambitie om alle woningen in Zuid-Holland in 2035 CO²-neutraal en vóór 2050 klimaatrobuust ingericht en ingepast te laten zijn. Nieuwe woningen dragen bij aan een aantrekkelijke woon- en leefomgeving in Zuid-Holland. Nieuwe woningen zijn energieneutraal of leveren energie en zijn toegerust op de gevolgen van klimaatverandering (heftige regenbuien, perioden van droogte en hittestress) en bodemdaling. Gemeenten maken in samenspraak met de provincie regionale woonvisies en regionale woningbouwprogramma's waarin bovengenoemde doelstellingen zijn uitgewerkt.
Toelichting:
Omschrijving:
Bouwen naar behoefte
De provincie hecht waarde aan de vestigingswens van haar inwoners en hanteert het uitgangspunt dat woningen daar worden gerealiseerd waar de behoefte zich manifesteert. Het uitgangspunt daarbij is dat de juiste woning op de juiste plek (op juiste moment) wordt gerealiseerd. Dat gaat allereerst over dat gebouwd wordt naar behoefte. De bouw van nieuwe woningen moet bijdragen aan de bestaande woningvoorraad, de (sub)regionale schaal van woningmarkt en de lange termijn in ogenschouw nemend. Daarnaast gaat het over woningen zo te bouwen, in samenhang met investeringen in infrastructuur, werklocaties en een aantrekkelijke groenblauwe leefomgeving dat dit bijdraagt aan de maatschappelijke opgaven en transities waar de provincie voor staat. Woningbouw als de enige of primaire oplossing voor de sociaal-economische vitaliteit is in de ogen van de provincie geen duurzame lange termijn strategie.
Bouwen binnen bestaand stads- en dorpsgebied
Met verdichting van het stedelijk gebied wordt de agglomeratiekracht versterkt. Het draagt bij aan efficiënt ruimtebeslag en door binnenstedelijk te bouwen kan het open landschap behouden blijven. Behoud en ontwikkelen van het groenblauwe netwerk in, om en tussen de steden draagt bij aan een aantrekkelijke leefomgeving, een attractief woonmilieu en een gezonde en klimaatadaptieve omgeving. Bouwen binnen bestaand bebouwd gebied speelt in op de behoefte aan binnenstedelijk wonen. De provincie wil dat de ladder op (sub)regionaal niveau wordt toegepast en dat samenwerkende gemeenten een gezamenlijk beeld ontwikkelen van de ontwikkelmogelijkheden binnen en buiten bestaand stads- en dorpsgebied.
Differentieer de woningvoorraad
Een aantrekkelijk leef- en vestigingsklimaat biedt mensen keuzevrijheid in woonomgevingen en heeft een woningvoorraad die aansluit op de behoefte. In het bijzonder is er aandacht voor een passend aanbod van de woningvoorraad onder de liberalisatiegrens voor de primaire en secundaire doelgroepen van het huurbeleid. Tot deze doelgroepen behoren in ieder geval: jongeren, senioren, grote gezinnen, vergunninghouders en arbeidsmigranten. Onder passend wordt ook verstaan dat op lokaal niveau wordt bijgedragen aan een evenwichtig gespreide sociale woningvoorraad over de regio.
Bouw georiënteerd op hoogwaardig openbaar vervoer
Een goede bereikbaarheid is voor Zuid-Holland van groot belang. Dat mensen zich gemakkelijk en comfortabel kunnen verplaatsen tussen gebieden en dat werk en voorzieningen goed bereikbaar zijn, is niet alleen belangrijk voor de leefbaarheid en individuele ontwikkeling maar ook voor de concurrentiepositie van de regio. De voorkeur gaat uit naar nieuwe woningbouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied en nabij hoogwaardig openbaar vervoer. Binnen het bestaand stads- en dorpsgebied liggen er veel kansen voor herstructurering en transformatie. Voor de provincie ligt de hoogste prioriteit logischerwijs bij herstructurering en transformatie van locaties die binnen de invloedsfeer van hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) liggen.
De provincie sluit aan bij de Rijksladder voor duurzame verstedelijking. Een consequentie van het feit dat de provincie aansluit bij de werking van de Rijksladder, is dat bij bepaalde ontwikkelingen minder vaak sprake is van een ‘nieuwe stedelijke ontwikkeling’. Dit maakt dat de transformatie van bestaande bebouwing, als bijvoorbeeld kantoren, winkels en cultuurhistorische waardevolle gebouwen binnen de invloedssfeer van Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV), vaak niet ladderplichtig zal zijn en met het oog op de woningbehoefte altijd kan worden gestart. Ook als deze nog niet in overeenstemming is met het regionale woningbouwprogramma. Bij de jaarlijkse actualisering van het woningbouwprogramma moet rekening worden gehouden met de betreffende transformatieprojecten, die nog niet in overeenstemming zijn met het regionale woningbouwprogramma.
Waar het gaat om de transformatie van gronden naar woningbouw binnen BSD en nabij HOV en dit cijfermatig niet past binnen het regionale woningbouwprogramma, dan gaat de provincie samen met de initiatiefnemende gemeente graag het gesprek aan met de regio om deze ontwikkeling in het programma op te nemen.
Benut de potentie van energietransitie en klimaatadaptatie
De provincie heeft de ambitie om alle woningen in Zuid-Holland in 2035 CO2-neutraal en vóór 2050 klimaatrobuust ingericht en ingepast te laten zijn. Dat betekent voor de bestaande woningvoorraad een flinke opgave terwijl voor nieuwbouw deze efficiencyslag eenvoudig te realiseren is.
Regionale woonvisie
Gemeenten stellen in regionaal verband woonvisies vast, waarin de gewenste kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkelrichting voor de bestaande en gewenste woningvoorraad binnen de regio wordt bepaald. Gemeenten en provincie spreken in gezamenlijkheid af welke uitgangspunten en randvoorwaarden voor de woonvisie gelden.
De woonvisie bevat tenminste een beschrijving van de kwalitatieve en kwantitatieve woonopgave op korte en lange termijn en een onderbouwing van de behoefte die regionaal is afgestemd. De regionale woonvisie vormt het kwalitatieve en kwantitatieve kader voor en de onderbouwing van het door de regio op te stellen regionale woningbouwprogramma en de beoordeling daarvan door de provincie.
Regionale woonvisies moeten actueel zijn. De regio draagt hiervoor zorg. Wanneer hiertoe aanleiding is, kan ook de provincie het initiatief nemen tot actualisatie van een regionale woonvisie. De actualisering van de Woonbehoefteverkenning Zuid-Holland kan daarvoor een reden zijn.
Regionale woonvisies worden gemaakt voor één of meerdere woningmarktgebieden. Hierbij vraagt de provincie te voldoen aan onderstaande punten:
- Een beschrijving van de ontwikkeling van de woningbehoefte en de woningvoorraad in de regio op korte en lange termijn;
- Een passend aanbod voor de doelgroepen van het huurbeleid;
- Onderbouwing van de keuzes en maatregelen in de woonopgave met betrekking tot energietransitie, klimaatadaptatie en bodemdaling.
In de woonvisie wordt aangegeven hoe wordt omgegaan met het uitgangspunt van de Ladder voor duurzame verstedelijking om binnenstedelijk te bouwen of binnen de invloedsfeer van hoogwaardig openbaar vervoer. Voor zover locaties buiten bestaand stads- en dorpsgebied nodig zijn, of buiten de invloedsfeer van hoogwaardig openbaar vervoer worden de ruimtelijke aspecten (waaronder de ontsluiting) van die locaties onderbouwd.
Als de schaarste aan goedkope woonruimte zo groot is dat één of meer gemeenten in de regio voor het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van die schaarste een huisvestingsverordening gebruikt, bevat de regionale woonvisie tenminste:
- Een definitie van het begrip schaarste aan goedkope woonruimten;
- Een of meer indicatoren waarmee de schaarste wordt gemeten, en
- Een kwantitatief programma om de voorraad goedkope woonruimten af te stemmen op de omvang van doelgroepen, gericht op een significante afname binnen een benoemde termijn (vier jaar) van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarse aan goedkope woonruimte.
Een regionale woonvisie voorziet ook in een passend aanbod van middeldure huurwoningen. Voldoende aanbod van middeldure huurwoningen is van groot belang voor het goed functioneren van de woningmarkt.
Het regionaal samenwerkingsverband dat de woonvisie indient bij de provincie vormt het eerste aanspreekpunt voor de woonvisie en afstemming van het woningprogramma binnen de regio. Gemeenten in de regio worden geacht hun lokale woonvisies in lijn te brengen met de regionale woonvisie.
Vanuit de wens tot verdere verbetering van de bestaande gebouwde omgeving middels herstructurering, verdichting en transformatie bekijken provincie en gemeenten in hoeverre de potenties van locaties zowel kwalitatief als kwantitatief worden benut.
Gemeenten dragen samen met de provincie zorg voor een realistisch en actueel kwalitatief en kwantitatief onderbouwd regionaal woningbouwprogramma, welke jaarlijks wordt geactualiseerd Dit dient gemotiveerd te worden vanuit de regionale woonvisie.
Provincie en regio zijn beide gebaat bij een actuele regionale woonvisie die voldoet aan de kwantitatieve en kwalitatieve vraag. In voorbereiding op de actualisatie gaat de provincie in overleg met de regio's over welke informatie relevant is en wie hiertoe gegevens kan leveren.
Regionaal woningbouwprogramma
Een regionale woonvisie vormt het kader voor en dient de onderbouwing te geven van het regionale woningbouwprogramma. Het woningbouwprogramma is aanpasbaar bij de actualisatie regionale woonvisie of van de behoefte. Om te beoordelen of het woningbouwprogramma in overeenstemming is met de woonvisie kijkt de provincie naar het aantal woningen, de locaties, doelgroepen, en de maatschappelijke meerwaarde zoals energietransitie, klimaatadaptatie, bodemdaling, bereikbaarheid en gezonde leefomgeving.
Woningbehoefteverkenning Zuid-Holland
Voor wonen is voor de provincie de meest actuele Woningbehoefteverkenning Zuid-Holland uitgangspunt voor gesprek over de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte. Dit woningbehoefteonderzoek wordt actueel gehouden.
Om een totaalbeeld van de stand van zaken van het regionale woningbouwprogramma mogelijk te maken, vraagt de provincie dit jaarlijks te actualiseren. Voor woningbouwplannen, die binnen tien jaar niet tot uitvoering zijn gebracht, dient de behoefte opnieuw beschreven en gemotiveerd te worden conform de Ladder voor duurzame verstedelijking. Regionaal onderzoek naar de mogelijkheden voor de ontwikkeling van de woningbouwvoorraad kan deel uitmaken van de voorbereiding tot actualisatie van de woonvisie.
Een passend aanbod voor de doelgroepen van het huurbeleid is van belang. Daarvoor is kwantitatief en kwalitatief inzicht nodig in de bestaande en toekomstige sociale voorraad, onderscheiden naar prijsklassen en in de ontwikkeling van de omvang van de doelgroepen die aangewezen zijn op woningen in de verschillende prijsklassen. Daarmee kunnen gemeenten inzichtelijk maken dat zij over een passend aanbod beschikken.
Energietransitie, klimaatadaptatie en een gezonde leefomgeving
Bij de planvorming spelen vraagstukken rondom energie, duurzaamheid, bodemdaling, klimaatadaptatie en een gezonde leefomgeving een steeds belangrijker rol. Dit vindt zijn weerslag in locatiekeuzes, bij uitvoering van woningbouwprogramma’s en bij keuzes ten aanzien van de levensduur en functionaliteit van woningen en gebouwen. De provincie heeft de ambitie om alle woningen in Zuid-Holland in 2035 CO² neutraal en vóór 2050 klimaatrobuust ingericht en ingepast te laten zijn aansluitend bij de groenblauwe structuur van Zuid-Holland. De provincie wil hierbij samen met de regio’s tot maatwerk komen in de regionale woonvisies. De provincie vraagt om bij de locatiekeuzes voor en het ontwikkelen van nieuwe woningbouwplannen, de bodemdalingsgevoeligheid van een gebied expliciet mee te nemen vanwege het toekomstig beheer van de woningbouw en woonomgeving. De potentieel hoge beheerskosten zijn voor ons extra reden om terughoudend te zijn ten aanzien van het toevoegen van nieuwe woningbouwlocaties buiten bestaand stads- en dorpsgebied in bodemdalingsgevoelige gebieden.
Bij het ontbreken van een door GS aanvaarde regionale woonvisie beoordeelt de provincie per (bestemmings)plan of de behoefte voldoende is onderbouwd met toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking en ons omgevingsbeleid. Wanneer er geen sprake is van een door de provincie (volledig) aanvaarde regionale woonvisie en woningbouwprogramma hebben Gedeputeerde Staten de mogelijkheid om zelf een woonvisie en een woningbouwprogramma op te stellen en vast te stellen voor die regio.
De provincie heeft met een aantal gemeenten en regio’s bestuurlijke afspraken gemaakt over locatie, kwantiteit, kwaliteit en tempo van woningbouw. Dit neemt niet weg dat bestemmingsplannen voor locaties waarvoor bestuurlijke afspraken met de provincie zijn gemaakt op het gebied van wonen moeten voldoen aan het provinciale omgevingsbeleid. Gewijzigde omstandigheden kunnen voor alle partijen aanleiding geven voor heroverweging. Een overzicht van deze afspraken is opgenomen in het Programma ruimte.
Monitoring
Om de realisatie van onze en gezamenlijke beleidsdoelstellingen te kunnen volgen is inzicht nodig in de ontwikkeling van de bestaande en toekomstige woningvoorraad en de onderwerpen die daar verband mee houden. Provincie en regio zijn beide gebaat bij een actueel woningbouwprogramma en een woningvoorraad die voldoen aan de (kwantitatieve en kwalitatieve) vraag en passen bij de doelstellingen van de regionale en provinciale visies. Voor de monitoring gaat de provincie regelmatig in overleg met de regio's over welke informatie en welke indicatoren relevant zijn en wie hiertoe gegevens kan leveren. Monitoring kan dan eventueel gezamenlijk worden opgepakt, ofwel voor de context en duiding ofwel voor het bijsturen van beleid.
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
Woningen betreffen een belangrijke ruimtelijke ontwikkeling waar de provincie op toeziet. De provincie maakt daarbij gebruik van haar wettelijke taken op het gebied van ruimtelijke ordening. De ontwikkelingen in de woningmarkt beperken zich niet tot gemeente- en/of regiogrenzen en moeten in samenhang met elkaar worden aangepakt. De woningmarkt heeft nauwe samenhang met andere opgaven, denk hierbij aan regionale economie, groen en recreatie, infrastructuur.
Aanleiding:
Wonen is een primaire levensbehoefte en aanbod en vraag sluiten onvoldoende aan.
Afweging:
zie boven
Beleidskeuze:
De groenblauwe structuur is een samenhangend stelsel van verschillende groene ruimtes en routes die stad en land met elkaar verbinden: de grote parken en groenblauwe dooradering in de stad, recreatieve stad-land verbindingen en poorten, recreatiegebieden om de stad, de groene buffers en belangrijke recreatieve routes in het landelijk gebied. Er ligt een opgave om deze structuur te behouden en waar nodig te versterken, zodat er voldoende ruimte is voor groen en water binnen steden en dorpen en er voldoende verbindingen zijn met groen en water in het landelijk gebied.
Dat
Toelichting:
Omschrijving:
Er ligt een opgave om de groene kwaliteiten zowel binnen als buiten de stad te versterken en de samenhang tussen stedelijke parken, recreatiegebieden, natuurgebieden en agrarisch landschap te vergroten. De provincie zet daarom in op de groenblauwe structuur. Dat is een samenhangend stelsel van verschillende groene ruimtes en routes die stad en land met elkaar verbinden: de grote parken en groenblauwe dooradering in de stad, recreatieve stad-land verbindingen en poorten, recreatiegebieden om de stad, de groene buffers en belangrijke recreatieve routes in het landelijk gebied. De groenblauwe structuur staat in verbinding met de gebieden van bijzondere kwaliteit (natuur en kroonjuwelen), de erfgoedlijnen en de overige landschappen in de provincie. Het fietsnetwerk, waarvan ook de veren in de provincie deel uitmaken, vormt een belangrijke drager van de groenblauwe structuur. Het is een gezamenlijke opgave van provincie, gemeenten en andere partijen om deze structuur in stand te houden, waar nodig verder te ontwikkelen en barrières op te heffen, om zo de kwaliteit en samenhang te verbeteren.
De provincie zet in op een toename van kwalitatief hoogwaardige recreatiemogelijkheden in en nabij de stad. Deze opgave richt zich met name op verbetering van het groenblauwe routenetwerk en het verbeteren en voltooien van het aanbod aan recreatiegebieden. De recreatiegebieden vallen onder categorie 2 van het handelingskader ruimtelijke kwaliteit. De provincie Zuid-Holland stelt als uitgangspunt dat de groene ruimte in en om de stad voor alle inwoners van het stedelijk netwerk op maximaal vijftien minuten fietsen op een aantrekkelijke manier bereikbaar is.
Groenbeleving moet aansluiten op de verschillende leefstijlgroepen en het aanbod moet voldoende gevarieerd zijn. De komende jaren wordt nog een aantal nieuwe recreatiegebieden rond het stedelijk netwerk gerealiseerd. De provincie verbetert de kwaliteit van de bestaande recreatiegebieden onder andere door meer differentiatie aan te brengen. Dat kan door een natuurlijkere inrichting, met oog voor biodiversiteit of aansluitend bij de identiteit en cultuurhistorische waarde van het gebied en de omgeving. Binnen de recreatiegebieden biedt de provincie ruimte aan nieuwe recreatieve voorzieningen, passend bij de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Locaties waar recreatieve routes samenkomen en die een toegang vormen naar belangrijke recreatieve landschappen, worden beschouwd als ‘recreatieve poorten’. Hier wil de provincie ruimte bieden aan passende voorzieningen.
De provincie ziet de stedelijke groen- en waterstructuur als een integraal onderdeel van de (boven)regionale groenblauwe structuur. De stedelijke parken en de groenblauwe dooradering vormen als het ware de uitlopers en haarvaten van de landschappen buiten de stad. Met de verdichtingsopgave van het bestaand stads- en dorpsgebied wordt de groene ruimte als tegenhanger van de stedelijke dynamiek nog belangrijker voor rust, ruimte en leefkwaliteit. De stedelijke groen- en waterstructuur kan met het oog op klimaatverandering dienen als klimaatbuffer bij hittestress, droogte en wateroverlast. De regulatiefunctie van de bodem kan daar een belangrijke bijdrage aan leveren.
Stedelijke ontwikkeling moet inspelen op de klimaatverandering. Naar verwachting zullen extreme weersomstandigheden in de toekomst vaker optreden, met wateroverlast en problemen door droogte en hitte tot gevolg. Een groenblauwe dooradering van het bestaand stads- en dorpsgebied, in combinatie met het aanleggen van minder verharding, kan dit probleem verminderen. Dankzij de groenblauwe dooradering reiken bovendien de haarvaten van het landschap tot in de centrumgebieden van de bebouwde ruimte.
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
De groenblauwe structuur ligt in een groot deel van de provincie en is gemeentegrensoverschrijdend. Het behouden en versterken van de groenblauwe structuur is een gezamenlijke opgave van provincie, gemeenten en andere partijen.
Aanleiding:
Zie bovenstaande omschrijving
Afweging:
Zie bovenstaande omschrijving
Beleidskeuze:
De provincie zet zich in voor een verbetering van de waterkwaliteit van al het oppervlaktewater, omdat mooi en schoon water een belangrijke randvoorwaarde is voor een gezonde en aantrekkelijke woon- en leefomgeving. We streven naar een waterkwaliteit die het optimum combineert voor de verschillende functies die water heeft voor de leefomgeving en de economie. Deze functies zijn: zwemwater (recreatie), drinkwater (gezondheid), voedselproductie (land-en tuinbouw/economie) en natuur (biodiversiteit). Bij het streven naar een hoge biodiversiteit, maar ook bij het streven naar een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving, is een goede waterhuishouding essentieel. De Kaderrichtlijn Water (KRW) verplicht ons ecologische kwaliteitsdoelen vast te stellen voor oppervlaktewater. Voor zowel oppervlakewater als grondwater gelden ook chemische doelen. De waterschappen zijn als beheerder verantwoordelijk voor het halen van die kwalititeitsdoelen, maar kunnen dit alleen in samenwerking met de andere partners, waaronder de provincie bereiken. De provincie wil met name voor de functies waarop zij een (wettelijke) taak heeft (natuur, zwemwater, drinkwater en duurzame landbouw), samenwerken met de andere partners op de betreffende terreinen om deze doelen te realiseren.
Toelichting:
Omschrijving:
De ambitie is het realiseren van de doelen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), namelijk een goede chemische en ecologische kwaliteit in de KRW-waterlichamen, uiterlijk in 2027. De provincie zet zich samen met de waterschappen en andere partners in om de waterkwaliteitsopgaven waar mogelijk te combineren met andere water, groen- en ruimtelijke opgaven. Dit levert synergievoordelen en doelmatigheidswinst op.
De provincie zet samen met het Rijk en de andere deltaprovincies in op ecologisch herstel van de Zuid-Hollandse Delta door (beperkt) herstel van de natuurlijke dynamiek. Bij de uitwerking hiervan wordt rekening gehouden met de zoetwatervoorziening ten behoeve van functies zoals drinkwatervoorziening, landbouw en industrie. Voor de afzonderlijke zeearmen betekent dit het volgende. De Haringvlietdam wordt op een kier gezet. Voor de Grevelingen wordt ingezet op het terugbrengen van getij in combinatie met een getijdencentrale in de Brouwersdam. De inzet voor het Volkerak-Zoommeer is het terugbrengen van een zoutwatersysteem in combinatie met beperkt getij, onder voorwaarde dat de het zout water pas mag worden toegelaten als de zoetwatervoorziening in de regio is geregeld en zoutlek bij de Volkeraksluizen tegen is gegaan. De besluiten over de Grevelingen en het Volkerak-Zoommeer worden genomen door het Rijk.
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
De kaderrichtlijn water is een Europese richtlijn die is geïmplementeerd in de Waterwet. De provincie stelt de doelen vast voor de oppervlaktewaterlichamen en waar mogelijk levert de provincie een bijdrage aan maatregelen. En de provincie rapporteert aan het Rijk over de voortgang van maatregelen.
Aanleiding:
Een slechte ecologische kwaliteit en chemische toestand van het oppervlaktewater heeft geleid tot Europese regelgeving.
Afweging:
Mooi en schoon water is een belangrijke randvoorwaarde voor een gezonde en aantrekkelijke woon- en leefomgeving.
Beleidskeuze:
De provincie biedt ruimtelijk mogelijkheden voor windenergie. Windenergie is naast overige vormen van duurzame energie noodzakelijk voor het bereiken van de provinciale doelstelling: in 2020 minimaal 9% van de energieconsumptie in Zuid-Holland duurzaam opwekken.
Met het Rijk zijn afspraken gemaakt om in 2020 te voorzien in 735,5 MW opgesteld vermogen op land. Hiervoor zijn ‘locaties windenergie’ aangewezen. Deze locaties zijn vastgelegd in de verordening. De locaties zijn het resultaat van een afweging tussen eisen vanuit windenergie en voorwaarden vanuit landschap en ruimtelijke kwaliteit.
Mede door de grote omvang en ruimtelijke invloed van moderne windturbines is het van belang om deze geconcentreerd te plaatsen in daarvoor geschikte gebieden en versnippering over de hele provincie te voorkomen. De ruimtelijke uitgangspunten zijn daarbij dat windenergie passend is langs grootschalige infrastructuur (snelwegen), op grote bedrijventerreinen of op de grote scheidslijnen tussen land en water; de randen van de zuidhollandse eilanden. Windturbines plaatsen we ‘daar waar het waait’ (eilanden), ‘daar waar energie gevraagd wordt’ (industrie) en ‘daar waar ze aan kunnen sluiten bij grote landschappelijke structuren’ (grootschalige overgangen land-water, grote lijnvormige (infra)structuren).
De voorkeur wordt gegeven aan enkelvoudige lijnopstellingen en clusters, in samenhang met en evenwijdig aan de betreffende infrastructuur en scheidslijnen.
Bestaande opstellingen van moderne, grote turbines kunnen ter plaatse vervangen en opgeschaald worden.
Naast de moderne grote windturbines is er in de provincie ruimte voor kleinere windturbines. Turbines met een ashoogte tot 15 meter mogen binnen en buiten bestaand stads- en dorpsgebied worden geplaatst en turbines tot 45 meter binnen bestaand stads- en dorpsgebied of binnen het glastuinbouwgebied, voor zover dat past bij de lokale situatie. Dit is ter beoordeling van de gemeente. De provincie kan wel een zienswijze indienen indien te weinig rekening is gehouden met het omringende landschap en de cultuurhistorische, ecologische en recreatieve kwaliteiten.
Toelichting:
Omschrijving:
De provincie maakt de realisatie van windenergie ruimtelijk mogelijk in een aantal specifieke gebieden. Private partijen zijn aan zet voor initiatieven tot plaatsing van windturbines.
Bij de plaatsing van windturbines dienen op projectniveau effecten ten aanzien van o.m. natuur, flora en fauna, bescherming van waardevol cultureel erfgoed, geluid, externe veiligheid, slagschaduw, lichtschittering, vaarwegen en waterstaatswerken, landschappelijke inpassing, watertoets en archeologie te worden onderzocht. Het voorgaande dient in een MER en/of een ruimtelijke onderbouwing te worden vastgelegd.
In principe wordt voor het behalen van de windenergieopgave vastgehouden aan de door Provinciale Staten vastgestelde locaties. Mochten die om technische of andere redenen niet haalbaar zijn, dan moet het opnemen van nieuwe locaties worden overwogen. Daarvoor is dan aanpassing van de verordening nodig.
Hierna wordt per regio ingegaan op de locaties windenergie. Actuele informatie over de realisatie (aantal MW en gerealiseerde locaties) is terug te vinden in de jaarlijkse 'Voorgangsrapportage uitvoering windenergie Zuid-Holland'.
Regio Alblasserwaard-Vijfheerenlanden
In de regio Alblasserwaard-Vijfheerenlanden liggen twee windlocaties. De locatie ‘Bedrijventerrein Gorinchem Noord' is opgenomen op kaart 16 in de Verordening ruimte. Deze locatie ligt in de gemeente Gorinchem. Met de gemeente Gorinchem is een overeenkomst gesloten tot het overdragen van de provinciale bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning. De locatie dient in combinatie met het bedrijventerrein ontwikkeld te worden. De andere locatie is de locatie ‘windpark Giessenwind'. Deze locatie ligt in de gemeenten Giessenlanden.
De windlocaties maken samen de realisatie van circa 15 MW mogelijk.
Regio Drechtsteden
In de regio Drechtsteden liggen zeven windlocaties. Deze locaties zijn allemaal opgenomen op kaart 16 van de Verordening Ruimte. De windlocaties Dortse Kil IV, Merwedehaven, Krabbepolder, Duivelseiland/Krabbegors en Dortse Kil III liggen in de gemeente Dordrecht. Bij de ontwikkeling van de locaties moeten voldoende doorzichten worden gegarandeerd. Met de gemeente Dordrecht is een overeenkomst gesloten tot het overdragen van de provinciale bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning.
In de gemeente Zwijndrecht ligt de VRM locatie Groote Lindt. In de gemeente Papendrecht ligt de VRM locatie Oosteinde, deze is opgenomen in de Koepelstartnotitie Inpassingsplannen Locaties Windenergie.
Deze windlocaties maken samen de realisatie van circa 30 MW mogelijk.
Regio Goeree-Overflakkee
Op Goeree-Overflakkee liggen tien windlocaties. Deze zijn allemaal opgenomen op kaart 16 van de Verordening ruimte. Het gaat om de locaties windpark Haringvliet, windpark Hellegatsplein, windpark Piet de Wit, windpark Herkingen, windpark Battenoert, windpark Van Pallandt, windpark Martine Cornelia en de locaties Blaakweg/Suyderlandt, Kroningswind en Anna Wilhelminapolder. Binnen deze locaties mogen windparken in clusters of lijnopstelling worden gerealiseerd. Met de gemeente Goeree-Overflakkee is een overeenkomst gesloten tot het overdragen van de provinciale bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning.
De genoemde windlocaties maken de realisatie van circa 225 MW mogelijk.
Voor de onderbouwing van de locatiekeuze is door de gemeente het planMER Windenergie Goeree Overflakkee opgesteld. Voor de locaties op Goeree Overflakkee die nog ontwikkeld moeten worden bevat dit planMER informatie die gebruikt moet worden bij de verdere uitwerking van de betreffende locatie.
Regio Haaglanden
In de regio Haaglanden liggen vier locaties voor windenergie. Deze zijn allemaal opgenomen op kaart 16 van de Verordening ruimte. Het gaat om windpark Zoetermeer in de gemeente Zoetermeer, windturbine Leehove in de gemeente Westland, windturbine De Haagse Molen/CEVA in de gemeente Den Haag en windlocatie A20 in de gemeente Westland/Midden-Delfland. Voor de laatstgenoemde locatie hebben Gedeputeerde Staten de Koepelstartnotitie Inpassingsplannen Locaties Windenergie vastgesteld.
De windlocaties maken de realisatie van circa 21 MW windenergie mogelijk.
Regio Hoeksche Waard
In de regio Hoeksche Waard liggen vijf windlocaties die allemaal zijn opgenomen op kaart 16 van de Verordening ruimte. Het gaat om de locatie Oude Maas in de gemeente Binnenmaas, de locatie Oude Mol/Mariapolder in de gemeente Strijen, de locaties Westersepolder en Hogezandse polder in de gemeente Cromstrijen en de locatie Spui in in de gemeente Korendijk. Met uitzondering van de gemeente Korendijk, is met alle gemeenten een overeenkomst gesloten tot het overdragen van de provinciale bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning.
De provincie gaat er vanuit dat de locaties Westerse Polder Cromstrijen en Mariapolder Strijen worden opgeschaald tot zo'n 15 MW per locatie, aangezien de locaties landschappelijk aanvaardbaar worden geacht.
Voor de locatie Spui in de gemeente Korendijk is een provinciaal inpassingsplan opgesteld. De locaties in de Hoeksche Waard maken de realisatie van circa 87 MW mogelijk.
Regio Holland-Rijnland
In de regio Holland-Rijnland liggen vijf windlocaties. In de gemeente Zoeterwoude-Rijndijk de locatie windpark Barrepolder (Heineken) en de windlocatie Papemeer. Laatst genoemde locatie is niet opgenomen op kaart 16 van de Verordening ruimte.
In de gemeente Alphen aan de Rijn ligt de locatie windpark Rijnwoude (Spookverlaat). Ook deze locatie is niet opgenomen op kaart 16 van de Verordening ruimte.
Verder gaat het om de locatie Akzo-Nobel in de gemeente Teylingen en de locatie Valkenburgse meer in de gemeente Katwijk.
Met de gemeente Katwijk is een overeenkomst gesloten tot het overdragen van de provinciale bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning.
De locaties in deze regio maken de realisatie van circa 47 MW mogelijk.
Regio Midden-Holland
In de regio Midden-Holland liggen twee windlocaties. Het gaat om de locatie Gouwevogel in de gemeente Gouda en de locatie Distripark Doelwijk in de gemeente Waddinxveen. Op de locatie Distripark Doelwijk is uitbreiding mogelijk aansluitend op de bestaande turbines. Indien mogelijk mag hier een cluster worden gerealiseerd. Een eventuele vijfde turbine ten oosten van de bestaande 4 turbines mag geen belemmering vormen voor het beheer van het project Parallelstructuur A12 en de reedsgeplande infrastructuur in de Zuidplaspolder. De locatie in de gemeente Gouda is niet opgenomen op kaart 16 van de Verordening ruimte. De windlocaties maken de realisatie van circa 16 MW mogelijk.
Regio Rotterdam
In de regio Rotterdam staat circa 205 MW bestaand opgesteld vermogen (waarvan 190 MW in het Havengebied). In de regio zijn twee windenergieconvenanten van kracht, te weten het Convenant Realisatie Windenergie Rotterdamse Haven (2009) en het Convenant Realisatie Windenergie Stadsregio Rotterdam (2012). De provincie heeft beide convenanten ondertekend. Beide convenanten zijn vertaald in het provinciaal beleid.
Het Havenconvenant betreft het haven- en industriegebied van Rotterdam en heeft als doelstelling een extra opgesteld vermogen van 150 MW in 2020. Het totale geplande aantal MW in 2020 voor het havengebied komt daarmee op 300 MW.
Het convenant voor de voormalige Stadsregio Rotterdam heeft als doelstelling 150 MW in 2020 op het grondgebied van de voormalige Stadsregio buiten het haven- en industriegebied.
Binnen het convenant windenergie voor de voormalige stadsregio zijn op de locaties Groote Lucht (Vlaardingen), Rivium/Kralingse Veer (Capelle aan den IJssel) en Haringvlietdam (Hellevoetsluis) windturbines gerealiseerd. Voor de locaties Nieuw Reijerwaard (Ridderkerk), Nieuwe Waterweg (Rotterdam) en een deel van Noordzeeboulevard (Westvoorne) geldt dat deze in het bestemmingsplan mogelijk zijn gemaakt of de dat de vergunningprocedure is gestart. Een aantal locaties uit het windenergieconvenant van de voormalige stadsregio Rotterdam bleek geheel of gedeeltelijk technisch niet haalbaar waardoor de doelstelling van 150 MW niet gerealiseerd kan worden op de overeengekomen locaties. In de voormalige stadsregio is daarop gezamenlijk door gemeenten en provincie gezocht naar alternatieve locaties voor windenergie om de opgave in dit gebied te realiseren. De resultaten van dit proces leiden tot een aanpassing/aanvulling van de in deze regio aangewezen locaties voor windenergie in de Verordening ruimte.
Voor de locatiekeuze is het planMER partiële herziening VRM windenergie Zuid Holland opgesteld. In het MER zijn 46 locaties die liggen binnen het gebied van het Convenant Realisatie Windenergie Stadsregio Rotterdam onderzocht. Op basis van de resultaten van dit onderzoek is een set aan locaties (het voorkeursalternatief) opgenomen op de kaartbijlage van de Verordening ruimte. De set bestaat uit locaties die op basis van de uitkomsten van het planMER geschikt of geschikt te maken zijn voor windenergie en daarnaast voldoen aan de ruimtelijke en landschappelijke plaatsingscriteria voor windenergie.
De locaties Barendrecht –Heinenoord en Nedstaal-Alblasserdam maken geen onderdeel meer uit van deze set vanwege negatieve adviezen over inpassing in relatie tot de locatie Binnenmaas respectievelijk het werelderfgoed Kinderdijk. De locatie BT Oost en Haringvlietdam zijn geheel, respectievelijk gedeeltelijk, niet meer opgenomen in deze set vanwege technische redenen.
De locaties in de voormalige stadsregio zijn opgenomen in onderstaande figuur.
De set aan locaties bevat enkele locaties die geheel of gedeeltelijk liggen binnen beschermingscategorie 1 en/of 2 voor ruimtelijke kwaliteit. Het gaat om de locaties Beneluxplein, N57 Entree Noord, Haringvlietdam, Oeverbos Vlaardingen/Maassluis, Hartel Oost en Plaatweg, Rozenburg Landtong en Noordzeeboulevard. In artikel 2.2.1, tweede lid van de Verordening ruimte is bepaald dat binnen de beschermingscategorieën beperkingen gelden voor ‘aanpassen’ en ‘transformeren’ tenzij het gaat om een in het Programma ruimte uitgezonderde ruimtelijke ontwikkeling. De plaatsing van windturbines binnen de genoemde locaties is een uitgezonderde ruimtelijke ontwikkeling, vanwege het belang en de urgentie van de energietransitie. Conform Artikel 2.2.1 lid 2 blijven voor deze locaties artikel 2.2.1 lid 1 b en c van toepassing.
De planMER –resultaten leiden tot aandachtspunten per locatie. De belangrijkste zijn opgenomen in onderstaand overzicht. Voor alle locaties geldt dat de resultaten en bevindingen in het planMER onderzoek betrokken moeten worden in het vervolgtraject. Bij de verdere uitwerking van locaties zijn de wettelijke eisen en de regels uit de Verordening ruimte (bijvoorbeeld voor ruimtelijke kwaliteit , molenbiotopen, landgoederen biotopen) van toepassing zoals gebruikelijk bij elk bestemmingsplan en omgevingsvergunning waarmee wordt afgeweken van het bestemmingsplan.
Locatie windenergie: Distripark Eemhaven
Aandachtspunten:
- Plaatsing in noordzijde gebied leidt tot een beperking van effect op aantal gevoelige objecten (geluid en slagschaduw) en aansluiting van de opstelling bij de snelweg.
- Vanuit landschappelijk oogpunt samenhang met de locaties Beneluxplein en Poort van Charlois
Locatie windenergie: Beneluxplein
Aandachtspunten:
- Aansluiting van de opstelling bij de snelweg.
- Samenhang met de locaties Distripark Eemhaven en Poort van Charlois
- Beschermingscategorie 2: recreatie en groene buffer in deel van de locatie
Locatie windenergie: Oost
Aandachtspunt:
- Vanuit landschappelijk oogpunt samenhang met locatie Nieuw Reijerwaard.
Locatie windenergie: Vaanplein
Aandachtspunten:
- Het ontzien van meest westelijke deel leidt tot beperking effect aantal gevoelige objecten (geluid en slagschaduw);
- Aansluiting van de opstelling bij de snelweg;
- Vanuit landschappelijk oogpunt samenhang met locatie Oost, Nieuw Reijerwaard en Poort van Charlois.
Locatie windenergie: N57 Entree Noord
Aandachtspunten:
- Ecologie
- Vanuit landschappelijk oogpunt samenhang met de bestaande turbines aan de noordzijde van het Hartelkanaal.
- Beschermingscategorie 2: recreatie in deel van de locatie
Locatie windenergie: Haringvlietdam
Aandachtspunten:
- Ecologie
- Beschermingscategorie 2: recreatie in deel locatie
Locatie windenergie: Stormpolder
Aandachtspunt:
- Plaatsing langs de Nieuwe Maas leidt tot beperking effect op aantal gevoelige objecten (geluid en slagschaduw) en aansluiting van de opstelling bij het water.
Locatie windenergie: Prisma / Bleizo
Aandachtspunten:
- Het ontzien van meest oostelijke en zuidelijk deel leidt tot beperking effect aantal gevoelige objecten (geluid en slagschaduw);
- Vanuit landschappelijk oogpunt samenhang met de bestaande turbines op Lansinghage
Locatie windenergie: Oeverbos Vlaardingen/Maassluis
Aandachtspunten:
- Ecologie
- Het ontzien van meest westelijke deel leidt tot beperking effect aantal gevoelige objecten (slagschaduw);
- Vanuit landschappelijk oogpunt samenhang met locatie Het Scheur.
- Ontwikkeling afstemmen met ontwikkeling Blankenburgtunnel inclusief het kwaliteitsprogramma Blankenburgtunnel
- Beschermingscategorie 1: natuur in deel locatie
- Beschermingscategorie 2: recreatie en groene buffer
Locatie windenergie: Hartel Oost en Plaatweg
Aandachtspunten:
- Het ontzien van zuid-oostelijke en meest westelijk deel leidt tot beperking effect aantal gevoelige objecten (geluid en slagschaduw);
- Beschermingscategorie 2: recreatie
Locatie windenergie: Poort van Charlois
Aandachtspunten:
- Plaatsing in zuidzijde gebied leidt tot beperking effect op aantal gevoelige objecten (geluid en slagschaduw) en aansluiting van de opstelling bij de snelweg.
- Vanuit landschappelijk oogpunt samenhang met de locatie Distripark Eemhaven en Vaanplein.
Locatie windenergie: Verlenging Nieuwe Waterweg/Stenaterrein
Aandachtspunten:
- Vanuit landschappelijk oogpunt samenhang met vergunde locatie Nieuwe Waterweg.
- Het ontzien van meest westelijke deel leidt tot beperking effect aantal gevoelige objecten (geluid en slagschaduw)
Locatie windenergie: Rozenburg Landtong
Aandachtspunten:
- Het ontzien van meest oostelijke deel leidt tot beperking effect aantal gevoelige objecten (geluid);
- Vanuit landschappelijk oogpunt samenhang met de bestaande windturbines op de landtong.
- Beschermingscategorie 2: recreatie
Locatie windenergie: Beneluxtunnel
Aandachtspunten:
- Het ontzien van meest noordelijk deel leidt tot beperking effect aantal gevoelige objecten (geluid en slagschaduw);
- Vanuit landschappelijk oogpunt aansluiting zoeken met de Nieuwe Maas.
Locatie windenergie: Het Scheur
Aandachtspunten:
- Vanuit landschappelijk oogpunt aansluiting zoeken met het water (Het Scheur) en de locatie Oeverbos Vlaardingen/Maassluis
- Plaatsing in zuidzijde gebied leidt tot beperking effect op aantal gevoelige objecten (geluid, slagschaduw en veiligheid).
Locatie windenergie: Noordzeeboulevard
Aandachtsgebieden:
- Ecologie
- Vanuit landschappelijk oogpunt aansluiting zoeken bij vergunde windturbine op deze locatie. (onderdeel windpark Slufterdam)
- Beschermingscategorie 1: Natuur in deel locatie
Ecologie
De set met op te nemen locaties bevat een locatie die gedeeltelijk ligt in Natura 2000 gebied/het Natuurnetwerk Nederland. Het gaat om de locatie Noordzeeboulevard. Op de locatie Noordzeeboulevard is er kans op effecten voor ecologie aanwezig maar is de mate en omvang onduidelijk. Dit geldt ook voor de locatie Haringvlietdam. Voor deze locaties geldt dat ecologie een belangrijk aandachtspunt is en vervolgonderzoek nodig is om aard en omvang van de effecten te kunnen bepalen.
Daarnaast geldt voor de locaties N57 Entree Noord en Oeverbos Vlaardingen/Maassluis dat mogelijke effecten van de windturbines op de ecologie niet zijn uit te sluiten maar naar verwachting wel te mitigeren zijn.
Voor alle bovengenoemde locaties geldt dat in de uitwerking naar aantal en plaatsing van de windturbines, nadrukkelijk de effecten op de specifieke natuurwaarden en cumulatieve effecten veroorzaakt door deze locaties in combinatie met andere windenergie locaties onderzocht moeten worden. Voor locaties in het Natuurnetwerk Nederland is mogelijk compensatie aan de orde conform artikel 2.3.2 van de verordening. Significante effecten moeten mogelijk worden gemitigeerd of gecompenseerd.
Recreatie
De locaties Beneluxplein, N57 Entree Noord, Haringvlietdam, Oeverbos Vlaardingen/Maassluis, Hartel Oost en Plaatweg en Rozenburg Landtong liggen (gedeeltelijk) in recreatiegebieden of landschappelijk waardevolle gebieden (beschermingscategorie 2). Voor deze locaties geldt dat een zorgvuldige afweging nodig is om te komen tot een turbineopstelling passend bij de aard, de inrichting en het recreatieve gebruik van de locatie. Aspecten die daarbij een rol spelen zijn bijvoorbeeld de gevolgen voor de toegankelijkheid, de gebruiksmogelijkheden en voor de beleving van landschap, stilte en/of rust. In deze gebieden is de Beleidsregel compensatie natuur, recreatie en landschap Zuid-Holland 2013 van toepassing.
Landschap
De opgenomen locaties zijn geschikt voor het creëren van een lijnopstelling of cluster aansluitend aan technische infrastructuur, grootschalige bedrijvigheid of grootschalige scheidslijnen land/water. Voor een aantal locaties is dat binnen de locatie zelf mogelijk voor anderen niet. Op die locaties is de lijn te creëren in samenhang met bestaande windturbines of andere nog te realiseren locaties voor windenergie. Bij de ontwikkeling van locaties moet nadrukkelijk naar deze samenhang worden gezocht. Ook moet de mogelijke interferentie met andere of bestaande locaties voor windenergie worden onderzocht.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Ja
De provincie werkt mee aan Europese en nationale energiedoelen om de CO2-uitstoot te verminderen en het energieverbruik te reduceren. Het gaat om een CO2-reductie van 85 -95% in 2050 ten opzichte van 1990. Zuid-Holland hanteert als ambitie om in 2020 minimaal 9% van de energieconsumptie duurzaam op te wekken. Windenerge, is naast o.a. zonne-energie en warmte een van de duurzame energiebronnen waar de provincie op inzet om dit doel te bereiken.
Windturbines hebben een grote invloed op de ruimtelijke kwaliteit en landschap, een bovenregionale afweging op provinciaal niveau is daarom noodzakelijk.
De Electriciteitswet 1988 bepaalt dat voor windparken met een opgesteld vermogen tussen 5 en 100 MW de provincie verplicht is een inpassingsplan op te stellen als de gemeente naar aanleiding van een verzoek van een initiatiefnemer geen bestemmingsplan wil opstellen. Voor de omgevingsvergunning is de gemeente bevoegd gezag als sprake is van een vermogen dat minder bedraagt dan 5 MW. Boven de 5 MW zijn GS rechtstreeks bevoegd gezag. Gedeputeerde Staten kunnen ervoor kiezen deze bevoegdheid aan de gemeente over te laten als daardoor versnelling van de ontwikkeling wordt bereikt.
In Zuid-Holland leggen GS de bevoegdheid bij de gemeente als voldoende verzekerd is dat de gemeente tijdig zal meewerken aan de ontwikkeling. Daarvoor worden overeenkomsten gesloten.
Aanleiding:
Rijk en provincies hebben afspraken gemaakt in het Nationaal Energieakkoord over het realiseren van de nationale doelstellingen. Voor windenergie is dit akkoord uitgewerkt in een bestuursakkoord tussen Rijk en provincies over de realisatie van 6000 MW windenergie in Nederland, waarvan 735,5 in Zuid-Holland.
Afweging:
Met het oog op de verwachte klimaatveranderingen en energieschaarste is het voorzien in een groter aandeel duurzame energie urgenter geworden. Het bieden van ruimtelijke mogelijkheden voor windenergie is daarbij van groot belang. Mede door de grote omvang en ruimtelijke invloed van moderne windturbines is het van belang een zorgvuldige afweging te maken over de locatiekeuze. De provincie wil grote turbines geconcentreerd plaatsen in daarvoor geschikte gebieden en versnippering over de hele provincie voorkomen. Voor kleinere windturbines wordt meer ruimte geboden vanwege het feit dat deze een meer lokaal effect hebben op de omgeving. Gemeenten zijn hier aan zet.
Beleidskeuze:
De provincie wil zowel de bestaande aanvoermogelijkheden als het huidige niveau van watervoorziening behouden. Daarom zet de provincie enerzijds in op behoud en zo nodig verbetering van de aanvoer van zoet water uit de grote rivieren en anderzijds op effectief en zuinig gebruik binnen het regionale systeem.
In beginsel worden geen nieuwe functies toegekend of uitbreidingen toegestaan waarbij de vraag naar zoet water toeneemt, tenzij deze functies in hun eigen zoet water voorzien.
Wat betreft de gietwatervoorziening in de greenports heeft de provincie een voorkeur voor het zoeken naar duurzame oplossingen, zoals het sluiten van kringlopen en berging van hemelwater in de ondergrond, in plaats van het onttrekken en ontzilten van zout grondwater in combinatie met het lozen van brijn (zout afvalwater) in de ondergrond. Daarom heeft ondergrondse opslag van zoet water in het eerste watervoerend pakket in de greenports prioriteit boven andere gebruiksvormen in de ondergrond. Van deze prioritering kan worden afgeweken als in een door de gemeente vastgesteld plan een integrale afweging heeft plaatsgevonden van ondergrondse en bovengrondse belangen en in dat plan ruimte wordt gecreëerd voor een andere functie in het eerste watervoerend pakket, bijvoorbeeld warmtekoudeopslag.
Toelichting:
Omschrijving:
De provincie streeft naar een duurzame situatie, waarin ruimtegebruikers worden voorzien in hun behoefte aan zoetwater en kosten en baten van het waterbeheer in evenwicht zijn. Kosten en baten van het waterbeheer zijn dus expliciet mee te wegen in de ruimtelijke ordening.
Provincie geeft samen met andere overheden duidelijkheid aan ruimtegebruikers over de beschikbaarheid van zoet water en verwachte veranderingen daarin. Hierdoor kunnen gebruikers, waaronder de intensieve teelten in de greenports, zelf anticiperen op veranderingen in de beschikbaarheid van zoet water. Ondergrondse wateropslag biedt hiervoor goede kansen. De provincie participeert in onderzoek naar de mogelijkheden voor ondergrondse wateropslag.
De provincie ontwikkelt geen zelfstandige zoetwaterstrategie, maar sluit aan en oefent invloed uit op de strategie die met andere overheden binnen het Deltaprogramma wordt ontwikkeld.
Een van de maatregelen om de aanvoer van zoet water naar West-Nederland meer robuust te maken is de uitbreiding van de Klimaatbestendige Water Aanvoer (KWA). Deze maatregel is onderdeel van het nationale Deltaplan Zoetwater.
Motivering:
Nationaal Belang: Nee
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
In het Deltaprogramma zijn interbestuurlijke afspraken gemaakt over de watervoorziening.
Provinciaal belang vanwege het regionaal economisch belang, natuur en het gemeentegrensoverstijgende karakter.
Aanleiding:
Door klimaatverandering en intensivering van de landbouw komt de zoetwatervoorziening in het gedrang
Afweging:
Het belang van de regionale economie is afhankelijk van een goede zoetwatervoorziening, voldoende drinkwater en peilbeheer.
Beleidskeuze:
De provincie wil het gebruik van zonne-energie actief faciliteren en ondersteunen, omdat zonne-energie een groeiende bijdrage levert aan de productie van hernieuwbare energie. In de periode tot 2020 streeft de provincie naar een aandeel zonne-energie van 1,5 PJ.
Voorop staat de voorkeur voor meervoudig ruimtegebruik, zoals het benutten van daken en overige geschikte functies. In een provincie waarin onbebouwde ruimte een schaars en waardevol goed is, is een terughoudende benadering van zonnevelden in die open ruimte op zijn plaats, in combinatie met een stimulerende benadering voor zonnepanelen en warmtecollectoren in de bebouwde ruimte. De provincie zet hierbij haar ruimtelijk instrumentarium in.
Toelichting:
Omschrijving:
De provincie maakt de realisatie van zonne-energie ruimtelijke mogelijk, binnen het bestaande stads- en dorpsgebied en onder voorwaarden op aantal locaties en functies daar buiten.
Binnen de bebouwde omgeving ligt er een grote opgave om bestaande en nieuwe bebouwing te benutten voor de plaatsing van zonnepanelen en warmtecollectoren. Collectoren zijn met name toepasbaar voor locaties en daken die niet geschikt zijn voor panelen en waar geen warmtenet is en/of komt. De provincie streeft er naar dat bij nieuwbouw (ook bedrijventerreinen) gemeenten en ontwikkelaars de daken/bebouwing benut voor zonne-energie.
In de bebouwde omgeving zijn er naast de daken meer kansen voor meervoudig ruimtegebruik, zoals bijvoorbeeld parkeerterreinen, sport- en recreatievoorzieningen (bermen van) wegen of terreinen waar bestemmingen wel zijn vastgelegd maar vooralsnog niet zijn gerealiseerd. Binnen het bestaand stads- en dorpsgebied ligt de verantwoordelijkheid voor de plaatsingsmogelijkheden van zonnepanelen bij de gemeenten.
Buiten bestaand stads- en dorpsgebied hebben zonnepanelen op daken de voorkeur. Daarnaast zijn er enkele functies waar meervoudig ruimtegebruik met een zonneveld kansrijk is. Dit betekent dat zonnevelden in beginsel te combineren zijn met onderstaande functie en locaties.
- Agrarische bouwblokken. Zij hebben een bebouwingsbestemming. Het is derhalve logisch om naast benutting van daken ook ruimte te bieden voor zonnepanelen op het - nog voor bebouwing onbenutte- bouwblok. Installaties met zonnepanelen passen bij de agrarische bijgebouwen, stallen, schuren en kassen. Bij zonnevelden op het agrarische bouwblok zal het gaan om relatief kleine velden (< 2,5 ha) waarbij de energie opgewekt wordt waar deze (deels) wordt gebruikt.
- Locaties die vallen onder de bestemming infrastructuur. Het betreft hier bermen en taluds van rijks- en provinciale wegen, spoorwegen en parkeerplaatsen. Zonnepanelen en infrastructuur sluiten door hun ‘technische’ uitstraling goed op elkaar aan, zeker bij geluidschermen. In een stedelijke omgeving kan de plaatsing van zonnepanelen logisch zijn. Daar waar infrastructuur een open landschap doorsnijdt is een zorgvuldige afweging nodig. Op parkeerplaatsen kan een dak van zonnepanelen worden gerealiseerd, met aandacht voor en afhankelijk van het omliggende gebied.
- Voormalige stortplaatsen, slibdepots en spaarbekkens. Zij bieden kansen voor meervoudig ruimtegebruik in combinatie met zonnevelden, afhankelijk van de omgeving en mits deze goed worden ingepast. Drijvende zonnepanelen worden technisch mogelijk. Dit kan op water indien het niet strijdig is met andere functies van de waterstructuur en de veiligheid is gewaarborgd. Wellicht bijvoorbeeld in spaarbekkens.
In een provincie waarin onbebouwde ruimte een schaars en waardevol goed is, is een terughoudende benadering van zonnevelden in die open ruimte op zijn plaats. Zonnevelden zijn veelal een vorm van enkelvoudig ruimtegebruik. Ze sluiten andere functies op dezelfde plaats nagenoeg uit. Ze hebben in beginsel een duidelijke invloed op de kwaliteit van het landschap en beperken de ruimte voor voedselproductie. Afhankelijk van de omvang zijn zonnevelden te beschouwen als een vorm van aanpassing dan wel transformatie van het landschap. In beperkte mate en onder voorwaarden worden mogelijkheden voor zonnevelden geboden op de volgende locaties.
- Locaties in glastuinbouwgebied
Realisering van een zonneveld is mogelijk, mits dit geen verdringend effect heeft op de functie glastuinbouw. Dit sluit tevens aan bij de provinciale ambitie om de energiehuishouding in de glastuinbouwgebieden in grote mate verder te verduurzamen. Qua uitstraling sluiten zonnevelden goed aan bij glastuinbouw, maar er moet behoedzaam omgegaan worden met de groene ruimtes in de vaak dichtbebouwde kassengebieden.
- Locaties in stads- en dorpsranden
In stads- en dorpsranden liggen kansen voor zonnevelden nabij het energienetwerk. Dit geldt ook voor het benutten van locaties waar een stedelijke functie is bestemd, maar waar die bestemming om diverse redenen vooralsnog niet wordt gerealiseerd.
De typologie van de stads- en dorpsrand is leidend (front, contact of overlap, zie Omgevingsvisie Zuid-Holland, bijlage ruimtelijke kwaliteit. In een situatie waar sprake is van een front is een zonneveld niet gewenst, omdat zij de identiteit aantast die wordt gekenmerkt door landschappelijke grenzen die zorgen voor een scherp contrast tussen bebouwing en landschap. Voor zonnevelden geldt dat zij uitsluitend worden geplaatst in de stads-en dorpsranden die zich kenmerken als contact of overlap gebied. Hier is sprake van vervlechting van stedelijke functies en landschap. Er komen veel opgaven en belangen samen (zoals dorps- en stadsuitbreidingen, bedrijventerreinen, infrastructuur, landbouw, recreatie, water en natuur) waar een zonneveld ingebed kan worden. Dit betekent dat altijd maatwerk aan de orde is en dat niet elke dorps-of stadsrand zich leent voor realisatie van een zonneveld.
Afhankelijk van de identiteit en structuur van het landschap en de locatiekeuze, omvang en landschappelijke inpassing van het zonneveld ziet de provincie dit als een vorm van aanpassing dan wel transformatie van het landschap. Hiermee zijn zonnevelden ook in stads-en dorpsranden in principe uitgesloten van beschermingscategorie 1 gebieden. In beschermingscategorie 2 gebieden zijn zonnevelden alleen mogelijk indien het een aanpassing betreft en het zich verenigt met de te beschermen waarden.
- Locaties in combinatie met een windturbinepark
Een zonneveld in combinatie met een windturbinepark kan technisch en economisch gunstig zijn vanuit energieopwekking, -opslag en –distributie. Windparken en zonnevelden hebben verschillende ruimtelijke effecten en grondgebruik. De windturbines staan vaak met minimale verharding in open landschappen, indien hier een zonneveld wordt toegevoegd kan door de toevoeging van deze meer stedelijke voorziening het landschappelijk beeld en grondgebruik aanzienlijk veranderen. De plaatsing en omvang van het zonneveld in relatie tot die van het (agrarisch)landschap is bepalend voor de aanvaardbaarheid van het zonneveld. Uitgangspunt is het zorgvuldig omgaan met de bestaande functies en kwaliteiten van het gebied. Een zonneveld in combi met een windpark betreft daarom altijd maatwerk.
Ervaringen met de combinatie van een windpark en een zonneveld worden opgedaan bij de ontwikkeling van een zonneveld en windpark in de Van Pallandtpolder. Deze ervaringen worden betrokken bij verdere beleidsvorming en -uitwerking.
- Locaties in knikpuntgebieden
Waar het huidige grondgebruik financieel niet langer houdbaar is vanwege de waterhuishouding en waarbij in een integrale gebiedsvisie wordt gezocht naar nieuwe economische dragers en waar energieopwekking onderdeel is van deze integrale afweging, kunnen zonnevelden een optie zijn. In de verkenning restveengebied Zuidplas wordt deze mogelijkheid onderzocht. Resultaten uit deze verkenning worden betrokken bij verdere beleidsvorming.
Experimenteerruimte
De provincie heeft tot op heden experimenteerruimte geboden voor vijf pilots buiten bestaand stads- en dorpsgebied. Deze pilots mogen de komende jaren uitgevoerd worden. De ervaringen uit deze pilots worden benut bij het verder invullen van beleid voor zonnevelden. De provincie is terughoudend met het aanwijzen van nieuwe pilots.
Experimenteerruimte wordt uitsluitend nog geboden voor onderstaande initiatieven.
- Initiatieven waarbij nieuwe innoverende technieken worden uitgeprobeerd, die bijdragen aan de doelstelling van meervoudig ruimtegebruik. Bijvoorbeeld het toepassen van ‘wisselteelt’ met folies voor zonne-energieopwekking.
- Initiatieven van een zonneveld in combinatie met een innoverende opslag van energie. Traditionele zonnevelden (ook met batterijen als opslagmedium) worden niet als (innovatief) experiment beschouwd.
In alle gevallen is het zorgvuldig omgaan met de bestaande functies en kwaliteiten van het gebied van belang. Bij de locatiekeuze, omvang en inrichting van een zonneveld zijn de regels voor ruimtelijke kwaliteit uit de Omgevingsverordening altijd van toepassing. De gebiedsprofielen kunnen een hulpmiddel zijn bij het inrichten en de situering van een zonneveld.
Motivering:
Nationaal Belang: Ja
Provinciaal Belang: Ja
Wettelijke Taak of bevoegdheid: Nee
De provincie werkt mee aan Europese en nationale energiedoelen om de CO2-uitstoot te verminderen en het energieverbruik te reduceren. Het gaat om een CO2-reductie van 85 -95% in 2050 ten opzichte van 1990. Zuid-Holland hanteert als ambitie om in 2020 minimaal 9% van de energieconsumptie duurzaam op te wekken. Zonne-energie, is naast o.a. windenergie en warmte een van de duurzame energiebronnen waar de provincie op inzet om dit doel te bereiken.
Aanleiding:
Het aantal initiatieven voor het opwekken van duurzame energie door middel van zonne- energie neemt toe. Daarbij hebben met name zonnevelden buiten de bebouwde kom een duidelijke invloed op de kwaliteit van het landschap en beperken ze de ruimte voor voedselproductie. In de provincie Zuid-Holland is onbebouwde ruimte een schaars en waardevol goed. Zorgvuldig omgaan met deze schaarse ruimte is daarom uitgangspunt van beleid.
Afweging:
Het beleid voor zonne-energie is gebaseerd op de volgende vijf principes:
1. Een goede ruimtelijke ordening, waarbij infrastructuur (energienetwerk) als leidend principe wordt gehanteerd. Wek energie op daar waar het gebruikt wordt (in of nabij de bebouwde omgeving) en waar aansluiting op het energienetwerk logisch is.
2. Zorgvuldig omgaan met de bestaande functies en kwaliteiten van het gebied. Bij de locatiekeuze, omvang en inrichting van een zonneveld zijn de regels voor ruimtelijke kwaliteit uit de Omgevingsverordening altijd van toepassing.
3. Meervoudig ruimtegebruik. Benut bestaande en nieuwe bebouwing (PV en warmtecollectoren) en overige functies die combinaties kunnen vormen met zonne-energie.
4. Bescherming van de schaarse open ruimte en landschapswaarden. Dit betekent dat de provincie terughoudend is met het toestaan van zonnevelden.
5. Experimenteerruimte voor zonnevelden. Provincie is terughoudend met het toestaan van nieuwe experimenten. Eperimenteerruimte wordt uitsluitend nog geboden voor een tweetal specifieke vraagpunten.